Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2011
Zoals u weet is het stimuleren en versterken van de professionele dialoog in de school een van de kernpunten uit het actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep!» dat ik in mei van dit jaar aan uw Kamer heb aangeboden. Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over belangrijke ontwikkelingen in het onderwijsveld op dat vlak. Zeer recent hebben de PO- en VO-raad aangegeven met de beroepsgroep van leraren de professionele dialoog in de school te ondersteunen en te stimuleren door het ontwikkelen van (een handreiking voor) een «professioneel statuut». Ik vind het zeer krachtig dat er nu vanuit deze sectoren zelf een beweging op gang komt die leidt tot versterking van de positie van de leraar. Overigens heb ik de HBO-raad gevraagd om – net als de PO- en VO-raad nu doen – de regie te nemen in de totstandkoming van een professioneel statuut voor de hogescholen; voor het MBO is er reeds door sociale partners een professioneel statuut overeengekomen.
Gezien deze ontwikkelingen wil ik uw Kamer vragen in afwachting van de uitkomst van bovengenoemde trajecten de behandeling van het wetsvoorstel versterking positie leraren (32 396) aan te houden.
In het AO Leraren van 21 juni jl. (Kamerstuk 27 923, nr. 115) heb ik u toegezegd dat ik bij de nota naar aanleiding van het nader verslag over het wetsvoorstel versterking positie leraren kort zou aangeven op welke wijze het wetsvoorstel kan worden geconcretiseerd. Conform die toezegging ontvangt u – als bijlage bij deze brief – een uitwerking van drie mogelijke wijzigingen in het wetsvoorstel. Daarnaast treft u de nota naar aanleiding van het nader verslag aan (Kamerstuk 32 396, nr. 10).
Ik verneem graag uw reactie op deze brief.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra
Ik zie drie mogelijkheden om het wetsvoorstel verder te concretiseren. Voordat ik die mogelijke wijzigingen uiteenzet, ga ik in op de positie van dit wetsvoorstel binnen het bredere kader van beleidsmaatregelen zoals zijn opgenomen in het actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep!». Ik sluit af met een tweetal algemene dilemma’s die bij het wetsvoorstel spelen.
Relatie maatregelen actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep!»
Het actieplan stelt dat de leraar en schoolleider cruciaal zijn voor de kwaliteit van het onderwijs en omschrijft mijn ambities om de professionalisering van leraren en schoolleiders te versterken, ten dienste van de kwaliteit van het onderwijs. Uitgangspunt daarin is dat de leraar een professional is, die bij uitstek weet hoe goed onderwijs gegeven wordt. De leraar doet dat niet alleen, maar als onderdeel van een team van leraren en als onderdeel van het grotere geheel: de school. Om goed invulling te kunnen geven aan zijn verantwoordelijkheid, is een continue professionele dialoog gewenst. Niet alleen tussen collega's onderling, maar ook tussen leraren en hun leidinggevenden. Het actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep!» omvat maatregelen die die professionele dialoog stimuleren en ondersteunen, zoals een beter HRM-beleid, beter gekwalificeerde leraren, peer review, het register en de onderhavige functiemix. Het wetsvoorstel is één van die maatregelen: door de zeggenschap over de kern van het leraarsberoep bij de leraar te leggen, krijgt deze de ruimte om zijn deskundigheid in te zetten in de school om het beste uit de leerling te halen. Dat er op basis van het wetsvoorstel afspraken moeten worden gemaakt over de wijze waarop de zeggenschap van de leraar in de school wordt georganiseerd, draagt er toe bij dat de professionele dialoog wordt gevoerd. Het is daarom van belang dat bevoegd gezag en leraren afspraken maken over de regeling voor het werkoverleg.
De Onderwijscoöperatie levert een belangrijke bijdrage aan de ondersteuning van leraren bij het voeren van een professionele dialoog en het blijvend werken aan hun professionele ontwikkeling. Enerzijds door op landelijk niveau een platform te bieden voor de professionele dialoog voor leraren, anderzijds door leraren te begeleiden en te ondersteunen bij het uitvoeren van peer review en bijvoorbeeld instrumenten te bieden voor zelfevaluatie. Ook stelt de Onderwijscoöperatie i.o. een lerarenregister open. Het lerarenregister stimuleert leraren te blijven werken aan bekwaamheidsonderhoud en daarmee hun actuele bekwaamheid zichtbaar te maken.
Tot slot gaat de inspectie van het onderwijs in het kwaliteitstoezicht nadrukkelijker de kwaliteit van het leraarschap en de duurzame borging daarvan in haar oordeel over de school te betrekken.
Mogelijke wijziging 1: concretisering van onderwerpen
In de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel versterking positie leraren is gevraagd het wetsvoorstel nader te preciseren.
In een nieuw tweede lid van de voorgestelde wetswijziging voor PO/VO en MBO zou kunnen worden bepaald dat het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig en kwaliteitsbeleid en het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs in elk geval betrekking heeft op:
a. de inhoud van de lesstof;
b. de wijze waarop de lesstof wordt aangeboden, de middelen die daarbij worden gebruikt en de wijze waarop de beheersing door de leerlingen van de lesstof wordt beoordeeld;
c. de te hanteren pedagogisch-didactische aanpak op de school en de wijze waarop daar uitvoering aan wordt gegeven, waaronder in elk geval wordt begrepen de begeleiding van de leerlingen en de contacten met de ouders;
d. het in samenhang met de onderdelen a, b en c onderhouden van de bekwaamheid van de leraren, individueel en als team.
Vanzelfsprekend dient de tekst toegesneden te worden op de sectoren. Voor het MBO zou ik bijvoorbeeld in plaats van zeggenschap over «contacten met de ouders» de zeggenschap over «contacten met het beroepenveld» willen opnemen.
Bovendien wil ik hierbij opmerken dat de leraar binnen kaders zeggenschap heeft. Dat gaat in de eerste plaats om wettelijke kaders zoals de grondwet, eindtermen, kerndoelen en kwalificatiedossiers. Daarnaast gelden onder meer de in de school afgesproken kaders zoals vastgelegd in het schoolplan en de onderwijskundige doelstellingen en visie van de school zoals vastgelegd in de statuten van de school. De pedagogisch didactische aanpak van de leraar (het «hoe») gebeurt binnen de door de school gekozen richting en inrichting.
Een belangrijk kader is de eindverantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Vanwege die eindverantwoordelijkheid is het niet mogelijk exact aan te geven waar de ondergrens van de zeggenschap van leraren ligt. Ook kan in de wet niet exact worden omschreven hoe precies de verdeling is van zeggenschap tussen de leraren en het bestuur/management van de school. Kortom: de mogelijke concretisering kan niet verder gaan dan een nadere aanduiding van de thema’s waarover de leraar (binnen kaders) zeggenschap heeft.
Mogelijke wijziging 2: opnemen verantwoording over uitoefening zeggenschap
Als tweede mogelijke wijziging overweeg ik in het vierde lid op te nemen dat in de regeling voor het werkoverleg eveneens afspraken worden vastgelegd over de wijze waarop de leraren over de uitoefening van hun zeggenschap verantwoording afleggen.
Dit sluit aan bij eerdere vragen vanuit SGP en VVD of er niet ook wat geregeld moet worden over de verantwoording door de leraar over de wijze waarop hij zijn zeggenschap heeft uitgeoefend. Het moeten afleggen van bedoelde verantwoording is een impuls om de ambitie te realiseren om te komen tot professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel (zie: actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep!»).
Overigens is het afleggen van verantwoording over de wijze waarop de leraar zijn vak uitoefent logischerwijs reeds onderwerp van gesprek in de functionerings- en beoordelingsgesprekken van het bevoegd gezag met het personeel.
Mogelijke wijziging 3: introductie van een lerarenberaad
Als laatste overweeg ik voor primair en voortgezet onderwijs de toevoeging van een vijfde lid, waarmee een optioneel lerarenberaad in de wet wordt opgenomen. Als de leraren een lerarenberaad hebben ingericht, dan overlegt dat beraad met het bevoegd gezag over algemene aangelegenheden betreffende het leraarschap. Afspraken over de wijze waarop dat overleg plaatsvindt, leggen zij vast.
Het lerarenberaad kan fungeren als hét platform voor de professionele dialoog tussen leraren in de school. Daarnaast krijgen leraren op schoolniveau meer stem. Alles wat zij betrekking vinden hebben op goed leraarschap kunnen zij in het overleg van het lerarenberaad met het bevoegd gezag aan de orde stellen. Hiermee krijgt de leraar een extra steun in de rug om vanuit zijn vak op eigen initiatief tot een dialoog te komen die de kwaliteit van het onderwijs in zijn school verder kan verbeteren.
Met deze toevoeging wordt tegemoetgekomen aan vragen van PvdA en CDA over de bijdrage die het wetsvoorstel levert aan het voeren van de dialoog over professionaliteit in de school, het personeels- en kwaliteitsbeleid en professionalisering. Dit zijn bij uitstek onderwerpen die aan de orde kunnen zijn in het lerarenberaad danwel het overleg van het lerarenberaad met het bevoegd gezag.
Overigens merk ik op dat de uitkomsten van het lerarenberaad kunnen interfereren met afspraken die tussen bevoegd gezag en individuele werknemers zijn gemaakt.
Tot slot
De afspraken die op grond van het wetsvoorstel moeten worden gemaakt, bieden ruimte aan leraren om zeggenschap uit te oefenen. Belangrijke randvoorwaarde daarvoor is (onderwijskundig) leiderschap in de organisatie. Het schoolleiderschap wordt echter nog lang niet altijd zo ingericht dat dit het uitoefenen van zeggenschap stimuleert in de zin van professionele ruimte geven en indien nodig leraren aanspreken op hun professionaliteit om die ruimte te benutten.
Het vastleggen van de professionele ruimte leidt er niet automatisch toe dat leraren deze ruimte gaan benutten. Of leraren meer zeggenschap gaan ervaren is afhankelijk van hoe zij de bepalingen uit de wet invullen.