Kamerstuk 32440-63

Amendement van het lid Hamer ter vervanging van nr. 36 over de toepassing van de artikelen 662 tot en met 666 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op overheidsopdrachten

Dossier: Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..)

Gepubliceerd: 2 februari 2012
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: economie markttoezicht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32440-63.html
ID: 32440-63

38,0 %
62,0 %

PvdD

CU

CDA

GL

SGP

SP

VVD

PvdA

PVV

D66


Nr. 63 AMENDEMENT VAN HET LID HAMER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 361

Ontvangen 2 februari 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel 2.81 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.81a

De artikelen 662 tot en met 666 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op overheidsopdrachten voor diensten, op overheidsopdrachten voor werken en op overheidsopdrachten voor leveringen die bijkomende diensten of installatiewerkzaamheden inhouden.

Toelichting

Eén van de doelstellingen van de nieuwe Aanbestedingswet is om meer duidelijkheid te bieden omtrent aanbestedingen. Conform deze doelstelling ligt het zeer voor de hand om ook de onduidelijkheid over de toepassing van de Wet overgang van ondernemingen op te lossen. De Wet overgang van ondernemingen kan namelijk wel degelijk ook van toepassing zijn op (overheids)aanbestedingen. Het antwoord van de voormalig staatssecretaris Ross-van Dorp maakt zonder meer duidelijk dat de Wet overgang van ondernemingen ook van toepassing is op gemeentelijke aanbestedingen (in het kader van de WMO).

Zowel voor de inschrijver op een aanbesteding/concessie als voor diens werknemers is de huidige situatie onwenselijk. De staatssecretaris maakte duidelijk dat inschrijvende partijen rekening moeten houden met de verplichtingen uit de Wet overgang van ondernemingen bij het uitbrengen van hun offerte. In de praktijk is dit evenwel niet altijd even makkelijk omdat de bepalingen in het BW staan en niet in de huidige aanbestedingsregelgeving. De nieuwe Aanbestedingswet zou deze helderheid en duidelijkheid wèl moeten bieden, zoals door bovenstaande verwijzing op te nemen in de bepalingen van de Aanbestedingswet.

Overigens heeft de wetgever zich bij de totstandkoming van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) wel rekenschap gegeven van de onduidelijkheid (die in dit geval betrekking had op de positie van ambtenaren die het ambtenarenstatuut een gelijke rechtsbescherming beoogt te bieden als dat de Wet overgang van onderneming doet).

De in de wet opgenomen bepalingen zijn een uitvloeisel van de adviezen van de Commissie Laan in 1996 omtrent de bescherming van de werknemersbelangen en het vermijden van ongelijkheid in de concurrentiepositie tussen marktpartijen bij de overgang van personeel als gevolg van een concessieoverdracht. De regeling in de Wp2000 is relevant voor die concessieovergangen, die niet onder het BW vallen. Dit kan zich voordoen bij privaatrechtelijke bedrijven, bij voorbeeld indien bij de concessieovergang geen materieel mee overgaat, maar doet zich per definitie voor bij gemeentelijke vervoerbedrijven die voor hun ambtelijk personeel niet aan het BW zijn gebonden.

In een advies van 7 september 2005, dat tot stand is gekomen op verzoek van de Minister van Verkeer en Waterstaat, hebben de organisaties van werkgevers en werknemers gepleit voor het tot 2017 in stand houden van de personeelsparagraaf voor al het openbaar vervoer.

Ook de Commissie Sorgdrager pleit, uitgaande van het huidige wettelijk stelsel, voor een blijvende wettelijke bescherming van de arbeidsrechtelijke positie van zittend personeel bij de overgang van concessies van de ene vervoerder naar de andere.

Hamer