Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat zij een staatsrechtelijke positie krijgen binnen het Nederlandse staatsbestel en het in verband hiermee wenselijk is wetten en de Nederlands-Antilliaanse regelingen, die ingevolge de Invoeringswet BES als wet van toepassing blijven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die nog niet zijn meegenomen in het voorstel voor de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kamerstukken II, 2008/09, 31 959, nr. 2), aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:
A
Voor artikel 2.1 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
B
In artikel 2, tweede lid, onderdeel d, wordt «of voorzitter of lid van het dagelijks bestuur van een waterschap» vervangen door: , voorzitter of lid van het dagelijks bestuur van een waterschap of de Rijksvertegenwoordiger.
C
Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «onder a en b,» ingevoegd: alsmede de Rijksvertegenwoordiger.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. Voor de toepassing van dit artikel ten aanzien van de Rijksvertegenwoordiger, kan voor «gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» telkens worden gelezen: basisadministratie, als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES.
D
In artikel 2b, tweede lid, wordt na «onder d» ingevoegd: met uitzondering van de Rijksvertegenwoordiger.
E
In de artikelen 19, 64 en 143, eerste lid, onder b, wordt na «artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» telkens ingevoegd: dan wel artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES.
F
In de artikelen 34, tweede lid, 79, tweede lid, en 101, vijfde lid, wordt «ten laste van de Nederlandse Antillen, van een publiekrechtelijk lichaam in Nederland of in evengenoemd land, dan wel ten laste van een door het openbaar gezag in Nederland of in dat land ingesteld fonds», telkens vervangen door: ten laste van Aruba, van Curaçao, van Sint Maarten, van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, van een publiekrechtelijk lichaam in Nederland of in evengenoemde landen, dan wel ten laste van een door het openbaar gezag in Nederland, in die landen of in die openbare lichamen ingesteld fonds.
G
In artikel 95, eerste lid, onder b, sub 3e, wordt «krachtens een wettelijke regeling van de Nederlandse Antillen, van Aruba of van een vreemde mogendheid» vervangen door: krachtens een wettelijke regeling van Aruba, van Curaçao, van Sint Maarten, van een vreemde mogendheid of krachtens een wettelijke regeling die uitsluitend in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van toepassing is.
H
Na artikel 130a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, is deze afdeling van overeenkomstige toepassing op de Rijksvertegenwoordiger, met dien verstande dat wordt gelezen voor:
a. lid van gedeputeerde staten: Rijksvertegenwoordiger;
b. provincie: Rijk;
c. provinciale staten: Onze Minister;
d. gedeputeerde staten: Onze Minister.
2. Voor zover het de Rijksvertegenwoordiger betreft, kunnen Wij in bijzondere gevallen, de Raad van State gehoord, in afwijking van artikel 132, zesde lid, bepalen, dat de uitkering wordt voortgezet voor een, met inachtneming van artikel 136 vast te stellen termijn, die op dezelfde wijze kan worden verlengd.
3. Voor de toepassing van artikel 137a wordt gelezen voor:
a. artikel 76, eerste lid, van de Provinciewet: artikel 200, eerste lid, Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. commissaris van de Koning: Rijksvertegenwoordiger.
4. In afwijking van artikel 152, tweede lid, kunnen Wij, de Raad van State gehoord, een door of als gevolg van de toepassing van artikel 152, eerste lid, vervallen recht op pensioen herstellen.
B
Artikel 2.8 (Wet privatisering ABP) komt te luiden:
Artikel 2, tweede lid, van de Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b, komt te luiden:
b. ministers, staatssecretarissen, gedeputeerden, wethouders, leden van dagelijkse besturen van deelgemeenten en de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
2. Onderdeel e komt te luiden:
e. de gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
C
Artikel 2.10 (Pensioenwet ambtenaren BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A wordt «artikel 17, eerste en vijfde lid» vervangen door: artikel 17, vijfde lid.
2. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
In de artikelen en in de opschriften van de onderscheiden hoofdstukken en paragrafen van deze wet worden, behoudens in artikel 3, de termen «overheidsdienaar» en «overheidsdienaren» telkens vervangen door «werknemer» onderscheidenlijk «werknemers».
3. Onderdeel B komt te luiden:
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «fonds: het algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen» wordt vervangen door: fonds: Stichting BES Pensioenfonds.
2. Na de omschrijving van het begrip «pensioen» wordt ingevoegd:
deelnemer: ieder die op grond van artikel 11a verplicht deelneemt in het fonds;
uittreding: een ontslag op eigen verzoek uit een dienstverhouding met het oogmerk de deelneming te beëindigen met recht op ouderdomspensioen;.
4. Onderdeel E, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onderdeel e komt te luiden:
e. de leden van het personeel van bijzondere scholen waarop de Wet materieel ambtenarenrecht BES van overeenkomstige toepassing is verklaard.
5. In onderdeel E worden het vijfde lid dat bepaalt dat de onderdelen f tot en met i vervallen, en het zesde lid vernummerd tot het zesde, onderscheidenlijk zevende lid.
6. Aan onderdeel E wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, worden na onderdeel k drie onderdelen toegevoegd, luidende:
l. het personeel van de op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigde instellingen waarmee het Zorgkantoor BES een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering BES;
m. het personeel van de voogdijraden en van de door Onze Minister voor Jeugd en Gezin gefinancierde Gezinsvoogdijinstelling;
n. het personeel van de door Onze Minister voor Jeugd en Gezin gefinancierde stichtingen voor jeugdzorg;
o. het personeel van organisaties voor jeugdwerk en opvoedingsondersteuning die tezamen het Centrum voor Jeugd en Gezin vormen en een zorgcontract hebben met het eilandbestuur dan wel gefinancierd worden door Onze Minister voor Jeugd en Gezin.
7. Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste subonderdeel komt te luiden:
1. In deze wet worden onder overheidsdienaren tevens verstaan de werknemers in dienst van een rechtspersoon, die gelet op zijn doelstelling en zijn financiële verhouding tot Nederland of de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, bij besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aangewezen als lichaam waarvan het personeel overheidsdienaar in de zin van deze wet is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere criteria voor de aanwijzing van een zodanige rechtspersoon worden vastgesteld.
2. Het tweede subonderdeel komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt «een centrale of andere» vervangen door: een vakorganisatie. Tevens wordt «de Gouverneur» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
8. Na onderdeel F worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
Fa
Na hoofdstuk II worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
Verplichtstelling
De werknemers zijn verplicht deel te nemen in de Stichting BES pensioenfonds, bedoeld in artikel 51a.
De deelnemers alsmede, voor zover het werknemers betreft, hun werkgevers leven de statuten en reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur na.
Het fonds draagt er zorg voor dat in het economisch verkeer geen andere rechtspersoon gebruik maakt van een naam of het merk dat door het fonds wordt gebruikt dan wel gebruik maakt van een naam, merk of daarmee overeenstemmend teken indien door dat gebruik de mogelijkheid bestaat dat bij het publiek een associatie wordt gewekt tussen de naam of het merk van het fonds en de naam, het merk of het teken dat die rechtspersoon gebruikt. Onder «rechtspersoon» wordt in dit verband mede verstaan een maat- en vennootschap, een samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens
Pensioenovereenkomst
1. De aanspraken van de werknemers, gewezen werknemers en hun nabestaanden ter zake van pensioenen, alsmede daarmee samenhangende verplichtingen worden vastgelegd in een overeenkomst naar burgerlijk recht.
2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vakorganisaties van werknemers die zijn toegelaten tot het overleg, bedoeld in het Besluit overlegstelsel BES, zijn bevoegd tot het vaststellen, wijzigen of vervangen van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid.
9. Na onderdeel G worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
Ga
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «deze landsverordening» vervangen door: de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.
2. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid naar het tweede, derde en vierde lid, vervalt het tweede lid.
3. Het nieuwe derde lid, onder a, komt te luiden:
a. de tijd, in verband met ontvangst van de waarde van pensioenaanspraken op basis van het bepaalde bij krachtens artikel 7c van de Pensioenwet BES;.
4. In het nieuwe vierde lid wordt «tijd als bedoeld in het vierde lid» vervangen door: tijd als bedoeld in het derde lid.
Gb
In artikel 19, tweede lid, wordt «artikel 17, derde lid» vervangen door: artikel 17, tweede lid.
10. Na onderdeel H wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
11. Na onderdeel I worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
Ia
Artikel 24 vervalt.
Ib
Artikel 25, eerste lid, komt te luiden:
1. In deze wet wordt verstaan onder ambtelijk inkomen:
a. voor de werknemers, bedoeld in artikel 4, onder b, die worden bezoldigd volgens een algemene vastgestelde bezoldigingsregeling: de van toepassing zijnde bezoldiging met bijrekening van vaste toelagen, doch zonder bijrekening van indemniteiten, emolumenten, wisselvallige of tijdelijke inkomsten of andere dergelijke voordelen;
b. voor de overige werknemers: het met de in onderdeel a bedoelde bezoldiging gelijk te stellen loon, met bijrekening van vaste toelagen, doch zonder bijrekening van indemniteiten, emolumenten, wisselvallige of tijdelijke inkomsten of andere dergelijke voordelen.
12. Onderdeel J komt te luiden:
13. Na onderdeel J wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Ja
Artikel 27 komt te luiden:
1. Het pensioen bedraagt voor elk voor opbouw in aanmerking te nemen dienstjaar 2% van de in het betreffende jaar geldende pensioengrondslag.
2. De opbouw van pensioen voor elk resterende gehele in aanmerking te nemen maand in een dienstjaar bedraagt 1/12de van 2% van de in het betreffende jaar geldende pensioengrondslag. Een resterende diensttijd van minder dan een maand wordt voor de hele maand gerekend.
3. Het ingevolge dit artikel bepaalde pensioen, inclusief de aanpassingen als bedoeld in artikel 30, bedraagt bij ingaan van het pensioen op de pensioendatum niet meer dan 70% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Indien dit maximum wordt overschreden, vindt geen verdere pensioenopbouw en geen verdere premiebetaling als bedoeld in artikel 58 meer plaats. De pensioenopbouw en premiebetaling vangen pas weer aan voor zover het bedoelde maximum niet overschreden wordt.
4. Het invaliditeitspensioen wordt berekend naar het aantal jaren diensttijd dat de betrokken werknemer zou hebben kunnen vervullen tot zijn zestigste levensjaar, indien hij niet wegens ongeschiktheid zou zijn ontslagen.
5. Bij de toepassing van het eerste lid ten behoeve van de berekening van het invaliditeitspensioen wordt, zolang de pensioengerechtigde nog niet de leeftijd 60 jaren heeft bereikt, het invaliditeitspensioen gedurende de periode tot hij recht heeft op dat ouderdomspensioen verhoogd met een tijdelijk pensioen ter grootte van 2% over de laatst voor de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen geldende franchise vermenigvuldigd met het aantal jaren diensttijd dat de betrokken werknemer heeft vervuld en conform het vierde lid zou hebben kunnen vervullen.
6. Het bedrag aan pensioen wordt naar boven afgerond tot het laatste getal in gehele dollars dat een veelvoud vormt van drie.
14. Onderdeel K komt te luiden:
K
Artikel 28 komt te luiden:
Op het bedrag aan invaliditeitspensioen, zoals berekend volgens artikel 27, worden de inkomsten uit onderneming en arbeid als bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomensbelasting BES, die de pensioengerechtigde die nog niet de leeftijd van 60 jaren heeft bereikt, ontvangt, in mindering gebracht voor zover deze inkomsten, opgeteld bij het pensioen, de pensioengrondslag vermeerderd met de franchise, in het jaar waarin het recht op invaliditeitspensioen is ingegaan, overschrijden.
15. Na onderdeel K worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
Ka
Artikel 30 komt luiden:
1. Voor zover de bezoldigingen van de werknemers, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, door aanpassing van die bezoldigingen aan de gestegen kosten van levensonderhoud een wijziging ondergaan, wordt het pensioen met ingang van de dag waarop de bezoldigingswijziging ingaat evenredig aangepast aan die bezoldigingswijziging, en de bedragen van de betreffende pensioenen dienovereenkomstig opnieuw vastgesteld, tenzij de financiële positie van het fonds zich tegen die aanpassing verzet.
2. Alvorens tot het achterwege laten van de in het eerste lid bedoelde aanpassing te besluiten, stelt het bestuur de externe actuaris in de gelegenheid over het voornemen daartoe binnen drie maanden te adviseren.
3. Het bestuur stelt regels voor de toepassing van het eerste en tweede lid.
4. Het eerste tot en met derde lid geldt tevens voor de door de werknemer opgebouwde aanspraken op pensioen, alsook op het door de gewezen werknemer opgebouwde uitzicht op pensioen.
16. Na onderdeel L worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
La
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Lb
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
3. In het nieuwe derde lid vervalt de zinsnede «, dan wel indien de overheidsdienaar die is overleden vóór de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 25 jaren zou hebben bereikt, op het tijdstip van overlijden verkeerde in omstandigheden als omschreven in een van de bedoelde bepalingen».
17. Onderdeel O komt als volgt te luiden:
18. Na onderdeel O worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:
Oa
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «vormt een bijdragegrondslag» vervangen door: vormt na aftrek van de franchise, bedoeld in artikel 26, een bijdragegrondslag.
2. In het derde lid wordt na «het ambtelijk inkomen» ingevoegd: na aftrek van de franchise, bedoeld in artikel 26,.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Ieder lichaam doet jaarlijks vóór 31 januari aan het bestuur aangaande iedere werknemer en iedere wachtgelder die recht heeft op ambtelijk inkomen onderscheidenlijk wachtgeld ten laste van het lichaam, een naamsgewijze opgave van de bijdragegrondslagen per 1 januari van dat jaar en, indien van toepassing, de deeltijdfactor over dat jaar. Tevens doet het lichaam opgave van de werknemers die gedurende het voorafgaande jaar in dienst van het lichaam zijn getreden.
Ob
Artikel 58 komt te luiden:
1. Elk lichaam is een pensioenbijdrage aan het fonds verschuldigd voor iedere in zijn dienst zijnde werknemer.
2. De hoogte van de door het lichaam af te dragen pensioenbijdrage bedraagt ten hoogste 20% van het totaal aan ambtelijk inkomen.
3. Voor de berekening van de door een lichaam af te dragen maximale pensioenbijdrage wordt rekening gehouden met de bijdragegrondslag, bedoeld in artikel 57. Daartoe wordt het in het tweede lid genoemde premiepercentage vermenigvuldigd met een factor die in de teller het totaal aan ambtelijke inkomens en in de noemer het totaal aan ambtelijke inkomens onder aftrek van de franchises bevat.
4. In afwijking van het tweede lid bedraagt de pensioenbijdrage over de tijd gedurende welke de werknemer een deeltijdbetrekking vervult, ten hoogste 20% van de bijdragegrondslag, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor. Het bestuur is bevoegd tot aanpassing van voornoemd percentage indien hiertoe – de actuaris gehoord – aanleiding bestaat.
5. Het fonds kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het niet nakomen door een lichaam van de op grond van dit artikel ontstane betalingsverplichtingen. Indien en zolang het lichaam de pensioenbijdrage niet of niet volledig betaalt, worden op grond van deze wet geen of beperkte pensioenaanspraken voor de werknemers in dienst van het lichaam verkregen, met inachtneming van de volgende volzin. Het fonds zal in dat geval het lichaam en de desbetreffende werknemers vooraf informeren over het tijdstip vanaf wanneer de opbouw van pensioenaanspraken wordt beëindigd onderscheidenlijk beperkt en/of de pensioenaanspraken op risicobasis geheel of gedeeltelijk vervallen.
6. Indien de maximale pensioenbijdrage ingevolge het tweede lid niet toereikend blijkt te zijn, worden de toekomstige pensioenrechten door het bestuur, gehoord de actuaris, tijdelijk naar beneden bijgesteld. Een wijziging van de pensioenrechten als hier bedoeld, gaat in op de eerste dag van het kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarbinnen het besluit tot het naar beneden bijstellen van de pensioenrechten is genomen.
Oc
In artikel 61, eerste lid, vervalt de zinsnede «binnen die termijn de leeftijd van 25 jaren heeft bereikt of zal bereiken en».
Od
Artikel 62, tweede lid, komt te luiden:
2. Het verhaal bedraagt een derde deel van de gecorrigeerde pensioenbijdrage, zoals berekend overeenkomstig artikel 58, tweede lid, maar bedraagt niet minder dan 1% van het ambtelijk inkomen.
Oe
In artikel 72 wordt «e. schadeloosstellingen als bedoeld in artikel 66» vervangen door: f. schadeloosstellingen als bedoeld in artikel 66.
19. Na onderdeel P worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
Pa
De artikelen 73, 74, 76, 77, 78, 79, 80 en 81 vervallen.
Pb
In artikel 82, tweede lid, wordt «de artikelen 78, tweede en derde lid, 79, eerste lid, 80, tweede en derde lid, en 81» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens artikel 7c van de Pensioenwet BES.
Pc
In artikel 83 wordt «De opgaven, bedoeld in de artikelen 78, vierde lid, en 80, vierde lid» vervangen door: De opgaven, die in het kader van artikel 7c van de Pensioenwet BES worden verstrekt.
20. De onderdelen Q, R en S vervallen.
21. Na onderdeel S wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Sa
In artikel 84, eerste lid, vervalt de zinsnede «na het bereiken van de 25-jarige leeftijd, maar».
22. Na onderdeel V wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Va
In artikel 95, eerste lid, wordt «van de Sociale Verzekeringsbank» vervangen door: van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
23. Onderdeel X komt te luiden:
X
1. Artikel 101 vervalt.
2. Artikel 103 vervalt.
24. Na onderdeel X wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Xa
Voor artikel 113 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels van overgangsrecht worden gesteld met betrekking tot pensioenaanspraken die zijn opgebouwd op grond van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de daaraan gekoppelde rechten op duurtetoeslag.
Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen tot de datum waarop de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld, geldt het bepaalde in de hoofdstukken III tot en met XI als overeenkomst, bedoeld in artikel 11d, eerste lid. De artikelen in de hoofdstukken III tot en met XI, met uitzondering van artikel 30a, vervallen met ingang van de datum waarop de overeenkomst, bedoeld in artikel 11d, eerste lid, geldt.
D
Artikel 2.11 (Werkliedenwet 1944 BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
2. Na onderdeel T wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Ta
Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen door ambtenaren in hun hoedanigheid van werkman in de zin van de Werkliedenlandsverordening 1944 opgebouwde of verworven rechten en aanspraken.
E
Artikel 2.13 (Wet materieel ambtenarenrecht BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A wordt het derde subonderdeel vervangen door:
3. behoudens in artikel 17 de zinsnede «bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen», «bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen,», «bij landsbesluit houdende algemene maatregelen,», «bij landsbesluit houdende algemene maatregelen» en «Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen,» telkens vervangen door «bij algemene maatregel van bestuur» respectievelijk «Bij algemene maatregel van bestuur», met dien verstande dat deze zinsnede in de artikelen 13, tweede lid, 31, onder a, 64, vierde lid, onder a, 73, derde lid, onder a, 75, derde lid, onder a, en 81, onder a, wordt vervangen door: bij ministeriële regeling,.
2. Onderdeel M komt te luiden:
M
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «Voor zover niet in of krachtens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen en de Eilandenregeling Nederlandse Antillen» vervangen door: Voor zover niet bij of krachtens de wet.
2. De zinsnede «bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen» wordt vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
3. Voor artikel 130 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen door ambtenaren in hun hoedanigheid van ambtenaar in de zin van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht opgebouwde of verworven rechten en aanspraken.
F
Artikel 2.18 (Crematiewet BES) wordt als volgt gewijzigd:
Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
G
Artikel 2.19 (Wet basisadministraties persoonsgegevens BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 3 komt te luiden:
1. Het bestuurscollege is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens over de bevolking in een geautomatiseerde basisadministratie van persoonsgegevens.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het beheer, de technische en administratieve inrichting, de werking en de beveiliging van de basisadministratie, alsmede omtrent de uitwisseling van berichten tussen de basisadministratie en de overheidsorganen en derden aan wie systematisch gegevens worden verstrekt.
3. Het bestuurscollege draagt zorg dat de basisadministratie functioneert overeenkomstig de regels, bedoeld in het tweede lid.
4. Het overheidsorgaan of de derde aan wie systematisch gegevens worden verstrekt draagt zorg dat de uitwisseling van berichten in verband met de systematische verstrekking van gegevens van zijn kant geschiedt overeenkomstig de regels, bedoeld in het tweede lid.
2. Onderdeel AF komt als volgt te luiden:
AF
Artikel 30 komt te luiden:
1. Onze Minister kan een onderzoek verrichten om vast te stellen of een bestuurscollege onderscheidenlijk een overheidsorgaan of een derde voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald op welke wijze het bestuurscollege onderscheidenlijk het overheidsorgaan of de derde medewerking verleent aan het onderzoek.
3. De Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES, bedoeld in artikel 44 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES, ziet in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toe op de uitvoering van deze wet.
4. De artikelen 50 en 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES zijn van overeenkomstige toepassing.
H
Na artikel 2.20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet verklaringen van overlijden BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan bepalen dat deze enveloppen rechtstreeks zullen worden toegezonden aan de medisch ambtenaar van het Centraal bureau voor de statistiek.
2. In het derde lid wordt «bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen,» vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.
B
In artikel 3 wordt «eenene door het Bestuur» vervangen door: door het bestuurscollege.
C
Artikel 5 vervalt.
D
In de artikelen 6, 9, en 10 wordt «verordening» vervangen door: wet.
E
In artikel 8, tweede lid, wordt «Wetboek van Strafvordering» vervangen door: Wetboek van strafvordering BES.
F
Artikel 12 komt als volgt te luiden:
1. Met een geldboete van de eerste categorie worden gestraft de geneeskundigen, bij verzuim der verplichtingen hun opgelegd in de artikelen 1, 2 en 4.
2. Met een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft de ambtenaar van de Burgerlijke stand, bij verzuim van het hem opgelegde in de artikelen 9 en 10.
3. Met een geldboete van de eerste categorie worden gestraft de personen, die met de aangifte van het overlijden belast zijn, bij verzuim van het hun opgelegde in artikel 7.
4. De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.
I
Artikel 4.2 (Wet rechtspositie Kustwacht BES), onderdeel A, eerste subonderdeel, komt te luiden:
1. In onderdeel a. wordt «de Gouverneur» vervangen door: het bestuurscollege van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
J
Artikel 5.7 (Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel D komt te luiden:
D
In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De kiezers voor het grootbedrijf kiezen 3 leden van elke kamer, de kiezers voor het kleinbedrijf kiezen de overige leden.
2. In artikel 2, derde lid, wordt «Naf. 100 000» vervangen door: USD 55 865,92.
2. Onderdeel F komt te luiden:
F
In artikel 6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. De aftredende leden kunnen ten hoogste drie maal worden herbenoemd.
2. In het vijfde lid wordt «Curaçao en Aruba» vervangen door: Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
3. Onderdeel Fa komt te luiden:
Fa
Artikel 14 komt te luiden:
De kamers geven sturing aan één uitvoeringsorganisatie welke is gevestigd op Bonaire waar ook voor Bonaire een publiekskantoor is. Daarnaast is er zowel op Sint Eustatius als op Saba een publiekskantoor. Het publiekskantoor krijgt ondersteuning vanuit de uitvoeringsorganisatie bij de taakuitvoering.
K
In artikel 6.2 (Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES) wordt in onderdeel N, onder 3, «de Bank» vervangen door: de Autoriteit Financiële Markten.
L
Artikel 6.5 (Wet melding ongebruikelijke transacties BES), onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van subonderdeel 4 tot subonderdeel 5 wordt na subonderdeel 3 een subonderdeel ingevoegd, luidende:
4. Onder vernummering van onderdeel g tot onderdeel h wordt na onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidende:
g. het geven van inlichtingen aangaande het meldgedrag van degenen die beroeps- of bedrijfsmatig diensten verlenen aan de personen die krachtens artikel 22, eerste lid, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde alsmede aan bij ministeriële regeling aan te wijzen instanties in het Koninkrijk onder bij die regeling te stellen voorwaarden;
2. In subonderdeel 5 (nieuw) wordt «de artikelen 1, 2, 3, eerste en tweede lid, 4, 5, 6, 7, 17, 22 en 23, 25 tot en met 30, 33, 36d, eerste lid, 36e, tweede lid, en artikel 36f van de Wet politiegegevens» vervangen door: de artikelen 1, 2, 3, eerste en tweede lid, 4, 5, 6, 7, 15, 17, 22 en 23, 25 tot en met 30, 33, 36d, eerste lid, 36e, tweede lid, en artikel 36f van de Wet politiegegevens.
M
In artikel 6.7 (Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES), wordt onderdeel Y vervangen door:
Y
Artikel 35 komt te luiden:
1. De Autoriteit Financiële Markten kan degene die niet of niet tijdig voldoet aan zijn uit deze wet voortvloeiende verplichtingen, een boete opleggen.
2. De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste USD 25 000 bedraagt.
3. Alvorens over te gaan tot oplegging van een boete stelt de Autoriteit Financiële Markten betrokkene schriftelijk op de hoogte van het voornemen hem een boete op te leggen, onder vermelding van de gronden waarop dat voornemen berust.
N
Artikel 6.10 (Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES) wordt als volgt gewijzigd:
Onderdeel E, tweede subonderdeel, komt te luiden:
2. In artikel 6, derde en vierde lid, wordt «Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen (P.B. 1985, 44)» en «Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen» telkens vervangen door: Pensioenwet BES.
O
Artikel 9.3 (Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A worden na het vijfde lid, drie nieuwe leden ingevoegd, luidende:
6. De onderdelen i tot en met n worden geletterd k tot en met p.
7. Er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
i. maritiem archeologisch erfgoed: alle onder water gelegen, vóór ten minste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde alsmede terreinen welke van algemeen belang zijn vanwege de daar aanwezige voornoemde zaken;
j. exclusieve economische zone: door het Koninkrijk ingestelde exclusieve economische zone, voor zover deze betrekking heeft op de Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
2. Onderdeel D komt te luiden:
D
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd luidende:
1. Onze minister kan natuurparken instellen ten uitvoering van het Verdrag van Ramsar, het SPAW-protocol of het Biodiversiteitsverdrag.
2. Onze minister bereidt de instelling van een natuurpark voor in nauw overleg met het bestuurscollege.
3. Indien een natuurpark als bedoeld in het eerste lid geheel of deels in de territoriale zee of exclusieve economische zone komt te liggen, stelt Onze minister het natuurpark in overeenstemming met Onze minister van Verkeer en Waterstaat in.
4. Indien een natuurpark, als bedoeld in het eerste lid, mede wordt ingesteld ter bescherming van maritiem archeologisch erfgoed, stelt Onze minister het natuurpark mede in overeenstemming met Onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in.
5. Onze minister draagt de gemelde natuurparken voor bij het desbetreffende uitvoerende bureau dat bij deze verdragen is ingesteld, met het verzoek tot opname in de bij het verdrag horende lijst van beschermde soorten.
3. Onderdeel Na wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt «de visserijzone, bedoeld in artikel 1 van de Visserijlandsverordening (P.B. 1991, 74)» vervangen door «de exclusieve economische zone», wordt «het Land» vervangen door «Onze minister» en wordt «de eilandsgebieden» vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
b. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien Onze minister in de uitoefening van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, beperkingen of verboden aan de vaart oplegt, doet zij dit in overeenstemming met Onze minister van Verkeer en Waterstaat.
4. Na onderdeel T wordt een nieuw onderdeel gevoegd, luidende:
Ta
Na artikel 18 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De ambtenaren of personen, bedoeld in artikel 18, eerste lid, hebben de beschikking over de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 53 en 55 tot en met 61 van de Wet maritiem beheer BES.
2. Het eerste lid is alleen van toepassing waar het betreft de opsporing van overtredingen van beperkingen of verboden opgelegd aan de vaart overeenkomstig artikel 8D, eerste en derde lid.
5. In onderdeel Z wordt in artikel 33 (nieuw) het zinsdeel «artikelen 7A, 7B, 8A, 8B en 8C» telkens vervangen door: artikelen 7A, 7B, 8A, 8B, 8C en 8D, eerste en tweede lid,.
P
Artikel 11.5 (Werkloosheidswet) komt te luiden:
A
In artikel 3, vijfde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «op wie een regeling van toepassing is inzake verzekering tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid van de Nederlandse Antillen, van Aruba» vervangen door: op wie een regeling van toepassing is inzake verzekering tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een vergelijkbare regeling ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
B
In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «lid van gedeputeerde staten of wethouder, waaronder begrepen een lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, voorzitter van een waterschap» vervangen door: lid van gedeputeerde staten, wethouder, waaronder begrepen een lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, voorzitter van een waterschap of de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Q
Artikel 11.7 (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.
2. In onderdeel A wordt «artikel 4» vervangen door: artikel 1:3.
3. In onderdeel B wordt «artikel 51» vervangen door: artikel 3:50.
R
Aan artikel 11.14 (Ziektewet) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «lid van gedeputeerde staten of wethouder, waaronder begrepen een lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, voorzitter van een waterschap» vervangen door: lid van gedeputeerde staten, wethouder, waaronder begrepen een lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, voorzitter van een waterschap of de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
S
In artikel 11.17 (Arbeidswet 2000 BES), onderdeel B, wordt onderdeel 1, vervangen door:
1. In onderdeel b wordt «Vestigingsregeling voor bedrijven» vervangen door: Wet vestiging bedrijven BES.
T
Artikel 11.18 (Cessantiawet BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel E, subonderdeel 1, komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt «krachtens artikel 4» telkens vervangen door «op grond van artikel 4», wordt «artikellid» vervangen door «lid», wordt «de Bank» telkens vervangen door «Onze Minister» en wordt «onderscheidenlijk» vervangen door «dan wel».
2. Het in onderdeel H opgenomen artikel 7, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid vervalt: aan Onze Minister.
b. Het zevende lid komt te luiden:
7. De premie komt ten gunste van het Rijk.
c. In het achtste lid wordt «Ten laste van de rekening, bedoeld in het zevende lid» vervangen door: Ten laste van het Rijk.
3. Onderdeel I komt te luiden:
4. Onderdeel L , subonderdeel 1, komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt «als bedoeld in deze landsverordening, welke» vervangen door «op grond van deze wet, die» en wordt de komma na «uitbetaald» vervangen door een punt.
5. Aan onderdeel M wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «ten onrechte is betaalbaar gesteld» vervangen door «ten onrechte betaalbaar is gesteld».
6. Onderdeel Q, subonderdeel 2, komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, tweede lid,» vervangen door «artikel 10, derde lid,», wordt «een der verplichtingen gesteld bij of krachtens de artikelen» vervangen door «een verplichting op grond van de artikelen», en wordt «ten hoogste vijfduizend gulden» vervangen door «de tweede categorie».
U
Artikel 11.21 (Wet algemene ouderdomsverzekering BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A wordt na «de artikelen 6,» ingevoegd: 17, tweede lid,.
2. Onderdeel B komt te luiden:
B
In artikel 53 wordt «landsbesluit, houdende maatregelen» vervangen door «algemene maatregel van bestuur».
3. In het in onderdeel F, opgenomen artikel 3, tweede lid, wordt «nadere regels stellen» vervangen door: nadere regels worden gesteld.
4. Onderdeel I, subonderdeel 6, komt te luiden:
6. In het derde lid wordt «bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen,» vervangen door «bij of krachtens algemene maatregel van bestuur», worden «ingevolge» en «in de zin van» vervangen door «op grond van» en wordt «deze landsverordening»vervangen door «deze wet».
5. Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:
a. In het derde subonderdeel vervalt «en derde».
b. Het vierde subonderdeel komt te luiden:
4. Het derde lid komt te luiden:
3. De aanpassing van het pensioenbedrag, bedoeld in het tweede lid, vindt plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging die het consumentenprijsindexcijfer voor het derde kwartaal daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het voorafgaande jaar. Onze Minister bepaalt welk consumentenprijsindexcijfer, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor de toepassing van de eerste zin wordt gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen verschillend zijn.
6. Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:
a. Het vijfde subonderdeel te luiden
5. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onder inkomen als bedoeld in het eerste lid en het derde lid, onderdeel e, wordt verstaan de belastbare som, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES.
b. Het zevende subonderdeel komt te luiden:
7. In het zesde lid vervalt «22,», vervalt «24, tweede lid,», vervalt «38,» en vervalt «, 48».
7. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ka
Na artikel 7a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Degene, die woonachtig is in één van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba en die recht heeft op een ouderdomspensioen, heeft tevens recht op een tegemoetkoming, die is gerelateerd aan het prijsniveau van het openbare lichaam waarin de pensioengerechtigde woonachtig is, indien het prijsniveau in het desbetreffende openbare lichaam hoger ligt dan het prijsniveau van het openbare lichaam met het laagste prijsniveau.
2. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt niet beschouwd als ouderdomspensioen op grond van deze wet.
3. De hoogte van de tegemoetkoming, die per openbaar lichaam kan verschillen, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze van betaling van de tegemoetkoming.
8. In onderdeel L komt het tweede subonderdeel te luiden:
2. In het derde lid wordt «Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden, gehoord de Bank, regels gesteld omtrent» vervangen door «Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over» en wordt «alsmede» vervangen door «en».
9. In onderdeel O komt het derde subonderdeel te luiden:
3. In het derde lid wordt «welke» vervangen door «die», wordt «der» telkens vervangen door «van de» en wordt «ingevolge artikel 37, eerste lid onder a» vervangen door «op grond van artikel 37, eerste lid, onderdeel a,».
10. Onderdeel P wordt als volgt gewijzigd.
a. Het eerste subonderdeel komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt «de Bank» vervangen door «Onze Minister» en vervalt de zinsnede «als regel».
b. Het vierde subonderdeel komt te luiden:
4. In het vierde lid wordt «landbesluit, houdende algemene maatregelen,» vervangen door «ministeriële regeling», wordt «regelen» vervangen door «nadere regels», wordt «inzake» vervangen door «ten aanzien van», wordt «welke» vervangen door «die» en wordt «ingevolge deze landsverordening» vervangen door «op grond van deze wet».
11. Onderdeel S komt te luiden:
S
1. In het eerste lid wordt «volgende» vervangen door: tweede.
2. In het tweede lid wordt «krachtens» vervangen door «op grond van»
12. Na onderdeel V wordt een onderdeel ingevoegd luidende:
Va
In artikel 20, eerste lid, wordt «onderscheidenlijk» telkens vervangen door «dan wel».
13. Onderdeel Z komt te luiden:
Z
1. In het eerste lid wordt «pct.» vervangen door «procent».
2. In het tweede lid vervalt de tweede zin.
14. Onderdeel BB komt te luiden:
BB
Artikel 23 komt te luiden:
1. Ter zake van de kosten verbonden aan deze wet is door de verzekerden een premie verschuldigd.
2. De premie komt ten gunste van het Rijk.
3. De op grond van deze wet uit te keren pensioenen, de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 7b, de uitkeringen, bedoeld in artikel 20, en de aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten komen ten laste van het Rijk.
15. Onderdeel CC komt te luiden:
CC
Artikel 24 vervalt.
16. Onderdeel PP, subonderdeel 1, komt te luiden:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Aan de belanghebbende wordt schriftelijk kennis gegeven van een beslissing op grond van deze wet , die verband houdt met het recht op en de uitbetaling van pensioen of uitkering of kerstuitkering.
17. Onderdeel ZZ komt te luiden:
In artikel 47 wordt «krachtens deze landsverordening» vervangen door «op grond van deze wet», wordt «landbesluit, houdende algemene maatregelen» vervangen door «algemene maatregel van bestuur» en wordt «ten hoogste honderd gulden» vervangen door «de eerste categorie».
18. Onderdeel XX, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. In het derde lid wordt «ten hoogste tienduizend gulden» vervangen door «de derde categorie» en wordt «artikel 29A» vervangen door «artikel 29a».
19. Onderdeel DDD wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste subonderdeel komt te luiden:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «krachtens» vervangen door «op grond van» en wordt «ingevolge deze landsverordening» vervangen door «op grond van deze wet».
b. Er wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
4. In het vierde lid wordt «welke» vervangen door «die».
20. Na onderdeel DDD wordt een onderdeel ingevoegd luidende:
21. Onderdeel FFF komt te luiden:
Artikel 58 komt te luiden:
1. Werkgevers, die personen in dienst hebben, die op grond van deze wet verzekerd zijn, betalen aan deze werknemers ter compensering van de door hen verschuldigde premie een toeslag op het loon.
2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt tenminste 7% van het inkomen waarover premie op grond van deze wet verschuldigd is.
V
Artikel 11.22 (Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B komt te luiden:
B
In de artikelen 16 en 24a worden «de Bank» en «De Bank» telkens vervangen door «Onze Minister».
2. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd luidende:
Ea
Artikel 5 vervalt.
3. Onderdeel F, vierde subonderdeel, komt te luiden:
4. In het vierde lid wordt «Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kan van het bepaalde in lid 1 worden afgeweken» vervangen door «Bij algemene maatregel van bestuur kan van het eerste lid worden afgeweken», wordt «Nederlandse Antillen» vervangen door «de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba», wordt «in lid 2 en van de in dit lid onder a, b en c» vervangen door «in het tweede lid en in de onderdelen a, b en c» en wordt «hier te lande» telkens vervangen door «op Bonaire, Sint Eustatius of Saba».
4. Onderdeel G komt te luiden:
In artikel 7 wordt «overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening» vervangen door: op grond van deze wet.
5. Onderdeel H, tweede subonderdeel, komt te luiden:
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «Burgerlijk Wetboek» vervangen door «Burgerlijk Wetboek BES» en wordt «krachtens» vervangen door «op grond van».
6. Onderdeel J, subonderdeel 7, komt als volgt te luiden:
7. Het achtste lid komt te luiden:
8. De aanpassing van de pensioenbedragen op grond van het zevende lid vindt plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging die het consumentenprijsindexcijfer van het derde kwartaal daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer van het derde kwartaal van het voorafgaande jaar. Onze Minister bepaalt welk consumentenprijsindexcijfer, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor de toepassing van de eerste zin wordt gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen verschillend zijn.
7. Onderdeel N, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. In het vijfde lid wordt «Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regelen» vervangen door «Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels» wordt «inzake» vervangen door «ten aanzien van», wordt «welke» vervangen door «die» en wordt «ingevolge deze landsverordening» vervangen door «op grond van deze wet».
8. Onderdeel O komt te luiden:
O
In artikel 17, eerste lid, wordt «Indien een krachtens deze landsverordening gepensioneerde in een gesticht of door een instelling van weldadigheid, door het openbaar gezag erkend» vervangen door «Indien een op grond van deze wet gepensioneerde in een inrichting voor verpleging van geesteszieken en zwakzinnigen of door een instelling van weldadigheid, die door het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba is erkend» en wordt «ten laste komen van een openbaar lichaam of een instelling van weldadigheid als vorenbedoeld» vervangen door «ten laste komen van dat openbare lichaam of erkende instelling van weldadigheid».
9. Onderdeel S komt te luiden:
S
In artikel 23a wordt «krachtens deze landsverordening» vervangen door «op grond van deze wet», wordt «de bank» vervangen door «Onze Minister» en wordt na «het pensioen van de weduwe» een komma toegevoegd.
10. Onderdeel V komt te luiden:
V
Artikel 26 komt te luiden:
1. Ter zake van de kosten verbonden aan deze wet is door de verzekerden een premie verschuldigd.
2. Aan de heffing van premie is niet onderworpen:
a. de verzekerde, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt;
b. de gehuwde man wiens echtgenote in verband met het bepaalde in artikel 41, tweede lid, onderdeel c, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES recht op ouderdompensioen heeft.
3. De premie komt ten gunste van het Rijk.
4. De op grond van deze wet uit te keren pensioenen en de aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten komen ten alste van het Rijk
11. Onderdeel W komt te luiden:
W
Artikel 27 vervalt.
12. In onderdeel II vervallen de subonderdelen 2 en 3.
13. Onderdeel KK komt te luiden:
KK
Artikel 42a komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn de daartoe bij ministeriële regeling aangewezen functionarissen belast.
2. De op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:
a. alle inlichtingen te vragen:
b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
c. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen functionarissen.
3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen.
5. Een ieder is verplicht aan de op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezicht uitoefening op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
14. Onderdeel LL, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. Het derde lid vervalt.
15. Na onderdeel PP wordt een onderdeel ingevoegd luidende:
PPa
In artikel 51 vervalt «43, derde lid,».
16. Onderdeel RR , subonderdeel 2, komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt «De Minister kan, gehoord de bank,» vervangen door «Onze Minister kan», wordt «krachtens deze landsverordening» vervangen door «op grond van deze wet» en wordt «krachtens» vervangen door «op grond van».
17. Onderdeel VV komt te luiden:
In artikel 57 wordt «ingevolge deze landsverordening» vervangen door: op grond van deze wet.
W
Artikel 11.23 (Wet arbeid vreemdelingen BES), wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B komt te luiden:
B
In de artikelen, 1, onderdelen d en e, 3, onderdeel a, en 8, eerste lid, onderdeel d, wordt «Landsverordening toelating en uitzetting» vervangen door: Wet toelating en uitzetting BES.
2. Onderdeel C komt te luiden:
C
In de artikelen 1, onderdeel e, 3, onderdelen a en c, 8, eerste lid, onderdeel c, en 10, onderdeel b, wordt «de Nederlandse Antillen» vervangen door: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3. Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;.
2. In onderdeel c wordt «het bestuurscollege» vervangen door: Onze Minister.
3. Onderdeel d komt te luiden:
d. verblijfsvergunning: de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet toelating en uitzetting BES;.
4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. lokale arbeidsmarkt: de arbeidsmarkten van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba samen.
4. Onderdeel E komt te luiden:
E
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt de zinsnede «,onderdelen a, b, c, d, e, g, h en i,».
2. Onderdeel b vervalt.
3. In onderdeel d wordt «de minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Justitie.
4. Onderdeel e wordt vervangen door:
e. die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, die per openbaar lichaam kan verschillen, dan wel bij een algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie van werkzaamheden verricht, welke categorie per openbaar lichaam kan verschillen.
5. Aan Onderdeel G worden twee subonderdelen toegevoegd, luidende:
5. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het negende en tiende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. In afwijking van het vijfde lid, aanhef en onderdeel c, wordt een aanvraag onmiddellijk in behandeling genomen, indien Onze Minister van oordeel is:
a. dat sprake is van buitengewone omstandigheden die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en deze omstandigheden niet door de werkgever waren te voorzien of door hem waren te beïnvloeden, of
b. dat het vanwege het specifieke karakter van de werkzaamheden op voorhand duidelijk is dat voor de betreffende arbeidsplaats geen arbeidskrachten beschikbaar zijn op de lokale arbeidsmarkt.
