Vastgesteld 14 september 2010
De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
I. | ALGEMEEN | 1 |
1. | Inleiding | 1 |
2. | Volledige harmonisatie | 2 |
3. | Handhaving | 3 |
4. | Gevolgen voor het bedrijfsleven | 4 |
II. | ARTIKELSGEWIJS | 4 |
Artikel I | 4 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vinden het van belang dat consumenten zo goed mogelijk worden beschermd en zo volledig mogelijk worden geïnformeerd. Daarnaast achten zij het ook van belang dat goede timesharingorganisaties ook worden versterkt in hun rechten. Deze leden van de VVD-fractie hebben nog wel vragen over het wetsvoorstel.
De aan het woord zijnde leden merken op dat er op dit moment veel producten worden verkocht die niet onder de richtlijn vallen. Te denken valt daarbij aan timeshare in hotels. Deze leden vragen de regering hoe hiermee wordt omgegaan.
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd met de versteviging van de positie van de Europese consument. Timeshareproducten worden vaak in een impuls aangekocht zonder dat consumenten zich voldoende op de hoogte hebben (kunnen) stellen van het product, de vaak hoge kosten en de langdurige betalingsverplichtingen die daar aan vast zitten.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende voorstel Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij hechten veel belang aan een goede bescherming van de consument bij het aangaan van overeenkomsten van timesharing en daarmee verwante overeenkomsten. Deze leden hebben wel nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden vragen of onder hoofdstuk 4 (Wijze van implementatie) van de memorie van toelichting de paragrafen 3 en 4 zijn weggevallen of dat hier abusievelijk een foutieve nummering is aangehouden.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij onderschrijven het uitgangspunt van het wetsvoorstel en hebben op dit moment geen vragen.
De leden van de VVD-fractie willen expliciet van de regering vernemen op welke punten dit het wetsvoorstel afwijkt van Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (PbEU L 33/10) (hierna: de richtlijn) en bij elke afwijking vernemen zij ook graag wat de motivering van die afwijking is.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de richtlijn als uitgangspunt de volledige harmonisatie van wet- en regelgeving over timesharing binnen de EU heeft. Deze leden kunnen zich hierin vinden. Juist omdat veel timesharerechten in het buitenland worden aangekocht en omdat de koop van deze rechten onder buitenlands recht valt, hebben kopers baat bij duidelijkheid. De richtlijn is op 14 januari 2009 tot stand gekomen. Kan de regering aangeven wat de stand van zaken met betrekking tot de implementatie in andere landen zoals Spanje, Italië Engeland en Ierland? Is de richtlijn daar al geïmplementeerd? Zo nee, wat betekent dit voor de rechtsbescherming en wanneer wordt de richtlijn naar verwachting wel het geïmplementeerd?
Deze leden constateren dat het op grond van de richtlijn niet is toegestaan om binnen het toepassingsbereik daarvan bepalingen in te voeren of te handhaven die afwijken van de richtlijn. De lidstaten blijven echter bevoegd om aspecten van timeshares, vakantieproducten van lange duur en uitwisseling- en doorverkoop te regelen voor zover deze in overeenstemming zijn met het gemeenschapsrecht. Heeft de regering nog het voornemen om met voorstellen voor verdergaande regelgeving te komen? Geldt bijvoorbeeld het vervangen van de bewoordingen «kopen en verkopen» uit de richtlijn door de woorden «over te nemen of over te dragen» in het wetsvoorstel als een vorm van dergelijke verdergaande regelgeving? Deze leden kunnen zich voorstellen dat de Nederlandse wetgever ook verder gaat dan de in de richtlijn gekozen periode voor herroeping van een timeshareovereenkomst van veertien dagen. Mag Nederland kiezen voor een langere herroepingsperiode van veertien kalenderdagen? Zo ja, deelt de regering dan de mening dat hiermee de consument nog beter wordt beschermd?
Kan de regering aangeven hoe lidstaten als Spanje, Italië Engeland en Ierland (waar vaker met de constructie van timesharing gewerkt wordt) omgaan met de bevoegdheid om aspecten van timeshares, vakantieproducten van lange duur en uitwisseling- en doorverkoop te regelen?
De leden van de PVV-fractie merken op dat de richtlijn als uitgangspunt volledige harmonisatie heeft. Zij maken zich ernstig zorgen over dit uitgangspunt. Het ontbeert namelijk de mogelijkheid om consumenten in de toekomst een verdergaande bescherming te bieden. Graag ontvangen zij van de regering een reactie op dit punt.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in 2010 nog onderzoek wordt gedaan naar de ervaringen van de Consumentenautoriteit met de wijze van handhaving. Deze leden vragen of dit onderzoek al heeft plaatsgevonden. Zo ja, wat is hier uitgekomen? Zo nee, is het niet verstandig de uitkomsten van het onderzoek af te wachten en te betrekken bij het wetsvoorstel?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat er naast de privaatrechtelijke route in de memorie van toelichting ook wordt gewezen op de bevoegdheid van de Consumentenautoriteit om bij overtredingen met een collectief karakter op grond van de consumentenbescherming op te treden. Kan de regering aangeven wat de mogelijkheden van de Consumentenautoriteit zijn om collectieve overtredingen in het buitenland aan te pakken? In landen zoals Spanje, Italië, Engeland en Ierland liggen veel vakantieparken waar vakantieaccommodaties op basis van timeshare worden aangeboden. Bestaat er in deze landen ook een autoriteit die collectieve overtredingen een dwangsom of bestuurlijke boete op kan leggen? Zo ja, wie kunnen zich met klachten wenden tot deze buitenlandse autoriteiten? Graag ontvangen deze leden een toelichting op dit punt.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering voorbeelden kan geven van situaties waarin de Autoriteit Financiële Markten is aangewezen als bevoegde handhavende instantie. Kan de regering nader ingaan op het voorstel dat in de memorie van toelichting wordt genoemd, om overeenkomstig de huidige systematiek van de Wet handhaving consumentenbescherming, open normen civielrechtelijk en gesloten normen bestuursrechtelijk te handhaven? Wanneer in 2013 verwacht de regering dit te evalueren?
De aan het woord zijnde leden constateren dat naast het systeem van handhaving tegen collectieve inbreuken op basis van de Wet handhaving consumentenbescherming, op grond van het nu voorgestelde artikel 7:50b, zevende lid, Burgerlijk Wetboek (BW) geldt, dat, bij schending van de in dat artikel genoemde verplichtingen, de handelaar een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b BW verricht. Deze leden vragen of er nog een verschil in gevolg is voor de consument tussen de aanpak via de Wet handhaving consumentenbescherming en het nu voorgestelde artikel 7:50b, zevende lid, BW. Zo ja, kan de regering dan aangeven waarin dit verschil precies is gelegen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de memorie van toelichting staat dat dit wetsvoorstel nalevingskosten met zich brengt. Kan de regering een inschatting maken van deze kosten?
De leden van de PVV-fractie constateren dat het aantal informatieverplichtingen voor het bedrijfsleven ten opzichte van de situatie onder de oude richtlijn is toegenomen. De leden spreken de zorg uit dat de kosten voor het bedrijfsleven op zullen lopen terwijl consumenten overspoeld worden met informatie. Graag vernemen deze leden een reactie op dit punt van zorg.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering een schatting te geven van de diverse nalevingskosten die naar verwachting uit het voorliggende wetsvoorstel voortvloeien?
Artikel I
Onderdeel b
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een autohandelaar die incidenteel een timeshare aanbiedt, niet onder het begrip «handelaar» valt. Wat is hiervan de consequentie? Kan de regering aangeven waar een dergelijke handelaar/situatie dan wel onder valt?
Deze leden merken op dat als er sprake is van een ontoereikende volmacht, de consument zich uitsluitend kan wenden tot de tussenpersoon. Zij vragen of dit nader kan worden toegelicht en geïllustreerd met een voorbeeld.
Onderdeel c
De leden van de CDA-fractie constateren dat het begrip «gebruik in deeltijd» (timeshare) ten opzichte van de oude richtlijn is verruimd. Het begrip heeft nu betrekking op alle overeenkomsten met een looptijd van meer dan een jaar. Deze leden vragen waaronder overeenkomsten met een looptijd van minder dan een jaar vallen. Een timeshareovereenkomst met een duur van 35 maanden, met daarin opgenomen een stilzwijgende verlenging, valt niet onder de bescherming van de richtlijn. Heeft de richtlijn terugwerkende kracht voor overeenkomsten als de hiervoor genoemde en/of onder welk regime dit soort overeenkomsten vallen?
De aan het woord zijnde leden vragen wat precies moet worden verstaan onder de zin dat het boeken van een vakantiehuisje voor meerdere gebruiksperiodes op zichzelf dus niet zal leiden tot een timeshareovereenkomst. Hoe moeten de woorden «op zichzelf» in dit verband worden uitgelegd?
Onderdeel e
De leden van de VVD-fractie merken op dat ervoor gekozen is om de bewoordingen «kopen en verkopen» niet uit de richtlijn over te nemen, omdat dit zou impliceren dat het enkel zou kunnen gaan om de overeenkomst van koop. In plaats daarvan wordt de begripsomschrijving «over te nemen of over te dragen» gebruikt, zodat de regels van de richtlijn ook gelden voor de overname van huurovereenkomsten. Deze leden stellen voor om de bewoordingen «kopen en verkopen en/of overnemen of overdragen» te gebruiken. Zodoende valt alles daaronder, zowel de gekochte timeshare als de overgedragen timeshare en/of daarop gelijkende transacties. Deze leden verzoeken de regering hier nader op in te gaan.
Onderdeel i
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in artikel 50b aan de handelaar in timeshares een aantal eisen wordt gesteld met betrekking tot informatieverstrekking en dat er een aantal beperkingen worden gesteld aan reclame. Deze eisen en beperkingen beogen de koper van een timeshare beter te beschermen. Het niet naleven van de bepalingen kan er toe leiden dat de handelaar onrechtmatig jegens de consument handelt. Als de consument schade heeft geleden kan dit ook op de handelaar verhaald worden. Kan het niet naleven van dergelijke verplichtingen ook leiden tot nietigheid van de overeenkomst of de consument een grondslag leveren om de overeenkomst door de rechter te laten vernietigen? Zo nee, waarom niet en acht de regering het wenselijk dit alsnog mogelijk te maken? Zijn er andere verplichtingen van de handelaar die in het geval van het niet naleven daarvan kunnen leiden tot nietigheid van de overeenkomst dan wel een grondslag voor vernietiging kunnen opleveren? Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat het niet ondertekenen door de consument van passages uit het timesharecontract met betrekking tot het herroepingsrecht niet tot nietigheid leidt. Wat is dan bijvoorbeeld het gevolg van het niet nakomen van de verplichting van de handelaar om in de precontractuele fase een herroepingsformulier te overhandigen?
Het is de leden van de PvdA-fractie niet geheel duidelijk welk recht in de praktijk van toepassing is in internationale situaties. Deze leden begrijpen dat uit de communautaire regels met betrekking tot privaatrecht volgt dat voor de consument die in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft het Nederlands recht geldt ingeval de handelaar zijn activiteiten in Nederland ontplooit. Daarnaast geldt echter volgens de EU-richtlijn dat er voor consumenten die tijdens hun vakantie in het buitenland door handelaars worden benaderd een bijzondere voorziening wordt getroffen. Kan de regering aan de hand van concrete voorbeelden die zich in de praktijk kunnen voordoen, duidelijk maken hoe de bescherming werkt van Nederlanders die tijdens hun vakantie in een ander EU-land te maken krijgen met handelaars?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het rekenen van kosten voor bijvoorbeeld een offerte met daarin opgenomen de standaardinformatie op zichzelf niet is verboden. Zij vragen wat het maximale bedrag aan kosten is dat hiervoor mag worden berekend.
Voornoemde leden merken op dat de richtlijn bewust ruimte laat om invulling te geven aan de plaats waar de informatie kan worden verkregen, bijvoorbeeld het adres van de verkoopruimte van de handelaar. Is het niet raadzaam om hier nadere voorwaarden aan te stellen ter voorkoming van misbruik? Te denken valt daarbij aan het voorbeeld van een handelaar die als plaats een ontoegankelijk fabrieksterrein aanhoudt.
De aan het woord zijnde leden merken op dat de consument schadevergoeding kan vorderen van de handelaar die onrechtmatig jegens hem handelde en daardoor schade heeft geleden. Kan de regering aangeven of dit op basis van artikel 6:162 BW of mogelijk een ander wetsartikel is?
De leden van de CDA-fractie merken op dat naast het systeem van privaatrechtelijke handhaving, de Consumentenautoriteit bovendien bevoegd is om bij overtredingen met een collectief karakter op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming op te treden. Uitgangspunt hierbij is dat open geformuleerde normen privaatrechtelijk en gesloten normen bestuursrechtelijk worden gehandhaafd. Kan de regeringhier een nadere toelichting op geven?
Deze leden vragen voorts een nadere toelichting geven op de opmerking in de memorie van toelichting bij het derde lid van het voorgestelde artikel 50c, waarin staat dat «Als wordt verzuimd de vereiste gegevens te vermelden, dan zal de overeenkomst niet op grond van artikel 3:39 BW nietig zijn.» Waarom kan de overeenkomst dan niet op grond van dit artikel nietig zijn?
De leden van de CDA-fractie constateren dat in beginsel geen andere informatie in de uiteindelijke timeshareovereenkomst mag worden opgenomen dan in de precontractuele informatie is verstrekt. Eén van de uitzonderingen hierop is dat partijen in de uiteindelijke overeenkomst uitdrukkelijk anders overeenkomen. Hoe kan worden gewaarborgd dat de consument in kwestie de gevolgen hiervan kan overzien?
Voorts wijzen deze leden erop dat de consument de passages die betrekking hebben op het herroepingsrecht en het verbod op vooruitbetalingen moet ondertekenen. Kan de regering nader aangeven hoe nu precies de bewijslast (bij de handelaar) ligt en wat het gevolg is van de consument die niet tekent nu dit geen nietige overeenkomst oplevert?
De aan het woord zijnde leden vragen hoe het verschil in tijd, betreffende de verlenging van de herroepingstermijn, te verklaren is tussen de beide soorten verzuim in het voorgestelde artikel 50d, nu dit enerzijds maximaal drie maanden en veertien dagen en anderzijds maximaal een jaar en veertien dagen kan bedragen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in casu de verzendtheorie wordt gehanteerd die in het Europese privaatrecht geldt. Zij vragen hoe bewezen wordt dat de verklaring de ontvanger heeft bereikt?
Voornoemde leden lezen in de toelichting op het eerste lid van artikel 50e dat in voorkomende gevallen hieronder ook een vordering tot schadevergoeding zal zijn begrepen. Kan de regering aangeven hoe hier wordt voorkomen dat de consument extra (onnodige) kosten/schade veroorzaakt? Zit hier een redelijkheidslimiet op?
In de toelichting op het tweede lid van artikel 50e staat dat de consument kan profiteren van de bescherming van beide richtlijnen. Wat is de meerwaarde van artikel 15 van die richtlijn boven hetgeen in het onderhavige voorgestelde wetsartikel is gesteld? De toelichting op het tweede lid van artikel 50e vermeldt voorts dat een derde, die zekerheid wil hebben over het verstrijken van de herroepingstermijn, zal moeten controleren of de handelaar aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan (abusievelijk staat er: gedaan) of hiertoe de consument om een verklaring vraagt. De leden van de CDA-fractie vragen of de positie van de derde niet op enigerlei wijze in het wetsvoorstel zou moeten worden verwerkt?
De fungerend voorzitter van de commissie,
Arib
Adjunct-griffier van de commissie,
Van Doorn