Kamerstuk 32317-195

Verslag van een algemeen overleg

JBZ-Raad

Gepubliceerd: 31 oktober 2013
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA), Raymond Knops (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-195.html
ID: 32317-195

Nr. 195 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 oktober 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 3 oktober 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de MInister van Veiligheid en Justitie d.d. 3 september 2013 inzake de Aanbieding van het verslag van de Informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Vilnius op 18 en 19 juli 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 187);

  • de brief van de MInister van Veiligheid en Justitie d.d. 27 september 2013 houdende de Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 7-8 oktober 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 190);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 24 juli 2013 houdende de Beantwoording vragen commissie over de Geannoteerde agenda Informele JBZ-Raad 18-19 juli 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 185);

  • de brief van de MInister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 mei 2013 inzake Fiche: Verordening bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van Frontex (Kamerstuk 22 112, nr. 1623);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 18 juni 2013 houdende de Reactie op verzoek van het lid Van Hijum over het persbericht van het Europees Parlement over illegale grenscontrole (Kamerstuk 32 317, nr. 178).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Maij

Griffier: Mittendorff

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Maij, Gesthuizen, Schouw, Azmani en Fritsma

en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 13.30 uur

De voorzitter: Welkom aan de Staatssecretaris, zijn ondersteuning en de collega's. Welkom ook aan de mensen in de zaal. We hebben voor de eerste termijn een spreektijd van vier minuten afgesproken. We hebben echter vrij ruim de tijd, dus ik zal er niet al te strikt op toezien.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik zal proberen om zo snel mogelijk te gaan. Ik heb namelijk een heleboel te vragen, om te beginnen over Syrië. Op de dag waarop wij hier debatteren, heeft het Europees Parlement een derde resolutie over Syrië aangenomen. Daarin worden de EU en haar lidstaten opgeroepen om de hulp aan Syrische vluchtelingen te laten toenemen. Op welke manier meent de Staatssecretaris dat hieraan in Nederland uitvoering kan worden gegeven? Weet hij ook hoe de andere lidstaten hieraan uitvoering zullen geven? Hoeveel geld is er in de regio nog nodig? Op welke manier gaat Nederland samen met andere landen bekijken of er een manier is om dat geld bij elkaar te krijgen, zodat de UNHCR krijgt wat ze nodig heeft?

Ik kom op een punt dat vorige week in het nieuws was, namelijk – ik noem het toch maar zo – de verkoop van verblijfsvergunningen. Ik heb al gezegd: Nederland in de uitverkoop. We hadden het zojuist over Syriërs die in nood zitten. Ze hebben pech als ze weinig geld hebben. We willen hen in ieder geval niet naar Nederland halen. Ze worden zo veel mogelijk buiten de deur gehouden, want zomaar even naar een ver, vreemd land gaan zou niet goed zijn voor mensen. Voor migranten met een zak geld staat de deur echter wagenwijd open en wordt een speciale regeling opgetuigd. Is dat de uitwerking van «het humane vreemdelingenbeleid onder de PvdA en de VVD»? Ik verzet me tegen het steeds verder uithollen van rechten die eigenlijk voor alle mensen zouden moeten gelden, onafhankelijk van de dikte van hun portemonnee. Bij ons zijn mensen gelijk voor de wet. Het geven van een verblijfsvergunning – dat heeft met de wet te maken – wel aan iemand die rijk is en niet aan iemand die arm is, is niets meer en niets minder dan het maken van oneerlijk en naar mijn sterke overtuiging ook onrechtmatig onderscheid tussen arm en rijk. Waarom is dit nodig? Is er nu onvoldoende ruimte voor deze mensen om in Nederland te investeren? Hoe zit het met de risico's? Het CDA vroeg daar ook al naar. Denk aan het gevaar dat criminelen hier hun geld witwassen. De IND zal samenwerken met de Financial Intelligence Unit. Is dat voldoende? Hoever gaat het onderzoek naar vermogende vreemdelingen? En hoe kunnen ze onderzoeken of de aanvrager er geen obscure zaken op na houdt? In Nederland zelf is al te weinig mankracht bij politie en OM om fraudezaken goed af te handelen. Hoe moet dit nu gaan lukken?

De druk op de buitengrenzen van de EU blijft erg groot. In Griekenland en Italië zijn daarvan voorbeelden, maar ook Malta kampt met problemen. De Staatssecretaris heeft ons, naar ik meen pas vandaag, een briefje gestuurd over de situatie in Bulgarije. Maar wat gebeurt er in de tussentijd? Ik begrijp dat deze week een delegatie naar Bulgarije reist om te bezien hoe we de mensen daar eventueel kunnen helpen. Daar ben ik in ieder geval erg gelukkig mee. Maar wat doen we in de tussentijd? Gaan we door met het terugsturen van mensen in verband met de Dublinclaim? Diverse landen hebben gedreigd om Somalische asielzoekers buiten de deur te houden. Nederland doet wat dit betreft wat het kan, bijvoorbeeld door hervestiging – wij noemen dat zelf «relocatie» – van toegelaten vreemdelingen. Dat is goed. Toch worden Dublinclaimanten teruggestuurd naar bijvoorbeeld Malta, Bulgarije of Italië, terwijl de situatie daar steeds nijpender wordt. Moeten we blijven wachten op een uitspraak van het EHRM? Het lijkt mij dat we ook zelf maatregelen kunnen nemen. Ik krijg hierop graag een reactie van de Staatssecretaris.

Ik moet de Staatssecretaris wederom de vraag voorleggen over het idee van de Brusselse SP-fractie over Europese asielzoekerscentra. Ik krijg daar maar geen antwoord op. Is de Staatssecretaris bereid om de Europese Commissie te vragen dit idee mee te nemen in de «fitness check» die ze zal uitvoeren met betrekking tot de nieuwe Dublinverordening?

Ik heb nog een vraag over de smart borders. Er is een aantal afspraken gemaakt in het debat over het behandelvoorbehoud. Wat is daarmee gebeurd? En hoe wordt daaraan uitvoering gegeven?

Ik wil geen afbreuk doen aan het harde werk van Frontex-medewerkers, maar toch heb ik mijn twijfels over de reactie op het rapport van de VN-rapporteur over de wijze waarop het Frontex-systeem onder andere bijdraagt aan discriminatie en marginalisering van migranten. De EU en haar lidstaten hebben hierop gereageerd met onder andere de mededeling dat er zeker rekening wordt gehouden met fundamentele mensenrechten. Dat ziet er op papier allemaal heel goed uit, maar hoe kan het dan dat de VN-rapporteur zo anders concludeert?

Mijn laatste punt gaat over Bulgarije en Roemenië. Ook Frankrijk heeft inmiddels scherpe kritiek geuit op de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot Schengen. Toch wordt al gesproken over partiële toetreding. Ik wil niet te ver vooruitlopen op de nog niet verschenen CVM-rapporten, maar ik ben wel benieuwd hoe de geconstateerde problemen met betrekking tot het vrije verkeer van personen zich verhouden tot het eventuele voornemen van partiële toetreding. Hoe staat de regering daarin?

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik heb vijf puntjes. Het eerste punt sluit aan bij het punt van mevrouw Gesthuizen over de Syrische vluchtelingen. De Kamer heeft hierover een motie aangenomen met als strekking dat de Staatssecretaris zijn stinkende best moet doen om in Europees verband de coördinatie te versterken en te komen met maatregelen. Ik kan me nog goed herinneren dat de Staatssecretaris positief adviseerde over die motie, terwijl ik nu toch een frons dacht te zien. Hoe gaat de Staatssecretaris handen en voeten geven aan deze motie?

Over het tweede punt, slimme grenzen, hebben we de vorige keer uitvoerig met elkaar gesproken. Mijn fractie heeft enige twijfel of de Staatssecretaris wel opereert langs de lijnen die de Kamer na heftige discussie heeft meegegeven. Een voorbeeld is het inbrengen van een «go/no go»-moment. Wij hebben dat in de Nederlandse inbreng niet terug kunnen vinden. Wat is er gebeurd? Is hij dat belangrijke punt vergeten? Is het ondergesneeuwd? Heeft hij er andere overwegingen bij? Dus hoe serieus wordt omgegaan met de inbreng van de Kamer? Verder meen ik te begrijpen dat met name Frankrijk op dezelfde lijn zit als de Tweede Kamer wat betreft nut en noodzaak van dat hele pakket slimme grenzen. Kan de Staatssecretaris daarover iets meer vertellen? Ik noem in dit verband ook de European Data Protection Supervisor (EPDS), de Europese privacywaakhond, die zegt dat nut en noodzaak van die slimme grenzen niet bewezen zijn. De Staatssecretaris heeft er in het AO van zojuist nog zijn best voor gedaan door te zeggen: privacy is voor mij ontzettend belangrijk, ook in Europees verband. Nu zegt de Europese privacywaakhond dat die plannen eigenlijk niet deugen. Wat vindt de Nederlandse regering daarvan? Ik krijg hierover graag wat meer informatie. Het zou de Staatssecretaris overigens sieren als hij wat actiever zou omgaan met dit soort informatie in de geannoteerde agenda. Ik roep hem daartoe op.

