Ontvangen 27 september 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In artikel I, onderdeel D, onder 2, wordt aan het voorgestelde tweede lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
2
In artikel III, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 58 als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de verzekerde, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
a. niet betaald, indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid, zou zijn, niet langer sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%; of
b. indien onderdeel a niet van toepassing is, betaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid, zou zijn.
Na afloop van het in de aanhef genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien op de laatste dag van het in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar inkomen wordt genoten, maar geen arbeid wordt verricht, wordt dit tijdvak verlengd tot en met de laatste dag waarop dat inkomen wordt genoten.
3. Het zevende lid komt te luiden:
7. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
3
In artikel V, onderdeel G, wordt het voorgestelde artikel 44 als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
a. niet uitbetaald indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15%; of
b. indien het bepaalde onder a niet van toepassing is, uitbetaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn.
Na afloop van het in de aanhef genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien op de laatste dag van het in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar inkomen wordt genoten, maar geen arbeid wordt verricht, wordt dit tijdvak verlengd tot en met de laatste dag waarop dat inkomen wordt genoten.
3. Het achtste lid komt te luiden:
8. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
4
Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:
a
Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Aan artikel 2:6 wordt een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
b
In onderdeel H wordt het voorgestelde artikel 3:48 als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de jonggehandicapte, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
a. niet betaald, indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, zou zijn, niet langer sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%; of
b. indien onderdeel a niet van toepassing is, betaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, zou zijn.
Na afloop van het in de aanhef genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien op de laatste dag van het in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar inkomen wordt genoten, maar geen arbeid wordt verricht, wordt dit tijdvak verlengd tot en met de laatste dag waarop dat inkomen wordt genoten.
3. Het achtste lid komt te luiden:
8. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
5
Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:
a
In onderdeel F, onder 3, wordt aan het voorgestelde vierde lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
b
In onderdeel G, onder 2, wordt aan het voorgestelde vijfde lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
c
In onderdeel H, onder 2, wordt aan het voorgestelde achtste lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
6
In artikel VIII, onderdeel G, onder 3, wordt aan het voorgestelde derde lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
7
In artikel IX, onderdeel A, wordt aan het voorgestelde artikel 6, tweede lid, een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
8
Artikel X wordt als volgt gewijzigd:
a
In onderdeel D wordt aan het voorgestelde artikel 12a een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
b
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
G
Aan paragraaf 3 van hoofdstuk VIII wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 64a
1. De artikelen 8, eerste lid, 10, 11 en 22 en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, blijven van toepassing op de persoon op wie een op deze artikelen berustende bepaling werd toegepast op de dag voor inwerkingtreding van die wet, voor zolang de toepassing duurt, doch ten hoogste gedurende twee jaar na de dag waarop die wet in werking is getreden. In deze periode is artikel 12a en de daarop berustende bepalingen niet van toepassing.
2. Dit artikel vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
9
Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:
a
In onderdeel A wordt aan het voorgestelde artikel 10, tweede lid, een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
b
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
E
Aan hoofdstuk 8 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 74
1. De artikelen 10, 18, eerste lid, en 20 en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, blijven van toepassing op de persoon op wie deze artikelen en de daarop berustende bepalingen werden toegepast op de dag voor inwerkingtreding van die wet, voor zolang de toepassing duurt, doch ten hoogste gedurende twee jaar na de dag waarop die wet in werking is getreden.
2. Dit artikel vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
10
Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:
a
In onderdeel A wordt aan het voorgestelde artikel 8, derde lid, een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
b
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
Aan hoofdstuk VII wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 63e
1. De artikelen 8 en 20, eerste lid, en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, blijven van toepassing op de persoon op wie een op deze artikelen berustende bepaling werd toegepast op de dag voor inwerkingtreding van die wet, voor zolang de toepassing duurt, doch ten hoogste gedurende twee jaar na de dag waarop die wet in werking is getreden.
2. Dit artikel vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
11
Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:
a
Onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:
1. Het als tweede genoemde onderdeel 2 wordt genummerd «3».
2. In onderdeel 3 (nieuw) wordt aan het voorgestelde vierde lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
b
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
Aan hoofdstuk VII wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 63b
1. De artikelen 5, tweede lid, en 8 en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, blijven van toepassing op de persoon op wie een op deze artikelen berustende bepaling werden toegepast op de dag voor inwerkingtreding van die wet, voor zolang de toepassing duurt, doch ten hoogste gedurende twee jaar na de dag waarop die wet in werking is getreden.
2. Dit artikel vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
12
In het in artikel XVI, onderdeel B, opgenomen artikel 2.8 van de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervalt: , tenzij de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten van toepassing is.
Onderdelen 1, 5, 6, 7, onder a, 8, onder a, 9, onder a, 10, onder a, en 11, onder a
In het onderhavige wetsvoorstel worden de bepalingen in de socialezekerheidswetten op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald wat onder inkomen, danwel inkomen uit arbeid en overig inkomen, wordt verstaan, geharmoniseerd. Voorgesteld wordt daaraan toe te voegen dat daarbij tevens kan worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten. Het is namelijk wenselijk bij algemene maatregel van bestuur te kunnen regelen dat in bepaalde situaties het loon vóór de aanvang van bijvoorbeeld een loondervingsuitkering of verlof wordt, of inkomen wat niet ontvangen wordt door eigen toedoen, toch wordt aangemerkt als inkomen. Dit betreft bijvoorbeeld de situatie dat een uitkeringsgerechtigde tijdelijk zijn werkzaamheden onderbreekt vanwege verlof. Als in die situatie de werkgever het loon niet, of niet volledig, doorbetaalt, zou zonder nadere regelgeving de uitkering moeten toenemen omdat er sprake is van een daling van het inkomen. Dit wordt onwenselijk geacht. Het zou immers betekenen dat de uitkering financiële compensatie biedt voor loonderving als gevolg van verlof, in plaats van als gevolg van werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Door te regelen dat in bepaalde situaties het loon vóór de aanvang van verlof wordt aangemerkt als inkomen, blijft de hoogte van de uitkering gelijk tijdens het verlof. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin loonderving ontstaat doordat in plaats van loon bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering of ziekengeld wordt ontvangen. Ook dan wordt het loon voor aanvang van die uitkering aangemerkt als inkomen.
Daarnaast gaat het om situaties waarin de – partner van de – uitkeringsgerechtigde feitelijk geen inkomen ontvangt of een lager inkomen ontvangt doordat hij of diens partner zich verwijtbaar heeft gedragen of afstand heeft gedaan van een recht op uitkering. Ter illustratie volgt een voorbeeld.
Betrokkene heeft recht op een uitkering op grond van de Wet Wajong en werkt daarnaast in loondienst. Deze Wajong-gerechtigde heeft na beëindiging van zijn dienstverband recht op een uitkering op grond van de WW maar die WW-uitkering komt niet tot uitbetaling omdat hij verwijtbaar werkloos is. In het algemene inkomensbesluit wordt geregeld dat de Wajong-uitkering in deze situatie toch wordt verminderd met het bedrag van die WW-uitkering, ook al heeft betrokkene die WW-uitkering niet ontvangen.
Er wordt dus uitgegaan van de hoogte van de uitkering als ware die uitkering niet (geheel of gedeeltelijk) geweigerd. Het wordt ook in deze situaties onwenselijk geacht dat de uitkering financiële compensatie biedt voor inkomensderving als gevolg van verwijtbaar gedrag van betrokkene.
Onderdelen 2, 3 en 4
In het onderhavige wetsvoorstel was een nieuw eerste lid opgenomen voor artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening (WAO). Bij nader inzien is het wenselijk de huidige tekst van het eerste lid te handhaven. Het eerste lid zoals dit in deze nota van wijziging aan artikel 44 WAO is toegevoegd is dan ook grotendeels gelijk aan het huidige eerste lid. Wel blijft het wenselijk ook in dit artikel het inkomensbegrip te harmoniseren. Daarom is het begrip «inkomsten uit arbeid» wel vervangen door «inkomen». Teneinde te voorkomen dat artikel 44 WAO van toepassing wordt bij elke vorm van inkomen die de arbeidsongeschikte gaat verdienen, is voorts aangegeven dat het gaat om inkomen dat genoten wordt doordat de arbeidsongeschikte arbeid is gaan verrichten.
Het derde lid bevat een wijziging van de situaties waarin de in artikel 44, eerste lid, WAO geregelde termijn van vijf jaar wordt onderbroken of verlengd. De huidige bepaling bevat drie onderdelen, waarbij de onderdelen a en b betrekking hebben op de situatie dat iemand gedurende een bepaalde periode geen inkomsten uit arbeid geniet. Als die periode korter is dan vier weken, dan wordt op grond van onderdeel a de vijfjarentermijn niet onderbroken. Als die periode vier weken of langer is, dan wordt op grond van onderdeel b de vijfjarentermijn onderbroken indien de betrokkene na de periode zonder inkomsten (hierna: inkomensloze periode) dezelfde arbeid gaat verrichten. Het maakt derhalve uit of iemand na een inkomensloze periode dezelfde arbeid of andere arbeid gaat verrichten en hoe lang die periode duurt. Op het moment dat iemand geen arbeid meer verricht, weet het UWV echter niet of de betrokkene later weer opnieuw (dezelfde of andere) arbeid zal gaan verrichten. Deze situaties zijn daarom in het in deze nota van wijziging voorgestelde derde lid van artikel 44 WAO geschrapt. Aangezien in het reeds voorgestelde tweede lid is geregeld dat na een inkomensloze periode altijd weer een nieuwe vijfjarentermijn begint te lopen als de betrokkene andere arbeid gaat verrichten, terwijl dat nu alleen het geval is als iemand na een inkomensloze periode van langer dan vier weken andere arbeid gaat verrichten, brengt de voorgestelde tekst van artikel 44 toch een verruiming met zich mee. In theorie kan het zich voordoen dat iemand zijn arbeid neerlegt omdat die arbeid niet geschikt is voor zijn krachten en bekwaamheden en aansluitend andere arbeid gaat verrichten. In dat geval is er geen sprake van een inkomensloze periode tussen twee dienstbetrekkingen, waardoor de vijfjarentermijn in de huidige situatie zou doorlopen, terwijl de situatie niet anders is dan wanneer andere arbeid verricht zou gaan worden na een inkomensloze periode. Het nieuwe tweede lid sluit hiermee beter aan bij de strekking van artikel 44 WAO, namelijk om iemand een termijn van vijf jaar te geven om na te gaan of bepaalde arbeid passend of gangbaar voor hem is.
Onderdeel c van het huidige artikel 44, tweede lid, WAO heeft betrekking op de situatie dat iemand wel inkomsten uit arbeid geniet maar geen arbeid verricht. Daarvan is op grond van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid onder meer sprake als iemand een ziekengeld of een werkloosheidsuitkering ontvangt of met verlof is. In dat geval wordt de vijfjarentermijn onderbroken mits het recht op een uitkering of het verlof vier weken of langer heeft geduurd. Beoogd was echter te regelen dat de vijfjarentermijn uitsluitend zou worden verlengd als iemand op de dag dat die termijn is verstreken inkomen geniet, maar geen arbeid verricht. Het is niet wenselijk dat de anticumulatie eindigt na afloop van de vijfjarentermijn, terwijl iemand inkomen geniet, maar geen arbeid verricht. Zolang de vijfjarentermijn loopt voorkomt de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid dat de anticumulatie wordt beëindigd indien iemand in plaats van het inkomen dat uit arbeid wordt genoten recht heeft op ziekengeld of een werkloosheidsuitkering of met verlof is. Om te voorkomen dat de anticumulatie na het einde van de vijfjarentermijn eindigt in de situatie waarin wel inkomen wordt genoten, maar geen arbeid wordt verricht, wordt in het nu voorgestelde derde lid bepaalt dat die termijn doorloopt tot en met de laatste dag waarop inkomen wordt genoten zonder dat arbeid wordt verricht. Dit betekent derhalve dat de anticumulatie wordt toegepast tot de dag waarop het recht op ziekengeld of de werkloosheidsuitkering dan wel het verlof eindigt. Daarmee wordt voorkomen dat de WAO-uitkering moet worden verhoogd tot het niveau voordat anticumulatie werd toegepast, terwijl tevens recht op ziekengeld of een werkloosheidsuitkering bestaat, danwel sprake is van verlof.
Deze toelichting ziet ook op de wijzigingen in artikel 58 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en artikel 3:48 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.
Onderdelen 8, onder b, 9, onder b, 10, onder b, en 11, onder b
Zoals eerder toegelicht maakt uniformering van de delegatiegrondslagen van de inkomensbesluiten het mogelijk dat de bestaande inkomensbesluiten worden samengevoegd tot één algemeen inkomensbesluit. In eerste instantie zullen de inkomensbesluiten op grond van de volksverzekeringen en de sociale voorzieningen worden samengevoegd. Op een later moment zullen de inkomensbesluiten die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) worden uitgevoerd, worden toegevoegd aan dit algemene inkomensbesluit.
Het algemene inkomensbesluit kan wijzigingen met zich meebrengen in de hoogte van de ouderdoms- en nabestaandenuitkering. In bepaalde situaties worden sommige uitkeringen nu niet als inkomen aangemerkt, die straks wel als inkomen worden aangemerkt. Het gaat hierbij onder andere om studiebeurs en een uitkering of inkomensvoorziening op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Met het algemene inkomensbesluit zal worden geregeld dat een uitkering of inkomensvoorziening op grond van de Wet Wajong (of een andere uitkering die niet direct gerelateerd is aan arbeid) volledig in mindering wordt gebracht op de AOW-partnertoeslag of de nabestaandenuitkering.
Ook voor de IOAW- en IOAZ-gerechtigden zullen er – vanwege harmonisatie van regelgeving – wijzigingen zijn ten opzichte van de huidige situatie. Zo zal ook voor de IOAW- en IOAZ-gerechtigden gaan gelden dat bepaalde wijzigingen van het inkomen geacht worden niet te hebben plaatsgevonden. Om uitkeringsgerechtigden in de gelegenheid te stellen zich hierop voor te bereiden wordt voor lopende gevallen een overgangstermijn van twee jaar voorgesteld.
Daarom wordt aan de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen een overgangsbepaling toegevoegd. Indien op de dag voor inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving een inkomensbesluit dat gebaseerd was op de huidige delegatiebepalingen toegepast werd, dan blijft dit inkomensbesluit van toepassing totdat de toepassing van dat inkomensbesluit eindigt, doch ten hoogste gedurende een periode van twee jaar.
Onderdeel 12
In het voorgestelde artikel 2.8 van de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is de overgang van vermogensbestanddelen van het Reïntegratiefonds naar het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) geregeld. Hierbij is echter een uitzondering gemaakt voor de situatie dat de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten van toepassing is en waarbij overheveling naar het Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten zou plaatsvinden. Deze uitzondering wordt hierbij geschrapt. Het aanwijzen van een ander fonds dan het Aof is niet doelmatig omdat er sprake is van een klein bestand aan personen die tot de doelgroep van de Wet Wajong behoren en voor wie voorzieningen zijn getroffen ten laste van het Reïntegratiefonds en het een marginaal bedrag betreft dat afgezonderd en overgeheveld zou moeten worden naar het Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten en dat in de loop van de tijd steeds verder afneemt. In het kader van vermindering van uitvoeringskosten voor het UWV verdient het de voorkeur de financiering van de rechten en verplichtingen van een opgeheven Reïntegratiefonds bij één fonds neer te leggen, te weten het Aof.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner