Kamerstuk 32440-62

Amendement van het lid Hamer ter vervanging van nr. 34 over naleving van IAO nr. 94 als voorwaarde aan de uitvoering van overheidsopdrachten

Dossier: Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..)

Gepubliceerd: 2 februari 2012
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: economie markttoezicht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32440-62.html
ID: 32440-62

38,0 %
62,0 %

CU

PVV

VVD

PvdD

SGP

CDA

PvdA

SP

GL

D66


Nr. 62 AMENDEMENT VAN HET LID HAMER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 341

Ontvangen 2 februari 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel 2.80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.80a

Een aanbestedende dienst verbindt de naleving van het bepaalde in het op 29 juni 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende bepalingen ter regeling van arbeidsvoorwaarden (Verdrag nr. 94 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeëndertigste zitting) als voorwaarde aan de uitvoering van overheidsopdrachten voor diensten, voor overheidsopdrachten voor werken en voor overheidsopdrachten voor leveringen die bijkomende diensten of installatiewerkzaamheden inhouden.

Toelichting

De positie van de overheid als aanbestedende dienst is onderwerp van IAO Verdrag nr. 94 (gepubliceerd in Staatsblad 1951, 541). Dit verdrag, dat door Nederland is geratificeerd, beoogt te voorkomen dat aanbesteding door overheden leidt tot concurrentie ten koste van gebruikelijke lonen en arbeidsomstandigheden.

In Nederland zal bij aanbesteding in veel gevallen een algemeen verbindend verklaarde cao van kracht zijn. Als de cao algemeen verbindend is verklaard, dan geldt hij voor allen in de betreffende sector. Niet alle bedrijfstak-cao’s worden echter verbindend verklaard. Dit geldt voor zo’n dertig procent van de bedrijfstak-cao’s. Het IAO Verdrag nr. 94 verplicht de centrale overheid om (door middel van een zogeheten labour clause) erop toe te zien dat ook de lonen en arbeidsomstandigheden van de bedrijfstak-cao van toepassing zijn op werknemers van bedrijven aan wie zij bepaalde diensten uitbesteedt.

In de nota naar aanleiding van het verslag (maart 2011) stelde de Minister dat de Aanbestedingswet niet het juiste kader is om dit te regelen: «De Europese aanbestedingsrichtlijnen zien op de aanbestedingsrechtelijke verplichtingen van de overheid als geheel; de verplichtingen van IAO-verdrag nr. 94 betreffen uitsluitend de centrale overheid».

Deze stelling is feitelijk onjuist: IAO Verdrag nr. 94 richt zich inderdaad tot de centrale overheid maar stelt expliciet dat de lidstaat kan besluiten ook lagere overheden te binden aan de bepalingen van het Verdrag. Juist in geval van Nederland ligt dat erg voor de hand, daar taken die voorheen enkel door de centrale overheid uitgevoerd werden, door delegatie en decentralisatie van centrale overheidstaken naar het lagere niveau, meer en meer op lokaal overheidsniveau plaatsvinden. De nieuwe Aanbestedingswet is daarom juist de plek om de implementatie van IAO Verdrag nr. 94 vorm te geven.

De Minister stelde tevens dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van IAO Verdrag nr. 94 eigenlijk bij sociale partners ligt. Inderdaad hebben sociale partners de eigen verantwoordelijkheid goede cao’s af te sluiten en toe te zien op de naleving daarvan. Maar IAO Verdrag nr. 94 ziet op de specifieke publieke overheidstaak om de markt ten voorbeeld te dienen door bij aanbestedingen en concessies duidelijk te maken dat de beste arbeidsvoorwaardelijke bepalingen uit CAO’s nageleefd moeten worden: «The idea behind the adoption of an ILO standard on labour clauses in public contracts is that public authorities, in contracting for the execution of construction works, or for the supply of goods and services, should concern themselves with the working conditions under which the operations in question are carried out. The concern stems from the fact that government contracts are usually awarded to the lowest bidder and that contractors may be tempted, in view of the competition involved, to economize on labour costs. In such contexts, it is generally recognized that governments should not be seen as entering into contracts involving the employment of workers under conditions below a certain level of social protection, but, on the contrary, as setting an example by acting as model employers».

Het gaat het dus niet om de inhoud van de cao-bepalingen, maar om de publieke taak van de overheid om de markt tot voorbeeld te dienen en concurrentie op cao-loon te voorkomen. Deze overheidsverantwoordelijkheid staat los van en naast die van sociale partners.

Hamer