Gepubliceerd: 18 januari 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: economie ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32412-7.html
ID: 32412-7

Nr. 7 NADER VERSLAG

Vastgesteld 18 januari 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een nader verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zullen beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

    

I.

Algemeen

1

 

1.

Doelstelling en reikwijdte wetsvoorstel

1

 

2.

Problemen omtrent huidige wetgeving

2

 

3.

Diversiteit gemeenten

2

 

4.

Gevolgen voor werknemers en werkgevers

3

 

5.

Maatschappelijke, economische en sociale gevolgen van een eventuele uitbreiding van het aantal koopzondagen

4

II.

Artikelsgewijs

4

I. Algemeen

1. Doelstelling en reikwijdte wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie danken de indieners van het wetsvoorstel voor de antwoorden en hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Deze leden hebben naar aanleiding van deze nota nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de leden Van der Ham en Van Gent met voortvarendheid doorgaan met hun wetsvoorstel om de Winkeltijdenwet aan te passen. Zij zeggen de indieners dank voor de beantwoording. Wel hebben zij moeten constateren dat diverse vragen die zij in het verslag gesteld hebben niet afdoende zijn beantwoord. Zij hopen daarom dat de initiatiefnemers alsnog bereid zijn in te gaan op deze vragen. Ook zijn enkele door hen ingediende vragen helaas weggevallen in het verslag, zodat zij die vragen alsnog willen stellen.

Uit de beantwoording van de diverse vragen wordt opnieuw duidelijk dat de indieners de besluitvorming over koopzondagen geheel op lokaal niveau willen leggen. De leden van de SGP-fractie vinden het belangrijk dat ook in de landelijke regelgeving duidelijke kaders worden gegeven. Deze leden vernemen graag wat het belangrijkste doel van de indieners van het wetsvoorstel is. Zijn zij van mening dat het puur gaat om een discussie op welk niveau de beste beslissingen over koopzondagen genomen kunnen worden of zijn zij ook van mening dat het aantal koopzondagen in Nederland nu nog te weinig is? Vinden zij het belangrijk dat er meer koopzondagen komen in de verschillende gemeenten?

2. Problemen omtrent huidige wetgeving

De leden van de VVD-fractie vragen of de regel omtrent de avondopenstelling waar supermarkten veelal gebruik van maken, niet tot oneerlijke concurrentie zal leiden. Deze leden vragen wat de gevolgen van het schrappen van deze regel in de praktijk zullen zijn. Betekent dit dat supermarkten iedere zondag open mogen zijn?

Deze leden vragen verder naar de reden van de indieners om deze regeling op deze manier te wijzigen. Hierdoor lijken supermarkten hun deuren wel iedere zondag te mogen openen en zouden de overige winkels zich aan de regels gesteld door de gemeenten moeten houden. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

De leden van de SGP-fractie zouden graag een antwoord krijgen op hun vraag over het schrappen van de toerismebepaling. Zijn de indieners het met hen eens dat het hoe dan ook goed zou zijn om de toerismebepaling vanwege de juridische onduidelijkheid te schrappen, ook al zou de regeling voor twaalf koopzondagen blijven bestaan? Delen zij die opvatting ook voor zover het gaat om het schrappen van de avondwinkelbepaling? Zou het in beide gevallen beter zijn de bepalingen te schrappen dan ze te laten bestaan?

Over toerisme en feestdagen stellen de indieners dat het ruim te definiëren begrippen blijken te zijn, die zich volgens de indieners niet in tevredenstellende wijze laten gebruiken bij het hanteren van landelijke wetgeving op het punt van de winkeltijden. De leden van de SGP-fractie kunnen zich voorstellen dat er sprake is van onduidelijkheid. Tegelijkertijd blijft staan dat in de wet uitdrukkelijk is opgenomen dat het toerisme moet bestaan buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling mogelijk worden gemaakt. De wet laat dus geen onduidelijkheid bestaan over het feit dat winkelen of funshoppen of het openstellen van een Woonmall op zichzelf geen voldoende grond zijn om de winkels op zondag op basis van de toerismebepaling open te stellen. Of men de definitie van toerisme uit de wet deelt of niet; onduidelijk is hij op dit punt niet. Delen de indieners de opvatting van deze leden dat die grond in de wet in ieder geval de duidelijkheid biedt dat er geen sprake kan zijn van het gebruiken van de toerismebepaling als er sprake is van enkel verkoopactiviteiten?

Als zij het niet met deze gedachte eens zijn, hoe willen de indieners het gewone winkelen of funshoppen of het openstellen van een Woonmall dan juridisch onder de huidige tekst van de Winkeltijdenwet laten vallen?

3. Diversiteit gemeenten

Met betrekking tot het verschil dat zou ontstaan wanneer verschillende gemeenten er andere openingstijden en zondagopeningen op nahouden, vragen de leden van de VVD-fractie hoe zich dat verhoudt tot het gelijkheidsbeginsel. Dit beginsel gaat er van uit dat iedere burger (wettelijk) gelijke rechten en een gelijke behandeling in gelijke gevallen krijgt.

De leden van de SGP-fractie krijgen de indruk dat de indieners hun antwoorden op de vragen naar de druk op omliggende gemeenten om ook de openingstijden te verruimen niet aan laten sluiten bij de praktijk. Ieder die zich verdiept in de besluitvorming rond koopzondagen op lokaal niveau weet dat in heel veel gevallen gekeken wordt naar de situatie in omliggende gemeenten. Als de gemeente het zelf niet doet, dan verwijzen de ondernemers die meer koopzondagen willen er wel naar. Hoe kunnen de indieners dan toch vast blijven houden aan hun stelling dat de beïnvloedingseffecten mee zullen vallen? Hebben zij hiervoor de besluitvorming op gemeentelijk niveau bestudeerd? Of op welke andere wijze hebben zij dat vast kunnen stellen?

Ook vragen de leden van de SGP-fractie of de indieners van het wetsvoorstel niet uit het oog verliezen dat de aanvragers meestal een of enkele ondernemers zijn en dat zij dus in de praktijk een onevenredig grote invloed op de lokale besluitvorming hebben. Wat vinden zij van deze beïnvloeding door grootwinkelbedrijven?

4. Gevolgen voor werknemers en werkgevers

De initiatiefnemers wijzen er in hun toelichting op dat er ook onder de huidige wetgeving al sprake van is dat ondernemers geconfronteerd kunnen worden met openstelling van de winkels op zondag door een besluit van de gemeenteraad, en dat onderhavig wetsvoorstel op dit punt dus geen principiële andere situatie voor hen creëert. De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het daarbij nogal wat uitmaakt of ondernemers te maken hebben met twaalf koopzondagen waarop concurrenten hun winkels openstellen of met mogelijk zelfs 52 koopzondagen. Is het vanuit economisch oogpunt niet veel ingrijpender wanneer men zijn winkel op zondag om welke reden ook niet open kan stellen dan wanneer er sprake is van concurrenten die elke zondag open zijn?

Om die reden zouden de leden van de SGP-fractie dan ook met nadruk aandacht willen vragen voor de belangen van kleine ondernemers en personeelsleden. Zou het, zeker ook gezien de meerderheid van de ondernemers die volgens het Evaluatierapport geen behoefte heeft aan extra koopzondagen, niet voor de hand liggen om dan in ieder geval in dit wetsvoorstel ook hun belangen te benoemen?

In antwoord op de vragen van de leden van de SGP-fractie over de boetes waarmee vastgoedbeheerders van winkelcentra dreigen, geven de indieners het antwoord van de vorige minister van Economische Zaken weer. Zij zijn echter benieuwd wat de indieners er zelf van vinden dat ondernemers gedwongen worden om een boete te betalen op straffe van het niet (langer) verkrijgen van een huurcontract. Vinden zij het met deze leden belangrijk dat ondernemers echt vrij zijn en nooit gedwongen kunnen worden om hun winkel op zondag open te stellen? Zijn zij bereid het wetsvoorstel zodanig aan te vullen dat duidelijk wordt dat een dergelijke dwang nooit plaats mag hebben?

