Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, met het oog op de waardering en erkenning van veteranen, regels vast te stellen omtrent de bijzondere zorgplicht van Onze Minister van Defensie jegens veteranen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister van Defensie;
1°. een gewezen militair met de Nederlandse nationaliteit die het Koninkrijk der Nederlanden heeft gediend in een missie, alsmede het personeel van voormalige gouvernementele krijgsmachten dat onder oorlogsomstandigheden of in internationale vredesmissies heeft gediend en het gemilitariseerde vaarplichtige koopvaardijpersoneel uit de Tweede Wereldoorlog, of
2°. een militair met de Nederlandse nationaliteit die het Koninkrijk der Nederlanden heeft gediend in een missie;
de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, bloedverwanten in de eerste en tweede graad en aanverwanten in de eerste graad van de veteraan;
de veteranenregistratie, bedoeld in artikel 3.1;
de zorgplicht, bedoeld in artikel 1.2;
een militaire ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire ambtenarenwet 1931 of degene die daarmee is gelijkgesteld;
zending naar gebied in oorlogsomstandigheden of daarmee overeenkomende situaties, inbegrepen internationale vredesmissies binnen en buiten het verband van de Verenigde Naties;
de Stichting Zorgloket, bedoeld in artikel 6.1.
Onze Minister draagt, gelet op de bijzondere rechtspositie van de militair, bijzondere zorg voor de diensten, ondersteuning en compensatie, welke de militair en zijn relaties dan wel de veteraan en zijn relaties in het kader van een missie worden geboden.
1. De bijzondere positie van een militair wordt erkend.
2. Onder erkenning van de bijzondere positie als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan erkenning van de militaire inzet van de veteraan en van de gevolgen die de veteraan van deze militaire inzet kan ondervinden. Bij het stellen van regels bij of krachtens deze wet en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor de bijzondere positie van een veteraan.
1. Onze Minister bevordert de waardering voor veteranen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop aan het bevorderen van de waardering voor veteranen uitvoering wordt gegeven. De regels houden in ieder geval in:
a. het afgeven van een Veteranenpas;
b. het afgeven van een Draaginsigne Veteranen;
c. het organiseren van reünies;
d. het faciliteren van activiteiten georganiseerd door veteranen, en
e. het jaarlijks geven van een eerbetoon op Veteranendag.
1. Onze Minister verwerkt de persoonsgegevens van veteranen in een veteranenregistratiesysteem.
2. De verwerking van persoonsgegevens in het veteranenregistratiesysteem geschiedt uitsluitend voor:
a. het onderhouden van contacten met veteranen over voor veteranen bedoelde activiteiten, faciliteiten en voorzieningen;
b. het verstrekken van informatie aan veteranen;
c. het met toestemming van de veteraan verstrekken van gegevens aan personen en instanties ten behoeve van de door deze personen en instanties te organiseren activiteiten, te leveren diensten, dan wel te leveren voorzieningen;
d. wetenschappelijk, historisch of statistisch onderzoek.
3. De veteraan heeft recht op inzage in de hem betreffende gegevens uit het register.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het veteranenregistratiesysteem.
In het veteranenregistratiesysteem worden geen andere persoonsgegevens verwerkt dan:
a. naam, voornamen, voorletters, rang, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en telefoonnummer;
b. een administratienummer dat geen andere informatie bevat dan bedoeld onder a;
c. gegevens betreffende de missie waaraan de veteraan heeft deelgenomen.
1. Onze Minister meldt de veteraan schriftelijk dat zijn gegevens zijn opgenomen in het veteranenregistratiesysteem.
2. De veteraan kan Onze Minister verzoeken zijn gegevens te verwijderen uit het veteranenregistratiesysteem.
De gegevens van de veteraan worden binnen zes weken na het verzoek, bedoeld in artikel 3.3, tweede lid, uit het veteranenregistratiesysteem verwijderd of na diens overlijden.
1. De gegevens van de veteraan worden uitsluitend verstrekt aan:
a. degenen, waaronder begrepen derden, die zijn belast met of leiding geven aan de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder a, c en d, en artikel 9, derde lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
2. De officier van justitie is bevoegd, in geval van een strafrechtelijk onderzoek, het register te raadplegen, waarbij hij alleen het gegeven of een persoon in het register is opgenomen, ontvangt.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voorbereiding van de militair op de missie en de opleidingseisen voor deze militair.
2. Deze regels ten aanzien van de opleiding tot militair houden in ieder geval in:
a. het geven van trainingen op het gebied van uitzendinggerelateerde problemen; en
b. het geven van voorlichting over het zorgaanbod.
3. De regels ten aanzien van de voorbereiding van de militair op de missie houden in ieder geval in:
a. het bepalen van de uitzendgeschiktheid van een militair middels een psychologische toets zes weken voor de missie;
b. het geven van cursussen over de cultuur en omstandigheden in het land van de missie; en
c. het organiseren van een uitzendconferentie.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voorbereiding van de relaties op de missie.
2. Deze regels houden in ieder geval in het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten over uitzendinggerelateerde problemen en over het zorgaanbod.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de begeleiding van de militair tijdens de missie.
2. Deze regels kunnen inhouden de aanwezigheid van een sociaal medisch team, bestaande uit ten minste een militair arts, een bedrijfsmaatschappelijk werker, een geestelijk verzorger en een psycholoog, op de locatie waar de militair verblijft tijdens de missie.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de begeleiding van de relaties van de militair tijdens de missie.
2. Deze regels houden in ieder geval in:
a. het informeren van de relaties omtrent de situatie van de militair;
b. het geven van de mogelijkheid om te allen tijde in contact te treden met het Zorgloket.
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over een procedure voor militairen die terugkeren van een missie.
2. Deze regels houden in ieder geval in:
a. het debriefen van de veteraan;
b. het organiseren van terugkeerdagen voor de veteraan en zijn relaties.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
het dagloon in de zin van artikel 14 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 13 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag, vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal op grond van de overeenkomst naar burgerlijk recht, bedoeld in artikel 4 van de Wet privatisering ABP, waarin de aanspraken van overheidswerknemers in de zin van die wet, gewezen overheidswerknemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van pensioenen, alsmede hun daarmee samenhangende verplichtingen, zijn neergelegd;
een militair geneeskundig onderzoek naar het bestaan van blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van de militaire dienst;
een geneeskundig onderzoek naar het ontstaan, tot uiting komen of verergeren, de aard en de gevolgen van verwonding, ziekten of gebreken, ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen inzake arbeidsongeschiktheid, alsmede inzake invaliditeit met dienstverband.
Het ontslag van een veteraan gaat niet eerder in dan twaalf weken nadat de veteraan is teruggekeerd in Nederland na de missie.
1. Een veteraan heeft recht op een uitkering gedurende ten hoogste twee jaar na zijn ontslag indien:
a. de veteraan niet beschikt over een startkwalificatie als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Wet werk en bijstand ten tijde van zijn ontslag;
b. de veteraan tijdens zijn dienstverband aantoonbaar geen opleiding heeft kunnen volgen ten gevolge van een missie; en
c. de veteraan binnen een redelijke periode na ontslag een opleiding volgt ten einde een startkwalificatie als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Wet werk en bijstand te verkrijgen.
2. De uitkering bedraagt per dag 80% van het dagloon.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de uitkering.
1. De veteraan heeft gedurende ten hoogste vijf jaar recht op re-integratie te rekenen vanaf de datum van de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid of de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een missie.
2. Onze Minister draagt, gelet op de bijzondere zorgplicht, met bijzondere inspanning zorg voor de invulling van de re-integratie.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de re-integratie en kunnen andere rechthebbenden worden aangwezen.
1. Gedurende de re-integratie heeft de veteraan recht op een basisinkomengarantie in de vorm van een aanvullende uitkering.
2. Het recht op een basisinkomengarantie bedraagt per dag ten hoogste 80% van het dagloon van de veteraan op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op een basisinkomengarantie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit het dienstverband waaraan het recht op een basisinkomengarantie wordt ontleend.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de basisinkomengarantie.
1. Op de basisinkomengarantie wordt de som van de uitkeringen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met f, in mindering gebracht.
2. De basisinkomengarantie wordt uitbetaald voor zover deze de som van de:
a. uitkering op grond van de Ziektewet of een uitkering die naar aard en strekking daarmee overeenkomt;
b. arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
c. uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of uitkering die naar aard en strekking met die uitkering overeenkomt;
d. uitkering op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen of een toelage op grond van dat hoofdstuk; of
e. het invaliditeitspensioen, waar de veteraan recht op heeft volgens de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen gestelde bepalingen;
f. uitkeringen op grond van de Werkeloosheidswet;
overschrijdt en de som van deze uitkeringen per dag niet meer bedraagt dan 80% van het dagloon van de veteraan op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op een basisinkomengarantie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit het dienstverband waaraan het recht op een basisinkomengarantie wordt ontleend.
1. Indien de veteraan in verband met de uitkeringen, bedoeld in artikel 5.6, tweede lid, onder a tot en met c, verplicht is mee te werken aan een onderzoek door het UWV of door een of meer daartoe door het UWV aangewezen personen en tevens in verband met de uitkering of toelage, bedoeld in artikel 5.6, tweede lid, onderdelen d en e, is opgeroepen voor een geneeskundig onderzoek of een pensioenkeuring, worden deze onderzoeken gecombineerd.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van het eerste lid.
1. De zorgcoördinator, bedoeld in artikel 6.2, kan het Zorgloket verzoeken de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de veteraan re-integratie aan te bieden.
2. Het Zorgloket doet de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel binnen twee maanden na het verzoek, bedoeld in het eerste lid, een aanbod tot re-integratie. Dit aanbod laat onverlet eventuele verplichtingen voortvloeiende uit een re-integratievisie als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
1. Onze Minister bevordert de resocialisatie van veteranen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de resocialisatie.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende een vergoeding voor veteranen en relaties ter dekking van de kosten van geestelijke zorg voor deze veteranen en relaties die de zorgverzekering, bedoeld in artikel 1 van de Zorgverzekeringswet, te boven gaan.
1. Onze Minister wordt gemachtigd tot de oprichting van een Stichting Zorgloket, die tot doel heeft de taken, bedoeld in het tweede lid, te verrichten.
2. Het Zorgloket heeft tot taak:
a. het ontvangen en behandelen van materiële zorgvragen van veteranen;
b. het ontvangen en behandelen van immateriële zorgvragen van veteranen en relaties;
c. het toewijzen van de zorgcoördinator, bedoeld in artikel 6.2.
3. Onze Minister gaat niet tot oprichting van een Stichting Zorgloket over dan een maand nadat van het voornemen daartoe, onder overlegging van de ontwerp-statuten, schriftelijk mededeling is gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal.
1. De zorgcoördinator heeft tot taak de veteraan of zijn relaties te begeleiden bij zorgvragen.
2. De aan de veteraan of zijn relatie toegewezen zorgcoördinator zendt binnen twee weken na de ontvangst van de zorgvraag door het Zorgloket een ontvangstbevestiging aan de afzender onder vermelding van de voorgestelde behandeling van de zorgvraag.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de zorgcoördinator.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze van behandeling van veteranen en relaties.
1. Een veteraan of een relatie kan een klacht indienen bij Onze Minister over de naleving van deze wet. Titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
2. Onze Minister stelt een onafhankelijke klachtenadviescommissie in om hem te adviseren in een klachtprocedure.
1. De benoeming van de leden van de in artikel 7.1, tweede lid, genoemde klachtenadviescommissie geschiedt in overleg met de Sectoroverleg Defensie.
2. Onze Minister draagt zorg voor:
a. de werkwijze van de klachtenadviescommissie;
b. de bevoegdheden van de klachtenadviescommissie; en
c. de rechtspositie van de leden van de klachtenadviescommissie.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de klachtenadviescommissie.
Een veteraan kan een klacht indienen bij de veteranenombudsman, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet nationale ombudsman.
1. Er is een Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek ten behoeve van het civiele militaire zorgsysteem.
2. De Raad is belast met:
a. het adviseren na een schriftelijk verzoek van Onze Minister of een van beide kamers der Staten-Generaal over de gezondheidszorg voor veteranen;
b. het adviseren van Onze Minister of een van beide kamers der Staten-Generaal uit eigener beweging over de gezondheidszorg voor veteranen;
c. het toezicht op het civiel-militaire zorgsysteem voor veteranen.
3. Hoofdstuk 4 van de Kaderwet adviescolleges is van overeenkomstige toepassing.
4. De Raad stelt een bestuursreglement vast. Deze bevat in elk geval regels over de werkwijzen en procedures met het oog op een goede en zorgvuldige uitoefening van de verschillende taken. Het reglement alsmede elke wijziging daarvan wordt zo spoedig mogelijk gezonden aan Onze Minister.
5. De Raad stuurt jaarlijks aan de Staten-Generaal een rapport over het in het voorafgaande jaar door de Raad uitgeoefende toezicht.
6. De Raad kan in het kader van zijn toezichthoudende taak aanbevelingen geven aan organen die met gezondheidszorg voor veteranen zijn belast.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de Raad.
1. De veteraan bij wie een bepaalde mate van invaliditeit met dienstverband is vastgesteld, heeft recht op vergoeding voor vermogensschade als bedoeld in artikel 96 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, verminderd met de som van vergoedingen in verband met invaliditeit, waar de veteraan recht op heeft volgens de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen gestelde bepalingen, uitgezonderd de bijzondere invaliditeitsverhoging.
2. De veteraan bij wie een bepaalde mate van invaliditeit met dienstverband is vastgesteld, heeft recht op vergoeding voor ander nadeel dan vermogensschade als bedoeld in artikel 106 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de veteraan recht heeft op een bijzondere invaliditeitsverhoging volgens de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen gestelde bepalingen.
