Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de categorieën van personen die aanspraak kunnen maken op een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven uit te breiden, de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een dergelijke uitkering te verruimen, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing te verklaren op de Commissie die met het beheer van schadefonds is belast en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven en enkele andere wetten op nog enkele andere punten aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet schadefonds geweldsmisdrijven wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «verzoek om» vervangen door: aanvraag voor.
B
In artikel 2, derde lid, wordt «’s-Gravenhage» vervangen door: Rijswijk.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b, wordt «degene die hun woonplaats hebben op het grondgebied van één van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen» vervangen door «een ieder» en wordt «hebben bekomen» vervangen door: heeft bekomen.
2. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. aan anderen dan de onder c bedoelde personen, die de kosten van lijkbezorging hebben voldaan van een onder a of b bedoeld persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden.
3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. onderdeel a komt als volgt te luiden:
a. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en de geregistreerde partner van de overledene;
b. in onderdeel c vervalt de zinsnede «en zij redelijkerwijs niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien».
c. in onderdeel d vervalt de zinsnede «, voor zover hij schade lijdt doordat na het overlijden op andere wijze in de gang van deze huishouding moet worden voorzien».
d. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. bloedverwanten van de overledene in de eerste graad en in de tweede graad in de zijlijn.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de derde volzin.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij ministeriële regeling.
E
Artikel 6 komt te luiden:
1. Het fonds houdt bij het doen van een uitkering rekening met schadevergoeding die het slachtoffer langs burgerrechtelijke weg kan verhalen of heeft verhaald en met overige vergoedingen van schade die als gevolg van het misdrijf aan het slachtoffer zijn of kunnen worden vergoed.
2. In het geval dat het fonds van oordeel is, al dan niet op verzoek van de aanvrager, dat het afwachten van de procedures bedoeld in het eerste lid onredelijk lang zou duren, kan het fonds aan de aanvrager een uitkering toekennen. Het fonds stelt daarbij de voorwaarde dat het door het slachtoffer ontvangen vergoedingen bedoeld in het eerste lid, waarvan het fonds na de uitkering kennis krijgt, alsnog in mindering op het bedrag van de uitkering kan brengen.
3. Het fonds kan bij de toekenning de op grond van het eerste lid door het slachtoffer ontvangen vergoedingen in mindering brengen. Indien het fonds na de uitkering kennis krijgt van een aan het slachtoffer gedane vergoeding, bedoeld in het eerste lid, kan het dit bedrag alsnog in mindering op het bedrag van de uitkering brengen. Het fonds doet mededeling van deze verrekening aan de aanvrager.
4. De Staat treedt voor het bedrag dat het fonds aan de aanvrager heeft uitgekeerd in de rechten die deze ter zake van de door hem geleden schade tegenover derden heeft.
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt «verzoek om» vervangen door: aanvraag voor.
b. in de tweede en derde volzin wordt «het verzoek» telkens vervangen door: de aanvraag.
c. in de derde volzin wordt «ingediend verzoek» vervangen door: ingediende aanvraag.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1».» voor het eerste lid vervallen.
G
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het verzoek» vervangen door: de aanvraag.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De commissie bestaat uit meervoudige en enkelvoudige kamers. Een meervoudige kamer bestaat uit een oneven aantal van ten minste drie leden. Een van de leden wordt door Onze Minister als voorzitter aangewezen. De voorzitter kan, gehoord de commissie, uit de leden een plaatsvervangend voorzitter aanwijzen.
3. In het derde lid vervalt «en plaatsvervangende leden».
4. In het vierde lid wordt «Verzoeken» vervangen door: Aanvragen, wordt «een verzoek» telkens vervangen door: een aanvraag en wordt «het verwezen verzoek» vervangen door: de verwezen aanvraag.
5. In het vijfde lid wordt «een verzoek» vervangen door: een aanvraag.
6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op de commissie.
H
In artikel 9, eerste lid, vervallen de woorden «zoveel mogelijk».
I
In artikel 10 vervallen de woorden «en plaatsvervangende leden».
J
Artikel 11, wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin vervalt.
2. In de tweede volzin vervalt het woord «voorts».
K
De artikelen 14 tot en met 18 vervallen.
L
In artikel 18a wordt «een verzoek» telkens vervangen door: een aanvraag.
M
In artikel 23, tweede lid, wordt «verzoek» vervangen door: een aanvraag.
N
In artikel 19 vervalt de aanduiding «1».
O
Artikel 20 vervalt.
In artikel 44, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand wordt «geweldsmisdrijf» vervangen door «geweldsmisdrijf onderscheidenlijk aan een nabestaande van een slachtoffer van een zodanig misdrijf, indien het slachtoffer als gevolg van dat misdrijf is overleden,» en wordt na «het slachtoffer» ingevoegd: onderscheidenlijk de nabestaande.
Indien de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Stb. 2010, 1) in werking is getreden of treedt voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt het Wetboek van Strafvordering als volgt gewijzigd:
A
In artikel 51g, eerste lid, komt de laatste volzin als volgt te luiden:
Deze opgave vindt plaats door middel van een door Onze Minister van Justitie vastgesteld formulier.
B
Artikel 51h komt te luiden:
1. Het openbaar ministerie bevordert dat de politie in een zo vroeg mogelijk stadium het slachtoffer en de verdachte mededeling doet van de mogelijkheden tot bemiddeling.
2. Indien een bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte tot een overeenkomst heeft geleid, houdt de rechter, indien hij een straf oplegt, daarmee rekening.
3. Het openbaar ministerie bevordert bemiddeling tussen het slachtoffer en de veroordeelde, nadat het zich ervan heeft vergewist dat dit de instemming heeft van het slachtoffer.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte of tussen het slachtoffer en de veroordeelde.
Aan de artikelen 3, eerste lid, onderdeel d en tweede lid, onderdelen c, d, en e, en 4, eerste lid, van de Wet schadefonds geweldmisdrijven, zoals deze komen te luiden na inwerkingtreding van deze wet, wordt slechts toepassing gegeven voor zover het geweldsmisdrijf, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, is gepleegd na inwerkingtreding van deze wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,