De leden van de SGP-fractie willen graag een vergelijking van de gemiddelde arbeidsduur van mannen en vrouwen in 1996 en nu. Is het gemiddeld aantal uren dat vrouwen anno 2011 werken meer gestegen sinds 1996 dan het aantal uren dat de winkels in die vijftien jaar gemiddeld extra geopend zijn? Kunnen zij dit met CBS-cijfers onderbouwen?

De indieners wijzen erop dat in de Cao’s verschillende afspraken zijn gemaakt tussen werkgevers en werknemers over de hoogte van de vergoeding voor zondagsarbeid. De leden van de SGP-fractie vragen de indieners of zij erkennen dat die hogere vergoeding in toenemende mate onder druk staat, met name ook bij grootwinkelbedrijven. Hoe beoordelen de indieners van het wetsvoorstel dit gegeven?

Internationale (ILO-)verplichtingen noodzaken tot een gezamenlijke rustdag die zoveel mogelijk samenvalt met de rustdag die in het betrokken land als rustdag wordt erkend. Indien het wetsvoorstel van de indieners aangenomen zou worden, dan zou de praktijk kunnen zijn dat (nagenoeg) alle gemeenten besluiten tot openstelling van winkels op elke zondag. De leden van de SGP-fractie vragen of dit nog in overeenstemming zou zijn met Verdrag 106 (Trb. 1964, nr. 61)?

5. Maatschappelijke, economische en sociale gevolgen van een eventuele uitbreiding van het aantal koopzondagen

Deze leden krijgen de indruk dat de indieners de zondagsrust vooral benaderen vanuit het individuele perspectief en als gevolg daarvan komen tot de stelling dat er flexibiliteit en maatwerk dient te zijn. Zij vragen of de indieners van het initiatiefwetsvoorstel ook oog hebben voor het feit dat rust en ontspanning begrippen zijn die vooral ook tot hun recht komen in relatie met andere mensen. In hoeverre delen zij die opvatting? Deze leden zijn van mening dat het zonder collectieve rustmomenten in een flexibele samenleving als de Nederlandse erg lastig wordt om te komen tot gezamenlijke momenten van ontmoeting in gezins-, familie- of vriendenkring. Delen de indieners deze mening? Erkennen zij het sociaal-maatschappelijke belang van gezamenlijke rustmomenten? Is de constatering gerechtvaardigd dat de indieners in de motivering van het wetsvoorstel vooral de economische argumenten een rol laten spelen? Zijn zij bereid om de waarde van de zondagsrust ook nadrukkelijk in hun wetsvoorstel te benoemen?

II. Artikelsgewijs

De leden van de SGP-fractie stellen nog enkele vragen aan de orde die zijn weggevallen in het voorlopig verslag. Zij vragen waarom de indieners kiezen voor handhaving van de landelijke vrijstelling voor instellingen van volksgezondheid, voor verkeer en vervoer en voor de verkoop van nieuwsblad en tijdschriften. Is vanuit het perspectief van de indieners een dergelijke landelijke regeling logisch, gezien de grote nadruk op de plaatselijke vrijheid?

Kan tevens worden toegelicht waarom de zinsnede «voor zover deze betrekking hebben op werkdagen» volgens het voorstel zou moeten komen te vervallen? Een dergelijk voorstel creëert immers alleen nieuwe problemen? Zou het niet voor de hand liggen dan in ieder geval ook te kiezen voor de generieke mogelijkheid voor gemeenten om vanwege plaatselijke omstandigheden ervoor te kiezen dat de landelijke vrijstellingsregeling in die gemeente niet geldt?

Inzake de voorgestelde tekst van artikel 3 vragen de leden van de SGP-fractie of het ook mogelijk is die vrijstelling te verlenen voor een bepaald deel van de gemeente.

Tevens vragen deze leden of de vrijstellingsbevoegdheid niet duidelijker ingekaderd moet worden, omdat er nu geen enkele beperking aan de vrijstelling wordt gegeven. Hebben de indieners ook overwogen hiervoor criteria vast te stellen? Is ook overwogen om juist vanwege de grote lokale belangen die een rol spelen gemeenten te binden aan een verzwaarde motiveringsplicht?

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economisch Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke