Ontvangen 26 september 2011
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I.1, onderdeel A, onderdeel m, wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
0. In het eerste lid vervalt de laatste volzin.
Om bijvoorbeeld in een concern aan financieringsbehoeften te voldoen, komt het in de praktijk regelmatig voor dat tussentijds uitkeringen worden gedaan. Uit de tekst van het in het wetsvoorstel voorgestelde eerste lid kan worden afgeleid dat de derde zin ook van toepassing is op tussentijdse uitkeringen en dat de laatst vastgestelde jaarrekening bepalend is. Hierdoor kan bijvoorbeeld winst gegenereerd in het lopende boekjaar niet worden uitgekeerd, ook niet als de tussentijdse winst bijvoorbeeld uit een tussentijdse vermogensopstelling blijkt. Dit is niet wenselijk. Daarom wordt voorgesteld om de laatste zin van artikel 216 lid 1 te laten vervallen. Het wordt aan de vennootschap overgelaten op basis van welk document de uitkering wordt beoordeeld, waarbij het uiteraard voor de hand ligt dat bij de uitkering van winst in het kader van de vaststelling van de jaarrekening de vastgestelde jaarrekening als basis wordt gehanteerd.
Van Toorenburg
Van der Steur