Ontvangen 9 februari 2012
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan de artikelen 1.7, 1.11 en 1.15 worden telkens drie leden toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop door aanbestedende diensten uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste lid. Deze regels hebben in elk geval betrekking op:
a. het al dan niet samenvoegen van opdrachten;
b. het sluiten van raamovereenkomsten;
c. het verdelen van opdrachten in afzonderlijke percelen;
d. de omzeteisen die aan gegadigden of inschrijvers worden gesteld;
e. de zekerheidstelling door gegadigden of inschrijvers;
f. de aan gegadigden of inschrijvers te stellen eisen met betrekking tot hun referenties;
g. de te stellen termijnen;
h. de aard van verschillende varianten die door gegadigden of inschrijvers kunnen worden voorgesteld;
i. de kosten die met de inschrijving gepaard gaan;
j. de voorwaarden van de overeenkomst;
k. de wijze waarop de aansprakelijkheid in de overeenkomst is vormgegeven.
4. De aanbestedende dienst past de in de algemene maatregel van bestuur bedoelde voorschriften toe of motiveert een afwijking van een of meer van die voorschriften in de aanbestedingsstukken.
5. Het ontwerp van een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
II
Artikel 1.20a, tweede lid, komt te luiden:
2. De aanbestedende dienst past de in het eerste lid bedoelde voorschriften toe, of motiveert een afwijking van een of meer van die voorschriften in de aanbestedingsstukken.
III
Artikel 4.27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: en de toepassing van de artikelen 1.7, 1.11 en 1.15 voor overheidsopdrachten.
2. In het tweede lid vervalt de zinsnede: of dat de toepassing van de artikelen 1.7, 1.11 en 1.15 onvoldoende leidt tot proportionele eisen, voorwaarden en criteria,.
Met dit amendement willen de indieners er voor zorgen dat voor de toepassing van het proportionaliteitsbeginsel bij aanbestedingen duidelijke regels opgesteld worden. Voor een wet die gaat over vele miljarden per jaar volstaat het niet om – bij AMvB – te verwijzen naar een document, niet zijnde een onderdeel van de wet, dat bovendien slechts dient als handreiking voor bedrijven en overheden.
Zonder deze duidelijkheid, zo vrezen de indieners, zal juridisering het gevolg zijn en zal ook de verantwoordelijkheid van de politiek bij de rechter komen te liggen. Deze laatste zal bij onvoldoende harde en duidelijke voorwaarden immers belast worden met keuzes die de wetgever had moeten maken. In het belang van aanbestedende diensten en ondernemers, zowel groot als klein, willen de indieners dat in de AMvB zelf wordt vastgelegd welke (harde) eisen er mogen worden gesteld aan ondernemers wat betreft de elf onderwerpen welke genoemd zijn door de minister in zijn brief van 2 februari 2012 (kenmerk 32 440, nr. 64) voor zover dit nog niet bij amendement is komen vast te liggen. De Gids Proportionaliteit van augustus 2011 dient als uitgangspunt genomen te worden voor de verdere uitwerking van de genoemde elf onderwerpen. Voor zover het gaat om aanbestedingen die onder de Europese richtlijn vallen, zullen de regels uiteraard die voorschriften in acht moeten nemen.
Gesthuizen Dijkgraaf Hamer