Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de positie van het personeel dat is belast met het geven van onderwijs binnen de school of instelling te verstevigen; dat het daarvoor noodzakelijk is de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het primair onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 29 wordt ingevoegd artikel 29a, luidend als volgt:
1. De leraar beschikt over zeggenschap binnen de school, waaronder ten minste wordt verstaan de zeggenschap van de leraar over het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig beleiden het beleid met betrekking totde kwaliteit van het onderwijs.
2. De leraar geeft in samenwerking met de andere leraren en in overleg met het bevoegd gezag vorm en inhoud aan de zeggenschap, bedoeld in het eerste lid.
3. Het bevoegd gezag stelt na overleg met de leraren een regeling voor het werkoverleg vast met betrekking tot de wijze waarop de zeggenschap van leraren wordt georganiseerd.
De Wet op de expertisecentra wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 29 wordt ingevoegd artikel 29a, luidend als volgt:
1. De leraar beschikt over zeggenschap binnen de school, waaronder ten minste wordt verstaan de zeggenschap van de leraar over het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig beleiden het beleid met betrekking totde kwaliteit van het onderwijs.
2. De leraar geeft in samenwerking met de andere leraren en in overleg met het bevoegd gezag vorm en inhoud aan de zeggenschap, bedoeld in het eerste lid.
3. Het bevoegd gezag stelt na overleg met de leraren een regeling voor het werkoverleg vast met betrekking tot de wijze waarop de zeggenschap van leraren wordt georganiseerd.
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 32b1 wordt ingevoegd artikel 32b2, luidend als volgt:
1. De leraar beschikt over zeggenschap binnen de school, waaronder ten minste wordt verstaan de zeggenschap van de leraar over het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig beleiden het beleid met betrekking totde kwaliteit van het onderwijs.
2. De leraar geeft in samenwerking met de andere leraren en in overleg met het bevoegd gezag vorm en inhoud aan de zeggenschap, bedoeld in het eerste lid.
3. Het bevoegd gezag stelt na overleg met de leraren een regeling voor het werkoverleg vast met betrekking tot de wijze waarop de zeggenschap van leraren wordt georganiseerd.
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 4.1.1a wordt ingevoegd artikel 4.1.1b, luidend als volgt:
1. De docent beschikt over zeggenschap binnen de instelling, waaronder ten minste wordt verstaan de zeggenschap van de docent over het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig beleiden het beleid met betrekking totde kwaliteit van het onderwijs.
2. De docent geeft in samenwerking met de andere docenten en in overleg met het bevoegd gezag vorm en inhoud aan de zeggenschap, bedoeld in het eerste lid.
3. Het bevoegd gezag stelt na overleg met de docenten een regeling voor het werkoverleg vast met betrekking tot de wijze waarop de zeggenschap van docenten wordt georganiseerd.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 10.2. wordt ingevoegd artikel 10.2a. luidend als volgt:
1. Het college van bestuur van een hogeschool schept, mede gegeven artikel 1.6, waarborgen voor de zeggenschap van het personeel dat is belast met het verzorgen van onderwijs.
2. Het personeel, bedoeld in het eerste lid, geeft gezamenlijk en in overleg met het college van bestuur vorm en inhoud aan de zeggenschap.
3. Het college van bestuur stelt na overleg met het personeel, bedoeld in het eerste lid, een regeling voor het werkoverleg vast met betrekking tot de wijze waarop de zeggenschap wordt georganiseerd.
B
In artikel 10.24, eerste lid, wordt na «hogeschool» ingevoegd: en de vaststelling of wijziging van een regeling voor het werkoverleg als bedoeld in artikel 10.2a.
De Wet medezeggenschap op scholen wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 12, eerste lid, wordt de punt aan het slot van onderdeel q vervangen door een puntkomma en wordt toegevoegd:
r. vaststelling of wijziging van een regeling voor het werkoverleg als bedoeld in artikel 29a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 29a, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 32b2, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze wet wordt de regeling voor het werkoverleg, bedoeld in artikel 29a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 29a, derde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 32b2, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 4.1.1b, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs vastgesteld en de uitkomsten van het overleg, bedoeld in artikel 10.2a, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, vastgelegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De mMnister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,