Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2011
De bescherming van consumenten bij het aangaan van kredieten is van groot belang. Enerzijds is transparantie van belang om te zorgen dat consumenten weten welk product bij ze past. Anderzijds moeten we verantwoordelijkheden leggen waar ze horen, kredietgevers moeten ook zorgen dat hun klanten alleen verantwoorde kredieten aangaan. Eind 2010 zijn in uw Kamer twee vragen gesteld met betrekking tot consumentenbescherming bij het aangaan van consumptief krediet. Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn consumentenkrediet (32 339) is gevraagd naar de bijbehorende lagere regelgeving waarin onder andere de kredietwaardigheidstoets maar ook de maximale kredietvergoeding is opgenomen.1 Tijdens de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2011 is gevraagd naar de registratie van kredieten bij de Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR).2 Graag ga ik in deze brief op deze onderwerpen in.
Lagere regelgeving implementatie richtlijn consumentenkrediet
Door mevrouw Karabulut (SP) is in het bijzonder gevraagd naar de invulling van de kredietwaardigheidstoets die in de Wet op het financieel toezicht is opgenomen in de lagere regelgeving. De genoemde wijzigingen in lagere regelgeving zijn het gevolg van de implementatie van de richtlijn consumentenkrediet. Op het punt van de kredietwaardigheidstoets bevat de richtlijn een bepaling die van lidstaten eist dat voorafgaand aan de verstrekking van krediet kredietgevers verplicht een kredietwaardigheidstoets uitvoeren. Nederland kende deze verplichting reeds. Daarbij wordt bij deze implementatie geen nieuw nationaal beleid voorgesteld. Kredietwaardigheidstoetsing is, volgens onderzoek, het meest effectieve middel tegen overkreditering. De toets helpt (ook bij de groep risicoconsumenten) te voorspellen of de consument de financiële verplichtingen die samenhangen met de lening na zal kunnen komen.3 Overigens bestaat kredietwaardigheidstoetsing niet alleen in regelgeving maar ook in zelfregulering (gedragscodes voor consumptief krediet, vergelijkbaar met de gedragscode voor hypothecair krediet).
Ook wil ik u attenderen op de wijzigingen die worden aangebracht in het Besluit Kredietvergoeding. Deze wijzigingen zorgen ervoor dat ook op kredieten met een looptijd korter dan drie maanden de maximumkredietvergoeding (van op dit moment jaarlijks 15%) van toepassing wordt vanaf het moment van inwerkingtreding van de implementatie van de richtlijn consumentenkrediet. Dit is bijvoorbeeld van belang bij roodstanden en zogenoemde flitskredieten. Kortlopende kredieten kunnen nog steeds worden aangeboden. Alleen mag een te groot risico van wanbetaling niet meer volledig op de consument worden afgewenteld en moet de consument dezelfde bescherming krijgen als bij reguliere kredieten. Deze verbeteringen van de bescherming van consumenten zijn van essentieel belang.
De wetgeving ter implementatie van de richtlijn consumentenkrediet had op 11 juni 2010 in werking moeten treden. Helaas is door verschillende omstandigheden de implementatie van deze richtlijn in Nederland vertraagd. Afgelopen november is het wetsvoorstel door uw Kamer aangenomen. Meteen daarna heb ik de lagere regelgeving aan de Raad van State ter advisering voorgelegd. Het advies is op 21 januari uitgebracht. Op dit moment wordt gewerkt aan het nader rapport. Hierdoor kunnen de wet (na de Eerste Kamer-behandeling) en de bijbehorende lagere regelgeving gelijktijdig in werking treden, naar verwachting dit voorjaar.
Kredietregistratie
Tijdens de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mevrouw Sterk (CDA) gevraagd om nadere informatie over de registratie van telecomschulden. Zoals ik in november 2010 op kamervragen4 heb geantwoord, is kredietregistratie bij BKR een belangrijk middel ter invulling van de kredietwaardigheidstoets. Een zo volledig mogelijke kredietregistratie is belangrijk om te beoordelen of een krediet past bij de financiële positie van de consument. Daarom moeten kredietaanbieders aangesloten zijn bij een stelsel van kredietregistratie (BKR is op dit moment het enige stelsel van kredietregistratie dat in Nederland bestaat). Daarbij moet ik opmerken dat alleen aanbieders van krediet op basis van de Wet op het financieel toezicht de verplichting hebben om aangesloten te zijn bij een stelsel van kredietregistratie. Telecombedrijven waren tot 1 januari 2011 op vrijwillige basis aangesloten bij BKR. Registratie van relevante achterstanden van betaling is naar mijn mening nuttig voor een gedegen kredietwaardigheidstoets.5 Uiteraard is het wel van belang daarbij de proportionaliteit in het oog te houden. Registratie betekent in de praktijk niet dat een aanvraag voor een krediet per definitie wordt afgewezen.6 Wel betekent registratie dat de achterstand wordt meegewogen in de beslissing of het gevraagde krediet in verhouding tot de financiële positie van de consument verantwoord is. Ook kunnen meerdere registraties informatie opleveren over de betalingsmoraal van de desbetreffende consument. Jarenlange uitsluiting van kredietmogelijkheden op basis van een kleine registratie, terwijl de financiële positie van de consument voor het overige wel ruimte biedt voor een verantwoord krediet, is mijns inziens niet de bedoeling en ligt naar ik heb vernomen van kredietaanbieders ook niet voor de hand. Het is aan aanbieders van krediet om realistisch om te gaan met de informatie die zij op basis van de BKR-registratie verkrijgen, als onderdeel van de totale kredietwaardigheidstoets. Eventuele aanpassingen van het reglement van BKR zijn aan de deelnemers van BKR. Ik heb vernomen dat telecomaanbieders op dit moment niet meer registreren bij BKR maar wel samen met BKR de mogelijkheden verkennen om tot alternatieve registratie te komen. Ik juich dit toe aangezien een zo volledig mogelijk beeld van de financiële positie van de consument voor passender kredietverlening kan zorgen.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager