Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2011
Hierbij zend ik de reactie van het RIVM en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) op het promotieonderzoek van mevrouw dr. M.M. Brouwer, UMC St. Radboud Nijmegen1, zoals aan uw Kamer toegezegd in mijn brief van 20 april 2011.
Het UMC St. Radboud weet dat circa één op de honderd jongens geboren worden met niet-ingedaalde teelballen en ongeveer één op de honderdachtendertig jongens met een aandoening waarbij de plasbuis niet goed is aangelegd (hypospadie). De oorzaken van deze afwijkingen zijn onbekend. In het epidemiologisch proefschrift dat onderliggend is aan bovenstaand bericht op AGD.nl, is getracht meer inzicht te krijgen in mogelijke risicofactoren voor het ontstaan van deze afwijkingen.
Het RIVM heeft het proefschrift van mevr. dr. M.M. Brouwers bestudeerd en is – evenals de auteur – in overleg met het Ctgb tot de conclusie gekomen dat de bevindingen in dit onderzoek aanleiding zouden kunnen geven tot verder onderzoek, maar onvoldoende basis vormen voor preventieve ingrepen. Retrospectieve studies zoals aan de orde in dit proefschrift geven hoogstens ruwe, indicatieve informatie over werkelijke blootstelling aan chemicaliën.
In lijn daarmee, specifiek met betrekking tot de rol van gewasbeschermingsmiddelen in het ontstaan van de beschreven afwijkingen, concluderen het RIVM en het Ctgb dat het zwakke verband wat gevonden wordt op basis van de «job exposure matrix» geen aanleiding vormt voor aanpassing van de huidige praktijk van beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker