Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het bestuursprocesrecht op enige onderdelen te verbeteren en te vereenvoudigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onder bestuursrechter wordt verstaan: een onafhankelijk, bij de wet ingesteld orgaan dat met bestuursrechtspraak is belast.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Onder hogerberoepsrechter wordt verstaan: een bestuursrechter die in hoger beroep oordeelt.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
B
In artikel 1:5, derde lid, wordt «beroep bij een administratieve rechter» vervangen door: beroep bij een bestuursrechter.
C
In artikel 1:7, eerste lid, en 1:8, eerste lid, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
D
In artikel 3:16, derde lid, wordt «de artikelen 6:9 en 6:10» vervangen door: de artikelen 6:9, 6:10 en 6:15.
E
In de artikelen 3:28, derde lid, 3:29, eerste, tweede en vierde lid, en 4:19, tweede lid, wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
F
In artikel 4:20d, derde lid, wordt «4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20» vervangen door: en 4:18 tot en met 4:20.
G
In artikel 4:23, derde lid, onderdeel b, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: Europese Commissie.
H
In artikel 4:85, derde lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
I
Artikel 4:98 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt genummerd tot derde lid.
J
Het derde lid van artikel 4:113 vervalt.
K
In de artikelen 4:125, derde lid, 5:31c, tweede lid, en 5:39, tweede lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
L
In artikel 6:4, derde lid, wordt «beroep op een administratieve rechter» vervangen door: beroep bij een bestuursrechter.
M
In artikel 6:13 wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
N
In artikel 6:15, eerste lid, wordt «bij een onbevoegde administratieve rechter» vervangen door: bij een onbevoegde bestuursrechter.
O
Artikel 6:18 vervalt.
P
Artikel 6:19 komt te luiden:
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
2. Het eerste lid geldt ook indien het bezwaar of beroep is ingesteld nadat het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft ingetrokken, gewijzigd of vervangen.
3. Het bestuursorgaan deelt de intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit onverwijld mee aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
4. Indien een ander orgaan een bezwaar- of beroepschrift tegen het nieuwe besluit ontvangt, zendt het dit met toepassing van artikel 6:15, eerste en tweede lid, door.
5. De bestuursrechter kan het beroep tegen het nieuwe besluit echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
6. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
Q
Artikel 6:22 komt te luiden:
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
R
In artikel 6:24 wordt «hoger beroep of beroep in cassatie» vervangen door: hoger beroep, incidenteel hoger beroep of beroep in cassatie.
S
In het opschrift van afdeling 7.1 wordt «beroep bij de administratieve rechter» vervangen door: beroep bij de bestuursrechter.
T
Het eerste lid van artikel 7:1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «beroep op een administratieve rechter» wordt vervangen door: beroep bij een bestuursrechter.
2. Aan het slot van onderdeel d vervalt «of».
3. Aan het slot van onderdeel e wordt de komma vervangen door: , of.
4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
U
In artikel 7:1a, eerste lid, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
V
Artikel 7:3 komt te luiden:
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
W
Artikel 7:12, tweede lid, komt te luiden:
2. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Betreft het een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht, dan wordt de beslissing tevens bekendgemaakt op dezelfde wijze als waarop dat besluit bekendgemaakt is, tenzij het bestreden besluit in stand wordt gelaten.
X
Artikel 7:15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien aan de belanghebbende in verband met het bezwaar een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.
Y
Artikel 7:17 komt te luiden:
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het beroep kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
Z
Artikel 7:28 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de belanghebbende in verband met het beroep een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.
AA
Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden:
BB
Het opschrift van titel 8.1 komt te luiden:
CC
Afdeling 8.1.1 komt te luiden:
1. Met een besluit wordt gelijkgesteld een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
2. Met een besluit worden gelijkgesteld:
a. de schriftelijke beslissing, inhoudende de weigering van de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. de schriftelijke beslissing, inhoudende de weigering van de goedkeuring van een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
c. inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een weigering op grond van artikel 2:15,
b. inhoudende een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 of een dwangbevel,
c. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid,
d. inhoudende schorsing of vernietiging van een besluit van een ander bestuursorgaan,
e. als bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, onderdeel b.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. op grond van een in enig wettelijk voorschrift voor het geval van buitengewone omstandigheden toegekende bevoegdheid of opgelegde verplichting in deze omstandigheden genomen,
b. genomen op grond van een wettelijk voorschrift ter beveiliging van de militaire belangen van het Koninkrijk of zijn bondgenoten,
c. genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake de verplichte krijgsdienst, voor zover het keuring, herkeuring, werkelijke dienst, groot verlof of diensteindiging betreft, tenzij het besluit betrekking heeft op verlenging van werkelijke dienst of kostwinnersvergoeding.
3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden,
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
c. inhoudende een technische beoordeling van een voertuig of een luchtvaartuig, dan wel een meetmiddel, een onderdeel daarvan of een hulpinrichting daarvoor.
4. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inzake de nummering van kandidatenlijsten, de geldigheid van lijstverbindingen, het verloop van de stemming, de stemopneming, de vaststelling van de stemwaarden en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van vertegenwoordigende organen, de benoemdverklaring in opengevallen plaatsen, alsmede de toelating van nieuwe leden van provinciale staten, van de gemeenteraad en van het algemeen bestuur van een waterschap, alsmede de verlening van tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte,
b. houdende een ambtshandeling van een gerechtsdeurwaarder of notaris.
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit waartegen administratief beroep kan worden ingesteld of door de belanghebbende kon worden ingesteld.
1. Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
2. Bij elk van de bestuursrechters, genoemd in hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, kan beroep worden ingesteld tegen een besluit waarover die rechter in hoger beroep oordeelt, indien hij toepassing heeft gegeven aan artikel 8:113, tweede lid.
1. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan van een provincie, een gemeente, een waterschap of een regio als bedoeld in artikel 21 van de Politiewet 1993 dan wel tegen een besluit van een gemeenschappelijk orgaan of een van een openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
2. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een ander bestuursorgaan, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, is bevoegd de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
4. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in hoofdstuk 3 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, is in afwijking van het eerste en tweede lid slechts de door dat hoofdstuk aangewezen rechtbank bevoegd.
1. Indien tegen hetzelfde besluit bij meer dan één bevoegde rechtbank beroep is ingesteld, worden de zaken verder behandeld door de bevoegde rechtbank waarbij als eerste beroep is ingesteld. Indien gelijktijdig bij meer dan één bevoegde rechtbank als eerste beroep is ingesteld, worden de zaken verder behandeld door de bevoegde rechtbank die als eerste wordt genoemd in de Wet op de rechterlijke indeling.
2. De andere rechtbank verwijst, onderscheidenlijk de andere rechtbanken verwijzen de daar aanhangig gemaakte zaak of zaken naar de rechtbank die de zaken verder behandelt. De op de zaak of zaken betrekking hebbende stukken worden toegezonden aan de rechtbank die de zaken verder behandelt.
3. Indien tegen hetzelfde besluit bij meer dan één rechtbank beroep is ingesteld, doet het bestuursorgaan daarvan onverwijld mededeling aan die rechtbanken.
4. Indien het bestuursorgaan ingevolge artikel 7:1a, vijfde of zesde lid, twee of meer bezwaarschriften doorzendt, zendt het bestuursorgaan deze door aan de rechtbank die ingevolge de tweede volzin van het eerste lid de zaak zal behandelen.
5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven, oordelen in hoogste ressort over geschillen tussen de rechtbanken over de toepassing van artikel 8:7 in zaken tot de kennisneming waarvan zij in hoger beroep bevoegd zijn.
DD
Na artikel 8:10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De zaken die bij een andere bestuursrechter dan de rechtbank aanhangig worden gemaakt, worden in behandeling genomen door een meervoudige kamer.
2. Indien een zaak naar het oordeel van de meervoudige kamer geschikt is voor verdere behandeling door één rechter, kan zij deze verwijzen naar een enkelvoudige kamer.
3. Indien een zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door één rechter, verwijst zij deze naar een meervoudige kamer.
4. De meervoudige kamer kan een zaak voorts verwijzen naar een grote kamer, indien haar dit met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling geraden voorkomt. De eerste volzin geldt niet, indien de zaak aanhangig is bij een gerechtshof.
5. Verwijzing kan geschieden in elke stand van het geding. Een verwezen zaak wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt.
EE
In artikel 8:12 wordt «De rechtbank» vervangen door: De bestuursrechter.
FF
Na artikel 8:12 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de president van de Centrale Raad van Beroep en de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen in zaken die in hun college in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, een lid van het desbetreffende college verzoeken een conclusie te nemen.
2. Een dergelijk verzoek kan ook worden gericht aan een lid van een van de andere colleges in overeenstemming met de voorzitter onderscheidenlijk de president van dat college.
3. De conclusie wordt schriftelijk genomen, is met redenen omkleed en vermeldt:
a. de naam van degene die haar heeft genomen en
b. de dag waarop zij is genomen.
4. De conclusie wordt uiterlijk zes weken na sluiting van het onderzoek ter zitting ter kennis van het college gebracht en in afschrift aan partijen toegezonden. Aan artikel 8:64 behoeft daarbij geen toepassing te worden gegeven.
5. Partijen kunnen binnen twee weken na verzending van het afschrift van de conclusie hun schriftelijk commentaar daarop aan het college doen toekomen.
6. Artikel 8:79, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
7. Degene die de conclusie heeft genomen, neemt geen deel aan de beraadslagingen over de zaak.
8. De conclusie bindt het college niet.
GG
Aan artikel 8:13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien beroep in eerste aanleg kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
HH
Artikel 8:13a vervalt.
II
In artikel 8:14, eerste lid, wordt «De rechtbank» vervangen door: De bestuursrechter.
JJ
In de artikelen 8:18, tweede, derde en vierde lid, 8:20, tweede lid, 8:21, derde lid, 8:22, tweede lid, 8:24, tweede lid, en 8:25, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
KK
Artikel 8:26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter», «zij» door «hij» en «haar» door: hem.
LL
In de artikelen 8:27, eerste en tweede lid, en 8:28 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
MM
Artikel 8:28a, tweede lid, komt te luiden:
2. Voor de bestuursrechter deze partij verhoort, deelt hij haar mede dat zij niet verplicht is tot antwoorden.
NN
Artikel 8:29 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de rechtbank mededelen dat uitsluitend zij» vervangen door: de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij.
2. In het derde en vierde lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
3. In het vijfde lid wordt «Indien de rechtbank heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan zij» vervangen door: Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij.
OO
In artikel 8:31 wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter», en «haar» door: hem.
PP
In de artikelen 8:32, eerste en tweede lid, 8:33, eerste en vierde lid, 8:35, eerste lid, 8:36, eerste lid, 8:37, eerste en tweede lid, 8:39, eerste lid, en 8:40 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
RR
Artikel 8:41 komt te luiden:
1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2. Het griffierecht bedraagt:
a. € 41 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,
b. € 150 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een ander besluit,
c. € 298 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld.
3. Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. Dit griffierecht is gelijk aan het hoogste van de bedragen die bij toepassing van het tweede lid verschuldigd zouden zijn geweest.
4. De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
5. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
6. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7. Indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, vergoedt het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht.
8. In andere gevallen kan het bestuursorgaan, indien het beroep wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.
SS
In de artikelen 8:42, eerste en tweede lid, 8:43, eerste en tweede lid, en 8:44, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en «Zij» door: Hij.
TT
Artikel 8:45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. Toegevoegd worden drie leden, luidende:
4. Van het voornemen van de bestuursrechter tot het vragen van inlichtingen of advies aan de Europese Commissie krachtens artikel 15, eerste lid, van de verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1), wordt aan partijen mededeling gedaan. De bestuursrechter kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent de te vragen inlichtingen of het te vragen advies binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar te maken.
5. Op het verstrekken van inlichtingen of advies door de Europese Commissie is artikel 8:29 van overeenkomstige toepassing.
6. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de inlichtingen of het advies van de Europese Commissie schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de inlichtingen of het advies naar voren brengen. De rechtbank kan deze termijn verlengen.
UU
Na artikel 8:45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Europese Commissie en de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit kunnen, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen maken krachtens artikel 15, derde lid, eerste alinea, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening indien zij de wens daartoe te kennen hebben gegeven. De bestuursrechter kan daarvoor een termijn vaststellen.
2. Met toestemming van de bestuursrechter kunnen de Europese Commissie en de raad van bestuur ook mondelinge opmerkingen maken. De bestuursrechter kan de Europese Commissie en de raad van bestuur voor het maken van mondelinge opmerkingen uitnodigen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld daarbij aanwezig te zijn. Artikel 8:44, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De bestuursrechter doet partijen schriftelijk mededeling van de stukken die hij krachtens artikel 15, derde lid, tweede alinea, van de verordening aan de Europese Commissie of de raad van bestuur verstrekt met het oog op de door hen te maken opmerkingen.
4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de opmerkingen dan wel van het proces-verbaal van de opmerkingen van de Europese Commissie of de raad van bestuur schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de opmerkingen naar voren brengen. De bestuursrechter kan deze termijn verlengen.
VV
In de artikelen 8:46, eerste en tweede lid, en 8:47, eerste, derde, vierde en zesde lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en «haar» door: hem.
WW
In artikel 8:49 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
XX
Artikel 8:50, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. In de tweede volzin wordt «Zij» vervangen door «Hij» en wordt «haar taak» vervangen door: zijn taak.
YY
Artikel 8:51, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «De rechtbank kan aan een door haar aangewezen gerechtsauditeur» vervangen door: De bestuursrechter kan aan een door hem aangewezen gerechtsauditeur.
2. In de derde volzin wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
ZZ
Artikel 8:51a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en «Zij» door: Hij.
AAA
In de artikelen 8:51b en 8:51c wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
BBB
Na artikel 8:51c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien de bestuursrechter in hoogste aanleg uitspraak doet, kan hij het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De artikelen 8:51a, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, 8:51b, tweede en derde lid, en 8:51c, aanhef en onderdelen b tot en met d, zijn van toepassing.
CCC
Artikel 8:52 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. in onderdeel a wordt «artikel 8:41, tweede lid,» vervangen door: artikel 8:41, vijfde lid,;
b. aan het slot van onderdeel d vervalt «en»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de in artikel 8:58, eerste lid, bedoelde termijn verkorten.
3. In het derde lid wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» telkens vervangen door: hij.
DDD
In artikel 8:53 wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
EEE
In artikel 8:54, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: de bestuursrechter.
FFF
In artikel 8:54a, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
GGG
Artikel 8:55 komt te luiden:
1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.
2. De artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Indien bij wet de werking van een uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist, wordt de werking van de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, op overeenkomstige wijze opgeschort.
4. Alvorens uitspraak te doen op het verzet, stelt de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. In andere gevallen kan de bestuursrechter de indiener in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord.
5. De bestuursrechter kan ook de andere partijen in de gelegenheid stellen op de zitting, bedoeld in het vierde lid, te worden gehoord.
6. Indien de uitspraak waartegen verzet is gedaan, is gedaan door een meervoudige kamer, wordt uitspraak op het verzet gedaan door een meervoudige kamer. Van de kamer die uitspraak doet op het verzet maakt geen deel uit degene die zitting heeft gehad in de kamer die de uitspraak heeft gedaan waartegen verzet is gedaan.
7. De uitspraak strekt tot:
a. niet-ontvankelijkverklaring van het verzet,
b. ongegrondverklaring van het verzet, of
c. gegrondverklaring van het verzet.
8. Indien de bestuursrechter het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart, blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan in stand.
9. Indien de bestuursrechter het verzet gegrond verklaart, vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
10. Indien de bestuursrechter het verzet gegrond verklaart, kan hij tevens uitspraak doen op het beroep, mits:
a. nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, en
b. de partijen in de gelegenheid zijn gesteld op een zitting te worden gehoord en daarbij zijn gewezen op de bevoegdheid om tevens uitspraak te doen op het beroep.
HHH
In artikel 8:55b wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en «zij» door: hij.
III
In artikel 8:55c wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
JJJ
Artikel 8:55d wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede en derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «haar» vervangen door: zijn.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
KKK
In de artikelen 8:55e en 8:55f wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
LLL
In artikel 8:56 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
MMM
In artikel 8:57 wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
NNN
In de artikelen 8:59 en 8:60 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
OOO
Na artikel 8:60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De schriftelijke opmerkingen van de Europese Commissie of de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 8:45a, eerste lid, kunnen tot tien dagen voor de zitting worden ingediend.
2. Indien de Europese Commissie of de raad van bestuur ter zitting verschijnt voor het maken van mondelinge opmerkingen, wordt dit zoveel mogelijk aan partijen meegedeeld bij de uitnodiging voor de zitting. Artikel 8:45a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
PPP
Artikel 8:61 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde en achtste lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het derde lid wordt «en indien hoger beroep wordt ingesteld» vervangen door: en op een verzoek van de hogerberoepsrechter, bedoeld in artikel 8:107, derde lid.
QQQ
In artikel 8:62 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
RRR
Artikel 8:63 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede en derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid wordt «zij» vervangen door: hij.
SSS
Artikel 8:64 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede, vierde en vijfde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het eerste lid wordt «Zij» vervangen door: Hij.
TTT
In artikel 8:65, eerste lid, wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
UUU
In artikel 8:66 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
VVV
Artikel 8:67 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en vijfde lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. In het vijfde lid wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
WWW
In artikel 8:68, eerste lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
XXX
In artikel 8:69 wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
YYY
Na artikel 8:69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ZZZ
In artikel 8:70 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
AAAA
Artikel 8:72 komt te luiden:
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk en neemt het bestuursorgaan met inachtneming van zijn aanwijzingen een nieuw besluit.
2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3. In afwijking van het eerste lid neemt het bestuursorgaan geen nieuw besluit, voor zover de bestuursrechter bepaalt dat:
a. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan,
b. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
c. het bestuursorgaan geen nieuw besluit behoeft te nemen.
4. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, kan hij voorts bepalen dat de voorbereiding van het nieuwe besluit niet of niet geheel overeenkomstig de eisen, gesteld in afdeling 3.4, hoeft te geschieden.
5. De bestuursrechter kan het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit of het verrichten van een andere handeling.
6. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt. Artikel 8:87 is van overeenkomstige toepassing.
7. De bestuursrechter kan bepalen dat een voorlopige voorziening vervalt op een later tijdstip dan het tijdstip waarop hij uitspraak heeft gedaan.
8. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het bestuursorgaan aan een door hem aangewezen partij een in de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
BBBB
In artikel 8:72a wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter», «zij» door «hij» en «haar» door: zijn.
CCCC
Artikel 8:73 wordt gewijzigd als volgt.
1. In het eerste en tweede lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter», en «zij» door: hij.
2. In het tweede lid wordt «haar» telkens vervangen door: zijn.
DDDD
Artikel 8:73a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede en derde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «Zij» vervangen door: Hij.
EEEE
In artikel 8:74 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
FFFF
Artikel 8:75 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «7:28, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid» vervangen door: 7:28, tweede tot en met vierde lid.
2. In het tweede lid wordt «op de rechtbank» vervangen door: bij de bestuursrechter.
GGGG
In artikel 8:77, eerste lid, onderdeel f, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
HHHH
In artikel 8:78 wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
IIII
Aan artikel 8:79 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid verstrekt de griffier, indien de uitspraak betrekking heeft op de toepassing van de artikelen 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van de in artikel 8:45, vierde lid, genoemde verordening onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan de Europese Commissie. De verstrekking geschiedt door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak, tenzij het een uitspraak van de Hoge Raad of van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft.
JJJJ
In artikel 8:80 wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «haar» vervangen door: zijn.
KKKK
In artikel 8:80a, eerste lid, wordt «rechtbank» vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
LLLL
In artikel 8:80b wordt «rechtbank» telkens vervangen door «bestuursrechter» en wordt «zij» vervangen door: hij.
MMMM
Artikel 8:81 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede, derde en vijfde lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. In het vierde lid wordt na «6:17» ingevoegd: , 6:19.
NNNN
Artikel 8:82 komt te luiden:
1. Van de verzoeker wordt door de griffier een griffierecht geheven.
2. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat de verzoeker ten tijde van de indiening van het verzoek voor de hoofdzaak verschuldigd is of zou zijn.
3. Artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt. De voorzieningenrechter kan een kortere termijn stellen.
4. De griffier betaalt het griffierecht terug indien het verzoek wordt ingetrokken:
a. omdat het bestuursorgaan aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit tijdens de procedure over de hoofdzaak op te schorten, of
b. omdat de belanghebbende tot wie het bestreden besluit is gericht, aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de gevraagde voorlopige maatregelen te zullen nemen.
5. De uitspraak kan inhouden dat het betaalde griffierecht door het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
6. In andere gevallen kan het bestuursorgaan het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.
OOOO
Het eerste lid van artikel 8:83 komt te luiden:
1. Partijen worden zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem. De artikelen 8:45, vierde tot en met zesde lid, en 8:45a zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter kan bepalen dat de in deze artikelen bedoelde zienswijzen mondeling ter zitting naar voren worden gebracht. Artikel 8:58 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De artikelen 8:59, 8:60, 8:60a, tweede lid, en 8:61 tot en met 8:65 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.
PPPP
Artikel 8:84 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De voorzieningenrechter kan aan de gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek de voorwaarde verbinden dat de indiener van het verzoekschrift financiële zekerheid stelt ten behoeve van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «artikel 8:79, tweede lid,» vervangen door: artikel 8:79, tweede en derde lid,.
QQQQ
In artikel 8:85, tweede lid, wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
RRRR
Artikel 8:86 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid wordt vervangen door twee leden, luidende:
2. Indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, kan het eerste lid slechts worden toegepast indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven.
3. Partijen worden in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, gewezen op de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, en indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, tevens op de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid.
SSSS
In artikel 8:87, tweede lid, wordt «rechtbank» vervangen door: bestuursrechter.
TTTT
Onder vernummering van titel 8.4 tot titel 8.6 en van artikel 8:88 tot artikel 8:119 wordt na artikel 8:87 een titel ingevoegd, luidende:
1. Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen hoger beroep instellen tegen:
a. een uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de rechtbank, en
b. een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de voorzieningenrechter van de rechtbank.
2. Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:
a. een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid,
b. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54a, tweede lid,
c. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid,
d. een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, en
e. een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vierde lid.
3. Tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegen:
a. een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht, of
b. een andere beslissing van de rechtbank.
4. In afwijking van het derde lid kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen de voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:72, zesde lid.
Het hoger beroep wordt ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
De werking van een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist, indien:
a. de uitspraak betreft een besluit als bedoeld in artikel 9 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of
b. tegen de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
1. De griffier van de hogerberoepsrechter doet van het ingestelde hoger beroep zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van de rechtbank die de uitspraak heeft gedaan.
2. De griffier van de rechtbank zendt de gedingstukken met de aantekeningen van de zitting, voor zover deze op de zaak betrekking hebben, en een afschrift van de uitspraak binnen een week na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de griffier van de hogerberoepsrechter.
3. Op verzoek van de hogerberoepsrechter zendt de griffier van de rechtbank het proces-verbaal van de zitting aan de griffier van de hogerberoepsrechter binnen een door de hogerberoepsrechter te bepalen termijn.
1. Voor zover in deze titel niet anders is bepaald, zijn op het hoger beroep de titels 8.1 tot en met 8:3 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8:1 tot en met 8:10, 8:41, tweede lid, en 8:74.
2. Indien hoger beroep kan worden ingesteld bij een gerechtshof, is voorts hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing.
1. Het griffierecht voor het hoger beroep bedraagt:
a. € 111 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,
b. € 224 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een ander besluit, of
c. € 448 als anders dan door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld.
2. Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde bedrag.
1. Indien hoger beroep is ingesteld, kan degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald.
2. Het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft verzonden.
3. Binnen vier weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het incidenteel hoger beroep aan partijen heeft verzonden, kunnen deze partijen schriftelijk hun zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren brengen.
4. De hogerberoepsrechter kan de in het derde lid genoemde termijn verlengen.
5. Voor het incidenteel hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.
1. Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep,
2. Intrekking van het hoger beroep na aanvang van de termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep.
1. Incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep gegrond is.
2. Een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep vervalt als het hoger beroep niet-ontvankelijk of ongegrond is, dan wel wordt ingetrokken.
1. De hogerberoepsrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen de rechtbank zou behoren te doen.
2. Indien de uitspraak van de hogerberoepsrechter ertoe strekt dat het bestuursorgaan een nieuw besluit neemt, kan de uitspraak tevens inhouden dat beroep tegen dat besluit slechts kan worden ingesteld bij de hogerberoepsrechter.
1. Indien de hogerberoepsrechter de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk vernietigt, houdt de uitspraak tevens in dat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht vergoedt, tenzij de hogerberoepsrechter bepaalt dat het griffierecht door de griffier aan de indiener wordt terugbetaald.
2. In andere gevallen kan de uitspraak inhouden dat het bestuursorgaan of de griffier het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
1. De hogerberoepsrechter wijst de zaak terug naar de rechtbank die deze in eerste aanleg heeft behandeld, indien:
a. de rechtbank haar onbevoegdheid of de niet-ontvankelijkheid van het beroep heeft uitgesproken en de hogerberoepsrechter deze uitspraak vernietigt met bevoegdverklaring van de rechtbank, onderscheidenlijk ontvankelijkverklaring van het beroep, of
b. de hogerberoepsrechter om andere redenen van oordeel is dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.
2. De griffier zendt de gedingstukken en een afschrift van de uitspraak zo spoedig mogelijk aan de griffier van de rechtbank.
In de gevallen, bedoeld in artikel 8:115, eerste lid, onderdeel a, kan de hogerberoepsrechter de zaak zonder terugwijzing afdoen, indien deze naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft.
Indien de uitspraak is gedaan door een andere rechtbank dan de bevoegde, kan de hogerberoepsrechter de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken.
1. In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Indien het hoger beroep mondeling wordt ingetrokken, wordt het verzoek door de partij die daarbij aanwezig is mondeling gedaan, tegelijk met de intrekking van het hoger beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, is het verzoek niet-ontvankelijk.
3. Indien het hoger beroep schriftelijk wordt ingetrokken, wordt het verzoek schriftelijk gedaan. In dat geval zijn de artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van overeenkomstige toepassing.
4. Artikel 8:73a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
UUUU
Artikel 8:119 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, en titel 8.3 zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest voor het beroep of hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
4. Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.
VVVV
In artikel 9:8, eerste lid, onderdeel e, wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
WWWW
Artikel 9:10, tweede lid, komt te luiden:
2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien:
a. de klacht kennelijk ongegrond is,
b. de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
c. de klager niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
XXXX
In de artikelen 9:22, onderdelen d en e, 9:23, onderdelen g en k, en 9:24, tweede lid, wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
YYYY
In artikel 10:3, tweede lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.
ZZZZ
In artikel 11:1 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
AAAAA
De artikelen 11:2 en 11.3 komen te luiden:
1. De bij of krachtens deze wet vastgestelde bedragen worden jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van Onze Minister van Justitie aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Daarbij worden de bedragen rekenkundig afgerond op gehele euro’s.
2. Het eerste lid geldt niet voor de grensbedragen, genoemd in de artikelen 4:98, tweede lid, 4:113, tweede lid, en 5:53, eerste lid, en in artikel 1 van de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht. Deze bedragen kunnen bij regeling van Onze Minister van Justitie worden aangepast voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
BBBBB
De bijlage vervalt.
CCCCC
Er worden drie bijlagen toegevoegd, luidende:
Bijlage 1: Regeling rechtstreeks beroep (artikel 7:1, eerste lid)
Tegen een besluit dat is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in deze regeling dan wel anderszins in deze regeling is omschreven, kan geen bezwaar worden gemaakt.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gemeentewet: de artikelen 85, tweede lid, 87a, eerste lid, 155d en 268, eerste lid, alsmede een beschikking tot ophouding als bedoeld in artikel 154a;
Kieswet: de artikelen:
D 3, achtste lid;
D 6;
D 8;
G 1 tot en met G 4;
I 4;
S 2;
Provinciewet: de artikelen:
151d;
261, eerste lid;
83, tweede lid;
Wet gemeenschappelijke regelingen:
een ontslagbesluit als bedoeld in artikel 16, vijfde lid;
een besluit van een plusregio als bedoeld in hoofdstuk IX voor zover het bestuur van een gemeente daartegen beroep instelt.
B. Ministerie van Defensie
Kaderwet dienstplicht: artikel 13.
C. Ministerie van Economische Zaken
Mededingingswet: de artikelen:
37, eerste lid;
44, eerste lid;
47, eerste lid;
Telecommunicatiewet: de hoofdstukken:
5;
6, tenzij bezwaar kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002;
6A;
6B;
12.
D. Ministerie van Financiën
Wet op het financieel toezicht:
een besluit ingevolge hoofdstuk 5.1, artikel 5:77, eerste lid, of artikel 5:81, derde lid, of terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of artikel 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80.
E. Ministerie van Justitie
Belemmeringenwet Privaatrecht, de artikelen 2, vijfde lid, en 3, tweede lid, voor zover toepassing van die wet noodzakelijk is voor de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 2,3, tweede lid, onderdelen b en c van de Crisis-en herstelwet;
Vreemdelingenwet 2000: de afdelingen 3 en 5 van hoofdstuk 7, alsmede een beschikking die:
is gegeven op grond van de artikelen 54, tweede lid, 56 en 59;
een aanwijzing inhoudt overeenkomstig de artikelen 55, 57 of 58;
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften: artikel 32.
F. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Landbouwkwaliteitswet: een besluit van een tuchtgerecht of een centraal tuchtgerecht, ingesteld door een controle-instelling als bedoeld in artikel 13.
G. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Monumentenwet: artikel 29.
H. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Belemmeringenwet Privaatrecht, voor zover de verplichting noodzakelijk is voor de uitvoering van een of meer besluiten als bedoeld in:
– de Wet bereikbaarheid en mobiliteit: artikel 3, eerste lid;
– de Tracéwet: artikel 20, tweede lid;
– de Wet ruimtelijke ordening: artikel 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, of 3.35, eerste lid, onder a;
– de Spoedwet wegverbreding: de verlegging van kabels en leidingen, verband houdende met de uitvoering van een wegaanpassingsbesluit;
Waterschapswet: artikel 21, eerste lid en artikel 41, vijfde lid;
Wet luchtvaart: de artikelen:
8.25f, eerste lid;
8.25g, eerste lid.
I. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Huisvestingswet: artikel 40, eerste lid;
Wet milieubeheer: artikel 16.31, tweede lid;
Wet ruimtelijke ordening:
een besluit op een verzoek om een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 6.8 of 6.9;
een besluit omtrent herziening van een exploitatieplan, dat niet is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede een besluit omtrent de afrekening en herberekende exploitatiebijdragen van een exploitatieplan;
een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, of artikel 3.11, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid.
Bijlage 2: Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Artikelen 8:5, 8:6, 8:7, 8:105 en 8:106)
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift, kan geen beroep worden ingesteld.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Algemene wet gelijke behandeling: hoofdstuk 2, met uitzondering van de artikelen 16 en 17 en de op grond van artikel 21, tweede lid, gestelde regels;
Financiële-verhoudingswet: artikel 9;
Gemeentewet: de artikelen:
49;
169, derde lid;
180, derde lid;
234, tweede lid, onderdeel a;
273, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit;
Provinciewet: de artikelen:
49;
167, derde lid;
179, derde lid;
261, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit;
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, met uitzondering van beslissingen ten aanzien van de algemeen secretaris en de medewerkers van het bureau;
Wet opheffing particuliere banken van leening: artikel 2.
B. Ministerie van Economische Zaken
Elektriciteitswet 1998: de artikelen:
9b, vierde lid;
9c, derde lid;
9d, tweede en derde lid;
9e, vijfde lid;
9f, zesde lid;
20a, derde lid;
20b, derde lid;
20c, tweede en derde lid;
Gaswet: de artikelen:
39b, derde lid;
39c, derde lid;
39d, tweede en derde lid;
Mededingingswet:
artikel 49a, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen;
artikel 49c, tweede lid, voor zover de intrekking of wijziging geschiedt op de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b of c, van dat artikel;
Mijnbouwwet: de artikelen:
141a, derde lid;
141b, derde lid;
141c, tweede en derde lid;
Telecommunicatiewet: de artikelen:
3.4, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een aanwijzing;
3.10;
18.9, eerste en tweede lid;
Wet uitvoering EG-mededingingsverordeningen: beschikking op de vordering, bedoeld in artikel 5, eerste lid.
C. Ministerie van Financiën
Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30 en 49;
Kostenwet invordering rijksbelastingen, met uitzondering van artikel 7;
Wet op het financieel toezicht: de artikelen 1:30, 1:33 en 1:34;
Wet toezicht accountantsorganisaties: de artikelen 32 en 35;
Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen;
2, eerste lid;
3, eerste en tweede lid;
4;
9;
12;
30;
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: artikel 30, tweede lid.
D. Ministerie van Justitie
Burgerlijk Wetboek, voor zover de aanvraag is toegewezen:
Boek 1:
artikel 7, eerste en tweede lid;
titel 14, afdeling 4;
Boek 2:
artikel 64, derde lid;
artikel 68, tweede lid;
artikel 125, tweede lid;
artikel 156,
artikel 175, derde lid;
artikel 179, tweede lid;
artikel 235, tweede lid;
artikel 266;
Faillissementswet: artikel 285;
Gerechtsdeurwaarderswet: artikel 3a, tweede lid;
Politiewet 1993: de artikelen:
29, eerste en tweede lid;
32, eerste en tweede lid;
34, derde lid;
35, tweede lid;
37, tweede lid;
38d;
43b;
Uitleveringswet;
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen:
41, achtste lid;
59, achtste lid;
100;
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren: een besluit tot benoeming, aanstelling of aanwijzing, tenzij het beroep wordt ingesteld door:
een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig;
hun nagelaten betrekkingen; of
hun rechtverkrijgenden.
E. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën: de artikelen:
20;
21;
22;
72, eerste lid;
75;
101, derde lid;
Meststoffenwet: de artikelen 72 en 73;
Natuurbeschermingswet 1998: de artikelen 17 en 23;
Reconstructiewet concentratiegebieden: artikel 58;
Reconstructiewet Midden-Delfland: de artikelen:
36, eerste lid;
37;
44, eerste lid;
45;
70;
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: de artikelen 107 en 108;
F. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Wet op de expertisecentra: artikel 134, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd;
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: artikel 7.60;
Wet op het primair onderwijs: artikel 140, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd;
Wet op het voortgezet onderwijs: artikel 96g, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd.
G. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945: artikel 6;
Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen: de artikelen 40 en 42;
Pensioenwet: de artikelen 155 en 157;
Wet investeren in jongeren: de artikelen 37, 57 en 91, voor zover het besluiten van de voorzitter van gedeputeerde staten betreft;
Wet melding collectief ontslag;
Wet verplichte beroepspensioenregeling: de artikelen 150 en 152;
Wet werk en bijstand: de artikelen 52 en 81;
Wet werk en inkomen kunstenaars: artikel 14.
H. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ontgrondingenwet: mededeling als bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid;
Waterschapswet: artikel 156, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een vernietiging te bevorderen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging;
Waterwet: de artikelen:
4.1;
4.4;
6.28;
Wet luchtvaart: de artikelen 8.4 en 8.15;
Artikel X van de wet van 18 december 2008 (Stb. 561) tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens).
I. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Geneesmiddelenwet: artikel 17;
Wet publieke gezondheid: de artikelen 31 en 35;
Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen;
Wet op de jeugdzorg: de artikelen:
3, vierde lid;
6, eerste lid, voor zover het betreft een besluit ter uitvoering van de taak, bedoeld in:
artikel 10, eerste lid, onderdeel b;
artikel 10, eerste lid, onderdeel c, met uitzondering van de daarin bedoelde nazorg en de daarin bedoelde begeleiding als bedoeld in artikel 77hh van het Wetboek van Strafrecht;
29o tot en met 29r;
29t;
29v;
Zorgverzekeringswet: artikel 18e, eerste lid, juncto artikel 18d, voor zover een besluit wordt genomen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan.
J. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Leegstandwet:
artikel 15, eerste lid, voor zover het betreft een weigering van de vergunning;
artikel 15, vijfde lid, voor zover het betreft een afwijzing van het verzoek tot verlenging;
artikel 16, negende lid, eerste volzin;
onteigeningswet;
Wet bodembescherming: artikel 43, voor zover het betreft de afwijzing van een verzoek;
Wet geurhinder en veehouderij: artikel 7;
Wet milieubeheer: de artikelen:
4.3 tot en met 4.6;
4.9 tot en met 4.12;
4.15a;
4.16;
4.19;
5.12, eerste lid;
5.12, dertiende lid;
5.13, eerste lid;
5.23, eerste lid;
8.27;
8.31a, eerste lid;
8.39, eerste lid;
10.3;
11.2, derde lid, onderdelen b en c;
16.23, eerste lid;
16.29, eerste lid, met uitzondering van een besluit houdende toewijzing van broeikasgasemissierechten voor een afzonderlijke inrichting;
17.5, eerste lid;
18.3d, eerste lid;
18.3e, eerste lid, laatste volzin, voor zover het betreft een beschikking houdende een verklaring van geen bezwaar;
18.3f, eerste lid;
18.3f, zevende lid, voor zover het betreft een beschikking houdende een aanwijzing van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan burgemeester en wethouders of aan het dagelijks bestuur van het waterschap terzake van de uitvoering door deze bestuursorganen van het bepaalde krachtens artikel 18.3;
18.8a, eerste lid, voor zover het betreft de beschikking houdende een vordering;
18.16m, derde lid;
18.16n, eerste lid;
Wet ruimtelijke ordening, de artikelen:
2.1;
2.2;
2.3;
3.7;
3.30, eerste lid;
3.33, eerste lid;
3.35, eerste lid;
4.1, vijfde lid;
4.2, eerste lid, tenzij de aanwijzing betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is;
4.2, derde lid;
4.3, vierde lid;
4.4, eerste lid, tenzij de aanwijzing betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is;
4.4, derde lid;
6.15, eerste lid, voor zover de herziening uitsluitend betrekking heeft op onderdelen als bedoeld in het derde lid;
Wet stedelijke vernieuwing: artikel 6, derde lid, tweede volzin,
voor zover het betreft de aanwijzing van gemeenten waarvan naar het oordeel van gedeputeerde staten gelet op de aard en de omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave een ontwikkelingsprogramma in de zin van die wet wordt verlangd om in aanmerking te komen voor investeringsbudget op voet van die wet;
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: de artikelen:
2.27, eerste lid;
2.34, eerste lid, met uitzondering van beroep dat wordt ingesteld door het bevoegde gezag ter zake van het besluit waarop de verklaring of aanwijzing betrekking heeft;
5.7, eerste lid;
5.8, eerste lid, laatste volzin;
5.9, eerste lid;
5.9, zesde lid, voor zover het een aanwijzing betreft ter zake van de uitvoering van het bepaalde krachtens artikel 5.3 en 5.24, eerste lid.
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
A. Ministerie van Algemene Zaken
Crisis- en herstelwet: de artikelen:
2.3;
2.10, eerste lid.
B. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gemeentewet: de artikelen:
85, tweede lid;
87a, eerste lid;
125, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet;
268, eerste lid;
Kieswet: de artikelen:
D3, achtste lid;
D6;
D8;
G1 tot en met G4;
I4;
S2;
Provinciewet: de artikelen:
83, tweede lid;
122, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens dein artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet;
261, eerste lid;
Wet gemeenschappelijke regelingen: de artikelen:
99, eerste lid, 100, eerste lid;
102, vierde lid;
103, eerste lid;
103b;
103c, eerste lid;
114;
116, eerste lid;
117, tweede lid.
C. Ministerie van Defensie
Kaderwet dienstplicht: de artikelen:
10, eerste lid;
11;
13;
Wet gewetensbezwaren militaire dienst:
hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 4, tweede lid;
de artikelen 15 en 16.
D. Ministerie van Economische Zaken
Mijnbouwwet:
een besluit dat van toepassing is op het continentaal plat, met uitzondering van een besluit krachtens de afdelingen:
5.1.1;
5.1.2;
5.3;
5.5;
een besluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning en instemming met een winningsplan.
E. Ministerie van Justitie
deze wet: artikel 5:32, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet;
Belemmeringenwet Privaatrecht: de artikelen 2 vijfde lid, of 3, tweede lid, voor zover toepassing van die wet noodzakelijk is voor de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 2,3, tweede lid, onderdelen b en c van de Crisis-en herstelwet.
Vreemdelingenwet 2000: de artikelen 43 en 45, vierde lid.
F. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Flora- en Faunawet: artikel 75a, eerste lid, voor zover de ontheffing is verleend;
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse veenkoloniën: de artikelen:
13, eerste lid;
74, eerste, tweede, derde en vijfde lid;
Natuurbeschermingswet 1998, met uitzondering van de artikelen 17 en 23;
Reconstructiewet concentratiegebieden, voor zover het betreft een besluit tot vaststelling, wijziging of uitwerking van het reconstructieplan, alsmede een besluit dat is genomen met toepassing van de artikelen 40 tot en met 43;
Reconstructiewet Midden-Delfland: artikel 72, eerste tot en met derde lid;
Wet inrichting landelijk gebied:
de vaststelling of wijziging van en inrichtingsplan, voor zover het betreft de begrenzing van de blokken, bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b;
de aanduiding van voorzieningen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, inhoudende de toepassing van een korting als bedoeld in artikel 56, eerste lid;
de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud van voorzieningen van openbaar nut, bedoeld in artikel 28;
de aanduiding van wegen met de daartoe behorende kunstwerken, bedoeld in artikel 33, eerste lid;
de opname van wegen met de daartoe behorende kunstwerken als openbare weg, bedoeld in artikel 33, tweede lid.
G. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Experimentenwet onderwijs;
Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen: artikel 2, eerste lid;
Wet educatie en beroepsonderwijs: de artikelen:
1.4.1;
1.4a.1;
1.6.1;
2.1.1, eerste lid;
2.1.3, tweede en derde lid;
2.1.5, eerste lid;
2.1.6;
2.1.7;
2.2.3, eerste en derde lid;
2.5.9;
2.5.10, voor zover het de overeenkomstige toepassing betreft van artikel 2.5.9;
6.1.3 tot en met 6.1.6;
6.2.1 tot en met 6.2.3;
6.2.3b;
6.3.1 tot en met 6.3.3;
6.4.2 en 6.4.4;
6a.1.2 en 6a.1.3;
11.1;
Wet op de expertisecentra:
titel IV, de afdelingen 2 en 8, een goedkeuring van rechtswege daaronder begrepen;
artikel 120, tweede lid;
artikel 129;
artikel 170;
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: de artikelen:
1.9, zesde lid;
2.9, vierde lid;
5a.9;
5a.11;
6.5;
6.16;
15.1, eerste lid;
Wet op het primair onderwijs:
artikel 22, vijfde lid;
titel IV, de afdelingen 2 en 9, een goedkeuring van rechtswege daaronder begrepen;
artikel 123, tweede lid;
artikel 135;
artikel 184;
artikel 185, tweede lid, tweede volzin, voor zover het betreft een besluit op grond van bepalingen die de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 185, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, alsmede een besluit op grond van bepalingen van de algemene maatregel van bestuur die daarmee overeenkomen;
Wet op het voortgezet onderwijs:
Titel III: de afdelingen I, met uitzondering van artikel 74, en III;
de artikelen 83, 85a, 89 en 104.
H. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Wet financiering sociale verzekeringen: artikel 91.
I. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Belemmeringenwet privaatrecht: de artikelen:
2, vijfde lid, voor zover de verplichting noodzakelijk is voor de uitvoering van een of meer besluiten als bedoeld in
Wet bereikbaarheid en mobiliteit: artikel 3, eerste lid;
Tracéwet: artikel 20, tweede lid;
Wet ruimtelijke ordening: artikel 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, of 3.35, eerste lid, onder a;
Spoedwet wegverbreding: de verlegging van kabels en leidingen, verband houdende met de uitvoering van een wegaanpassingsbesluit;
3, tweede lid, voor zover de verplichting noodzakelijk is voor de uitvoering van een of meer besluiten als bedoeld in:
Wet bereikbaarheid en mobiliteit: artikel 3, eerste lid;
Tracéwet: artikel 20, tweede lid;
Wet ruimtelijke ordening: artikel 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, of 3.35, eerste lid, onder a;
Spoedwet wegverbreding: de verlegging van kabels en leidingen, verband houdende met de uitvoering van een wegaanpassingsbesluit;
Ontgrondingenwet:
hoofdstuk II;
artikel 26a, eerste lid;
artikel 27;
Spoedwet wegverbreding, voor zover het betreft een wegaanpassingsbesluit, een besluit ter uitvoering van een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, alsmede een plan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid;
Tracéwet;
Waterschapswet:
een besluit van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat inzake de goedkeuring van een besluit als bedoeld in artikel 5;
artikel 61, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens dein artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet;
artikel 156, eerste lid;
Waterwet: de artikelen:
5.7, eerste lid;
5.8, eerste lid;
Wet bereikbaarheid en mobiliteit: artikel 3, eerste lid;
Wet luchtvaart: de artikelen:
8.25, tweede lid;
8.25b;
8.25c
8a.50a.
J. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Algemene wet bijzondere ziektekosten, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister of van het College zorgverzekeringen, met uitzondering van een beschikking jegens een persoon die behoort tot het personeel van het College zorgverzekeringen of een beschikking als bedoeld in artikel 5, derde lid;
Wet toelating zorginstellingen;
Zorgverzekeringswet: voor zover het betreft een besluit van Onze Minister of van het College zorgverzekeringen, met uitzondering van:
een beschikking op grond van artikel 18d, 18e, 18f, 69, 70 of 96;
een beschikking, genomen jegens een persoon die behoort tot het personeel van het College zorgverzekeringen.
K. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Huisvestingswet: artikel 40, eerste lid;
Interimwet stad-en-milieubenadering: de artikelen:
2;
3;
Kernenergiewet; verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190);
Wet ammoniak en veehouderij:
artikel 2, eerste lid;
een besluit tot wijziging van een besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting, voor zover het betreft een beschikking;
Wet bescherming Antarctica;
Wet bodembescherming, met uitzondering van artikel 43, voor zover het betreft de afwijzing van een verzoek;
Wet geluidhinder;
Wet inzake de luchtverontreiniging;
Wet milieubeheer, met uitzondering van artikel 18.16a, eerste, tweede en vijfde lid;
Wet ruimtelijke ordening:
een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan of een inpassingsplan;
artikel 3.1, derde lid;
een besluit omtrent wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid;
artikel 3.8, zesde lid;
artikel 3.11, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid;
4.2, eerste lid, voor zover dit besluit betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is;
4.4, eerste lid, voor zover dit besluit betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is;
6.8, eerste lid;
6.9;
Woningwet: artikel 70, voor zover het betreft de intrekking van een toelating.
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, voor zover het betreft een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling;
B. Ministerie van Justitie
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren:
een besluit of een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een rechterlijk ambtenaar als zondanig of een rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden, belanghebbende zijn;
een schriftelijke beslissing of handeling waarbij een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar als zodanig, een nagelaten betrekking of rechtverkrijgende, belanghebbende is, genomen of verricht door:
een onafhankelijk, bij wet ingesteld met rechtspraak belast orgaan;
de voorzitter of een lid van een zodanig orgaan;
het bestuur van een zodanig orgaan of de voorzitter van dat bestuur;
de Raad voor de rechtspraak;
de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal of een advocaat-generaal bij de Hoge Raad, met uitzondering van beslissingen van de Hoge Raad als bedoeld in hoofdstuk 6A, vorderingen als bedoeld in artikel 46o tot het nemen van deze beslissingen;
schriftelijke beslissingen en handelingen genomen of verricht door de president van de Hoge Raad.
C. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Liquidatiewet ongevallenwetten: artikel 24, eerste lid;
D. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie;
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945;
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet;
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945.
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
A. Een besluit of andere publiekrechtelijke handeling van een bij of krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie of de Wet op de Kamers van koophandel en fabrieken ingesteld bestuursorgaan, met uitzondering van een besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
B. Ministerie van Algemene Zaken
Noodwet voedselvoorziening:
de artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 29, behoudens in geval van toepassing van artikel 18.
C. Ministerie van Buitenlandse Zaken
Sanctiewet 1977: artikel 9, derde lid.
D. Ministerie van Economische Zaken
Elektriciteitswet 1998, met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 9b, vierde lid, 9c, derde lid, 9d, tweede en derde lid, 9e, vijfde lid, 9f, zesde lid, 20a, derde lid, 20b, derde lid, 20c, tweede en derde lid, 77h en 77i;
Gaswet, met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 16, 39b, derde lid, 39c, derde lid, 39d, tweede en derde lid, en 60ad;
Hamsterwet;
In- en uitvoerwet, voor zover die wet op grond van artikel XLIV van de Aanpassingswet Algemene douanewet nog van kracht is;
Kaderwet EZ-subsidies;
Metrologiewet;
Prijzennoodwet;
Prijzenwet;
Telecommunicatiewet: de hoofdstukken:
6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002;
6A;
6B;
12;
15, met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 15.2a en 15.4;
Waarborgwet 1986;
Wet energiebesparing toestellen;
Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding;
Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, evenals een ander door een kamer van koophandel genomen besluit, met uitzondering van een besluit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur of op grond van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten of het verrichten van handelingen ten aanzien van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden, tenzij bij of krachtens de wet een andere voorziening is opengesteld;
Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma;
Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001:
hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 21;
een besluit dat is genomen op grond van een bilateraal akkoord, en betrekking heeft op het niet in Nederland aanhouden van een wettelijke voorraad;
een besluit op grond van een bilateraal akkoord als bedoeld in artikel 25 inzake het in Nederland aanhouden van een wettelijke voorraad ten behoeve van een andere staat dan Nederland of een onderdaan van die staat.
E. Ministerie van Financiën
Algemene douanewet, een beschikking ter zake van landbouwrestituties;
Wet inkomstenbelasting 2001: de artikelen:
3.37, eerste lid, voor zover het betreft een verklaring van Onze Minister van Economische Zaken;
3:42, eerste lid, voor zover het betreft een verklaring van Onze Minister van Economische Zaken;
Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;
Wet op het financieel toezicht: een besluit ingevolge hoofdstuk 5.1, artikel 5:77, eerste lid, of artikel 5:81, derde lid, of terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of artikel 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80;
Wet op de registeraccountants;
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, met uitzondering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
F. Ministerie van Justitie
Boek 2 van het Burgerlijk wetboek: de artikelen:
64, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een weigering om de in de eerste volzin bedoelde termijn te verlengen;
68, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring;
125, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring;
156, voor zover het betreft:
een weigering, wijziging of intrekking van een ontheffing;
een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd;
175, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een afwijzing van een verzoek;
179, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring;
235, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring;
266, voor zover het betreft:
een besluit tot weigering, wijziging of intrekking van de ontheffing;
een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd;
Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap: de artikelen 6, eerste lid, en 9;
Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap: de artikelen 5, eerste lid, en 7, eerste lid;
Wet schadefonds olietankschepen: artikel 5, tweede en derde lid;
Wetboek van Koophandel: artikel 311a;
Wijzigingswet Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek enz. (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen): artikel V, eerste lid.
G. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Boswet: afdeling II;
Diergeneesmiddelenwet;
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
Kaderwet diervoeders;
Kaderwet LNV-subsidies;
Landbouwkwaliteitswet;
Landbouwwet: de artikelen:
13;
15;
17;
18;
19;
20;
21;
22;
26;
Meststoffenwet, met uitzondering van de artikelen 51, eerste lid, 72 en 73;
Plantenziektenwet;
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met uitzondering van een besluit op grond van:
artikel 90, eerste lid;
107;
108;
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005.
H. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Wet privatisering FVP.
I. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Loodsenwet: artikel 27f;
Marktverordening voor het wegvervoer;
Wedervergeldingswet zeescheepvaart:
een verlening of weigering van een vergunning of een ontheffing;
een intrekking van een vergunning of een ontheffing krachtens artikel 7;
een oplegging van een heffing;
Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot;
Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting;
Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van de artikelen:
56, eerste lid;
59, eerste lid;
94, eerste lid;
96, eerste lid;
Wet vervoer over zee;
Wet wegvervoer goederen.
J. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wet marktordening gezondheidszorg, met uitzondering van beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6;
Zorgverzekeringswet: artikel 122a.
K. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Wet op de architectentitel, met inbegrip van een besluit inzake erkenning of een aanwijzing als bedoeld in de artikelen:
9, eerste lid, onderdeel i sub 3°,
9, eerste lid, onderdeel j,
10, eerste lid, onderdeel h,
11, eerste lid, onderdeel j, en
12, eerste lid, onderdeel g,
dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, tenzij het betreft een besluit als bedoeld in artikel 8:4, derde lid, onderdeel b.
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.
A. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Wet financiering sociale verzekeringen: een uitspraak op bezwaar als bedoeld in de artikelen 95, tweede lid, en 97, derde lid.
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te ’s-Gravenhage.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
De reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar;
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling;
Garantiewet militairen K.N.I.L.;
Garantiewet Surinaamse pensioenen;
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen;
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;
Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002: hoofdstuk 4;
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.;
Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders;
Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet;
Wet van 21 december 1951 (Stb.592), houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië.
B. Ministerie van Buitenlandse Zaken
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960;
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956.
C. Ministerie van Defensie
Uitkeringswet gewezen militairen;
Militaire ambtenarenwet 1931;
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.
D. Ministerie van Economische Zaken
Rijksoctrooiwet 1995.
E. Ministerie van Justitie
Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de artikelen 43 en 45, vierde lid;
Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, voor zover het betreft een besluit van het bureau, bedoeld in artikel 1, omtrent de inschrijving van een depot op grond van die wet.
F. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 364).
G. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Wet milieubeheer: artikel 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid.
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Gemeentewet: artikel 125, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet.
B. Ministerie van Economische Zaken
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i;
Gaswet: de artikelen 16 en 60ad;
Mededingingswet, met uitzondering van de artikelen:
49a, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen;
49c, tweede lid, voor zover de intrekking of wijziging geschiedt op de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b of c van dat artikel;
Postwet 2009;
Telecommunicatiewet, met uitzondering van
de artikelen:
3.4, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een aanwijzing;
3.10;
18.9, eerste en tweede lid;
alsmede de hoofdstukken:
6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002;
6A;
6B;
12;
15, met uitzondering van de artikelen 15.2a en 15.4;
Wet handhaving consumentenbescherming;
Winkeltijdenwet.
C. Ministerie van Financiën
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994;
Wet inzake de geldtransactiekantoren;
Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van een besluit ingevolge de artikelen 1:30, 1:33, 1:34, hoofdstuk 5.1, artikel 5:77, eerste lid, of artikel 5:81, derde lid, of terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid of artikel 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80;Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
Wet toezicht accountantsorganisaties, met uitzondering van de artikelen 32 en 35;
Wet toezicht financiële verslaggeving, met uitzondering van de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4, 9, 12 en 30.
Wet toezicht trustkantoren.
D. Ministerie van Justitie
Deze wet: artikel 5:32, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet.
E. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90, eerste lid.
F. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet: artikel 63, tweede lid;
Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 155 en 157;
Wet van 22 december 1999, Stb. 592, tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten onder meer met het oog op verbetering van het toezicht op de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen, invoering van een verbod op uitstelfinanciering van pensioenaanspraken en verduidelijking van de regels inzake waarde-overdracht van pensioen en aanspraken op pensioen (wijziging PSW in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht): artikel VIII, tweede lid;
Wet verplichte beroepspensioenregeling, met uitzondering van de artikelen 150 en 152;
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
G. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Loodsenwet, met uitzondering van artikel 27f;
Spoorwegwet, met uitzondering van artikel 19 en 21.
Wet bestrijding ongevallen Noordzee, voor zover het betreft een beschikking van Onze Minister, genomen op een verzoek om een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13, eerste lid;
Wet luchtvaart, de artikelen 8.25f, eerste lid, en 8.25g, eerste lid;
Wet personenvervoer 2000: de artikelen:
56, eerste lid;
59, eerste lid;
94, eerste lid;
96, eerste lid.
H. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Tabakswet;
Warenwet;
Wet geneesmiddelenprijzen;
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6.
1. Tegen een besluit, genomen op grond van de overgangswet electriciteitsproductiesector, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Arnhem.
2. Tegen een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of op grond van de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3 en 5.5 van de Mijnbouwwet kan beroep worden ingesteld bij de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, ’s-Gravenhage en Breda in het ressort waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, ’s-Gravenhage en Breda in het ressort waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
3. Tegen een besluit van de raad, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de rechtsbijstand, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de raad is gevestigd.
4. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 8:2, tweede lid, van de Algemene douanewet, met uitzondering van een beschikking ter zake van landbouwrestituties, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank te Haarlem.
5. Tegen een besluit van de Dienst, genoemd in artikel 1 van de Kadasterwet, omtrent wijziging van een authentiek gegeven of omtrent wijziging van een ander gegeven dan een authentiek gegeven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan:
a. de onroerende zaak waarmee het betreffende gegeven verband houdt, geheel of grotendeels is gelegen, of
b. de Dienst, genoemd in artikel 1 van de Kadasterwet, is gevestigd indien het betreffende gegeven verband houdt met een te boek staand schip of luchtvaartuig.
6. Tegen een beschikking, gegeven op grond van artikel 5, tweede lid, of artikel 6, vierde lid, van de Wet op de jeugdzorg, kan beroep worden ingesteld bij de kinderrechter binnen het rechtsgebied waarvan de stichting haar zetel heeft.
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.
B. Ministerie van Defensie
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.
C. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
D. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Algemene Kinderbijslagwet;
Algemene nabestaandenwet;
Algemene Ouderdomswet;
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer: hoofdstuk IV;
Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999;
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een ministeriële regeling op grond van artikel 3, eerste lid, juncto artikel 9, inzake een tegemoetkoming in de onderhoudskosten van thuiswonende gehandicapte kinderen (Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000), en inzake het verlenen van een eenmalige uitkering ter tegemoetkoming in immateriële schade aan werknemers die ten gevolge van blootstelling aan asbest ernstig ziek zijn geworden (Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers);
Liquidatiewet Ongevallenwetten, met uitzondering van artikel 24, eerste lid;
Reglement eenmalige uitkering silicose-vergoeding oud-mijnwerkers, vastgesteld bij besluit van het bestuur van de Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers van 18 april 1994;
Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria;
Toeslagenwet;
Werkloosheidswet;
Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2;
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft een besluit van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen;
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen: een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7a, eerste lid;
Wet kinderopvang: de artikelen 29 en 30;
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
Wet sociale werkvoorziening;
Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen;
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
Wet Werkloosheidsvoorziening;
Ziektewet.
E. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, met uitzondering een besluit van Onze Minister of van het College zorgverzekeringen, met uitzondering van een beschikking jegens een persoon die behoort tot het personeel van het College zorgverzekeringen of een beschikking als bedoeld in artikel 5, derde lid;
Zorgverzekeringswet, met uitzondering een besluit van Onze Minister of van het College zorgverzekeringen, met uitzondering van een beschikking jegens een persoon die behoort tot het personeel van het College zorgverzekeringen of een beschikking als bedoeld in de artikelen 18d, 18e, 18f, 69, 70 of 96.
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan eveneens hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
A. Een besluit of een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
B. Ministerie van Algemene Zaken
Noodwet Arbeidsvoorziening;
Noodwet Geneeskundigen.
C. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
De reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar;
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling;
Garantiewet militairen K.N.I.L.;
Garantiewet Surinaamse pensioenen;
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen;
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;
Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.;
Wet privatisering ABP;
Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders;
Wet van 21 december 1951, Stb. 592, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië;
Wet van 25 mei 1962 (Stb. 196), houdende instelling van een Bijstandkorps van burgerlijke rijksambtenaren, dat bestemd is voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea;
Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 377).
D. Ministerie van Buitenlandse Zaken
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960;
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956.
E. Ministerie van Defensie
Uitkeringswet gewezen militairen.
F. Ministerie van Justitie
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
G. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 4.1.2 en 4.3.2, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft;
Wet op de expertisecentra, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 33, tweede lid, en 55, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft;
Wet op de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 14, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft;
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.5, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft;
Wet op het primair onderwijs, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 33, tweede lid en 52, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft;
Wet op het voortgezet onderwijs, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 38a, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft;
Wet overige OCW-subsidies: artikel 19a.
Wet studiefinanciering 2000;
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
H. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Algemene bijstandswet;
Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, met uitzondering van de artikelen 40 en 42 alsmede een besluit op grond van een regeling krachtens artikel 81 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2002;
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Wet werk en bijstand, met uitzondering van de artikelen 52 en 81;
Wet werk en inkomen kunstenaars, met uitzondering van artikel 14.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb.364);
Wet maatschappelijke ondersteuning;
Wet op de jeugdzorg: de artikelen 5, tweede lid, en 6, vierde lid;
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten: de artikelen 2 en 10.
I. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Wet inburgering.
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
Gemeentewet: artikel 125, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet.
B. Ministerie van Economische Zaken
Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i;
Gaswet: de artikelen:
16;
60ad;
Mededingingswet, met uitzondering van:
artikel 49a, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen;
artikel 49c, tweede lid, voor zover de intrekking of wijziging geschiedt op de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b of c van dat artikel;
Overgangswet elektriciteitsproductiesector;
Postwet 2009;
Telecommunicatiewet, met uitzondering van de artikelen:
3.4, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een aanwijzing;
3.10;
18.9, eerste en tweede lid;
alsmede van de hoofdstukken:
6, tenzij beroep kon worden ingesteld voor de inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002;
6A;
6B;
12;
15, met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 15.2a en 15.4;
Wet handhaving consumentenbescherming;
Winkeltijdenwet.
C. Ministerie van Financiën
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994;
Wet inzake de geldtransactiekantoren;
Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van:
de artikelen 1:30, 1:33, 1:34, hoofdstuk 5.1, artikel 5:77, eerste lid, of artikel 5:81, derde lid, alsmede besluiten terzake van het ingevolge artikel 5:76, tweede lid, of artikel 5:80b, vijfde lid, bepaalde, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80;
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
Wet toezicht accountantsorganisaties, met uitzondering van de artikelen 32 en 35;
Wet toezicht financiële verslaggeving, met uitzondering van de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4, 9, 12 en 30;
Wet toezicht trustkantoren.
D. Ministerie van Justitie
Deze wet: artikel 5:32, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet.
E. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Meststoffenwet: artikel 51, eerste lid;
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90, eerste lid.
F. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet;
Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 155 en 157;
Wet kinderopvang: artikel 72, eerste lid;
Wet van 22 december 1999, Stb. 592, tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten onder meer met het oog op verbetering van het toezicht op de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen, invoering van een verbod op uitstelfinanciering van pensioenaanspraken en verduidelijking van de regels inzake waarde-overdracht van pensioen en aanspraken op pensioen (wijziging PSW in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht): artikel VIII, tweede lid;
Wet verplichte beroepspensioenregeling;
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
G. Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Loodsenwet, met uitzondering van artikel 27f;
Spoorwegwet;
Wet luchtvaart: de artikelen 8.25f, eerste lid, en 8.25g, eerste lid;
Wet personenvervoer 2000: de artikelen:
56, eerste lid;
59, eerste lid;
94, eerste lid;
96, eerste lid.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Tabakswet;
Warenwet;
Wet geneesmiddelenprijzen;
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 4.
Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.
A. Ministerie van Economische Zaken
Mijnbouwwet: de afdelingen:
5.1.1;
5.1.2;
5.3.
B. Ministerie van Financiën
Algemene douanewet: artikel 8:2, tweede lid;
Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 26.
Bijlage 3: Regeling verlaagd griffierecht (artikelen 8:41 en 8:109)
Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft:
a. een besluit inzake een uitkering bij werkloosheid of ziekte, genomen ten aanzien van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de ambtenarenwet als zodanig, een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden;
b. een besluit inzake een uitkering op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid op grond van een wettelijk voorschrift waarbij de natuurlijke persoon ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid vanwege het Rijk invaliditeitspensioen is verzekerd, of een besluit, genomen op grond van artikel P9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
c. een bestuurlijke boete van ten hoogste € 340;
d. een besluit waarbij de kosten van bestuursdwang op ten hoogste € 340 zijn vastgesteld.
Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt voorts indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven.
A. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
De reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar;
Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met inbegrip van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling;
Garantiewet Militairen KNIL;
Garantiewet Surinaamse pensioenen;
Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen;
Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;
Wet van 21 december 1951, Stb. 592, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië;
Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 377);
Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;
Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.
B. Ministerie van Buitenlandse Zaken
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960;
Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956.
C. Ministerie van Defensie
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.
D. Ministerie van Economische Zaken
Mijnbouwwet: de afdelingen:
5.1.1;
5.1.2;
5.3;
5.5.
E. Ministerie van Financiën
Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij het beroep of hoger beroep door een natuurlijke persoon is ingesteld tegen een uitspraak inzake een besluit met betrekking tot de toepassing van:
de Wet op de dividendbelasting 1965;
de Wet op de omzetbelasting 1968;
de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;
de Wet op de accijns;
de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, of
de Wet belastingen op milieugrondslag.
F. Ministerie van Justitie
Wet op de rechtsbijstand: een besluit van de raad, genoemd in artikel 1, onderdeel b, indien het beroep dan wel hoger beroep wordt ingesteld door een rechtzoekende als bedoeld in artikel 1, onderdeel f.
G. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, voor zover het betreft besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, voor zover het betreft besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs, voor zover het betreft besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dan wel Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Wet overige OCW-subsidies: artikel 19a;
Wet studiefinanciering 2000;
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
H. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Algemene bijstandswet;
Algemene Kinderbijslagwet;
Algemene nabestaandenwet;
Algemene Ouderdomswet;
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer: hoofdstuk IV;
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een ministeriële regeling op grond van artikel 3, eerste lid, juncto artikel 9, inzake een tegemoetkoming in de onderhoudskosten van thuiswonende gehandicapte kinderen (Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000), en inzake het verlenen van een eenmalige uitkering ter tegemoetkoming in immateriële schade aan werknemers die ten gevolge van blootstelling aan asbest ernstig ziek zijn geworden (Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers);
Liquidatiewet Ongevallenwetten, met uitzondering van artikel 24, eerste lid;
Reglement eenmalige uitkering silicose-vergoeding oud-mijnwerkers, vastgesteld bij besluit van het bestuur van de Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers van 18 april 1994;
Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria;
Toeslagenwet;
Werkloosheidswet;
Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2;
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft besluiten van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen;
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
Wet sociale werkvoorziening;
Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen;
Wet werk en bijstand, met uitzondering van de artikelen 52 en 81;
Wet werk en inkomen kunstenaars, met uitzondering van artikel 14;
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
Wet Werkloosheidsvoorziening;
Ziektewet.
I. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, met uitzondering van een besluit van Onze Minister of van het College zorgverzekeringen, met uitzondering van een beschikking jegens een persoon die behoort tot het personeel van het College zorgverzekeringen of een beschikking als bedoeld in artikel 5, derde lid;
Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 364);
Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie;
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945;
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet;
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;
Wet maatschappelijke ondersteuning;
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945;
Zorgverzekeringswet: de artikelen 18d, 18e, 18f, 69, 70 en 96.
J. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Wet op de huurtoeslag;
Wet inburgering.
De Wet op de Raad van State wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. De Afdeling vormt en bezet op voorstel van de voorzitter grote kamers. Deze bestaan uit vijf leden, van wie een als voorzitter optreedt.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «een meervoudige kamer» vervangen door: een meervoudige of grote kamer.
B
In artikel 43 wordt «een meervoudige kamer» vervangen door: een meervoudige of grote kamer.
C
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «De Afdeling bestuursrechtspraak» vervangen door: De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Klachten kunnen niet een rechterlijke uitspraak betreffen.
D
Afdeling 3 van hoofdstuk III vervalt.
De Beroepswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Titel II, artikel 28a en de bijlage vervallen, onder vernummering van titel III tot titel II.
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Titel III, en de bijlage vervallen.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 25a, derde lid, wordt «de administratieve rechter» vervangen door: de bestuursrechter.
B
Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk V komt te luiden:
AFDELING 2. BEROEP EN HOGER BEROEP
C
De aanhef van artikel 26, eerste lid, komt te luiden:
In afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft:.
D
In artikel 26a, eerste lid, aanhef, wordt «artikel 8:1, eerste lid,» vervangen door: artikel 8:1.
E
Artikel 27 en 27b vervallen.
F
Na artikel 27g wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 8:104, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen slechts de belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen en de inspecteur hoger beroep instellen.
2. De artikelen 24a, tweede lid, 26a, derde lid, 26b, eerste lid, en 27c tot en met 27g zijn van overeenkomstige toepassing in hoger beroep.
G
Afdeling 3 van hoofdstuk V vervalt, onder vernummering van de afdelingen 4 en 5 tot 3 en 4.
H
Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «artikel 8:55, vijfde lid» vervangen door: artikel 8:55, zevende lid.
2. In het vierde lid, onderdeel d, wordt «8:84, vierde lid» vervangen door: artikel 8:84, vijfde lid.
I
Aan het tweede lid van artikel 28a wordt een volzin toegevoegd, luidende: Hij zendt daarbij mee een afschrift van het proces-verbaal van de zitting.
J
In artikel 29 wordt na «8:40,» ingevoegd «8:41, met uitzondering van het tweede lid,». Voorts wordt «en 8:75 tot en met 8:79 en titel 8.4» vervangen door «, 8:75 tot en met 8:79 en 8:109 en titel 8.6».
K
Artikel 29a vervalt.
L
In artikel 29g wordt «de door de Hoge Raad aangewezen rechtspersoon» telkens vervangen door: het bestuursorgaan.
Artikel IVA van onderdeel 6 van de Wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de Raad van State, de Beroepswet, de Ambtenarenwet 1929 en andere wetten, alsmede intrekking van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Stb. 650) vervalt.
Ministerie van Algemene Zaken
De Crisis- en herstelwet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1.5 vervalt.
B
In de artikelen 1.6, 1.7 en 1.8 wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
C
Artikel 1.9 vervalt.
D
In artikel 1.9a wordt «1.5 tot en met 1.9» vervangen door: 1.6 tot en met 1.8.
E
In artikel 1.10 wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
F
Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voor de behandeling van en de uitspraak op een beroep bij de bestuursrechter worden het bestemmingsplan, het exploitatieplan en het gebiedsontwikkelingsplan aangemerkt als één besluit.
2. Het twaalfde lid komt te luiden:
12. Indien voor de uitvoering van werken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht noodzakelijk is, geldt in plaats van artikel 4 van die wet dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort wordt totdat de beroepstermijn is verstreken.
G
Artikel 2.13 vervalt.
De artikelen 16 en 19 van de Noodwet voedselvoorziening vervallen.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 121 vervallen de aanduiding «1.» en het tweede lid.
B
Artikel 162 vervalt.
Artikel 9c van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië vervalt.
De Gemeentewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Het tiende lid van artikel 154a vervalt, onder vernummering van het elfde tot en met veertiende lid tot tiende tot en met dertiende lid.
B
Het derde lid van artikel 155d vervalt.
C
Het derde lid van artikel 234 vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met negende lid tot derde tot en met achtste lid.
D
Artikel 281a komt te luiden:
In afwijking van artikel 8:4, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een koninklijk besluit als bedoeld in artikel 268, eerste lid, dan wel tegen een vernietigingsbesluit als bedoeld in de artikelen 85, tweede lid, en 87a, eerste lid, beroep instellen.
De Kieswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel D9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op beschikkingen als bedoeld in de artikelen D3, achtste lid, D6 en D8.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «de Afdeling» vervangen door «de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State», en «artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht» door: artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
B
Artikel G5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt «Artikel D9, tweede tot en met vierde lid,» vervangen door: Artikel D9.
C
Artikel I7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «kan een belanghebbende en iedere kiezer beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State» vervangen door: kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer.
2. In het tweede lid wordt «Artikel D9, tweede tot en met vierde» vervangen door: Artikel D9.
3. In het derde tot en met het vijfde lid wordt «Afdeling» telkens vervangen door: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
D
Artikel S5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «kan een belanghebbende en iedere kiezer beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State» vervangen door: kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De artikelen D9 en I7, eerste lid, tweede volzin, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
De Provinciewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Het derde lid van artikel 151d van de Provinciewet vervalt.
B
Artikel 274a komt te luiden:
In artikel 68 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gewijzigd als volgt.
A
In het vijfde lid van artikel 16 vervalt de laatste volzin.
B
In artikel 103f vervallen het eerste en tweede lid, alsmede de aanduiding «3.».
C
De artikelen 121 en 122 vervallen.
Paragraaf 4.6 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 vervalt.
Het tweede lid van artikel 2 van de Wet opheffing particuliere banken van leening vervalt alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Hoofdstuk IX van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders vervalt.
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Artikel 14 van de Sanctiewet 1977 vervalt.
Ministerie van Defensie
De Kaderwet dienstplicht wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 10 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
B
Het zevende lid van artikel 11 vervalt.
C
Artikel 15 vervalt.
D
In de INHOUDSOPGAVE vervalt «Artikel 15. Beroep op de administratieve rechter».
Artikel 4 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 vervalt.
In artikel 11 van de Uitkeringswet gewezen militairen vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
De Wet gewetensbezwaren militaire dienst wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 7a wordt «artikel 7:3, onder a tot en met d» vervangen door: artikel 7:3, onder a tot en met e.
B
De artikelen 7b en 18 vervallen.
Ministerie van Economische Zaken
De Elektriciteitswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 41c, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 6:18» vervangen door: artikel 6:19.
B
Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. Indien een besluit op grond van de artikelen 36, 37, 41 en 41c wordt aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende, in afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep instellen.
De Gaswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 61 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. Indien een besluit op grond van de artikelen 12f, 12g, 81, 81c en 82 wordt aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende, in afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep instellen.
B
In artikel 81c, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 6:18» vervangen door: artikel 6:19.
Artikel 6 van de Hamsterwet vervalt.
Artikel 9 van de Kaderwet EZ-subsidies vervalt.
De Mededingingswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Het eerste en tweede lid van artikel 93 vervallen, onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.
B
De artikelen 89h, 89i en 89j vervallen.
Artikel 38 van de Metrologiewet vervalt.
Artikel 142 van de Mijnbouwwet wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Op het beroep tegen besluiten op grond van de afdelingen 5.1.1, 5.1.2 en 5.3 is hoofdstuk V, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector vervalt.
Hoofdstuk 12 van de Postwet 2009 vervalt.
Artikel 17 van de Prijzennoodwet vervalt.
De Prijzenwet wordt gewijzigd als volgt:
A
In het eerste lid van artikel 1 vervalt de zinsnede «College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven».
B
Artikel 7 vervalt.
Artikel 81 van de Rijksoctrooiwet 1995 vervalt.
De artikelen 17.1 en 19.11 van de Telecommunicatiewet vervallen.
Hoofdstuk VID van de Waarborgwet 1986 vervalt.
Paragraaf 5 van de Wet energiebesparing toestellen vervalt.
In artikel 7.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
Artikel 8 van de Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding vervalt.
Hoofdstuk 9 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 vervalt.
Het vijfde lid van artikel 5 van de Wet uitvoering EG-mededingingsverordeningen vervalt.
De Wet uitvoering internationaal Energieprogramma wordt gewijzigd als volgt:
A
In het eerste lid van artikel 1 vervalt de zinsnede «College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven».
B
Paragraaf 5 vervalt, onder vernummering van de paragrafen 6 en 7 tot paragrafen 5 en 6.
De Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 wordt gewijzigd als volgt:
A
Titel 4 van hoofdstuk 2 vervalt.
B
In het tweede lid van artikel 26 vervalt de laatste volzin.
Artikel 10 van de Winkeltijdenwet vervalt.
Ministerie van Financiën
In artikel 3 van hoofdstuk 12 van de Aanpassingswet euro wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
De Algemene douanewet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 8:1 komt te luiden:
1. De artikelen 6:2, aanhef en onder b, en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
2. Artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing, tenzij beroep is ingesteld tegen een beschikking die is genomen op grond van een regeling, genoemd in de bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3, onder B, van deze wet.
B
Artikel 8:2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 26a, 27, 27a en 27b,» vervangen door: de artikelen 26a en 27a,.
2. Het vierde en achtste lid vervallen, onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid.
C
Artikel 8:4 vervalt.
In artikel 2 van de Goedkeuringswet Overeenkomst ex artikel K.3 Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Trb. 1998, 174) wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
Artikel 9 van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 vervalt.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 3.37 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, tweede volzin, wordt na «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» ingevoegd: inzake beroep tegen de in het eerste lid bedoelde verklaring,.
2. In het tweede lid vervalt de eerste volzin.
B
Artikel 3.42 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het achtste lid, tweede volzin wordt na «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» ingevoegd: inzake beroep tegen de in het eerste lid bedoelde verklaring,.
2. In het achtste lid vervalt de eerste volzin.
Titel IVA van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten vervalt.
Hoofdstuk 6 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren vervalt.
Titel IIA van de Wet op de registeraccountants vervalt.
Artikel 1:45 en afdeling 1.6.3 van de Wet op het financieel toezicht vervallen.
Artikel 30 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme vervalt.
Artikel 46 en paragraaf 5.3 van de Wet toezicht accountantsorganisaties vervallen.
Artikel 23 van de Wet toezicht financiële verslaggeving vervalt.
Hoofdstuk 6 van de Wet toezicht trustkantoren vervalt.
Artikel 30 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt na «het College van Beroep voor het bedrijfsleven» ingevoegd: inzake beroep tegen een besluit genomen door een van de in het eerste lid bedoelde bestuursorganen, met uitzondering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
Ministerie van Justitie
Afdeling 8 van titel 4 en afdeling 8 van titel 5 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vervallen.
In artikel 4 van de Goedkeuringswet DIS-Overeenkomst wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
In artikel 6 van de Goedkeuringswet Europol-Overeenkomst en Protocol inzake Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
In de artikelen 7 en 8 van de Rijkswet tot goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
Artikel 4 van de Uitvoeringswet Nederlands-Duits executieverdrag komt te luiden:
De Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap wordt gewijzigd als volgt.
A
De tweede volzin van het eerste lid van artikel 6 vervalt.
B
Artikel 9, tweede volzin, vervalt.
De Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap wordt gewijzigd als volgt:
A
De tweede volzin van het eerste lid van artikel 5 vervalt.
B
Artikel 7, tweede volzin, vervalt.
De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:
A
De artikelen 75 en 80 vervallen.
B
Artikel 71 komt te luiden:
C
Het tweede lid van artikel 93 vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
In het derde lid van artikel 25 van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen vervalt de zinsnede « bij het gerechtshof».
Het derde lid van artikel 33 van de Wet administratiefrechterlijke handhaving verkeersvoorschriften vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot derde tot en met zevende lid.
Artikel 20 van de Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten vervalt.
Paragraaf 6 van titel VA van de Wet op de kansspelen vervalt.
Hoofdstuk VII van de Wet op de rechtsbijstand vervalt.
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 77, eerste lid, onderdeel e, wordt «administratieve rechters» vervangen door: bestuursrechters en «administratieve rechter» door: bestuursrechter.
B
In artikel 78 wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door: bestuursrechter.
Artikel 47 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervalt.
Paragraaf 4 van de Wet schadefonds olietankschepen vervalt.
In het eerste lid van artikel 70 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «administratieve rechter» vervangen door: bestuursrechter.
Het derde lid van artikel 311a van het Wetboek van Koophandel vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Het vijfde lid van artikel V van de Wijzigingswet Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek enz. (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen) vervalt.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Afdeling III van de Boswet vervalt.
Artikel 47 van de Diergeneesmiddelenwet vervalt.
Artikel 109 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vervalt.
Artikel 41 van de Kaderwet diervoeders vervalt.
De Landbouwkwaliteitswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Het vijfde lid van artikel 13 vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.
B
Artikel 14 vervalt.
Hoofdstuk VI van de Landbouwwet vervalt.
Artikel 42 van de Meststoffenwet vervalt.
In artikel 39 van de Natuurbeschermingswet 1998 vervallen het eerste lid en de aanduiding «2.» voor het tweede lid
Artikel 16 van de Plantenziektenwet vervalt.
De Reconstructiewet concentratiegebieden wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor de mogelijkheid van beroep worden als één besluit aangemerkt een besluit tot vaststelling, wijziging of uitwerking van het reconstructieplan en het besluit tot goedkeuring, bedoeld in artikel 17, eerste of vijfde lid.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
B
Artikel 44 vervalt.
Paragraaf 3 van hoofdstuk 8 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vervalt.
Artikel 19 van de Wet inrichting landelijk gebied vervalt.
Artikel 86 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 vervalt.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In artikel 5 van de Experimentenwet onderwijs vervallen het eerste lid en de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
De laatste volzin van artikel 29 van de Monumentenwet vervalt.
Artikel 3 van de Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen komt te luiden:
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt gewijzigd als volgt:
B
Artikel 10.1 vervalt.
C
In artikel 10.2 wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 20.1» vervangen door: «als bedoeld in artikel 2 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak».
De Wet op de expertisecentra wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 72 vervalt.
B
De tweede volzin van het vijfde lid van artikel 134 vervalt.
C
Het zesde lid van artikel 170 komt te luiden:
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan beroep worden ingesteld door het bevoegd gezag.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt gewijzigd als volgt:
B
Artikel 14.1 vervalt.
De Wet op het primair onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
A
Het zesde lid van artikel 22 komt te luiden:
6. De uitspraak van de geschillencommissie wordt gelijkgesteld met een uitspraak in administratief beroep.
B
Artikel 71 vervalt.
C
De tweede volzin van het vijfde lid van artikel 140 vervalt.
D
Het zevende lid van artikel 184 komt te luiden:
7. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan beroep worden ingesteld door het bevoegd gezag, onderscheidenlijk het bestuur van de centrale dienst.
E
De derde volzin van het tweede lid van artikel 185 vervalt.
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
A
De tweede volzin van het vijfde lid van artikel 96g vervalt.
B
De artikelen 75, 105 en 111 vervallen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Artikel 29d van de Algemene Kinderbijslagwet vervalt.
Artikel 64b van de Algemene nabestaandenwet vervalt.
Artikel 51a van de Algemene Ouderdomswet vervalt.
Het derde lid van artikel 63 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Het vierde lid van artikel 24 van de Liquidatiewet ongevallenwetten vervalt.
Artikel 162 en paragraaf 8.2 van de Pensioenwet vervalt.
Artikel 37a van de Toeslagenwet vervalt.
Artikel 128 van de Werkloosheidswet vervalt.
Artikel 95b van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen vervalt.
Artikel 6.2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten vervalt.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 59 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Op het beroep van de werkgever tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur op grond van de artikelen 95 of 97 is hoofdstuk V, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.
2. In het zesde lid vervalt de zinsnede «27j, derde lid, »
B
De artikelen 67a, 78 en 92 vervallen.
Artikel 43 van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen vervalt.
Artikel 2.10a van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt.
Artikel 87a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vervalt.
In artikel 12 van de Wet privatisering FVP vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 83a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen vervalt.
Artikel 6:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten vervalt.
Artikel 113 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt.
Het derde lid van artikel 63 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet vervalt.
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 157 vervalt.
B
In artikel 211 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 26 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 vervalt.
Artikel 72d van de Ziektewet vervalt.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Hoofdstuk XA van de Loodsenwet vervalt.
De Ontgrondingenwet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 17 vervalt.
B
Artikel 21d vervalt.
C
Artikel 29 vervalt.
De Spoedwet wegverbreding wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 13 (beroepstermijn)
2. Het eerste lid en de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen.
B
Onderdeel c van het tweede lid van artikel 15 komt te luiden:
c. geldt in plaats van artikel 4 van de Belemmeringenwet Privaatrecht dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort wordt totdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.
Paragraaf 5 van hoofdstuk 6 van de Spoorwegwet vervalt.
De Tracéwet wordt gewijzigd als volgt:
A
Onderdeel c van het tweede lid van artikel 20a komt te luiden:
c. geldt in plaats van artikel 4 van de Belemmeringenwet Privaatrecht dat de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort wordt totdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.
B
Het eerste lid van artikel 25a vervalt, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
Het eerste lid van artikel 5.13 van de Waterwet vervalt, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
De Waterschapswet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 5 vervallen het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
B
Het tweede lid van artikel 21 komt te luiden:
2. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht blijft buiten toepassing.
C
In artikel 51, vijfde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «zijn de artikelen 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
D
Artikel 162 komt te luiden:
Artikel 12 van de Wedervergeldingswet zeescheepvaart vervalt.
De Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 33 vervalt.
B
Onderdeel c van het tweede lid van artikel 36 komt te luiden:
c. in afwijking van artikel 4 van de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort tot het tijdstip waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift verstrijkt.
Artikel 14 van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee komt te luiden:
Artikel 10 van de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot vervalt.
De Wet luchtvaart wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 8.25i vervalt.
B
Artikel 8a.50a, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 11 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting vervalt.
Artikel 105 van de Wet personenvervoer 2000 vervalt.
Hoofdstuk XI van de Wet vervoer over zee vervalt, onder vernummering van de hoofdstukken XII en XIII tot hoofdstukken XI en XII.
Artikel 8.1 van de Wet wegvervoer goederen vervalt.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Artikel 63 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vervalt.
In artikel 17 van de Geneesmiddelenwet wordt «Afdeling 4.1.2. en de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing» vervangen door: Afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 6 van de Tabakswet vervalt.
Artikel 23 van de Warenwet vervalt.
In artikel 38 van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 45 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
B
In artikel 54, zesde lid, wordt «een bezwaarschrift dan wel een beroep, bedoeld in artikel 45,» vervangen door: een bezwaarschrift dan wel een beroepschrift.
In artikel 34 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
Artikel 17 van de Wet geneesmiddelenprijzen komt te luiden:
De Wet marktordening gezondheidszorg wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 105 komt te luiden:
B
Artikel 106 vervalt.
Het vijfde lid van artikel 5 van de Wet op de jeugdzorg vervalt.
Artikel 38 van de Wet toelating zorginstellingen vervalt.
In artikel 56 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
In artikel 44 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 vervallen het eerste lid, de aanduiding «2.» voor het tweede lid, en het derde lid.
De Zorgverzekeringswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 69, vijfde lid, komt te luiden:
5. Indien tegen een door het College zorgverzekeringen op grond van dit artikel genomen beschikking bezwaar wordt gemaakt, beslist dat college, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen dertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
B
De artikelen 116, 117 en 122a, twaalfde lid, vervallen.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Artikel 44 van de Huisvestingswet wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. Bij een beroep tegen een besluit tot vordering als bedoeld in artikel 40, eerste lid, blijft titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
Artikel 18 van de Interimwet stad- en milieubenadering vervalt.
Artikel 7w van de Kadasterwet vervalt.
Artikel 50 van de Kernenergiewet vervalt.
Artikel 15 van de Leegstandwet wordt gewijzigd als volgt:
1. Het achtste lid vervalt, onder vernummering van het negende lid tot achtste lid.
2. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:
8. Elk beding dat strijdig is met dit artikel of met artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 1 van de bij die wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, is nietig.
Artikel 2a van de Wet ammoniak en veehouderij wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «voor de toepassing van het vijfde lid» vervangen door: voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. In de tweede volzin van het zesde lid (nieuw) vervalt de zinsnede «en het vijfde».
Artikel 14 van de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting vervalt.
Artikel 26 van de Wet bescherming Antarctica vervalt.
Hoofdstuk VIII van de Wet bodembescherming vervalt.
De Wet geluidhinder wordt gewijzigd als volgt:
B
Artikel 146 vervalt.
Hoofdstuk VIII van de Wet inzake de luchtverontreiniging vervalt.
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
A
In het tweede lid van artikel 16.32 vervalt de laatste volzin.
C
Artikel 20.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste, derde en zevende lid vervallen, onder vernummering van het tweede lid tot eerste lid, en van het vierde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vierde lid.
2. De eerste volzin van het het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op een beroep tegen een besluit op grond van deze wet – met uitzondering van een besluit ten aanzien waarvan op grond van deze wet een andere beroepsgang is opengesteld – of tegen besluiten als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid, binnen twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn.
D
Artikel 20.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen, onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van de bij die wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld tegen een beschikking houdende een aanwijzing, een verklaring of een verzoek als bedoeld in de artikelen 5.23, eerste lid, 8.31a, eerste lid, 8.36a, 8.39, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 17.5, eerste lid, door het bevoegd gezag ten aanzien van de beschikking waarop de aanwijzing, de verklaring of het verzoek betrekking heeft.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: eerste lid.
E
Artikel 20.3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. De eerste volzin komt te luiden:
Een besluit op grond van:
deze wet;
de artikelen 34 en 40 van de Mijnbouwwet, met uitzondering van een besluit omtrent een mijnbouwmilieuvergunning voor een mijnbouwwerk te plaatsen of geplaatst aan de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn en een winningsplan voor zover het winnen van delfstoffen geschiedt vanuit een voorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de in de bijlage bij de Mijnbouwwet vastgelegde lijn;
de Kernenergiewet;
de Wet geluidhinder;
de Wet inzake de luchtverontreiniging;
de Wet bodembescherming;
de Wet bescherming Antarctica;
de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen;
de artikelen 125 van de Gemeentewet, 122 van de Provinciewet, 61 van de Waterschapswet en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft besluiten die betrekking hebben op handhaving van het bepaalde bij of krachtens de in dit lid bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet,
waartegen ingevolge artikel 2 van de bij de Algemene wet bestuursrecht behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden ingesteld, treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt, dan wel, indien ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar kan worden gemaakt, met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een beroepschrift afloopt.
b. In de tweede volzin wordt «een besluit als bedoeld in het zevende lid» vervangen door: een besluit als bedoeld in het vijfde lid.
2. In het tweede lid wordt «een besluit als bedoeld in artikel 20.1, eerste lid» vervangen door: een besluit als bedoeld in het eerste lid.
F
In artikel 20.4, onderdeel b, wordt «de wetten waarop hoofdstuk 18 van toepassing is» vervangen door: de in artikel 20.3, eerste lid, eerste volzin, bedoelde wetten of wettelijke bepalingen dan wel de Ontgrondingenwet.
G
In artikel 20.5 wordt «een besluit als bedoeld in artikel 20.1, eerste lid,» vervangen door «een besluit als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid», en «in afwijking van artikel 20.3, eerste lid» door: in afwijking van dat lid.
H
In artikel 20.6, eerste lid, wordt «besluiten als bedoeld in artikel 20.1, eerste lid,» vervangen door: besluiten als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid,.
I
In artikel 20.15 wordt «administratieve rechter» telkens vervangen door «bestuursrechter», en «beroepen op grond van artikel 20.1» door: beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 20.3, eerste lid,.
Artikel 21 van de Wet op de architectentitel vervalt.
De Wet ruimtelijke ordening wordt gewijzigd als volgt:
A
Het derde lid van artikel 3.36a komt te luiden:
3. Indien voor de uitvoering van een of meer besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, onder a, 3.33, eerste lid, onder a, of 3.35, eerste lid, onder a, toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht noodzakelijk is, wordt, in afwijking van artikel 4 van die wet, de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van die wet opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.
B
Artikel 8.1 vervalt.
C
Artikel 8.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste tot en met derde lid worden vervangen door twee leden, luidende:
1. Bij een beroep tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan of inpassingsplan kunnen geen gronden worden aangevoerd die betrekking hebben op een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, of artikel 4.4, eerste lid, voor zover deze betrekking heeft op een daarbij concreet aangegeven locatie waarvan geen afwijking mogelijk is.
2. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist binnen twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn op een beroep tegen:
a. een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan of inpassingsplan,
b. een besluit als bedoeld in artikel 3.1, derde lid,
c. een besluit omtrent wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6, eerste lid,
d. een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, of artikel 3.11, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid,
e. een besluit op een verzoek om een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 6.8 of 6.9, en
f. een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan, of wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, alsmede herzieningen van het desbetreffende exploitatieplan en besluiten omtrent de afrekening en herberekende exploitatiebijdragen van het desbetreffende exploitatieplan.
2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het derde lid» vervangen door: het tweede lid.
Het eerste lid van artikel 70b van de Woningwet komt te luiden:
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft bij de behandeling van een beroep tegen een koninklijk besluit dat strekt tot intrekking van de toelating, aanvankelijk overeenkomstige toepassing aan artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht en kan nadien overeenkomstige toepassing geven aan artikel 8:53 van die wet.
1. Op het bezwaar of beroep tegen een besluit dat is bekendgemaakt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing.
2. Op het hoger beroep tegen een uitspraak die is bekendgemaakt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,