8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die per openbaar lichaam kunnen verschillen, waarbij kan worden afgeweken van het vijfde lid, aanhef en onderdeel c:
a. ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten;
b. in het kader van scholing en opleiding;
c. vanwege de aard van de te verrichten werkzaamheden;
d. ten behoeve van vreemdelingen die beschikken over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning.
6. In het tiende lid wordt «zes» vervangen door: vijf.
6. Na onderdeel G worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ga
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «arbeidsverhouding» vervangen door: arbeidsverhoudingen.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
Gb
Artikel 7 komt te luiden:
1. Een tewerkstellingsvergunning wordt voor ten hoogste drie jaar verleend.
2. Een tewerkstellingsvergunning kan worden verlengd, waarbij de gehele duur van de tewerkstellingsvergunning en de verlenging de termijn van drie jaar niet overschrijdt.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de daarbij aangewezen categorieën van vreemdelingen of categorieën van werkzaamheden een tewerkstellingsvergunning die voor minder dan drie jaar is verleend, niet wordt verlengd.
7. Onderdeel H komt te luiden:
H
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. indien naar het oordeel van het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt of zal worden verricht, voor het doen verrichten van de arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft arbeidskrachten op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn;.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «landsbesluit, houdende algemene maatregelen» vervangen door: algemene maatregel van bestuur.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «landsbesluit, houdende algemene maatregelen,» vervangen door: algemene maatregel van bestuur.
4. Het eerste lid, onderdeel e, vervalt.
5. Het eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. op andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gronden, die per openbaar lichaam kunnen verschillen.
6. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt een tewerkstellingsvergunning toegekend, indien Onze Minister van oordeel is, dat sprake is van buitengewone omstandigheden die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en deze omstandigheden niet door de werkgever waren te voorzien of door hem waren te beïnvloeden.
7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die per openbaar lichaam kunnen verschillen, waarbij kan worden afgeweken van het eerste lid, aanhef en onderdeel a:
a. ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten;
b. in het kader van scholing en opleiding;
c. vanwege de aard van de te verrichten werkzaamheden;
d. ten behoeve van vreemdelingen die beschikken over een voor het verrichten van arbeid geldige vergunning tot verblijf.
8. Onderdeel I komt te luiden:
I
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «arbeidsverhouding» vervangen door: arbeidsverhoudingen.
2. De punt aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door een puntkomma.
3. Onderdeel e komt te luiden:
e. op andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gronden die per openbaar lichaam kunnen verschillen.
9. Onderdeel J komt te luiden:
J
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1.» voor de tekst vervalt.
2. De zinsneden «het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied» en «het bestuurscollege» worden vervangen door: Onze Minister.
3. De zinsnede «artikel vijf, achtste lid,» wordt vervangen door: artikel vijf, tiende lid,.
10. Na onderdeel K wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Ka
In de artikelen 14, eerste en derde lid, 15, tweede lid, en 17, eerste lid, wordt «toezicht houdende» vervangen door: toezichthoudende.
X
In artikel 11.26 (Wet minimumlonen BES) wordt in onderdeel I, het voorgestelde artikel 13, eerste lid, vervangen door:
1. Indien uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vast te stellen consumentenprijsindexcijfers voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba blijkt, dat het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het lopende jaar, vergeleken met het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het voorafgaande jaar is gestegen of gedaald, kan Onze Minister bedragen vaststellen, die met ingang van 1 januari van het komende jaar in de plaats treden van de in artikel 9, eerste lid, genoemde bedragen. Onze Minister bepaalt welke consumentenprijsindexcijfers, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor de toepassing van de eerste zin worden gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen verschillend zijn.
IJ
Artikel 11.27 (Wet ondernemingspensioenfondsen BES) komt als volgt te luiden:
De Wet ondernemingspensioenfondsen BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
iedere handeling waardoor pensioenaanspraken of pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen;
De Nederlandsche Bank N.V.;
een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken of delen van een bedrijfstak;
iedere onder de naam van bijdrage, premie, inleg, contributie, koopsom, dan wel, indien de betaling in termijnen is overeengekomen, aflossing, of onder welke andere naam ook, ineens of periodiek verschuldigde geldsom bestemd voor de verzekering van pensioen;
de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst aanspraken verwerft jegens een pensioenuitvoerder;
externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;
pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
het tijdstip van inwerkingtreding van de Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of aan een groepsmaatschappij als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
ouderdoms- , invaliditeits-, weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen;
een rechtspersoon, waarin ten behoeve van ten minste twee deelnemers, gewezen deelnemers of hun nabestaanden gelden worden of werden bijeengebracht en worden beheerd ter uitvoering van een pensioenregeling;
persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan;
hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overgekomen betreffende pensioen;
een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar die zetel hebben in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
de overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;
het hoofd van een onderneming of, zo deze een rechtspersoon is, die rechtspersoon zelve;
ieder, die in dienst van een onderneming is.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor de toepassing van deze wet wordt:
a. met een onderneming gelijkgesteld elke instelling van welke aard ook;
b. degene die een vrij beroep uitoefent geacht een onderneming te drijven;
c. met een bedrijfstak gelijkgesteld een groep van instellingen, die niet, of niet alle ondernemingen zijn.
3. Het vierde lid vervalt.
4. In het vijfde lid wordt «landsverordening» vervangen door: wet.
B
Na artikel 1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De werkgever brengt een pensioenovereenkomst, uiterlijk wanneer een werknemer pensioenaanspraken verwerft, onder door onmiddellijk een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst te sluiten met en in stand te houden bij:
a. een pensioenuitvoerder;
b. een pensioenfonds uit een ander deel van het Koninkrijk; of
c. een verzekeraar met een zetel buiten de openbare lichamen, mits die verzekeraar op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
2. De in het eerste lid opgenomen verplichting van de werkgever tot het sluiten en in standhouden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst geldt niet bij uitvoering door een bedrijfstakpensioenfonds, mits de werkgever:
a. gehouden is of zich verbonden heeft door lid te zijn van een werkgeversvereniging tot naleving van de statuten en reglementen van dit bedrijfstakpensioenfonds; of
b. ten aanzien van zijn werknemers gebonden is door de Pensioenwet ambtenaren BES.
3. De in het eerste lid opgenomen verplichtingen van de werkgever tot onderbrenging en het sluiten en in stand houden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst gelden niet wanneer een pensioenovereenkomst is gesloten door een werkgever die tevens pensioenuitvoerder is, mits de pensioenovereenkomsten van deze werknemers worden ondergebracht bij de werkgever in zijn hoedanigheid van pensioenuitvoerder.
C
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De werkgever die ter uitvoering van pensioenovereenkomsten een ondernemingspensioenfonds aan zijn onderneming heeft verbonden, is toegetreden tot een bedrijfstakpensioenfonds of een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten met een verzekeraar, is gehouden ervoor zorg te dragen dat de pensioenuitvoerder de overeengekomen bijdragen ontvangt.
2. In het tweede en derde lid wordt «toezegging» vervangen door: pensioenovereenkomst.
3. In het derde lid wordt «het fondsbestuur» telkens vervangen door: de pensioenuitvoerder.
D
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De werkgever komt met het aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds schriftelijk een regeling omtrent de betaling van de bijdragen overeen, die ten minste voldoet aan de voorschriften van het tweede lid. Een werkgever die is toegetreden tot een bedrijfstakpensioenfonds, treft eveneens een zodanige regeling met het bedrijfstakpensioenfonds, indien en voor zover statuten en reglementen van dit fonds niet overeenkomstige voorschriften omtrent de betaling van de bijdragen bevatten. Een werkgever die pensioenovereenkomsten heeft ondergebracht bij een verzekeraar, komt met die verzekeraar een regeling omtrent de betaling van bijdragen overeen, die ten minste voldoet aan de voorschriften van het tweede lid.
2. In het tweede lid wordt «het ondernemingspensioenfonds» vervangen door: de pensioenuitvoerder.
3. In het derde lid wordt «van het fonds» vervangen door: van het fonds respectievelijk is de verzekeraar.
E
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
2. In het tweede lid, eerste zin, wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen door «pensioenfonds» en wordt «de Minister van Arbeid en Sociale Zaken» vervangen door: Onze Minister.
3. In het tweede lid, derde zin, wordt «wijzigingen van de reglementen, en» vervangen door: wijzigingen van de reglementen, en voor zover het een ondernemingspensioenfonds betreft,.
4. Het derde lid vervalt.
F
Artikel 5, derde lid, komt te luiden:
3. In het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds hebben de vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersverenigingen in de betrokken bedrijfstak in gelijken getale zitting.
G
Na artikel 5 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van een pensioenfonds.
2. De personen die het beleid van een pensioenfonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
3. Het beleid van een pensioenfonds wordt bepaald of mede bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds.
4. Iedere bestuurder van een pensioenfonds is bevoegd een deskundige te raadplegen, of zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde van de bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
5. Het bestuur van een pensioenfonds draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen buiten twijfel staat.
6. Het bestuur van het pensioenfonds meldt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen vooraf aan de Bank.
7. Een wijziging als bedoeld in het zesde lid wordt niet doorgevoerd indien:
a. de Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het pensioenfonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het pensioenfonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt.
8. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in het vijfde lid, stelt het pensioenfonds de Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
9. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Bank voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het derde en het vijfde tot en met het achtste lid.
1. Een pensioenfonds richt zijn organisatie zodanig in dat deze een beheerste en integere bedrijfsvoering waarborgt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid. De regels hebben in ieder geval betrekking op:
a. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s;
b. integriteit;
c. de soliditeit van het pensioenfonds, waaronder wordt verstaan:
1°. het beheersen van financiële risico’s; en
2°. het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen aantasten;
d. het beheersen van de financiële positie over de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse te maken.
1. Een pensioenuitvoerder richt zijn organisatie zodanig in dat een goed bestuur is gewaarborgd waardoor er in ieder geval:
a. verantwoording wordt afgelegd aan de aanspraak- en pensioengerechtigden en de werkgever; en
b. intern toezicht is.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid regels worden gesteld.
H
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De statuten en reglementen van een bedrijfstakpensioenfonds omvatten tevens een omschrijving van de bedrijfstak of de bedrijfstakken of het deel van de bedrijfstak waarvoor het fonds geldt.
I
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid, eerste zin, wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen door: pensioenregeling.
2. In het tweede lid, eerste zin, wordt «weduwenpensioen» vervangen door: weduwen- en weduwnaarspensioen.
3. In het tweede lid, tweede zin, wordt «het fondsbestuur» vervangen door: het fondsbestuur of de verzekeraar.
4. In het derde lid wordt «regeling van het fonds» vervangen door «regeling van de pensioenuitvoerder» en wordt «zijn deelneming aan het fonds» vervangen door: zijn deelneming aan de pensioenregeling.
5. In het vierde lid wordt «geëmigreerd te zijn» vervangen door: geëmigreerd te zijn buiten het Koninkrijk.
6. In het derde, vierde en vijfde lid wordt «De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen» vervangen door: Het pensioenreglement kan.
J
Na artikel 7 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
1. Afkoop is slechts mogelijk in bij of krachtens de artikelen 7, 7b en 13e bedoelde situaties of in geval van toepassing van artikel 60 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES.
2. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
1. De pensioenuitvoerder heeft het recht om bij ingang van een pensioen een pensioen dat minder bedraagt dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag per jaar, behoudens in bij die regeling aan te wijzen gevallen, af te kopen.
2. De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde ter beschikking aan de pensioengerechtigde.
3. Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt bij regeling van Onze Minister jaarlijks herzien op basis van een door Onze Minister aan te wijzen consumentenprijsindexcijfer, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen als een eenheid beschouwd.
5. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de afkoopwaarde wordt berekend.
1. Een pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van een gewezen deelnemer de waarde van zijn pensioenaanspraken die voortvloeien uit een pensioenovereenkomst over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer, mits onder pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever wordt verstaan:
a. een pensioenfonds;
b. een verzekeraar die het levensverzekeringsbedrijf uitoefent en in het bezit is van een vergunning, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES;
c. een instantie die een pensioenregeling uitvoert van een volkenrechtelijke organisatie waarin het Koninkrijk der Nederlanden deelneemt; of
d. een pensioenuitvoerder die door Onze Minister gelijkgesteld is met een instelling als bedoeld in een van de onderdelen a, b of c.
2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de berekening van de overdrachtswaarde alsmede de in acht te nemen procedures.
De uitkering, het kapitaal en de premie in het kader van een pensioenovereenkomst worden vastgesteld in US dollars.
In de pensioenovereenkomst wordt bepaald of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening.
1. Bij voorwaardelijke toeslagverlening dient er een consistent geheel te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen.
2. Bij regeling van Onze Minister kan invulling worden gegeven aan het begrip consistentie, bedoeld in het eerste lid.
K
Artikel 8 komt te luiden:
1. De echtgenoot wiens huwelijk met een deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt ten minste een zodanige premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de deelnemer ten behoeve van hem zou hebben behouden, indien op het tijdstip van de echtscheiding of van de ontbinding van het huwelijk zijn deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De echtgenoot ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak.
2. De echtgenoot wiens huwelijk met een gewezen deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de gewezen deelnemer ten behoeve van hem heeft behouden bij het eindigen van zijn deelneming. De echtgenoot ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak.
3. De echtgenoot wiens huwelijk met een gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de gepensioneerde ten behoeve van zijn echtgenoot heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen. De echtgenoot ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak.
4. Het bepaalde in het eerste, het tweede en derde lid vindt geen toepassing, indien de echtgenoten bij notarieel verleden akte anders overeenkomen, of de rechter bij het vonnis tot echtscheiding of tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op hun gemeenschappelijk verzoek anders beslist. Partijen leggen daarbij aan de notaris onderscheidenlijk de rechter een verklaring van de pensioenuitvoerder over, waarin die verklaart dat hij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
5. De aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen ten behoeve van de echtgenoot van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde kan zonder zijn toestemming niet bij overeenkomst tussen zijn echtgenoot en de pensioenuitvoerder of de werkgever worden verminderd. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig.
L
Artikel 9 vervalt.
M
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een pensioenfonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust gemotiveerd omschreven zijn en waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het bestuur van een pensioenfonds legt de in het eerste lid bedoelde nota over aan de Bank. Het bestuur van het fonds legt een wijziging in de nota onverwijld over aan de Bank.
