Ontvangen ter Griffie van de Tweede Kamer op 13 oktober 2010.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 11 november 2010.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2010
Bijgaand treft u aan het ontwerp Interimbesluit forensische zorg1. Dit besluit beoogt voor de periode tot het wetsvoorstel Wet forensische zorg (32 398) in werking treedt, een aantal in de praktijk gerezen problemen bij de forensische zorgverlening op te lossen, die zich sinds de overheveling van het budget voor deze zorg naar het ministerie van Justitie, voordoen. Voor deze interimperiode wordt de gehele forensische zorg vooralsnog als aanspraak op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geregeld.
Artikel 12 van het ontwerp Interimbesluit forensische zorg regelt met het oog daarop in artikel 2.1. van het Besluit zorgverzekering dat de forensische zorg niet als zorg of dienst in de zin van dat besluit moet worden aangemerkt. De grondslag voor deze bepaling is te vinden in artikel 11, derde lid, van de Zorgverzekeringswet. Artikel 124 van de Zorgverzekeringswet bepaalt dat de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur, vast te stellen krachtens de artikel 11, derde lid, van die wet, pas kan worden gedaan nadat de voorgenomen tekst van de maatregel vier weken bij de Eerste en Tweede Kamer heeft voorgehangen.
Artikel 13 van het Interimbesluit forensische zorg voegt een nieuw artikel 2.3 aan het Uitvoeringsbesluit WTZi toe. Op grond van artikel 65 van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) dient een dergelijke wijziging aan de beide Kamers der Staten-Generaal te worden overgelegd en kan zij pas in werking treden nadat dertig dagen na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in de algemene maatregel geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld. Aangezien het in het Interimbesluit forensische zorg geregelde onderwerp structureel wordt geregeld in het wetsvoorstel Wet forensische zorg (32 398), dat reeds 4 juni 2010 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend, stel ik u voor de hier bedoelde «nahangprocedure» in casu achterwege te laten.
Gelet hierop leg ik, mede namens mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hierbij het bovenvermelde ontwerpbesluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het kader van de in artikel 124 van de Zorgverzekeringswet bedoelde voorhangprocedure aan u voor.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het ontwerpbesluit met ingang van 1 januari 2011 of zoveel eerder als mogelijk.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin