Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2016
In het verslag van het Schriftelijk Overleg over de Commissie van Aanbestedingsexperts (Kamerstuk 32 440, nr. 84) heb ik toegezegd de periodieke rapportage van de door mij ingestelde Commissie van Aanbestedingsexperts jaarlijks aan uw Kamer te sturen. De derde periodieke rapportage, over de periode 1 maart 2015 tot 1 maart 2016, treft u als bijlage aan1.
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 op 1 april 2013 is de Commissie van Aanbestedingsexperts (hierna: Commissie) van start gegaan. De Commissie is ingesteld om snel, zorgvuldig en laagdrempelig bij te dragen aan het oplossen van aanbestedingsklachten door te bemiddelen of door niet-bindende adviezen te geven. De Commissie beoogt daarmee bij te dragen aan een verbetering van de professionaliteit van de aanbestedingspraktijk en leereffecten bij aanbestedende diensten teweeg te brengen. Ook beoogt de Commissie bij te dragen aan een verbetering van de dialoog tussen partijen en te voorkomen dat de gang naar de rechter wordt gemaakt.
In deze brief zal ik een samenvatting geven van de resultaten van de derde periodieke rapportage van de Commissie en op de opvolging van de evaluatie van de Commissie uit 2015 (Kamerstuk 32 440, nr. 90).
Tevens ga ik in deze brief in op de voortgang van het traject Beter aanbesteden en op het verschijnen van een onderzoek naar het aanbestedingsvolume van de Nederlandse overheid.
Rapportage Commissie van Aanbestedingsexperts
Statistieken
De Commissie rapporteert dat in het afgelopen jaar 117 klachten zijn ingediend door ondernemers. Gemiddeld bestaan de klachten uit iets minder dan twee deelklachten. Van de 117 klachten zijn 99 klachten ingediend door het mkb, vier door een brancheorganisatie namens het mkb en veertien door grote bedrijven. Door aanbestedende diensten zijn geen klachten ingediend.
Van de ingediende klachten zijn er 88 in behandeling genomen. Over 48 klachten uit deze periode zijn adviezen uitgebracht, alsmede over 13 klachten uit de vorige periode. De onderwerpen waarover geklaagd werd liepen uiteen, maar gingen voor het grootste gedeelte over de gunningsbeslissing, de gunningscriteria, het programma van eisen en de selectiecriteria.
Vervolg op de evaluatie
De Commissie gaat in haar rapportage verder in op de evaluatie die vorig jaar is opgeleverd door een extern onderzoeksbureau. De evaluatie en kabinetsreactie daarop zijn reeds aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 440, nr. 90 en Kamerstuk 34 252, B). De Commissie benadrukt een van de hoofdconclusies, te weten de conclusie dat het een deskundig en onafhankelijk orgaan is. Ook benadrukt de Commissie dat de evaluatie laat zien dat de klachtprocedure zorgvuldig is, de kwaliteit van de adviezen hoog en dat de Commissie een laagdrempelig orgaan is voor het behandelen van aanbestedingsklachten.
Het evaluatierapport bevatte een aantal aanbevelingen. De belangrijkste daarvan worden hieronder besproken, samen met de manier waarop de Commissie daar volgens de rapportage invulling aan geeft.
Een belangrijke aanbeveling betrof een kortere doorlooptijd van de adviezen, om de doeltreffendheid van de Commissie te vergroten. Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 (wetsvoorstel met Kamerstuk 34 329) in de Tweede Kamer, is daarnaast de motie van het Kamerlid Bruins (Kamerstuk 34 329, nr. 18) aangenomen. Daarin wordt gevraagd om het monitoren van de capaciteit en de doorlooptijden van de Commissie. In haar periodieke rapportage geeft de Commissie jaarlijks inzicht in haar doorlooptijden. De doorlooptijden in de voorliggende jaarrapportage zijn langer dan vorige jaren. Een verklaring daarvoor is de toename van het aantal klachten. De Commissie is daarom uitgebreid van twee naar drie leden met ingang van 1 april 2015. Daarnaast is het secretariaat van de Commissie begin 2016 beter gericht op de behoefte van de Commissie.
De Commissie geeft aan te verwachten dat door deze versterking van haar secretariaat versnelde behandeling van de bij haar ingediende klachten kan worden verwacht.
Een andere aanbeveling uit het evaluatierapport betrof een grotere inzet van experts, eveneens met het oog op verkorting van de doorlooptijden van de adviezen. De Commissie geeft in haar rapportage aan dat die inzet tot voor kort onvoldoende doelmatigheidswinst opleverde. De Commissie werkt inmiddels met een nieuwe aanpak. Volgend jaar kan de Commissie de resultaten van deze nieuwe werkwijze in haar rapportage meenemen. In de rapportage wordt aangegeven dat de eerste ervaringen bemoedigende resultaten opleveren.
Ten aanzien van een aanbeveling over een meer bemiddelende (in plaats van adviserende) rol voor de Commissie merkt zij op dat zij op dat punt niet vaak zinvolle mogelijkheden ziet. De ervaring van de Commissie leert dat partijen, ook na eventuele bemiddeling, juist een schriftelijk advies van de Commissie op prijs stellen. De aanbeveling om partijen «concreet handelingsperspectief» te bieden in haar adviezen, volgt de Commissie daar waar zij daar ruimte voor ziet. Wel waakt de Commissie ervoor, op de stoel van de aanbestedende dienst te gaan zitten.
De evaluatie laat zien dat de bekendheid van de Commissie de afgelopen jaren is toegenomen, maar met name onder het mkb nog beperkt is. De Commissie zal in 2016 onderzoeken op welke wijze het bestaan en de doelstellingen van de Commissie beter onder de aandacht van het mkb kunnen worden gebracht. Verder geeft de Commissie aan dat ze verwacht dat de inwerkingtreding van de gewijzigde Aanbestedingswet 2012 in 2016 zal leiden tot nieuwe interpretatievragen. Tenslotte buigt de Commissie zich momenteel over de vraag op welke wijze zij haar adviezen voor lezers toegankelijker kan maken.
Beleidsreactie
Ik beschouw de toename van het aantal bij de Commissie ingediende klachten als een teken dat ondernemers de Commissie steeds beter weten te vinden en waarde hechten aan de adviezen van de Commissie. Hoe groter de bekendheid van de Commissie, hoe beter zij haar rol kan vervullen. In dit verband waardeer ik het voornemen van de Commissie om haar bekendheid binnen het mkb te vergroten.
De langere doorlooptijden van de Commissie in 2015 blijven een punt van aandacht. Daarbij moet aangetekend worden dat het effect van de versterking van het secretariaat van de Commissie nog niet zichtbaar is in deze cijfers. De verwachting is dat deze versterking de doorlooptijden zal bekorten. Ik blijf de ontwikkeling van de doorlooptijden nauwgezet volgen.
Voortgang Beter aanbesteden
Bij brief van 31 maart jongstleden heb ik u geïnformeerd over de start van het traject Beter aanbesteden (Kamerstuk 34 252, nr. 2). In die brief heb ik aangegeven dat ik de heer Huizing heb benoemd tot aanjager van Beter aanbesteden en dat het traject een regionale aanpak kent in combinatie met een landelijk overleg. Op 21 september jongstleden heeft het eerste landelijk overleg plaatsgevonden. Dit overleg bestaat uit vertegenwoordigers van de overheid, het bedrijfsleven, de wetenschap en de vijf regiovertegenwoordigers.
Deze regiovertegenwoordigers zijn personen die ervaring met aanbestedingen hebben en over een breed netwerk beschikken in hun regio. De regiovertegenwoordigers stellen elk op hun beurt een team samen waarin (regionale) overheden en ondernemers vertegenwoordigd zijn. Deze regioteams gaan dit najaar met elkaar in dialoog over praktijkproblemen en -oplossingen die bij kunnen dragen aan Beter aanbesteden. Hun bevindingen worden vervolgens begin volgend jaar in het landelijk overleg besproken. Ik zal u tegen die tijd nader informeren over de eerste resultaten van dit traject.
Onderzoek aanbestedingsvolume
Onderzoeksbureau Significant heeft in opdracht van mijn ministerie onderzoek gedaan naar het aanbestedingsvolume van de Nederlandse overheid. Het resultaat van dat onderzoek is onlangs gepubliceerd2. Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse overheid als geheel in 2015 voor 73,3 miljard euro heeft aanbesteed. Aanbestedingen van gemeenten maken ongeveer de helft van dit bedrag uit. Hiermee onderstreept dit onderzoek het belang van Beter aanbesteden, met name bij gemeenten.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp