Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen dat veteranen het Koninkrijk der Nederlanden als militair hebben gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel door deelname aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde;
dat de erkenning door de Nederlandse samenleving van de verdiensten van veteranen en van de mogelijke gevolgen van de inzet als militair voor hun gezondheid, als ook de waardering die aan veteranen op grond van hun verdiensten toekomt, moeten worden bevorderd;
dat de bijzondere zorg die veteranen en hun relaties in verband met de inzet als militair nodig hebben, moet worden gewaarborgd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed gevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister van Defensie;
de militair ambtenaar in werkelijke dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, waaronder mede begrepen de met militair beroepspersoneel gelijkgestelde geestelijke verzorgers;
de militair, de gewezen militair, of de gewezen dienstplichtige, van de Nederlandse krijgsmacht, dan wel van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger, alsmede degene die behoorde tot het vaarplichtig koopvaardijpersoneel, die het Koninkrijk der Nederlanden heeft gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel heeft deelgenomen aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde voor zover deze missie bij regeling van Onze Minister is aangewezen;
het dienen als militair onder oorlogsomstandigheden dan wel het deelnemen als militair aan een missie als bedoeld onder c;
de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de veteraan;
de aanspraken van de veteraan op grond van een wettelijk voorschrift op bezoldiging dan wel op uitkeringen en voorzieningen in verband met werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden als gevolg van de uitoefening van de militaire dienst onder de omstandigheden of bij een missie als bedoeld onder c;
hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens.
1. Onze Minister voert een beleid dat is gericht op het bevorderen van erkenning van de verdiensten van veteranen, van erkenning van de mogelijke gevolgen van de inzet voor hun gezondheid en van waardering die veteranen op grond van hun verdiensten toekomt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld in ieder geval betreffende:
a. het faciliteren van publieke en private initiatieven op het gebied van erkenning van en waardering voor veteranen, waaronder de Nederlandse veteranendag;
b. de wijze waarop veteranen in staat worden gesteld om zich als zodanig te onderscheiden door middel van onder meer de veteranenpas en het draaginsigne veteranen;
c. het faciliteren van de deelname van veteranen en hun relaties aan bijeenkomsten en reünies.
1. Onze Minister heeft een zorgplicht voor militairen die worden ingezet. Deze zorgplicht houdt in dat militairen en hun relaties goed worden voorbereid op de inzet en goed worden begeleid tijdens de inzet.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:
a. het bepalen van de uitzendgeschiktheid van militairen;
b. het voorbereiden van militairen op de daadwerkelijke inzet;
c. het voorzien in sociaal medische begeleiding van militairen tijdens de inzet;
d. het begeleiden van de relaties van militairen tijdens de inzet;
e. het informeren van militairen en hun relaties over gezondheidsrisico’s van de inzet;
f. het informeren van militairen en hun relaties over de zorg die voor hen beschikbaar is.
1. Onze Minister heeft een zorgplicht voor veteranen die zijn ingezet. Deze zorgplicht houdt in dat veteranen en hun relaties goed worden begeleid na afloop van de inzet.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:
a. het voorzien in sociaal medische begeleiding van veteranen en hun relaties na afloop van de inzet;
b. het ondersteunen van de veteraan bij het vinden van een andere betrekking indien ontslag als militair aan de orde is;
c. het organiseren van bijeenkomsten voor veteranen en hun relaties in het kader van nazorg;
d. het faciliteren van de deelname van veteranen en hun relaties aan bijeenkomsten in het kader van nazorg.
1. Onze Minister heeft een bijzondere zorgplicht voor veteranen die als gevolg van de inzet zorg nodig hebben. Deze zorgplicht houdt in dat veteranen en hun relaties worden bijgestaan bij hun revalidatie en re-integratie en bij het verkrijgen van materiële zorg, maatschappelijke ondersteuning of geestelijke gezondheidszorg.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:
a. het inrichten van de revalidatie en de re-integratie van veteranen en hun relaties;
b. het begeleiden van veteranen en hun relaties bij het verkrijgen van materiële zorg;
c. het begeleiden van veteranen en hun relaties bij het verkrijgen van maatschappelijke ondersteuning of geestelijke gezondheidszorg.
De zorgplichten, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5, laten de materiële zorg op grond van wettelijke voorschriften in verband met werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en overlijden, op grond van de Militaire ambtenarenwet 1931 of de Kaderwet militaire pensioenen en de zorg op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg onverlet en liggen in het verlengde daarvan.
1. Onze Minister treft voor de veteraan een passende inkomensvoorziening voor de duur die nodig is in verband met de revalidatie, re-integratie en de begeleiding van de veteraan als bedoeld in artikel 5.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde inkomensvoorziening worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:
a. de voorwaarden waaraan de veteraan moet voldoen om voor de inkomensvoorziening in aanmerking te komen;
b. het bepalen van de hoogte van de inkomensvoorziening, waarbij wordt uitgegaan van een uitkering van ten minste 80% van het bedrag van de inkomsten die hij in het jaar voorafgaande aan zijn aanmelding bij het loket, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder c, uit hoofde van zijn beroep of bedrijf gebruikelijk zou hebben kunnen genieten;
c. de verrekening van andere inkomsten met de inkomensvoorziening.
1. Onze Minister bevordert vanwege de bijzondere zorgplicht, bedoeld in artikel 5, de samenwerking tussen de bij de revalidatie en re-integratie en de materiële zorg betrokken uitvoeringsinstanties en de bij de maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg betrokken zorginstellingen.
2. Na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende:
a. het inrichten van de samenwerking tussen de bij de revalidatie en re-integratie en de materiële zorg betrokken uitvoeringsinstanties en de bij de maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg betrokken zorginstellingen;
b. het waar mogelijk gezamenlijk verzorgen van de aanvraag, beoordeling, toekenning en uitbetaling van uitkeringen, pensioenen en voorzieningen in verband met ziekte, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit;
c. het organiseren van de toegang tot de revalidatie en re-integratie en de materiële zorg en de maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg door het oprichten van een loket voor veteranen en hun relaties;
d. het toewijzen van zorgcoördinatoren ten behoeve van de persoonlijke begeleiding van de veteraan en zijn relaties bij de revalidatie en re-integratie, materiële zorg, maatschappelijke ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg.
1. Ten behoeve van de identificatie van veteranen en van de mogelijkheid tot het informeren van veteranen over de toepassing van de artikelen 2 tot en met 8 en ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek worden, persoonsgegevens van veteranen verwerkt in het veteranenregistratiesysteem. Onze Minister is verantwoordelijke voor deze verwerking.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inrichting en het beheer van het veteranenregistratiesysteem en de mogelijkheid van verstrekking van persoonsgegevens aan derden die activiteiten verrichten in het kader van erkenning en waardering voor veteranen.
Onze Minister bevordert wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen die gerelateerd kunnen zijn aan de uitoefening van de dienst onder omstandigheden en bij een missie als bedoeld in artikel 1, onder c.
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot d en e een nieuw onderdeel c ingevoerd luidende:
c. veteranenombudsman: de ombudsman voor zover hij optreedt als bedoeld in hoofdstuk IIB, of de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman bedoeld in artikel 9, eerste lid;
B
In artikel 1d wordt na «Kinderombudsman» ingevoegd: of de Veteranenombudsman.
C
In artikel 9, eerste lid, wordt na «Kinderombudsman» telkenmale ingevoegd: of Veteranenombudsman.
D
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Kinderombudsman» ingevoegd: of de Veteranenombudsman
2. In het tweede tot en met zesde lid wordt «ombudsman of Kinderombudsman» telkenmale vervangen door: ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman.
E
Na artikel 11e wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
een veteraan als bedoeld in artikel 1 van de Veteranenwet;
relaties als bedoeld in artikel 1 van de Veteranenwet.
1. De Veteranenombudsman is bevoegd:
a. naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een instantie als bedoeld in artikel 11h, eerste lid, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen, tenzij artikel 9:22 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is;
b. gevraagd en ongevraagd advies te geven aan de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal over de uitvoering van de Veteranenwet en over beleid dat een behoorlijke behandeling van Veteranen raakt;
c. de wijze waarop klachten van veteranen of hun relaties door de daartoe bevoegde instanties, niet zijnde de ombudsman, worden behandeld te monitoren en te analyseren en de regering en de Tweede Kamer in te lichten over zijn bevindingen.
1. Een veteraan of namens deze, een relatie van een veteraan, die meent niet behoorlijk behandeld te zijn door:
a. een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a;
b. een orgaan van een rechtspersoon, niet zijnde een bestuursorgaan, voorzover die:
1°. een bij of krachtens wet geregelde taak ten aanzien van veteranen uitoefent; of
2°. anderszins een taak ten aanzien van veteranen uitoefent,
kan een klacht indienen bij de Veteranenombudsman.
2. Een klacht over een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a, geldt als een verzoek als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Een gedraging van een medewerker van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, onder b, verricht in de uitoefening van zijn functie, wordt aangemerkt als een gedraging van die rechtspersoon.
1. Op de behandeling van klachten over en onderzoek uit eigen beweging naar organen van rechtspersonen als bedoeld in artikel 11h, eerste lid, onder b, door de Veteranenombudsman zijn artikel 15 alsmede titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
2. De in artikel 9:33 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde vergoeding van kosten vindt plaats ten laste van het Rijk indien het onderzoek betrekking heeft op een orgaan van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 11h, eerste lid, onder b.
De Militaire ambtenarenwet 1931 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 12m wordt een artikel 12n ingevoegd luidende:
De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Defensie,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,