3. In het derde lid wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen door «pensioenfonds», wordt «deze landsverordening» vervangen door «deze wet», wordt «deelnemers en gewezen deelnemers» vervangen door «deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden» en vervalt: , ten aanzien waarvan geen overdracht of herverzekering van het uit aangegane verplichtingen voortspruitende risico behoeft plaats te hebben,.
N
Artikel 11 vervalt.
O
In artikel 12, eerste lid, wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
P
Artikel 13 komt te luiden:
1. Een pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen.
2. De berekening wordt uitgevoerd met inachtneming van de volgende beginselen:
a. de voor de berekening van de technische voorzieningen gebruikte grondslagen inzake overlijden of arbeidsongeschiktheid en levensverwachting worden gebaseerd op prudente beginselen; en
b. de methode en de grondslag van de berekening van de technische voorzieningen blijven van boekjaar tot boekjaar ongewijzigd, tenzij wijzigingen daarin gerechtvaardigd zijn als gevolg van een verandering van de juridische, demografische of economische omstandigheden die aan de hypothesen ten grondslag liggen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze van berekening van de toereikende technische voorzieningen, de daarbij in acht te nemen voorzichtigheidsmarges en kunnen regels worden gesteld over de frequentie waarmee de technische voorzieningen worden berekend.
Q
Na artikel 13 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een pensioenfonds stelt een kostendekkende premie vast die bestaat uit de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake het eerste lid.
1. Een pensioenfonds beschikt over een vereist eigen vermogen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld inzake de berekening en de samenstelling van het vereist eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.
De technische voorzieningen en de aan het pensioenfonds verstrekte leningen worden volledig door waarden gedekt.
1. Een pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningendoor waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 16b.
2. Een pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
R
Artikel 14 komt te luiden:
1. Een pensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person regel en met name gebaseerd is op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden;
b. beleggingen in de bijdragende onderneming worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en ingeval de bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het pensioenfonds premies betaalt, geschieden beleggingen in deze bijdragende ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie; en
c. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter waarborging van het prudente beleggingsbeleid nadere regels gesteld.
3. De eisen die zijn opgenomen in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, en de regels die op grond van het tweede lid worden gesteld ten aanzien van de diversificatie van waarden zijn niet van toepassing op beleggingen in staatsobligaties.
4. Ten aanzien van enig ondernemingspensioenfonds mag van het bepaalde in het eerste lid, onder b, worden afgeweken, indien en voor zover de werkgever nieuwe financiële verplichtingen op zich heeft genomen, alsook indien en voor zover het betreft financiële verplichtingen van de werkgever, die verband houden met verhogingen van aanspraken op pensioen over reeds verstreken jaren; zulks onder voorwaarde, dat de aanpassing aan dat artikel wordt nagestreefd volgens een door de Bank goedgekeurd plan.
S
Na artikel 14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een pensioenfonds gaat geen leningen aan, tenzij de lening tijdelijk wordt aangegaan voor liquiditeitsdoelstellingen en treedt niet namens derde partijen op als garant.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het eerste lid met betrekking tot de tijdelijkheid van de lening en de liquiditeitsdoelstellingen.
1. Pensioenfondsen kunnen de voorwaardelijke toeslagverlening financieren door:
a. het creëren van technische voorzieningen;
b. het creëren van eigen vermogen boven het vereist eigen vermogen ten behoeve van de toeslagverlening;
c. het putten uit het eigen vermogen boven het vereist eigen vermogen ten behoeve van de toeslagverlening;
d. het hanteren van een opslag op de premie; of
e. overrendement.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake het eerste lid.
T
Artikel 15 vervalt.
U
Artikel 16 vervalt.
V
Na artikel 16 worden acht artikelen ingevoegd, luidende:
1. Wanneer een pensioenfonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer voldoet of zal voldoen aan de bij of krachtens artikel 13c gestelde vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen, meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan de Bank.
2. In de in het eerste lid bedoelde situatie dient het pensioenfonds binnen drie maanden of zoveel eerder als de Bank bepaalt ter instemming bij de Bank een concreet en haalbaar langetermijnherstelplan in. In dit langetermijnherstelplan werkt het pensioenfonds uit hoe het uiterlijk binnen 15 jaar zal voldoen aan artikel 13c.
3. Het pensioenfonds handelt onverwijld overeenkomstig het langetermijnherstelplan.
4. Het pensioenfonds rapporteert gedurende de uitvoering van het langetermijnherstelplan de Bank jaarlijks of het herstel verloopt overeenkomstig de doelstellingen van het langetermijnherstelplan; waarbij wordt aangegeven:
a. welke activiteiten het pensioenfonds in het afgelopen jaar heeft uitgevoerd;
b. welke resultaten deze activiteiten tot dan toe hebben gehad; en
c. hoe de actuele positie van het pensioenfonds is.
5. De Bank beoordeelt ten minste eenmaal per drie jaar of aanvullende maatregelen nodig zijn zodat het langetermijnherstelplan ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud en opstelling van een langetermijnherstelplan.
1. Wanneer een pensioenfonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer voldoet of niet zal voldoen aan de bij of krachtens de artikelen 13 en 13d gestelde vereisten ten aanzien van de toereikende technische voorzieningen, meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan de Bank.
2. In de in het eerste lid bedoelde situatie dient het pensioenfonds binnen twee maanden of zoveel eerder als de Bank bepaalt, een concreet en haalbaar kortetermijnherstelplan ter instemming bij de Bank in. In dit kortetermijnherstelplan werkt het pensioenfonds uit hoe het uiterlijk binnen drie jaar zal voldoen aan de artikelen 13 en 13d waarbij:
a. de kans op herstel verbetert;
b. de risico’s voor de aanspraak- en pensioengerechtigden niet toenemen; en
c. de kans op toeslagverlening niet negatief wordt beïnvloed.
3. In afwijking van het tweede lid geldt voor het kortetermijnherstelplan een termijn van een jaar indien niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in het tweede lid, onder a, b en c.
4. Het pensioenfonds handelt onverwijld overeenkomstig het kortetermijnherstelplan.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud en opstelling van een kortetermijnherstelplan.
1. Wanneer gedurende de looptijd van het langetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 16a, ingrijpende wijzigingen plaatsvinden in:
a. de samenstelling van de technische voorzieningen; of
b. de samenstelling, de omvang en de waarde van de beleggingen;
meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan de Bank.
2. De Bank geeft aan of:
a. het bestaande langetermijnherstelplan kan worden gehandhaafd;
b. het langetermijnherstelplan binnen drie maanden dan wel eerder moet worden vervangen door een nieuw langetermijnherstelplan, waarbij rekening gehouden wordt met de reeds verstreken looptijd van het te vervangen langetermijnherstelplan. Dit nieuwe langetermijnherstelplan wordt ter instemming bij de Bank ingediend; dan wel
c. het bestaande langetermijnherstelplan kan worden ingetrokken en niet vervangen hoeft te worden door een nieuw langetermijnherstelplan.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden, ten behoeve van de berekeningen, bedoeld bij de artikelen 5b, 13, 13b en 16a en 16b, regels gesteld over:
a. het minimale percentage van het gemiddelde loon- of prijsindexcijfer;
b. het maximaal te hanteren gemiddelde rendement op vastrentende waarden; en
c. de maximaal te hanteren risicopremies op onder andere aandelen en onroerend goed.
2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen worden aangepast wanneer dat noodzakelijk is, rekening houdend met financieel-economische ontwikkelingen in het verleden en realistische inzichten ten aanzien van toekomstige financieel-economische verwachtingen.
1. Het pensioenfonds stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij of krachtens de artikelen 5b, 7e en 13 tot en met 14a bepaalde.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de actuariële en bedrijfstechnische nota.
3. Voor zover risico's zijn overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kan de omschrijving, bedoeld in het eerste lid, beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen daarover in de betreffende overeenkomsten is opgenomen.
1. Een pensioenfonds doet het boekjaar gelijk lopen met het kalenderjaar.
2. Een pensioenfonds verstrekt periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen staten aan de Bank die de Bank nodig heeft voor de juiste uitoefening van haar taak, bedoeld in artikel 19a.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de inhoud en de modellen van de staten; en
b. de wijze, de periodiciteit en de termijnen van de verstrekking.
1. De bevoegde actuaris die het actuarieel verslag waarmerkt, is onafhankelijk van het pensioenfonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds.
2. Het is de waarmerkende actuaris niet toegestaan de werkzaamheden, bedoeld in artikel 16e, uit te oefenen voor een pensioenfonds wanneer een andere actuaris of andere deskundige die behoort tot dezelfde organisatie als de waarmerkende actuaris, andere werkzaamheden verricht voor hetzelfde pensioenfonds, tenzij de organisatie van de waarmerkende actuaris een door de Bank goedgekeurde gedragscode heeft over de onafhankelijkheid van de waarmerkende actuaris.
De Bank kan een pensioenfonds de verplichting opleggen om binnen een door de Bank te stellen termijn over te gaan tot herverzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een pensioenfonds indien dit naar het oordeel van de Bank noodzakelijk is in verband met:
a. de actuariële en bedrijfstechnische opzet van het pensioenfonds; of
b. de deskundigheid en betrouwbaarheid van het bestuur.
W
Artikel 17 komt te luiden:
Het bestuur van een pensioenfonds zorgt dat de deelnemers in het bezit gesteld worden van een exemplaar van de geldende statuten en reglementen van het fonds. De verzekeraar zorgt dat de deelnemers in het bezit worden gesteld van een exemplaar van de voor hen geldende reglementen. Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds en de verzekeraar zorgen ervoor dat deelnemers in het bezit worden gesteld van een afschrift van de mededeling die de werkgever overeenkomstig artikel 2, derde lid, eerste volzin, aan het fonds of de verzekeraar heeft gedaan.
X
In artikel 18 wordt «ondernemingspensioenfonds» wordt vervangen door «pensioenfonds» en wordt «landsverordening» vervangen door: wet.
Y
In artikel 19 vervallen de woorden «ter zake» en wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds of van een verzekeraar.
Z
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe bij besluit van de Bank aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, met uitzondering van de artikelen 5.18 en 5.19.
AA
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «van een ondernemingspensioenfonds» vervangen door «van een pensioenuitvoerder», wordt «toezeggingen omtrent pensioen» vervangen door «pensioenovereenkomsten» en wordt «een aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds» vervangen door: een aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds dan wel bij een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar.
2. Onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Degene die een woning binnentreedt, legitimeert zich vooraf en doet vooraf mededeling van het doel van het binnentreden.
BB
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «ondernemingspensioenfonds» vervangen «pensioenfonds», wordt «de artikelen 5 tot en met 11, 15 en 17» vervangen door «deze wet», wordt «deze landsverordening» vervangen door «deze wet»en wordt «toezeggingen omtrent pensioen» vervangen door: pensioenovereenkomsten.
2. In het tweede lid wordt «de Gouverneur» vervangen door: Onze Minister.
CC
Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Bank kan een pensioenuitvoerder die niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om binnen een door de Bank gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aangegeven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.
2. De Bank kan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid eveneens aan een pensioenfonds geven indien zij tekenen ontwaart van een ontwikkeling die het eigen vermogen, de solvabiliteit, de liquiditeit of de bedrijfsvoering van het pensioenfonds in gevaar kunnen brengen.
DD
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op verzoek van de Bank kan het Hof van Justitie over een pensioenfonds een bewindvoerder aanstellen indien:
a. het beheer van het fonds blijk geeft van een zodanig wanbeleid dat de belangen van de deelnemers en andere gerechtigden een onmiddellijke voorziening vereisen;
b. het bestuur van het fonds is komen te ontbreken.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien het Hof van Justitie het verzoek toewijst, bepaalt het de duur waarvoor de bewindvoerder is aangesteld. Het kan deze duur op verzoek van de Bank of van de bewindvoerder verlengen dan wel verkorten. Het Hof van Justitie kan de bewindvoerder een bezoldiging toekennen ten laste van:
a. het pensioenfonds of, wanneer de financiële omstandigheden van het pensioenfonds dit niet toestaan;
b. de werkgever of, wanneer de financiële omstandigheden van de werkgever dit niet toestaan;
c. de Bank.
3. In het vierde lid wordt «het bestuur» vervangen door: het bestuur of een of meer door het Hof van Justitie aangewezen leden van het bestuur.
4. In het vijfde lid wordt «op de grond, genoemd in het eerste lid, onder a, van dit artikel» vervangen door: op een van de gronden, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, van dit artikel.
EE
Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 27 kan de Bank indien niet of niet tijdig wordt voldaan aan een uit deze wet voortvloeiende verplichting, een geldboete opleggen ter zake van overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1a, 5a, eerste, tweede en vijfde tot en met achtste lid, 5b, 7e, 13b, 13c, tweede lid, 13e, 14, eerste en tweede lid, 14a, eerste en tweede lid, 14b, 16a, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 16b, eerste tot en met derde lid, 16c, 16e, tweede lid, 16f, eerste tot en met derde lid, 21a, eerste lid en 26b, eerste lid, van de wet en van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zoals van toepassing verklaard in artikel 19a van de wet.
2. De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij kan worden bepaald dat de boete wordt opgelegd voor elke dag die de betrokkene in overtreding is.
3. Alvorens over te gaan tot oplegging van een boete stelt de Bank de betrokkene schriftelijk op de hoogte van het voornemen een boete op te leggen, onder vermelding van de gronden waarop dat voornemen berust.
4. De artikelen 4:97, 4;98, 4;116, 5:1, 5:9, 5:10a, 5:41, 5:44, 5:45, 5:46, derde lid, 5:49, 5:50, 5:54 en 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. voor de in artikel 4:98, tweede lid, en 5:53, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bedragen in euro’s van € 0, € 10 respectievelijk € 340 gelezen moet worden USD 15, USD 7 respectievelijk USD 250;
b. voor de in artikel 4:98, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verwijzing naar artikel 119, eerste en tweede lid, 120, eerste lid, en 125 van Boek 6 het Burgerlijk Wetboek gelezen moet worden: artikel 119, eerste en tweede lid, 120 en 125 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES;
c. voor de in artikel 4:116 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verwijzing naar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelezen moet worden: het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.
d. voor de in artikel 5:1 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verwijzing naar artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht gelezen moet worden: artikel 53, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES.
FF
Artikel 23 komt te luiden:
1. De Bank stelt jaarlijks een begroting, een verantwoording en een jaarverslag op terzake van de haar op grond van deze wet opgedragen taken en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. De artikelen 154 tot en met 157 en 159 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de inhoud en indiening van de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening of verantwoording.
3. Tegen besluiten van Onze Minister inzake instemming met de begroting of de verantwoording staat geen beroep open.
GG
Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
HH
Artikel 24 komt te luiden:
1. De Bank brengt de kosten van de werkzaamheden die zij verricht in verband met de uitvoering van de taken op grond van deze wet in rekening bij de pensioenuitvoerders ten aanzien waarvan die werkzaamheden worden verricht, voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting. Tot de kosten behoren onder meer de kosten die zij ter voorbereiding op de uitvoering van nieuwe onderdelen van haar taak heeft gemaakt, voordat deze aan haar werden opgedragen. De kosten voor verzekeraars en pensioenfondsen worden gescheiden in rekening gebracht.
2. De kosten worden gebaseerd op de begroting waarmee Onze Minister heeft ingestemd en op het exploitatiesaldo, indien Onze Minister heeft ingestemd met de jaarrekening of verantwoording waarin een voorstel als bedoeld in artikel 159, tweede lid, van de Pensioenwet is opgenomen.
3. Op de begrote kosten worden de opbrengsten uit bestuurlijke boeten, voor zover de hieraan ten grondslag liggende besluiten van de Bank in het voorafgaande jaar onherroepelijk zijn geworden, in mindering gebracht.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel. De nadere regels hebben onder meer betrekking op de wijze waarop de toezichtkosten worden berekend, de toerekening van toezichthandelingen en -kosten aan pensioenuitvoerders en de doorberekening van de toezichtkosten aan de pensioenuitvoerders.
II
In artikel 25 wordt «landsbesluit» vervangen door «algemene maatregel van bestuur», wordt «landsverordening» vervangen door «wet» en vervalt de zinsnede «, de Sociaal-Economische Raad en de Bank gehoord,».
JJ
Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
KK
Artikel 26 komt te luiden:
1. De Bank kan, rekening houdend met de specifieke situatie van het pensioenfonds en in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden, op aanvraag van een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van het bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 10, 13, 14, eerste lid, onder b, 16b, 17, 19 en 25 bepaalde, indien het pensioenfonds aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die deze artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
2. De Bank kan in bijzondere gevallen, rekening houdend met de specifieke situatie van het pensioenfonds en in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden, op aanvraag van een pensioenfonds, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van het bij of krachtens artikel 16a bepaalde.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waaraan de houder van een ontheffing dient te voldoen en met betrekking tot het verlenen van de ontheffing.
LL
Na artikel 26 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Onze Minister kan na overleg met de Bank vrijstelling verlenen van de in artikel 16a en 16b genoemde termijnen van 15 jaar respectievelijk drie en een jaar, indien er sprake is van een uitzonderlijke economische situatie waardoor de meeste pensioenfondsen niet kunnen voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde vereisten inzake het vereiste eigen vermogen, de toereikende technische voorzieningen en de dekking daarvan door waarden.
1. Indien een pensioenuitvoerder werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt hij er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens deze wet gestelde regels, die van toepassing zijn op de uitbestedende pensioenuitvoerder, naleeft.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen:
a. werkzaamheden worden aangewezen die niet mogen worden uitbesteed;
b. regels worden gesteld met betrekking tot de uitbesteding in verband met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde; en
c. regels worden gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met de uitbesteding.
MM
Artikel 27 komt te luiden:
1. Overtreding van het bepaalde bij de artikelen 4, tweede lid, 18, 19, 20, tweede lid, en 30, tweede en derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft overtreding van voorschriften, krachtens deze wet bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van deze wet aangeduid.
3. De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.
NN
In artikel 28 wordt «landsverordening» vervangen door «wet» en wordt «ondernemingspensioenfondsen» vervangen door: pensioenfondsen.
OO
Artikel 29 vervalt.
PP
Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een voor 30 maart 1985 opgericht ondernemingspensioenfonds dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, wordt geacht rechtspersoon te zijn vanaf 31 maart 1985. Het bepaalde in artikel 4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een voor 30 maart 1985 opgericht ondernemingspensioenfonds met dien verstande dat de verplichting, bedoeld in de eerste volzin, van dat artikellid, binnen een maand vanaf 31 maart 1985 wordt nagekomen.
3. Het derde en vierde lid vervallen.
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Een ondernemingspensioenfonds is niet verplicht tot toekenning van een premievrije aanspraak op weduwenpensioen op grond van artikel 8 van deze wet aan de vrouw wier huwelijk met een deelnemer voor 31 maart 1985 is geëindigd.
Een bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar is niet verplicht tot toekenning van een premievrije aanspraak op weduwenpensioen op grond van artikel 8 van deze wet aan de vrouw wier huwelijk met een deelnemer voor de inwerkingtredingsdatum ABES-3 is geëindigd.
Een pensioenuitvoerder is niet verplicht tot toekenning van een premievrije aanspraak op weduwnaarspensioen op grond van artikel 8 van deze wet aan de man wiens huwelijk met een deelnemer voor de inwerkingtredingsdatum is geëindigd.
Na artikel 30 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De vrouw met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een ondernemingspensioenfonds op 31 maart 1985 is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gewezen deelnemer heeft behouden bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.
2. De vrouw met wie een gepensioneerde die deelnam aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een ondernemingspensioenfonds op 31 maart 1985 is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gepensioneerde heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.
3. De vrouw met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een bedrijfstakpensioenfonds of verzekeraar op de inwerkingtredingsdatum ABES-3 is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gewezen deelnemer heeft behouden bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.
4. De vrouw met wie een gepensioneerde die deelnam aan een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door een bedrijfstakpensioenfonds of verzekeraar op de inwerkingtredingsdatum ABES-3 is gehuwd, verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gepensioneerde heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.
5. De man met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling op de inwerkingtredingsdatum ABES-3 is gehuwd verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwnaarspensioen als de gewezen deelnemer heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwnaarspensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De man ontvangt op zijn verzoek een bewijs van zijn aanspraak. Het vierde lid van artikel 8 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.
1. In afwijking van artikel 1a geldt de verplichting tot onderbrenging door het sluiten van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst niet ten aanzien van pensioenaanspraken die zijn verworven voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1a van deze wet, dat is gelegen een jaar na de inwerkingtredingsdatum ABES-3.
2. In afwijking van artikel 16f is het eerste boekjaar na inwerkingtreding van dat artikel langer dan het kalenderjaar omdat de periode vanaf de inwerkingtreding tot 1 januari mede in aanmerking wordt genomen wanneer de inwerkingtredingsdatum ABES-3 niet op 1 januari ligt.
Z
Artikel 11.28 (Wet ongevallenverzekering BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:
a. Subonderdeel 6 komt te luiden:
6. In het achtste lid wordt «de Nederlandse Antillen» telkens vervangen door «de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba», wordt «6-daagse» vervangen door «zesdaagse», wordt «de bank» vervangen door «Onze Minister» en wordt «ongezet» vervangen door «omgezet».
b. Subonderdeel 8 komt te luiden:
8. Onder vernummering van het twaalfde tot en met negentiende lid tot het elfde tot en met achttiende lid vervalt het elfde lid.
c. Subonderdeel 12 komt te luiden:
12. Het veertiende lid komt te luiden:
14. De toeslag wordt bij ministeriële regeling vastgesteld met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging die het consumentenprijsindexcijfer van het derde kwartaal daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer van het derde kwartaal van het voorafgaande jaar. Onze Minister bepaalt welke consumentenprijsindexcijfers, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor de toepassing van de eerste zin worden gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen verschillend zijn.
d. Subonderdeel 13 komt te luiden:
13. In het vijftiende lid (nieuw) wordt «De bank» vervangen door «Onze Minister» en wordt «de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15)» vervangen door «de Wet Ziekteverzekering BES».
e. Subonderdeel 14 komt te luiden:
14. In het zestiende en zeventiende lid (nieuw) wordt «De Bank» en «de Bank» telkens vervangen door «Onze Minister» en in het zeventiende lid (nieuw) wordt «door de Bank uitgevoerde sociale verzekeringswetten» vervangen door «door Onze Minister uitbetaalde socialeverzekeringsuitkeringen».
f. Er wordt een subonderdeel toegevoegd luidende:
15. In het achttiende lid (nieuw) wordt «in het zeventiende en achttiende lid» vervangen door «in het zestiende en zeventiende lid» en wordt «de Bank» vervangen door «Onze Minister».
2. In het in onderdeel L, opgenomen artikel 8, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid vervalt: aan Onze Minister.
b. Het zevende lid komt te luiden:
7. de premie komt ten gunste van het Rijk.
c. In het achtste lid wordt «Ten laste van de rekening, bedoeld in het achtste lid» vervangen door: Ten laste van het Rijk
3. Onderdeel Q komt te luiden:
Q
Artikel 9 en het opschrift daarboven vervallen.
4. Onderdeel S wordt als volgt gewijzigd:
a. Subonderdeel 2 komt te luiden:
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een aanspraak op grond van deze wet vervalt, indien het ongeval niet binnen een jaar na de dag, waarop het de werknemer is overkomen, bij Onze Minister is gemeld.
b. Subonderdeel 3 komt te luiden:
3. In het tweede lid wordt «uitkeringen in geld» vervangen door «uitkeringen» en wordt «met» vervangen door «niet».
5. Onderdeel V, subonderdeel 5, komt te luiden:
5. In het zesde lid wordt «krachtens het eerste lid» vervangen door «op grond van het eerste lid», wordt «tweede lid» vervangen door «tweede en derde lid» en wordt «personen» vervangen door «functionarissen».
6. Onderdeel Y wordt als volgt gewijzigd:
a. Subonderdeel 1 komt te luiden:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op overtreding van artikel 11, vierde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, twaalfde lid, eerste zin, 6, eerste lid, tweede zin, 8h, 12, tweede lid, en krachtens artikel 13 wordt een boete geheven van de tweede categorie.
b. Er worden twee subonderdelen toegevoegd, luidende:
4. In het tweede lid wordt «de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid,» vervangen door: artikel 12, tweede lid,.
5. In het derde lid (nieuw) vervalt «en het derde».
7. Onderdeel Z wordt als volgt gewijzigd:
a. Subonderdeel 2 komt te luiden:
2. In het eerste lid komt te luiden:
1. Overtreding van artikel 11, vierde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, twaalfde lid, eerste zin, 6, eerste lid, tweede zin, 8h, 12, tweede lid en krachtens artikel 13 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.
b. Subonderdeel 3 komt te luiden:
3. In het tweede lid wordt «de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid,» vervangen door «artikel 12, tweede lid,» en wordt «de bank» vervangen door «Onze Minister».
8. In het in onderdeel BB opgenomen artikel 15b, eerste lid, wordt «Wetboek van Strafvordering»vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.
AA
Artikel 11.29 (Wet op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B komt te luiden:
In artikel 2, tweede lid, wordt «eilandsbesluit houdende algemene maatregelen» vervangen door «eilandsverordening» en wordt «dat besluit» vervangen door «die verordening».
2. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
In artikel 3, eerste lid, wordt «landsbesluit houdende algemene maatregelen»vervangen door: eilandsverordening.
3. Na onderdeel C worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ca
In artikel 8 wordt «landsbesluit houdende algemene maatregelen» vervangen door: algemene maatregel van bestuur.
Cb
In artikel 11, eerste lid, wordt «eilandsbesluit houdende algemene maatregelen» vervangen door «eilandsverordening», wordt «de maatregel»vervangen door «de verordening» en wordt «dat eilandsbesluit» vervangen door «die eilandsverordening».
4. Onderdeel E komt te luiden:
In artikel 12, vierde lid, wordt «landsbesluit, houdende algemene maatregelen,» vervangen door «eilandsverordening».
E5. Onder verlettering van onderdeel G tot onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
G
Artikel 18 vervalt.
BB
Artikel 11.31 (Wet van 4 juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B wordt vervangen door:
Artikel 2 komt te luiden:
1. De openbare arbeidsbemiddeling tussen werkgevers en werkzoekenden in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius en Saba ligt bij de betrokken bestuurscolleges afzonderlijk
2. Onder openbare arbeidsbemiddeling in een eilandgebied wordt verstaan:
a. de arbeidsbemiddeling tussen werkgevers en werkzoekenden binnen het betrokken eilandgebied en het verzamelen van gegevens welke voor deze bemiddeling nodig zijn;
b. door het verstrekken van inlichtingen of anderszins mede te werken aan de openbare voorlichting bij beroepskeuze en de bevordering van vakopleiding binnen het betrokken eilandgebied.
2. Onderdeel C wordt vervangen door:
C
Artikel 3 komt te luiden:
1. Onze Minister voorziet in het toezicht op de juiste naleving van de in artikel 2 bedoelde taak.
2. Onze Minister kan voorzien in:
a. een voorziening voor de openbare arbeidsbemiddeling tussen werkgevers en werkzoekenden in verschillende openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba woonachtig, alsmede tussen werkgevers gevestigd binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en werkzoekenden in andere delen van het Koninkrijk of het buitenland en omgekeerd;
b. een voorziening voor het verzamelen en verstrekken van gegevens omtrent de stand der arbeidsmarkt voor zover noodzakelijk in verband met de openbare arbeidsbemiddeling.
CC
Artikel 11.32 (Wet ziekteverzekering BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 1, onder a, wordt «Minister:» vervangen door: Onze Minister:.
b. In artikel 1, sub e, wordt «de Minister» vervangen door: Onze Minister.
2. Onderdeel I, subonderdelen 1 en 2, komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt «ten gevolge van» vervangen door «als gevolg van» en wordt «Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen» vervangen door «Burgerlijk Wetboek BES».
2. In het tweede lid komt te luiden:
2. Het ziekengeld bedraagt per dag 80% van het loon per dag van de werknemer. Voor zover het loon per dag meer heeft bedragen dan een door Onze Minister vastgesteld bedrag blijft het bij de toepassing van de eerste zin buiten aanmerking.
3. Onderdeel L, subonderdeel 1, komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt «de bank» telkens vervangen «Onze Minister», wordt «tegemoetkoming» vervangen door «uitkering» en wordt de punt na «d. indien hij niet op de tijden en plaatsen» vervangen door een komma.
4. In het in onderdeel N, opgenomen artikel 8, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid vervalt: aan Onze Minister.
b. Het achtste lid komt te luiden:
8. de premie komt ten gunste van het Rijk.
c. In het negende lid wordt «Ten laste van de rekening, beheerd door Onze Minister, bedoeld in het achtste lid,» vervangen door: Ten laste van het Rijk
5. Aan onderdeel Y wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid.
6. Onderdeel Z, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. In het vierde lid vervalt de punt na «vaartuigen» en wordt «Wetboek van Strafvordering» vervangen door: Wetboek van Strafvordering BES.
7. Onderdeel CC wordt als volgt gewijzigd:
a. Subonderdeel 1 komt te luiden:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op overtreding van artikel 11, derde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, zesde lid, eerste zin, 6, eerste lid, tweede zin, 8h, eerste lid, 8i, 12, tweede lid, en krachtens artikel 13 wordt een boete geheven van de tweede categorie.
b. Er worden twee subonderdelen toegevoegd, luidende:
4. In het tweede lid wordt «de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid,» vervangen door: artikel 12, tweede lid,.
5. In het derde lid (nieuw) vervalt «en het derde».
8. Onderdeel DD, subonderdeel 3, komt te luiden:
3. In het tweede lid wordt «de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid,» vervangen door «artikel 12, tweede lid,» en wordt «de bank» vervangen door «Onze Minister».
DD
Hoofdstuk 11, paragraaf 3, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 11.33 wordt toegevoegd: of de eerst daaropvolgende datum van wijziging van de desbetreffende wet.
2. Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Dit artikel is van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en verstaat onder:
a. tijdstip van transitie: het tijdstip bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. het tijdstip van inwerkingtreding: het tijdstip waarop de artikelen 11.18, 11.21, 11.22, 11.28 en 11.32 van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking treden;
c. overgangsperiode: de periode vanaf het tijdstip van transitie tot het tijdstip van inwerkingtreding.
2. Tijdens de overgangsperiode worden de volgende wetten en daarop berustende bepalingen uitgevoerd door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid:
a. de Cessantiawet BES;
b. de Wet algemene ouderdomsverzekering BES;
c. de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES;
d. de Wet ongevallenverzekering BES, met uitzondering van de bepalingen inzake geneeskundige behandeling en verpleging;
e. de Wet ziekteverzekering BES, met uitzondering van de bepalingen inzake geneeskundige behandeling en verpleging.
3. Voor de toepassing van het tweede lid worden in de in dat lid genoemde wetten tijdens de overgangsperiode voor «de Minister van Arbeid en Sociale Zaken» respectievelijk «de Sociale Verzekeringsbank» gelezen «Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid».
4. Indien noodzakelijk voor een goede uitvoering van de in het tweede lid genoemde wetten tijdens de overgangsperiode, wordt de tekst daarvan gelezen in het licht van de tekst van die wetten zoals die komt te luiden na het tijdstip van inwerkingtreding. De toepassing van de eerste zin leidt niet tot een uitkomst ten nadele van de belanghebbende.
5. Bij ministeriele regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
EE
Artikel 12.8 (Waterstaatswet 1900) vervalt.
FF
Artikel 12.9 (Waterwet) wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef komt te luiden: Na artikel 5.31 van de Waterwet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
2. «Artikel 5.27» wordt vervangen door: Artikel 5.32.
GG
Artikel 12.10 vervalt.
HH
Artikel 12.15 (Wet maritiem beheer BES) wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel T vervalt.
2. Na onderdeel AK wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
AKa
1. Artikel 50 wordt geplaatst onder paragraaf 5.1 Toezicht.
2. Het opschrift van hoofdstuk 5 komt te luiden: Handhaving.
3. Het opschrift van paragraaf 5.1 komt te luiden: Toezicht en opsporing.
4. Artikel 50 komt te luiden:
1. Met de opsporing van de in deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij besluit van Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Onderdeel AN komt te luiden:
AN
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de aanduiding «1.», alsmede het zinsdeel «artikel 29, vijfde lid,».
2. Het tweede lid vervalt.
4. In onderdeel AV wordt onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, een lid gevoegd, luidende:
3. In het derde lid vervalt het zinsdeel «artikel 29, vijfde lid».
II
Artikel 12.19 (Luchtvaartwet BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel Ia wordt «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» telkens vervangen door: Bij ministeriële regeling.
2. Onderdeel PP komt te luiden:
PP
Artikel 69 komt te luiden:
1. Op verzoek wordt een bewijs van inschrijving, luchtwaardigheid, bevoegdheid of gelijkstelling, of een ontheffing afgegeven bij of krachtens hoofdstuk II van de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, en die haar geldigheid niet verloren heeft voor een periode van vijf jaren vanaf de datum van inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES gelijkgesteld met een bewijs van inschrijving, luchtwaardigheid, bevoegdheid of gelijksteling, of een ontheffing afgegeven bij of krachtens hoofdstuk 2 of 3 van de Wet luchtvaart.
2. Op verzoek wordt een vergunning of ontheffing afgegeven bij of krachtens hoofdstuk III, afdeling 2 en afdeling 3, paragraaf 5, van de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, en die haar geldigheid niet heeft verloren voor een periode van vijf jaren vanaf de datum van inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES gelijkgesteld met een vergunning afgegeven bij of krachtens hoofdstuk 4 van de Wet luchtvaart.
3. Andere dan de in het eerste of tweede lid genoemde bij of krachtens de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, afgegeven beschikkingen die hun geldigheid niet hebben verloren behouden vanaf de inwerkingtreding van de Aanpassingwet BES gedurende 5 jaren hun geldigheid voor zover gedurende die periode aan het bij of krachtens de Luchtvaartlandsverordening, zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet BES, is voldaan.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de procedure voor de afgifte van een gelijkstelling.
JJ
Artikel 12.22 (Wet van 20 april 1932, houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen BES) wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «De Wet van 20 april 1932, houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen BES» vervangen door: De Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES.
2. In onderdeel B, eerste lid, wordt «Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: BES.
3. Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 6 komt te luiden:
1. Bij verdenking dat de bestuurder van een motorrijtuig heeft gehandeld in strijd met de bij eilandsverordening vastgestelde bepalingen omtrent het gebruik van alcohol of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen verminderen, kan de opsporingsambtenaar onderscheidenlijk de officier van justitie of de hulpofficier van justitie hem bevelen zijn medewerking te verlenen aan een blaastest of speekseltest onderscheidenlijk een onderzoek van bloed of urine teneinde de aanwezigheid van die stoffen vast te stellen.
2. Indien uit een blaastest of speekseltest als bedoeld in het eerste lid of op andere wijze is gebleken dat een bestuurder onder zodanige invloed van het gebruik van een stof als bedoeld in het eerste lid verkeert dat hij onvoldoende in staat is een motorrijtuig behoorlijk te besturen, kan de opsporingsambtenaar, officier van justitie, of hulpofficier van justitie, bedoeld in het eerste lid, hem een rijverbod opleggen voor de tijd gedurende welke redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze toestand zal voortduren tot ten hoogste vierentwintig uren. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op degene die aanstalten maakt een motorrijtuig te gaan besturen. Degene die het rijverbod oplegt legt dit vast in een proces verbaal waarin ook aantekening wordt gemaakt van bezwaren van de betrokkene. Van dit proces verbaal ontvangt de betrokkene een afschrift.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de uitvoering van het eerste lid. Deze regels kunnen mede betrekking hebben op de mogelijkheid tot het doen verrichten van een tegenonderzoek.
4. Onderdeel E komt te luiden:
5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Artikel 8 vervalt.
KK
In Hoofdstuk 13 wordt na artikel 13.11 een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Dit artikel is van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en verstaat onder:
a. tijdstip van transitie: het tijdstip bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. het tijdstip van inwerkingtreding: het tijdstip waarop artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking treedt;
c. overgangsperiode: de periode vanaf het tijdstip van transitie tot het tijdstip van inwerkingtreding.
2. Tijdens de overgangsperiode worden de volgende wetten en daarop berustende bepalingen uitgevoerd door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:
a. de Wet ongevallenverzekering BES, voor zover het betreft de bepalingen inzake geneeskundige behandeling en verpleging;
b. de Wet Ziekteverzekering BES, voor zover het betreft de bepalingen inzake geneeskundige behandeling en verpleging;
c. de Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES.
3. Voor de toepassing van het tweede lid worden in de in dat lid genoemde wetten tijdens de overgangsperiode voor «de Minister van Arbeid en Sociale Zaken» en «de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne» gelezen «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».
4. Indien noodzakelijk voor een goede uitvoering van de in het tweede lid genoemde wetten tijdens de overgangsperiode, wordt de tekst daarvan gelezen in het licht van de tekst van die wetten zoals die komt te luiden na het tijdstip van inwerkingtreding. De toepassing van de eerste zin leidt niet tot een uitkomst ten nadele van de belanghebbende.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
De Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 18.1, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent jeugdzorg in de openbare lichamen, met inbegrip van de toegang, het aanbod, de bekostiging en een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg.
B
Na artikel 18.4.1, vierde lid, worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de verrekening van aanspraken krachtens dit artikel bij de vaststelling van schadevergoeding, waarop de verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake van een feit, dat aanleiding geeft tot het verlenen van zorg, bedoeld in dit artikel.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan bepaald worden dat Onze Minister recht heeft op verhaal van kosten die zijn veroorzaakt door degene die in verband met het in lid 5 bedoelde feit jegens de verzekerde naar burgerlijk recht tot schadevergoeding is verplicht, overeenkomstig daarbij te stellen regels.
C
Artikel 18.4.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de onderdelen a, b en c geletterd d, e en f.
2. In het eerste lid worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
a. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten;
b. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden;
c. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning;.
3. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een eigen bijdrage voor de verleende ondersteuning, voor zover die bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening in natura of een persoonsgebonden budget.
D
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder «B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen»
1. wordt na
«Regeling Vakantie en Vrijstelling van dienst Werknemers | Besluit vakantie en vrijstelling van dienst werknemers BES» |
toegevoegd:
Tijdelijke Regeling vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers | Tijdelijk besluit vrijstelling van dienst ambtenaren en werknemers BES |
2. wordt na
«Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 13de maart 1975 ter uitvoering van artikel 40 van de Begrafenisverordening (P.B. 1919, no. 21) | Besluit ter uitvoering van artikel 40 Begrafeniswet BES» |
toegevoegd:
Landsbesluit ter uitvoering van de artt. 11, 2e en 3e lid en 13, 1e lid van de Begrafenisverordening (P.B. 1921, 27) | Besluit ter uitvoering van de artikelen 11 en 13 Begrafeniswet BES |
---|---|
Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 6de januari 1959 ter uitvoering van artikel 2, derde lid, van de Verordening van de 13de september 1918, houdende bepalingen betreffende de verklaringen van overlijden, af te geven door de geneeskundigen in de Nederlandse Antillen (P.B. 1919, no.22) | Besluit verklaringen van overlijden BES |
E
De bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onderdeel C «Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen», wordt als volgt gewijzigd:
1. De volgende regelingen vervallen:
Loonregeling Arbeiders Bonaire | Loonregeling Arbeiders Bonaire BES |
Landsbesluit afkoop pensioen overheidsdienaren | Regeling afkoop pensioen overheidsdienaren BES |
Landsbesluit inkoop pensioentijd overheidsdienaren | Regeling inkoop pensioentijd overheidsdienaren BES |
Duurtetoeslag gepensioneerden 1943 | Duurtetoeslag gepensioneerden 1943 |
Landsbesluit overdracht en overname voorziening pensioenverplichtingen overheidsdienaren | Regeling overdracht en overname voorziening pensioenverplichtingen overheidsdienaren BES |
Landsbesluit cursus bestuursambtenaar | Regeling cursus bestuursambtenaar BES |
Werkliedenreglement 1944 | Werkliedenreglement 1944 BES |
(Lb ham) Kindertoelageregeling werklieden N.A. | Kindertoelageregeling werklieden BES |
Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 20ste januari 1962 tot vaststelling van regelen met betrekking tot de jaarlijkse afrekening met de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden van bijdragen ten behoeve van het Werkliedenpensioenfonds. | Regeling afrekening Werkliedenpensioenfonds BES |
L.h.a.m. tot het toekennen van een tijdelijke duurtetoeslag aan de gewezen werklieden en hun weduwen en wezen aan wie een pensioen werd toegekend alsmede aan de weduwen en wezen van de vóór 1 jan. 1970 gepensioneerde doch op 1 jan. 1970 of daarna overleden werkman | Regeling tijdelijke duurtetoeslag gewezen werklieden en hun weduwen en wezen 1970 BES |
Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 31ste januari 1974 tot het toekennen van een tijdelijke duurtetoeslag aan de gewezen werklieden, aan wie per 1 januari 1970 of ingaande een latere datum een pensioen ten laste van het Werkliedenpensioenfonds werd toegekend alsmede aan hun weduwen en wezen | Regeling tijdelijke duurtetoeslag gewezen werklieden 1970 BES |
Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 3 de juni 1976 tot het toekennnen van een tijdelijke duurtetoeslag aan de gewezen werklieden, aan wie per 1 juli 1974 of ingaande een latere datum een pensioen ten laste van het Werkliedenpensioenfonds werd toegekend alsmede aan hun weduwen en wezen | Regeling tijdelijke duurtetoeslag gewezen werklieden 1974 BES |
Landsbesluit van de 18de Mei 1954 no. 18, houdende een instructie betreffende de toewijzing, het gebruik en het toezicht van dienstkleding voor meetarbeiders en assistent-meetarbeiders in dienst van het Kadaster. | Regeling dienstkleding meetarbeiders en assistent-meetarbeiders in dienst van het Kadaster BES |
Landsbesluit van de 15de Maart 1955, no. 4 houdende vaststelling van de dienstkleding voor de stuurman-motorist van de havenboot op Bonaire | Regeling dienstkleding voor de stuurman-motorist van de havenboot op Bonaire BES |
Landsbesluit van de 30ste oktober 1958 no. 8, houdende vaststelling van een dienstkleding voor de telegrambestellers, leerling-telegrambestellers, chauffeurs en bode van de Landsradio- en telegraafdienst | Regeling dienstkleding voor de telegrambestellers, leerling-telegrambestellers, chauffeurs en bode van de Landsradio- en telegraafdienst BES |
Landsbesluit van de 26ste oktober 1963 no. 12, houdende vaststelling van een dienstkleding voor de bode ten kantore van de Gezaghebber van het eilandgebied Bonaire | Regeling dienstkleding voor de bode ten kantore van de Gezaghebber van het eilandgebied Bonaire BES |
Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 1ste juli 1985 tot vaststelling van nieuwe dienstkleding voor ambtenaren en werknemers bij de Dienst der Posterijen alsmede regels omtrent de verstrekking daarvan | Regeling nieuwe dienstkleding voor ambtenaren en werknemers bij de Dienst der Posterijen alsmede regels omtrent de verstrekking daarvan BES |
Landsbesluit, Houdende Algemene Maatregelen, van de 29ste juni 1998, met betrekking tot het verstrekken van dienstkleding, bewapening en overige uitrusting aan ambtenaren der immigratie | Regeling verstrekken van dienstkleding, bewapening en overige uitrusting aan ambtenaren der immigratie BES |
Ministeriële beschikking van de 29ste juni 1998, ter uitvoering van de artikelen 16 en 35, derde lid, van het Landsbesluit opleidingen ambtenaren der immigratie (P.B. 1998, no. 139) | Regeling van de 29ste juni 1998, ter uitvoering van de artikelen 16 en 35, derde lid, van het Besluit opleidingen ambtenaren der immigratie BES |
Mandaatbeschikking Kustwacht | Mandaatregeling Kustwacht BES |
Landsbesluit vergoeding risico kastekorten | Regeling vergoeding risico kastekorten BES |
Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst | Regeling opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst BES |
Landsbesluit opleiding en examens bestellerspersoneel | Regeling opleiding en examens bestellerspersoneel BES |
Landsbesluit opleidingen ambtenaren der immigratie | Regeling opleidingen ambtenaren der immigratie |
Landsbesluit ranglijsten ambtenaren der immigratie | Regeling ranglijsten immigratieambtenaren BES |
Lb ham controleurscursus (opleiding tot controleur der Belastingen; 1992, 66) | Regeling opleiding tot controleur der Belastingen BES |
Beschikking tot vaststelling van een korting op de ingevolge de duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943 (P.B. 1943, no. 77) toegekende duurtetoeslagen aan gepensioneerden die buiten de Ned. Antillen hun domicilie hebben | Beschikking tot vaststelling van een korting op de ingevolge de Wet Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943 BES toegekende duurtetoeslagen aan gepensioneerden die buiten de Nederlandse Antillen hun domicilie hebben BES. |
2. «Landsbesluit houdende algemene maatregelen, van de IIfde maart 1960 ter uitvoering van artikel 8 letter a van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren» wordt vervangen door: Landsbesluit houdende algemene maatregelen, van de 14e maart 1960 ter uitvoering van artikel 8 letter a van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren.
