32 337
Wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen te wijzigen teneinde de mogelijkheid van het verrichten van onvrijwillige geneeskundige behandeling te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen t tot en met bb worden geletterd u tot en met cc.

2. Na onderdeel s wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

t. gevaar:

1. gevaar voor de verpleegde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:

a. het gevaar dat de verpleegde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

b. het gevaar dat de verpleegde maatschappelijk te gronde gaat;

c. het gevaar dat de verpleegde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;

d. het gevaar dat de verpleegde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.

2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:

a. het gevaar dat verpleegde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;

c. het gevaar dat de verpleegde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen.

3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen;

B

Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «zoveel mogelijk in overleg met hem» gewijzigd in: na overleg met hem.

2. Onder vernummering van het tweede lid en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Het behandelingsplan, bedoeld in het eerste lid, is gericht op het zodanig wegnemen van het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken, dat de terbeschikkingstelling kan worden beëindigd of voorwaardelijk kan worden beëindigd. Zo mogelijk geschiedt dit door het bewerkstelligen van een verbetering van de stoornis. Indien dit niet mogelijk is, geschiedt dit door het anderszins wegnemen van het gevaar.

C

Na artikel 16 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

Behandeling van de verpleegde vindt slechts plaats:

a. voor zover deze is voorzien in het behandelingsplan

b. indien het overleg over het behandelingsplan als bedoeld in artikel 16, eerste of vierde lid, tot overeenstemming heeft geleid, en

c. indien de verpleegde of – indien van toepassing – de in artikel 16, vierde lid, bedoelde persoon zich niet tegen behandeling verzet.

Artikel 16b

Indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 16a, onderdelen b en c, kan als uiterste middel niettemin behandeling plaatsvinden:

a. voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of

b. indien het hoofd van de inrichting daartoe een besluit heeft genomen en dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden.

Artikel 16c

1. Behandeling overeenkomstig artikel 16b, onder a, vindt plaats na een schriftelijke beslissing van het hoofd van de inrichting waarin wordt vermeld voor welke termijn zij geldt.

2. Ten behoeve van de in het eerste lid genoemde beslissing dient te worden overgelegd een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de verpleegde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de persoon op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 16b, onder a, zich voordoet. De verklaringen moeten met redenen zijn omkleed en ondertekend.

3. De termijn als bedoeld in het eerste lid is zo kort mogelijk, maar niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt. Het hoofd van de inrichting doet onverwijld een afschrift van de beslissing toekomen aan de verpleegde of de persoon als bedoeld in artikel 16, vierde lid.

4. Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, voortzetting van de behandeling overeenkomstig artikel 16b, onder a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van het hoofd van de inrichting. Het bepaalde in de voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien binnen zes maanden na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 16b, onder a, opnieuw behandeling nodig is. Het hoofd van de inrichting geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht. Op zodanige beslissingen is het derde lid, tweede volzin, van toepassing.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste, tweede, derde en vierde lid alsmede omtrent de toepassing van artikel 16b, onder b.

6. Deze in het vijfde lid bedoelde regels betreffen in ieder geval de melding en de registratie van de behandeling alsmede de taak van de behandelend arts. Tevens kunnen categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen worden aangewezen die niet mogen worden toegepast bij een behandeling als bedoeld in artikel 16b. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts ten aanzien van daarbij aangegeven categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop tot toepassing daarvan moet worden besloten.

D

Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid worden na de woorden «wordt verricht»ingevoegd de woorden «niet zijnde een behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a of b».

2. In het derde lid, de tweede volzin, vervalt: alsmede de taak van de verantwoordelijke arts indien de geneeskundige handeling volstrekt noodzakelijk is ter afwending van gevaar voortvloeiend uit de stoornis van de geestvermogens van de verpleegde.

E

Artikel 56 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt onderdeel e geletterd onderdeel f.

2. Na onderdeel d wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

e. de beslissing tot het verrichten van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a of b.

ARTIKEL II

De Penitentiaire beginselenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid worden na de woorden «de lichamelijke of de geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerden,»ingevoegd: de geneeskundige behandeling van de geestelijke gezondheidstoestand als bedoeld in artikel 46d, onder a.

2. Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de aanwezigheid van de benodigde voorzieningen in een inrichting of afdeling voor de geneeskundige behandeling van de geestelijke gezondheidstoestand als bedoeld in artikel 46d, onder a. In elk geval worden nadere regels gesteld omtrent de beschikbaarheid van een psychiater en een verpleegkundige ten dienste van deze inrichting of afdeling.

B

Na artikel 46 worden een paragraaf en vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1a Verblijf in een bijzondere afdeling in verband met de geestelijke gezondheidstoestand

Artikel 46a

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder gevaar verstaan:

Gevaar:

1. gevaar voor de gedetineerde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:

a. het gevaar dat de gedetineerde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

b. het gevaar dat de gedetineerde maatschappelijk te gronde gaat;

c. het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;

d. het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.

2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:

a. het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;

c. het gevaar dat de gedetineerde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen;

3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.

Artikel 46b

1. De directeur draagt zorg dat in overleg met de gedetineerde die in verband met zijn geestelijke gezondheidstoestand verblijft in een daartoe op grond van artikel 14 aangewezen afdeling of inrichting een geneeskundig behandelingsplan wordt vastgesteld.

2. Het geneeskundig behandelingsplan is gericht op het zodanig wegnemen van het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken dat de gedetineerde niet langer in verband met zijn geestelijke gezondheidstoestand in een daartoe krachtens artikel 14 aangewezen afdeling of inrichting behoeft te verblijven. Zo mogelijk geschiedt dit door het bewerkstelligen van een verbetering van de stoornis. Indien dit niet mogelijk is, geschiedt dit door het anderszins wegnemen van het gevaar.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de eisen waaraan een geneeskundig behandelingsplan tenminste moet voldoen en de voorschriften die bij een wijziging daarvan in acht genomen moeten worden.

4. Alvorens het geneeskundig behandelingsplan wordt vastgesteld, wordt overleg gepleegd met

a. de curator indien de gedetineerde onder curatele is gesteld

b. de mentor, indien ten behoeve van de gedetineerde een mentorschap is ingesteld.

Artikel 46c

Geneeskundige behandeling van de geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerde vindt slechts plaats:

a. voor zover deze is voorzien in het geneeskundig behandelingsplan als bedoeld in artikel 46b, eerste lid

b. indien het overleg over het geneeskundig behandelingsplan, bedoeld in artikel 46b, eerste lid of vierde lid, tot overeenstemming heeft geleid, en

c. indien de gedetineerde of de persoon als bedoeld in artikel 46b, vierde lid, zich niet tegen de behandeling verzet.

Artikel 46d

Buiten de situaties als bedoeld in artikel 32 kan, indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 46c, onderdelen b en c, niettemin als uiterste middel geneeskundige behandeling plaatsvinden:

a. voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of

b. indien de directeur daartoe een besluit heeft genomen en dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden.

Artikel 46e

1. Geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a, vindt plaats na een schriftelijke beslissing van de directeur waarin wordt vermeld voor welke termijn zij geldt.

2. Ten behoeve van deze beslissing dient te worden overgelegd een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, zich voordoet. De verklaringen moeten met redenen zijn omkleed en ondertekend.

3. De termijn als bedoeld in het eerste lid is zo kort mogelijk, maar niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt. De directeur doet onverwijld een afschrift van de beslissing toekomen aan de gedetineerde of de persoon als bedoeld in artikel 46b, vierde lid.

4. Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van de directeur. Het bepaalde in de voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien binnen zes maanden na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 46d, onder a, opnieuw behandeling nodig is. De gedetineerde of de persoon als bedoeld in artikel 46b, vierde lid, ontvangt onverwijld een afschrift van deze beslissing. De directeur geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht. Op zodanige beslissingen is het derde lid, tweede volzin, van toepassing.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste, tweede, derde en vierde lid alsmede omtrent de toepassing van artikel 46d onder b.

6. Deze in het vijfde lid bedoelde regels betreffen in ieder geval de melding en de registratie van de behandeling alsmede de taak van de behandelend arts. Tevens kunnen categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen worden aangewezen die niet mogen worden toegepast bij een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts ten aanzien van daarbij aangegeven categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop tot toepassing daarvan moet worden besloten.

C

Artikel 57 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt onderdeel g tot en met j geletterd h tot en met k.

2. Na onderdeel f wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

g. het verrichten van geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, onder a of b.

ARTIKEL III

De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt na de woorden «of de uitvoering van het perspectiefplan» ingevoegd: dan wel de verrichting van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 51d, onder a.

2. Er wordt een lid toegevoegd dat luidt:

7. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de aanwezigheid van de benodigde voorzieningen in een inrichting of afdeling voor de verrichting van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 51d, onder a. In elk geval worden nadere regels gesteld omtrent de beschikbaarheid van een psychiater en een verpleegkundige ten dienste van deze inrichting of afdeling.

B

Na artikel 51 worden een paragraaf en vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1a Verblijf in een bijzondere zorgafdeling in verband met de geestelijke gezondheidstoestand

Artikel 51a

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder gevaar verstaan:

1. gevaar voor de jeugdige, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:

a. het gevaar dat de jeugdige zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

b. het gevaar dat de jeugdige maatschappelijk te gronde gaat;

c. het gevaar dat de jeugdige zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;

d. het gevaar dat de jeugdige met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.

2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:

a. het gevaar dat de jeugdige een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;

c. het gevaar dat de jeugdige een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen;

3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.

Artikel 51b

1. De directeur draagt zorg dat binnen twee weken na plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 22a of een afdeling voor intensieve behandeling als bedoeld in artikel 22b, in overleg met de jeugdige een geneeskundige behandelingsplan wordt vastgesteld.

2. Het geneeskundig behandelingsplan is gericht op het zodanig wegnemen van het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de jeugdige doet veroorzaken dat de jeugdige niet langer in verband met zijn geestelijke gezondheidstoestand op een afdeling voor intensieve zorg of intensieve behandeling behoeft te verblijven. Zo mogelijk geschiedt dit door het bewerkstelligen van een verbetering van de stoornis. Indien dit niet mogelijk is, geschiedt dit door het anderszins wegnemen van het gevaar.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de eisen waaraan een geneeskundig behandelingsplan tenminste moet voldoen en de voorschriften die bij een wijziging daarvan in acht genomen moeten worden.

Artikel 51c

Behandeling van de jeugdige op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 22a of een afdeling voor intensieve behandeling als bedoeld in artikel 22b vindt slechts plaats:

a. voor zover deze is voorzien in het geneeskundig behandelingsplan bedoeld in artikel 51b, eerste lid

b. indien het overleg over het geneeskundig behandelingsplan, bedoeld in artikel 51b, eerste lid, heeft geleid tot overeenstemming met de jeugdige en, indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, met zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders dan wel de stichting, en

c. indien de jeugdige of, indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders dan wel de stichting, zich niet tegen de geneeskundige behandeling verzetten.

Artikel 51d

Buiten de situaties bedoeld in artikel 37, kan, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 51c, onderdelen b en c, niettemin als uiterste middel behandeling plaatsvinden:

a. voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de jeugdige doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of

b. voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de jeugdige binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden.

Artikel 51e

1. Behandeling overeenkomstig artikel 51d, onder a, vindt plaats na een schriftelijke beslissing van de directeur waarin wordt vermeld voor welke termijn zij geldt.

2. Ten behoeve van deze beslissing dient te worden overgelegd een verklaring van de behandelend psychiater alsmede van een psychiater die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit de verklaringen dient te blijken dat de jeugdige op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 51d, onder a, zich voordoet. De verklaringen moeten met redenen zijn omkleed en ondertekend.

3. De termijn als bedoeld in het eerste lid is zo kort mogelijk, maar niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt. De directeur doet onverwijld een afschrift van de beslissing toekomen aan de jeugdige en, indien de jeugdige de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt,tevens aan zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders dan wel de stichting.

4. Indien na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, voortzetting van de behandeling overeenkomstig artikel 51d, onder a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van de directeur. Het bepaalde in de voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien binnen zes maanden na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 51d, onder a, opnieuw behandeling nodig is. De directeur geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht. Op zodanige beslissingen is het derde lid, tweede volzin, van toepassing.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste, tweede, derde en vierde lid alsmede omtrent de toepassing van artikel 51d, onder b.

6. Deze in het vijfde lid bedoelde regels betreffen in ieder geval de melding en de registratie van de behandeling alsmede de taak van de behandelend arts. Tevens kunnen categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen worden aangewezen die niet mogen worden toegepast bij een behandeling overeenkomstig het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts ten aanzien van daarbij aangegeven categorieën van behandelingsmiddelen of -maatregelen regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop tot toepassing daarvan moet worden besloten.

C

Artikel 65 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt onderdeel j tot en met m geletterd k tot en met n.

2. Na onderdeel i wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

j. het verrichten van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 51d, onder a of b.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Justitie,