Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
In diverse wetten op of in verband met het terrein van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn enkele onvolkomenheden gebleken. Zo verwezen bepalingen naar grondslagen of regelingen die niet meer bestaan, bleken hele regelingen uitgewerkt te zijn, en werden gebrekkige formuleringen opgemerkt. Ook is er sprake van uitgewerkte overgangsbepalingen, die met het oog op de rechtszekerheid expliciet ingetrokken kunnen worden. Deze onvolkomenheden worden in voorliggend wetsvoorstel hersteld.
Administratieve lasten
Dit voorstel van wet brengt geen wijzigingen in de administratieve lasten voor het bedrijfsleven of burgers met zich mee, omdat de wijzigingen die worden aangebracht slechts van technische aard zijn.
In het hiernavolgende worden de wijzigingen, met uitzondering van herstel van evidente redactionele misslagen (verschrijvingen), kort toegelicht.
Artikel II (Kwaliteitswet zorginstellingen)
Deze wijziging dient als herstel van een gebrekkige formulering. In artikel 9, vijfde lid, wordt voorzien in de bevoegdheid van Onze Minister om een last onder dwangsom op te leggen aan beroepsbeoefenaars die geen medewerking verlenen aan toezichthoudende ambtenaren die inzage in patiëntendossiers wensen ex artikel 7, derde lid van dezelfde wet. Uit de huidige formulering van het artikellid blijkt onvoldoende duidelijk aan wie de last kan worden opgelegd. Hierdoor wordt het (onjuiste) idee gewekt dat de last aan toezichthoudende ambtenaren kan worden opgelegd, in plaats van aan beroepsbeoefenaars met patiëntendossiers. Met de voorgestelde wijziging wordt deze onduidelijkheid weggenomen.
Artikel III (Warenwet)
Artikel 30, derde lid betreft geen overtreding maar een misdrijf. Derhalve is het niet wenselijk dat ter zake van dit artikel een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Met deze voorgestelde wijziging valt het artikel niet meer binnen de toepassingsmogelijkheden van de bestuurlijke boete.
Artikel IV (Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen)
Deze wijziging bevat enkele wetstechnische verbeteringen van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz). Het betreft enkele kennelijke misslagen van de wetgever, die zijn ontdekt na de wijzigingen van de Wet bopz ten behoeve van de zelfbinding (Stb. 2006, 680) en de voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling (Stb. 2008, 80).
A
Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Wet bopz kan een klacht worden ingediend tegen de in die bepaling genoemde beslissingen. De dwangbehandeling op grond van artikel 38c, eerste lid, onder b, wordt daar niet genoemd. Met de voorgestelde wijziging van het tweede lid van artikel 38c, dat wel in artikel 41, eerste lid, wordt genoemd, wordt dit hiaat hersteld en komt de dwangbehandeling op grond van artikel 38c, eerste lid, onder b, ook onder artikel 41, eerste lid, te vallen.
B
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever bedoeld heeft om de mogelijkheid tot zelfbinding beperkt te regelen, namelijk alleen ten behoeve van wilsbekwame patiënten in de psychiatrie (Kamerstukken II 2001/02, 28 283, nr. 3, p. 4). In artikel 38d wordt echter verwezen naar artikel 38, vijfde lid, derde volzin, waar de regeling voor dwangbehandeling is vastgelegd. Maar op grond van artikel 37b geldt artikel 38 slechts voor patiënten die zijn opgenomen in een verpleeginrichting of een zwakzinnigeninrichting. Daarom had in artikel 38d verwezen moeten worden naar artikel 38c, eerste lid, onder b, waar de dwangbehandeling is geregeld voor psychiatrische patiënten. Deze kennelijke misslag wordt nu hersteld.
C
De Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (31 122) voegt een nieuw artikel 70a toe aan de Wet bopz. De verwijzing daarin naar artikel 14d, eerste lid, vierde volzin, is echter incorrect en wordt met de voorgestelde bepaling geschrapt. Met de Wet van 25 februari 2008 tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling) is artikel 14d, eerste lid, namelijk zodanig gewijzigd dat geen sprake meer is van een vierde volzin. Daarbij is de procedure die voorafgaat aan de beslissing van de geneesheer-directeur tot opneming van een patiënt met die wetswijziging sterk vereenvoudigd en een schriftelijke verklaring van een psychiater is niet meer vereist. De bevoegdheid die met artikel 70a werd beoogd, namelijk om een bestuurlijke boete op te leggen indien die schriftelijke verklaring zou ontbreken, is daarmee overbodig geworden.
Artikel V (Wet maatschappelijke ondersteuning)
Artikel 38, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning bepaalt dat na inwerkingtreding van artikel 21 van deze wet, dit laatstgenoemde artikel de nieuwe rechtsgrondslag vormt voor de Tijdelijke stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld en de Tijdelijke stimuleringsregeling buurt, onderwijs en sport. Nu beide tijdelijke regelingen per 1 januari 2008, respectievelijk 1 januari 2007 zijn vervallen, kan ook dit lid komen te vervallen.
Overige
De volgende overgangs- en/of inwerkingtredingsbepalingen zijn uitgewerkt en vervallen derhalve:
– Artikel VI van de wet van 13 april 2000 tot wijziging van de Drank- en Horecawet (Stb. 2000, 184);
– De artikelen V, tweede lid, en VI van de wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb. 2002, 201).
Daarnaast wordt de wet van 23 februari 1995 tot wijziging van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Stb. 1995, 122) in zijn geheel ingetrokken.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink