Ontvangen 6 februari 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 2.126, derde lid, wordt «vijftien kalenderdagen» vervangen door: 20 kalenderdagen.
Met dit amendement wil de indiener meer duidelijkheid bieden rond het aanbestedingsproces. Betrokken partijen worden nu onvoldoende in de gelegenheid gesteld informatie over een afwijzing te krijgen en worden daarmee te vaak gedwongen direct een gang naar de rechter te maken. De voorgestelde wijziging draagt bij aan de ervaren rechtvaardigheid van de procedure en kan leiden tot een flinke vermindering van administratieve lasten.
In artikel 2.126 van het wetvoorstel wordt de opschortende termijn – de maximale termijn waarin gekozen kan worden over te gaan tot rechtsgang – vastgesteld op vijftien dagen. Een aanbestedende dienst neemt dus een opschortende termijn van ten minste vijftien dagen in acht voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit. De exacte letter van het artikel schrijft een termijn van minimaal vijftien dagen voor, maar de praktijk leert dat de aanbestedende diensten meestal geen langere termijn in acht nemen.1 Deze termijn is dermate kort dat betrokken partijen «alvast» een kort geding opstarten. Met dit amendement wordt de termijn verlengd naar 20 kalenderdagen.
Verhoeven