3. De bijzondere invaliditeitsverhoging en de vergoeding voor ander nadeel dan vermogensschade, bedoeld in het tweede lid, worden niet in mindering gebracht op de som van de vergoedingen voor vermogensschade, bedoeld in het eerste lid.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste en het tweede lid.
1. De relaties van de veteraan bij wie een bepaalde mate van invaliditeit met dienstverband is vastgesteld, hebben recht op een vergoeding als bedoeld in artikel 108 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste lid.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over een rechtsbijstandsregeling voor veteranen.
De aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten komen ten laste van de Rijksbegroting.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, is belast met de uitvoering van de artikelen 5.3, 5.5 en 9.1 van deze wet, voor zover die uitvoering niet krachtens deze wet aan anderen is opgedragen.
2. De op grond van deze wet te betalen uitkeringen en vergoedingen en de uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen en vergoedingen komen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds, bedoeld in artikel 93 van de Wet financiering sociale verzekeringen.
De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel b tot c, een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. veteranenombudsman: de ombudsman voor zover hij optreedt als bedoeld in de artikel 11b en 11c;.
B
Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De ombudsman kan bepalen dat de bevoegdheden, bedoeld in artikel 11b en 11c tevens worden uitgeoefend door een substituut-ombudsman. De ombudsman kan voor de uitoefening van die bevoegdheden vaststellen.
D
Na artikel 11 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. veteraan: een veteraan als bedoeld in artikel 1 van de Veteranenwet;
b. relaties van een veteraan: de relaties, bedoeld in artikel 1 van de Veteranenwet.
1. Een veteraan die meent dat hij niet behoorlijk is behandeld door:
a. een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a;
b. een orgaan van een rechtspersoon, niet zijnde een bestuursorgaan, voor zover die:
1°. een bij of krachtens de wet geregelde taak ten aanzien van veteranen uitoefent; of
2°. anderszins een taak ten aanzien van veteranen uitoefent,
kan een klacht indienen bij de veteranenombudsman.
2. Een klacht over een bestuursorgaan geldt als een verzoek als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Op de behandeling van klachten over rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, onder b, door de veteranenombudsman zijn artikel 15 alsmede titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
4. De in artikel 9:33 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde vergoeding van kosten vindt plaats ten laste van het Rijk indien het onderzoek betrekking heeft op een orgaan van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, onder b.
5. Een gedraging van een medewerker van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, onder b, verricht in de uitoefening van zijn functie, wordt aangemerkt als een gedraging van die rechtspersoon.
1. De veteranenombudsman is bevoegd:
a. uit eigen beweging een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een orgaan van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 11b, eerste lid, onder b, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen, tenzij artikel 9:22 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is;
b. gevraagd en ongevraagd advies te geven aan de regering en de Tweede Kamer over wetgeving die en beleid dat de behoorlijke behandeling van veteranen raakt;
c. de wijze waarop klachten van veteranen of hun nabestaanden door de organen als bedoeld in artikel 11b, eerste lid, worden behandeld, te monitoren en te analyseren en de regering en de Tweede Kamer in te lichten over zijn bevindingen.
2. Op onderzoek uit eigen beweging als bedoeld in het eerste lid, onder a, zijn artikel 15 alsmede titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
Na hoofdstuk 6 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Aan artikel 100 van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt onder de vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
m. de op grond van de artikelen 5.3, 5.6 en 9.1 van de Veteranenwet te betalen uitkeringen en vergoedingen en de daaraan verbonden uitvoeringkosten.
De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Indien het bij geleidende brief van 29 december 2008 aanhangig gemaakte voorstel van wet tot wijziging van de Wet nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman) (Kamerstukken 31 831), tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt artikel 11.1 van deze wet als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel d tot e, een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. veteranenombudsman: de ombudsman voor zover hij optreedt als bedoeld in de artikel 11b en 11c.
2. In onderdeel D wordt, onder vernummering van de hoofdstuk aanduiding van IIA tot IIB, 11a telkens vervangen door 11f, 11b telkens vervangen door 11g en 11c telkens vervangen door 11h.
Indien het bij geleidende brief van 29 december 2008 aanhangig gemaakte voorstel van wet tot wijziging van de Wet nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman) (Kamerstukken 31 831), tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel I, onderdeel A komt te luiden:
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel d tot e, een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. Kinderombudsman: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman, bedoeld in artikel 9, eerstel lid;.
2. In artikel I, onderdeel E wordt, onder vernummering van de hoofdstuk aanduiding van IIA tot IIB, 11a telkens vervangen door 11d, 11b telkens vervangen door 11e, 11c telkens vervangen door 11f, 11d telkens vervangen door 11g en 11e telkens vervangen door 11h.
3. Artikel II en III vervallen.
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Defensie,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,