F
In de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Economische Zaken, onder «A Regelingen die de status van wet verkrijgen» wordt
«Handelsregisterverordening | Handelsregisterwet BES» |
vervangen door:
Handelsregisterverordening 2009 | Handelsregisterwet 2009 BES |
G
In de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Economische Zaken, onder «B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen» wordt:
1. «Besluit Randapparatuur» vervangen door: Besluit randapparatuur BES;
2. «Besluit radioamateurs» vervangen door: Besluit radioamateurs BES;
«Landsbesluit zendmachtiging overheidsinstallaties | Besluit zendmachtiging overheidsinstallaties BES» |
vervangen door:
Landsbesluit zendmachtiging overheidsinstanties | Besluit zendmachtiging overheidsinstanties BES |
en
4.
«Landsbesluit geschilbeslechting concessiehouders | Besluit geschilbeslechting concessiehouders BES» |
vervangen door:
Landsbesluit geschillenbeslechting concessiehouders | Besluit geschillenbeslechting concessiehouders BES. |
H
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Economische Zaken, wordt onder «C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen» toegevoegd:
Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 1ste juli 1985 tot vaststelling van nieuwe dienstkleding voor ambtenaren en werknemers bij de Dienst der Posterijen alsmede regels omtrent de verstrekking daarvan | Regeling nieuwe dienstkleding voor ambtenaren en werknemers bij de Dienst der Posterijen alsmede regels omtrent de verstrekking daarvan BES |
---|---|
Landsbesluit opleiding en examens bestellerspersoneel | Regeling opleiding en examens bestellerspersoneel BES |
I
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Financiën, wordt onder «B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen» toegevoegd:
Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst | Besluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst BES |
---|---|
Lb ham controleurscursus (opleiding tot controleur der Belastingen; 1992, 66) | Besluit opleiding tot controleur der Belastingen BES |
J
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wordt onder «C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen» toegevoegd:
Beschikking Meldpunten maritiem archeologisch erfgoed Bonaire Sint Eustatius en Saba | Beschikking Meldpunten maritiem archeologisch erfgoed BES |
K
In de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt onder Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid:
1. «Wet ondernemingspensioenfondsen BES» vervangen door: Pensioenwet BES;
2. «Besluit aanwijzing gevaarlijke stoffen, ziektes en letsels Ongevallenwet BES» vervangen door: Besluit aanwijzing gevaarlijke stoffen, beroepsziektes en letsels Wet ongevallenverzekering BES;
3. «Ministeriële regeling t.u.v. art. 4, eerste lid van de Wet ondernemingspensioenfondsen BES» vervangen door: Regeling Pensioenwet BES.
L
In de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Verkeer en Waterstaat, komt de citeertitel van de «Landsverordening van de 20ste april 1932, houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen» te luiden: Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES.
M
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer , wordt onder «C Regelingen die de status van ministeriële regeling verkrijgen» toegevoegd:
Landsbesluit van de 18de Mei 1954 no. 18, houdende een instructie betreffende de toewijzing, het gebruik en het toezicht van dienstkleding voor meetarbeiders en assistent-meetarbeiders in dienst van het Kadaster. | Regeling dienstkleding meetarbeiders en assistent-meetarbeiders in dienst van het Kadaster BES |
N
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , wordt onder «A Regelingen die de status van wet verkrijgen toegevoegd:
Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten | Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES |
---|---|
Landsverordening beroepen in de gezondheidszorg | Wet beroepen in de gezondheidszorg BES |
Landsverordening van de l5de oktober 1975 houdende regelen met betrekking tot het verlenen van tegemoetkoming in ziektekosten aan gepensioneerde overheidsdienaren en hun nagelaten betrekkingen | Wet regeling tegemoetkoming overheidsgepensioneerden BES |
O
Aan de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, wordt onder «B Regelingen die de status van algemene maatregel van bestuur verkrijgen toegevoegd:
Landsbesluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten | Besluit College van Beroep inzake Bijzondere Ziektekosten BES |
Landsbesluit zorg | Besluit zorg BES |
Landsbesluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002 | Besluit AVBZ-premie-inkomensgrens 2002 BES |
Landsbesluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten | Besluit uitbreiding AVBZ-zorg aan visueel en auditief gehandicapten BES |
Landsbesluit AVBZ-premie 1999 | Besluit AVBZ-premie 1999 BES |
Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ | Besluit beperking kring verzekerden AVBZ BES |
Landsbesluit vergoeding kosten geneesmiddelen | Besluit vergoeding kosten geneesmiddelen BES |
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 van de Landsverordening Ongevallenverzekering | Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 van de Wet Ongevallenverzekering BES |
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden, 2 en 3 van de Landsverordening Ongevallenverzekering | Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 23ste december 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden, 2 en 3 van de Wet Ongevallenverzekering BES |
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 21ste april 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Landsverordening Ziekteverzekering | Besluit, houdende algemene maatregelen, van de 21ste april 1966 ter uitvoering van artikel 4 leden 2 en 3 van de Wet Ziekteverzekering BES |
De Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 73 worden, onder vernummering van het vijfde lid tot het zevende lid, na het vierde lid twee leden ingevoegd, luidende:
5. De beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, bedoeld in het derde lid, vinden plaats met gesloten deuren. Van deze beraadslagingen wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar is.
6. Er geldt een geheimhoudingsplicht ten aanzien van:
a. de aanbeveling van de Rijksvertegenwoordiger, bedoeld in het tweede lid;
b. het verslag van de bevindingen van de vertrouwenscommissie, bedoeld in het derde lid;
c. de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie en het verslag van de beraadslagingen, bedoeld in het vijfde lid.
B
Artikel 193 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «Kamers» vervangen door: kamers.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Andere inkomsten dan die bedoeld in het vijfde lid worden met de bezoldiging verrekend overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer.
C
Artikel 194, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet.
D
Artikel 203 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c vervalt.
2. De onderdelen d, e en f worden geletterd c, d en e.
De Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 43, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. onder de naam grondbelasting, een eilandbelasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van:
1° onroerende zaken die als eigen woning worden aangemerkt als bedoeld in artikel 4 van de Wet inkomstenbelasting BES en die een in de aanhef bedoelde rechthebbende als hoofdverblijf ter beschikking staan;
2° onroerende zaken die tot het vermogen van een onderneming behoren waarmee die onderneming opbrengst als bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES verkrijgt, en.
B
In artikel 45 wordt aan het slot, na «bij elkaar behoren», de puntkomma vervangen door een punt.
C
In artikel 51, tweede lid, vervalt: of kennisgeving.
D
Artikel 55 komt te luiden:
1. Ter zake van het houden van een motorrijtuig kan onder de naam motorrijtuigenbelasting een belasting worden geheven van degene die bij aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt.
2. Onder motorrijtuig wordt verstaan een personenauto, motorrijwiel, autobus, vrachtauto of bestelauto, die naar zijn aard voor gebruik op de openbare weg is bestemd en overeenkomstig deze bestemming binnen of op het grondgebied van het openbaar lichaam wordt gebruikt.
3. Het tarief van de motorrijtuigenbelasting kan afhankelijk worden gesteld van
a. de massa van het motorrijtuig,
b. de aard van de brandstof van het motorrijtuig,
c. de aard van de aandrijving van het motorrijtuig, alsmede
d. het soort motorrijtuig.
4. Het in het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderjaar dan wel, indien het houderschap in de loop van een kalenderjaar aanvangt, het aantal nog in dat kalenderjaar resterende gehele of gedeeltelijke kalenderkwartalen.
E
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na «8.1,» ingevoegd: 8.4, 8.5, 8.11, 8.43.
2. In het eerste lid, tweede volzin, vervalt: 8.4,.
F
De artikelen 74 en 75 komen te luiden:
1. Met betrekking tot de bij wege van aanslag en bij wege van voldoening op aangifte geheven eilandbelastingen moet het aangiftebiljet binnen een bij de belastingverordening gestelde termijn worden ingeleverd bij de eilandambtenaar, bedoeld in artikel 67, tweede lid, onderdeel b. De belastingverordening kan bepalen dat de in de vorige volzin bedoelde eilandambtenaar voor de termijn, genoemd in de belastingverordening, een kortere termijn in de plaats kan stellen.
2. Als de belastingverordening geen regeling bevat omtrent het inleveren van het aangiftebiljet is artikel 8.4 of artikel 8.5 van de Belastingwet BES van toepassing.
3. Onverminderd artikel 8.3, zesde lid, van de Belastingwet BES, kan in afwijking van artikel 8.3, eerste en vierde lid, van de Belastingwet BES de in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, bedoelde eilandambtenaar vorderen dat een verplichting tot het doen van aangifte of tot het indienen van een verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet wordt nagekomen door het mondeling doen van aangifte. Daarbij:
a. worden de door de in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, bedoelde eilandambtenaar gevraagde bescheiden overgelegd;
b. kan de in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, bedoelde eilandambtenaar vorderen dat een van de mondelinge aangifte opgemaakt relaas door de aangever wordt ondertekend, bij gebreke waarvan de aangifte geacht wordt niet te zijn gedaan.
4. Indien het derde lid toepassing vindt, kan de in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, bedoelde eilandambtenaar voor de termijnen, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, kortere termijnen in de plaats stellen en is artikel 8.9 van de Belastingwet BES niet van toepassing.
1. Met betrekking tot de bij wege van voldoening op aangifte geheven eilandbelastingen bepaalt de belastingverordening binnen welke termijn de verschuldigde belasting moet worden betaald.
2. Bij toepassing van artikel 74, derde lid, kan de in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, bedoelde eilandambtenaar voor de termijn, bedoeld in het eerste lid, een kortere termijn in de plaats stellen.
2. Voor zover de belastingverordening geen termijn noemt als bedoeld in het eerste lid gelden de termijnen, genoemd in artikel 8.11 van de Belastingwet BES.
G
In artikel 80, eerste lid, onderdeel a, wordt «8.86 tot en met 8.88» vervangen door: 8.86, 8.87.
I
Artikel 88 komt te luiden:
1. Er is een BES-fonds.
2. Het fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001.
3. Bij de begrotingswet van het het fonds wordt ten aanzien van ieder uitkeringsjaar een bedrag aan middelen van het Rijk ten behoeve van het fonds afgezonderd, dat als ontvangst in de begroting wordt opgenomen.
4. De begroting van het fonds vermeldt de bedragen die als uitgaven gelden voor de uitkeringen uit het fonds.
5. In afwijking van artikel 2, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 bevat de begroting van het fonds de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten.
6. Een openbaar lichaam heeft over het uitkeringsjaar recht op een vrije uitkering ten laste van het BES-fonds in de vorm van een vast bedrag.
7.De vrije uitkering komt ten goede aan de algemene middelen van het openbaar lichaam.
8. In de begroting van het fonds kunnen bedragen als uitgave worden opgenomen om aan een of meer openbare lichamen te worden uitgekeerd op een andere wijze dan door middel van de vrije uitkering, bedoeld in het zesde lid.
9. Onze Minister beheertde begroting van het fonds.
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 november 2009 ingediende voorstel van wet houdende bepalingen over de politie en over de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Veiligheidswet BES) (Kamerstukken II 2009/10, 32 207, nr. 2) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25 vervalt.
B
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De gezaghebber roept een eilandelijk beleidsteam bijeen, dat in ieder geval bestaat uit de gezaghebber alsmede leidinggevenden van de politie, de brandweer, de geneeskundige hulpverlening en de eilandelijk rampencoördinator.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) vervalt: of het eilandelijk operationeel team.
C
In artikel 78, tweede lid, wordt «artikel 40, tweede lid» vervangen door: artikel 40, derde lid.
De Kieswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel G 1, derde lid, onderdeel b, G 2, derde lid, onderdeel b, en G 3, derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 1a van de Handelsregisterwet BES» telkens vervangen door: artikel 2 van de Handelsregisterwet 2009 BES.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,