Het derde punt is de arbeidsmigratie in relatie tot het vrije verkeer van personen. Ik heb hierbij twee concrete vragen. De eerste vraag is: welke andere landen voorzien ook problemen met verdringing op de arbeidsmarkt, die MInister Asscher in de etalage probeert te zetten? De tweede vraag is wat technischer, maar ik hoop dat de Staatssecretaris ook daarop kan antwoorden. Wat is de precieze taakafbakening tussen enerzijds de Staatssecretaris, met zijn inbreng in de JBZ-Raad, en anderzijds vicepremier Asscher, die er ook van alles en nog wat van vindt en over roept? In welk Europees gremium dropt hij zijn behoefte?

Het vierde punt betreft Frontex. Ik heb daarover een wat andere vraag dan mevrouw Gesthuizen. Er gaat een hoop geld om in Frontex. Wie houdt op een adequate manier toezicht op de besteding van al die middelen, op de doelmatigheid en rechtmatigheid? Het antwoord zal wel zijn: dat doen de Europese Commissie en het Europees Parlement. Als vertegenwoordiger in het Nederlandse parlement wil ik er echter zeker van zijn dat het daar allemaal spic en span gebeurt.

Het vijfde punt is de verkoop van verblijfsvergunningen. Ik steel de term even van mijn buurvrouw. Ik steun haar vragen over de precieze uitwerking. Ik voeg er nog één vraag aan toe: wordt dit onderwerp besproken in de Europese JBZ-vergadering? Ik krijg namelijk het idee dat een aantal Europese landen de concurrentieslag met elkaar zijn aangegaan om de bemiddelde buiten-Europeanen naar hun eigen land te halen. Dat kan volgens mij nooit de bedoeling zijn.

Ik heb nog een heel klein laatste puntje. De Staatssecretaris zal dit op prijs stellen, want ik heb er eerder over gesproken. Het gaat over een al dan niet vermeende inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Nederland over de gezinsherenigingsrichtlijnen. Het zou vandoen hebben met een taaltoets. Duitsland heeft daar al last van gehad. Mijn concrete vraag is: klopt het dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt om prejudiciële vragen te stellen over de verenigbaarheid van de Nederlandse inburgeringstest in het buitenland met de Europese richtlijnen?

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Allereerst wil ik een meer procedureel punt maken. Ook in het vorige algemeen overleg heb ik aandacht gevraagd voor de informatievoorziening aan de Kamer over voorstellen van Brussel. In het vorige AO heb ik ook aandacht gevraagd voor Eurosur. De informatie daarover zou up-to-date worden gehouden, maar tot mijn schrik moest ik in een aan de Kamer gezonden verslag van de JBZ-Raad lezen dat de Raad nog geen akkoord had, terwijl uit een gelijktijdig persbericht van diezelfde Raad bleek dat er wel een akkoord lag. Verder hebben we in het kader van de slimme grenzen en kostenbeheersing een aantal verzoeken gedaan. Ik wil graag weten hoe het daarmee staat. Ik geef de Staatssecretaris de suggestie mee dat het handig zou kunnen zijn om zo nu en dan aan de Kamer een overzicht te verstrekken van de invulling die de regering geeft aan gemaakte afspraken in het kader van behandelvoorbehouden, zodat we het overzicht houden en als Kamer ook in positie worden gezet.

Ik kom op het fiche over Frontex. Het is mij niet helemaal duidelijk hoe sterk die regels zijn. Met het voorstel wordt het mogelijk om lidstaten aan te spreken op afwijking van de normen, maar zitten er ook sancties in? Is er steun voor de inzet van Nederland om de nodige activiteiten en verantwoordelijkheden van bijvoorbeeld het opvangland concreter te formuleren? Dat is de inzet van Nederland, maar zien andere landen dat ook zo? Of hebben we meer te maken met intenties dan met daadwerkelijke afspraken?

Op de agenda staat een brief over illegale grenscontrole. Het is in ieder geval helder dat de EU-berichtgeving niet ziet op de MTV-controles maar op het vrije verkeer van personen. Ik vroeg me echter wel af hoe het staat met die MTV-controles. De Staatssecretaris heeft al eerder aangegeven dat het lastig ligt in het kader van de volumisering, de intensivering, van de MTV-controles, maar hij zou in het kader van de flexibiliteit kunnen bekijken hoe er meer gezamenlijk, bijvoorbeeld samen met Duitsland, en dus effectiever kan worden opgetreden om illegale migratie te voorkomen. Wat zijn de laatste ontwikkelingen op dat punt?

De VVD heeft twee jaar geleden al aandacht gevraagd voor de negatieve effecten van het vrije verkeer van personen, onder meer middels een ook door mij ondertekende motie en in het AO JBZ-Raad aan de vooravond van het moment waarop de Staatssecretaris daadwerkelijk de steen in de vijver gooide. Wij waren daar heel tevreden mee. Ook landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Oostenrijk committeerden zich om dit issue hoger op de agenda te plaatsen. Er is nu een expertgroep in oprichting en er zou op dit moment een tussenrapportage zijn. Is die rapportage er? Zo ja, kan de Kamer die dan ook krijgen? Ik zal zelf in oktober nog deelnemen aan een informele interparlementaire bijeenkomst in Kopenhagen om dit issue ook daadwerkelijk op de agenda te krijgen. De reacties van de Commissie, die ik lees in de nota naar aanleiding van het verslag, geven namelijk niet echt de indruk dat er acceptatie daarvan of gevoel daarbij ontstaat. Er wordt cijfermatig gekeken naar wat er per saldo onder de streep overblijft, of het positief uitpakt. Dan zitten we op de verkeerde weg. Ik wil graag een appreciatie van de Staatssecretaris hiervan.

In het verslag las ik in het kader van terugkeer ook iets over het buitenlandbeleid op Europees niveau. De inzet is om gemeenschappelijk op te treden ten opzichte van de herkomstlanden en de terugkeer meer integraal aan te pakken in het kader van het buitenlandbeleid. In het verslag staat dat we op dit punt ook de steun hebben van diverse lidstaten. Leidt dit echter ook tot concrete voorstellen?

Ik vraag me af of de VVD zich zorgen moet maken over de intra-EU-mobiliteit of dat het Nederland lukt om daarnaast een eigen regeling te mogen hanteren en als lidstaat een eigen toelatingsbeleid te bepalen. De VVD stelt zich op het standpunt dat de lidstaten zelf moeten kunnen bepalen hoe en in welke aantallen ze arbeidsmigranten toelaten, ook als het gaat om hoogopgeleiden.

Ik kom op het punt van de visumliberalisatie met de zes Oostelijk Partnerschap-landen. Ik krijg van de Staatssecretaris graag een toelichting op het nut voor en belang van Nederland om die liberalisatie te overwegen. Welke afspraken moeten volgens de Staatssecretaris worden gemaakt in het kader van de Terug- en Overnameovereenkomsten die je dan zou moeten sluiten?

Ik kom, ten slotte, op de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen. We hebben de Franse MInister Valls ook daarover horen spreken. Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris een kabinetsappreciatie naar de Kamer stuurt als het CVM-rapport er ligt, maar ik krijg hierover graag een toezegging.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. We hebben er al eerder een debat over gehad, maar ook ik wil beginnen met het agendapunt van de opvang van Syrische vluchtelingen. Eurocommissaris Malmström heeft gezegd dat de Europese landen deze vluchtelingen moeten laten overkomen. Zoals bekend heeft het kabinet hieraan gehoor gegeven: het laat 250 Syriërs naar Nederland komen. Overigens is niet uitgesloten dat het er in een later stadium meer zullen worden. De PVV vindt het naar Nederland halen van Syrische vluchtelingen een slechte zaak, omdat zij natuurlijk in de eigen regio moeten worden opgevangen. Landen als Saudi-Arabië, Qatar, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten hebben daar geld zat voor. Ze hebben daarvoor ook genoeg ruimte en middelen. Het kabinet heeft zich er echter slecht voor ingezet om die rijke golfstaten te laten meewerken aan opvang in de regio. In het recente debat hierover wist de MInister van Buitenlandse Zaken niet eens te vertellen hoeveel Syriërs door die rijke oliestaten worden opgevangen. Die informatie is gelukkig inmiddels nagezonden. Wat blijkt? Alleen Qatar heeft Syriërs opgevangen. Het zijn er 46. Die andere steenrijke golfstaten, Saudi-Arabië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten, hebben helemaal niemand opgenomen, zo lezen we in de brief. In het licht van deze toch veelzeggende feiten is het te gek voor woorden dat Nederland honderden Syriërs laat overkomen. Erkent de Staatssecretaris dat het kabinet heeft geblunderd door de verantwoordelijkheid voor de opvang van Syriërs wel bij Henk en Ingrid te leggen maar niet bij die rijke oliesjeiks in de golfstaten? In het verlengde hiervan vraag ik de Staatssecretaris om toe te zeggen dat hij niet nog meer Syriërs naar Nederland gaat halen. Ik vraag hem ook om tegen Malmström te zeggen dat ze haar oproep om Syriërs op te vangen beter kan richten aan de rijke golfstaten.

Ik vraag de Staatssecretaris ook om veel feller stelling te nemen tegen het standpunt van de Europese Commissie dat immigratie bijdraagt aan economische groei. We lezen dit keer op keer in de onderliggende stukken. Brussel komt steeds met deze leugen aanzetten, terwijl iedereen onderhand wel weet dat immigratie eerder een economische neergang met zich brengt. Dit is ook allang goed onderbouwd aangetoond, bijvoorbeeld door het Centraal Planbureau. Dat Eurocommissaris Malmström verslaafd is aan massa-immigratie, blijkt ook weer uit haar tweet van vandaag, waarin ze aangeeft meer legale wegen te willen creëren voor migratie naar Europa. Dat is dus nog los van asielzoekers, partner- en gezinsmigranten, arbeidsmigranten en ga zo maar door. Brussel en Malmström willen nog meer legale wegen voor migratie naar Europa. Kan de Staatssecretaris daar alstublieft afstand van nemen, ook in de richting van Malmström zelf?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb nog een vraag over Syrië. Ik hoor deze woordvoerder van de PVV-fractie heel duidelijk zeggen dat Nederland de andere landen – hij noemt met name Qatar en Saudi-Arabië – moet oproepen om meer vluchtelingen op te nemen. Het zou natuurlijk heel mooi zijn als die landen zich daarin barmhartig tonen, maar heeft de heer Fritsma ook een manier in gedachten waarop Nederland dat zou kunnen afdwingen bij deze rijke olielanden?

De heer Fritsma (PVV): Het punt is dat het kabinet het niet eens geprobeerd heeft. Het kabinet zegt zelf dat het opvang in de regio wil. In dat licht is het dus vreemd dat MInister Timmermans van Buitenlandse Zaken in het vorige debat niet eens kon aangeven hoeveel personen die landen precies opvangen. Hij moest dat nazoeken. Dat bewijst dat hij er niet eens met die landen over heeft gepraat. Daarop spreek ik het kabinet aan. Aan de ene kant zegt het kabinet zegt dat de opvang in de regio moet gebeuren, waarmee de PVV het eens is, maar aan de andere kant heeft het kabinet kennelijk niet eens met die rijke golfstaten gepraat om dat te bewerkstelligen. In dat licht moet iedereen – ik zou bijna willen zeggen: zelfs SP'ers – het vreemd vinden dat van al die steenrijke olielanden alleen Qatar mensen heeft opgenomen, namelijk 46. Dit is nog minder dan Nederland heeft opgenomen. Ondertussen laat Nederland, dat niet alleen geografisch veel verder van Syrië af ligt dan de oliestaten maar er ook qua taal en cultuur veel verder vanaf staat, honderden Syriërs overkomen. Dat is een scheefgroei. Iedereen zou dat moeten erkennen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dank voor het uitgebreide antwoord van de heer Fritsma. Ik zit echter nog wel met een puntje, nog afgezien van het feit dat het te gemakkelijk is om te zeggen dat de cultuur in Saudi-Arabië, Qatar en Syrië allemaal op één hoop zijn te gooien. Ik vraag me af of de PVV het kabinet alleen maar aanspoort om eens een keer te praten. Ik denk dat dat geen enkel probleem zal zijn, omdat je internationaal toch regelmatig overleg zult hebben. Maar moet het daar volgens de PVV bij blijven? Moet het kabinet gewoon eens gaan praten met dat soort landen en vragen wat zíj eigenlijk doen? Of heeft de PVV er nog meer voorstellen over? Anders – het spijt me dat ik het moet zeggen – is het van de heer Fritsma wel een beetje geschreeuw in de marge en lijkt het een beetje alsof hij het eigenlijk alleen maar als excuus voor Nederland gebruikt om verder niets te hoeven doen. Ik wil dan ook weten of de PVV voorstelt om te praten met Saudi-Arabië en te komen met sancties als dat land het niet doet.

De heer Fritsma (PVV): Nogmaals, het kabinet heeft de verkeerde volgorde toegepast. Het kabinet haalt honderden Syriërs naar Nederland, terwijl het niet eens bezig was om te bekijken wat die rijke golfstaten kunnen doen. Dat is de verkeerde volgorde. Daarop spreek ik het kabinet aan. Mevrouw Gesthuizen vroeg welke middelen het kabinet moet toepassen. Wat mij betreft mag het ver gaan. De PVV deelt echter hoe dan ook niet de mening van de SP dat het goed is om 5.000 Syrische vluchtelingen naar Nederland te halen. Onze samenleving kan dat niet aan. Opvang moet hoe dan ook in de regio plaatsvinden. Saudi-Arabië en al die andere rijke landen hoeven er niet eens heel veel op te nemen. Ze kunnen ook veel meer geld sturen in plaats van wapens. Dat zou ook mooi zijn. Misschien kan het kabinet die landen ook daarop aanspreken.

Voorzitter. Ik heb een reactie gevraagd op de laatste tweet van Commissaris Malmström, waarin ze aangeeft dat ze meer legale immigratie naar Europa wil. In het verlengde hiervan: Brussel is doof voor alle problemen die gepaard gaan met het vrije verkeer van personen. Nederland kent grote veiligheidsproblemen met Roemeense roversbendes, Poolse autodieven en ga zo maar door, maar Brussel wil daar weinig van weten. Sterker nog, Brussel gaat zelfs zover dat het toezichthouders op ons afstuurt die moeten kijken of we niet stiekem controles aan de binnengrenzen uitvoeren. De Staatssecretaris vindt dat kennelijk de normaalste zaak van de wereld. De PVV vraagt het kabinet om niet langer ja te knikken bij dit soort Brusselse rariteiten of, beter gezegd, Brusselse beledigingen.

Ik kom op het steeds terugkerende punt van de bewaking van de Europese buitengrenzen. Die grenzen zijn lek. Dat weten we al heel lang. Nederland heeft daar last van, want iedere illegaal die bijvoorbeeld Griekenland binnenkomt, kan dankzij Schengen zonder controles doorreizen naar Nederland. Nu er al heel grote problemen bestaan om de buitengrenzen te controleren, roep ik de Staatssecretaris op om de zaak niet nog erger te maken door er nog meer oncontroleerbare buitengrenzen bij te accepteren. Ik doel hierbij natuurlijk op de mogelijke toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij dit blijft tegenhouden? In dit kader heb ik het over de buitengrenzen en nog niet eens over de criminaliteit en corruptie, die ook nog welig tieren in Roemenië en Bulgarije.

Ik rond af met een paar kleine dingetjes. Allereerst de situatie in Griekenland. We krijgen steeds brieven dat er sprake is van verbetering maar dat we er nog lang niet zijn met Griekenland, met het sturen van hulp en middelen om het asielsysteem daar op orde te brengen. Die brieven krijgen we al een paar jaar. Ik hoop niet dat we over vijf jaar nog steeds van die briefjes krijgen waarin staat: het gaat goed, maar we zijn er nog lang niet. Wat is precies de doelstelling van de hulp aan Griekenland? Wanneer kan die ophouden?

Het allerlaatste punt is dat ik problemen heb met het door de Staatssecretaris verstrekken van verblijfsvergunningen aan mensen die een zak geld meenemen. De Staatssecretaris heeft zelf gezegd dat fraude niet is uit te sluiten. Waar begin je dan aan als je dit doet? Daarnaast maken andere landen het nog bonter door de verblijfsvergunning te koppelen aan de koop van een huis van een paar ton. Kan de Staatssecretaris zich in Europees verband ook daartegen verzetten?

Voorzitter: Fritsma

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. We spreken vandaag over de agenda van de JBZ-Raad. Op de agenda staan onderwerpen als relocatie, de verdeling van asielzoekers, de grote zorgen om de Syrische vluchtelingen, waarover alle collega's al hebben gesproken, het gemeenschappelijk asielbeleid, dat steeds meer vorm krijgt maar dat ook te wensen overlaat, maar ook de interne arbeidsmigratie binnen de EU en partnerschappen met de landen ten oosten van de Europese Unie.

Ik begin met een actualiteit. Ik denk dat iedereen vanmorgen heeft gezien dat voor de kust van Lampedusa inmiddels al bijna honderd mensen het leven hebben gelaten die als bootvluchteling probeerden om Europa te bereiken. Het is vreselijk dat mensen van huis en haard moeten vluchten en vervolgens zijn overgeleverd aan mensensmokkelaars die bootjes overbeladen de Middellandse Zee op sturen. Dit bevestigt nog maar eens hoe belangrijk goede opvang in de regio is. De collega van de SP wees wat dit betreft al op de inzet van het Europees Parlement. Het heeft aangegeven dat opvang in de regio broodnodig is. Ik heb het dan niet over de opvang die collega Fritsma bedoelde, maar over opvang in de vluchtelingenkampen in de regio in de landen rondom Syrië, waarvoor veel financiële steun nodig is. Ik vraag de Staatssecretaris hoe hier volgende week over zal worden gesproken. Natuurlijk is een politieke oplossing voor het conflict het allerbelangrijkste.

De Staatssecretaris stuurde ons vanmorgen antwoorden op de vragen over de opvang van Syrische vluchtelingen in Bulgarije. Ik kom daar zo nog op terug, maar in de beantwoording gaf de Staatssecretaris ook aan dat een gezamenlijke missie van diverse EU-instellingen deze week nog een appreciatie zal opstellen over de opvang in Bulgarije, evenals over die in Griekenland en Cyprus. De PvdA dringt er bij de Staatssecretaris op aan om erop in te zetten dat een dergelijke missie ook snel naar Italië, in het bijzonder naar Lampedusa, gaat, zeker in het licht van wat er vandaag is gebeurd.

De opvang van asielzoekers in sommige Europese lidstaten is echt zorgelijk. We hebben in Nieuwsuur de reportage over Bulgarije gezien, waar de opvang overvol is en mensen, vluchtelingen, na binnenkomst soms maandenlang worden opgesloten. Maar ook over Malta, Griekenland en Polen zijn diverse kritische rapporten verschenen. Dit laat enerzijds zien dat Nederland op veel aspecten zeer fatsoenlijke procedures en opvang heeft, maar het geeft anderzijds ook te denken over de status van het huidige gemeenschappelijk Europees asielbeleid (GEAS). We hebben recentelijk stappen gezet met het GEAS. De nieuwe afspraken worden de komende jaren geïmplementeerd. Is dit allemaal genoeg om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende worden gestimuleerd, eventueel gedwongen of gefaciliteerd, om die voorzieningen fatsoenlijk op te zetten? De huidige praktijk is er de oorzaak van dat in een aantal landen een heel grote druk ontstaat. De Dublinverordening, die de basis vormt voor de onderlinge solidariteit ten aanzien van asielzoekers, kan dan niet goed worden uitgevoerd. Deze week kreeg ik een mail van iemand die een Dublinclaimant bijstaat die moet worden overgedragen aan Bulgarije. Deze persoon schreef dat de asielzoeker liever teruggaat naar Syrië dan naar Bulgarije. De Staatssecretaris heeft op vragen van mij en de collega's Gesthuizen en Schouw aangegeven dat er nog deze week een gezamenlijke missie naar Bulgarije gaat om naar de situatie te kijken. Welke signalen heeft de Staatssecretaris zelf ontvangen, bijvoorbeeld via de Nederlandse ambassade? Hoe duidt hij de situatie voor asielzoekers in de genoemde lidstaten? Kan de Staatssecretaris ons snel, echt snel, na de JBZ-Raad informeren over de bevindingen en conclusies van deze missie van de Europese Unie en over de conclusies die hij zelf daaraan verbindt?

Ik wil in dit verband kort nog iets zeggen over de relocatie. De PvdA deelt het standpunt van de regering dat alle lidstaten eerst een goed functionerend asielsysteem moeten hebben. Dit is nóg een reden waarom we daarop moeten aandringen. Kan de Staatssecretaris iets zeggen over het eerste Annual Relocation Forum, dat vorige week plaatshad en waar dit soort zaken ongetwijfeld zullen zijn besproken?

Ik kom op het vrije verkeer van personen. We kennen de lovenswaardige inzet van de MInister van Sociale Zaken en ongetwijfeld ook de Staatssecretaris van Justitie op dit thema. De PvdA steunt die. Ze is teleurgesteld over de opstelling in dezen van de Europese Commissie, die de problematiek maar niet goed onder ogen wil zien. Gelukkig herkennen ook andere lidstaten zich in de onder andere door Nederland naar voren gebrachte aspecten van uitbuiting, misbruik en fraude. Het is goed dat de lidstaten die daarvoor belangstelling hebben, op 21 oktober opnieuw daarover zullen spreken. Is de Staatssecretaris bereid om ook bij deze JBZ-Raad de problematiek nog eens helder uiteen te zetten aan de andere lidstaten? Kan hij al meer zeggen over de tussenrapportage van de expertgroep die een dezer dagen verschijnt? De PvdA is ook benieuwd naar de andere lidstaten, buiten de huidige vier, die erkennen dat er problemen kunnen optreden met het vrije verkeer van personen. De opmerkingen van Frankrijk zijn al genoemd.

Ik kom, tot slot, heel kort bij het Oostelijk Partnerschap, dat ook op de agenda staat. Er wordt gesproken over visumfacilitatie met een aantal van deze landen. Kan de Staatssecretaris wat meer in concreto aangeven wat de stand van deze onderhandelingen is? In hoeverre wordt met deze landen gezamenlijk overlegd en in hoeverre is het alleen een EU-bilaterale aangelegenheid? Hoe staat het hierbij met de terug- en overnameafspraken, die ook aan de orde zijn? Wat betreft de slimme grenzen sluit ik aan bij de vragen die de collega's hebben gesteld.

Voorzitter: Maij

Schorsing van 14.05 uur tot 14.16 uur

De voorzitter: Aan de orde is de beantwoording in eerste termijn door de Staatssecretaris. Hij heeft aangegeven dat hij in blokjes gaat antwoorden. De commissieleden moeten er dus op letten dat al hun vragen daarin worden behandeld. Ik stel voor dat we bekijken of we met twee interrupties per fractie toe kunnen.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in dit AO JBZ-Raad. De MInister zal beide dagen, maandag en dinsdag, de JBZ-Raad bijwonen. Ik zal er alleen dinsdag aanwezig zijn, wanneer immigratie- en asielonderwerpen op de agenda staan.

Er heeft inderdaad vanmorgen een verschrikkelijke gebeurtenis plaatsgevonden. Mevrouw Maij haalde het al even aan. Er zijn, zo is althans op dit moment bekend, zo'n 80 mensen omgekomen toen een boot voor de kust van Lampedusa is gezonken nadat hij eerst in brand was gevlogen. Dat zijn verschrikkelijke dingen, die ons met de neus op de feiten drukken: de trek vanuit Afrika naar Europa is onontkoombaar. Dat is een gegeven. We zullen daar zo goed en zo slim mogelijk mee moeten omgaan, maar we zullen ons moeten realiseren dat de rijkdom van Europa altijd mensen uit Afrika zal blijven aantrekken. Laat ik het ook wat breder trekken: de situatie in sommige Afrikaanse landen zal ertoe leiden dat mensen naar Europa willen.

Ik zal proberen om een en ander per onderwerp met de Kamer te bespreken. Ik begin met Syrië. Mevrouw Gesthuizen vroeg wat Nederland gaat doen. Ik wil dat best recapituleren. De EU heeft 1,5 miljard voor humanitaire hulp in die crisis beschikbaar gesteld. Nederland heeft in dat kader 59 miljoen ter beschikking gesteld voor de opvang langs de grenzen. Jaarlijks zijn er ook niet-geoormerkte gelden beschikbaar, die als internationale hulp worden uitgekeerd aan NGO's. In internationaal perspectief behoort Nederland tot de vijf grootste donoren van humanitaire hulp in de Syrische crisis. Daarnaast hebben we gesproken over de hervestigingen die zullen plaatsvinden. Ik heb daarover gesproken met de Kamer en een aantal leden heeft er nu ook over gesproken. Er zijn hervestigingen die al binnen het quotum waren afgesproken en daarnaast hebben we nog de motie-Voordewind c.s. (19 637, nr. 1715), op grond waarvan na invulling van het quotum nog meer hervestigingen zouden kunnen plaatsvinden. Kortom, Nederland heeft al een beduidende, aanzienlijke bijdrage geleverd. Daarnaast speelt ook nog het verzoek van de PvdA-fractie om me uit te laten over mensen in Nederland die familieleden in Syrië hebben wonen die in het kader van humanitaire hulp hierheen zouden kunnen reizen. Ik zal nog een brief aan de Kamer schrijven met het standpunt van het kabinet in dezen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil het gras niet voor de voeten van mevrouw Maij wegmaaien, maar ik kan me herinneren dat er toen een termijn is afgesproken voor een reactie op die motie. Is die termijn niet inmiddels al een beetje overschreden?

Staatssecretaris Teeven: Nee, die termijn is niet overschreden; die staat op 10 oktober. Uiterlijk volgende week woensdag moet die brief de Kamer dus hebben bereikt. Het is wel problematisch en daarom duurt het ook zo lang. Er moet wel een titel voor zijn. Het is een niet zo makkelijk op te lossen probleem.

De heer Schouw heeft met betrekking tot Syrië de regering verzocht om een actievere rol in JBZ-verband, om te bezien hoe we de Europese coördinatie voor de hulp aan Syrië kunnen verbeteren en kunnen komen tot een duidelijke gezamenlijke lijn van de EU-landen. Dat staat ook in die motie. Het klopt wat de heer Schouw zei: ik heb op 12 september tegen de Kamer gezegd dat ik de motie zie als ondersteuning van het beleid. De heer Schouw stelde de volstrekt gerechtvaardigde vraag om te laten zien hoe het er nu mee staat. Er vindt tweewekelijks een bijeenkomst van de EU working group on humanitarian aid en food aid plaats, waarin Nederland actief participeert, zoals de heer Schouw al zei. In de verslagen is te lezen dat we in de diverse contacten en vergaderingen voortdurend het belang van Europese coördinatie en het delen van informatie onderstrepen. Tijdens het op 28 maart vorig jaar behandelde beleidskader voor humanitaire hulp, hulp aan mensen in nood, is aangegeven dat de regering wereldwijde coördinatie noodzakelijk vindt om duplicatie en gaten in de hulpverlening te voorkomen en om hulp effectief te laten zijn. Om die reden hebben de Verenigde Naties het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs aangewezen als wereldwijde coördinator van humanitaire hulp. Dit wordt door Nederland en andere donoren op de internationale fora ook benadrukt.

In Europees verband wordt steeds aandacht besteed aan de gevolgen van de crisis in Syrië voor de migratiestromen. Het feit dat Syrië dinsdag aanstaande weer op de agenda van de JBZ-Raad staat, onderstreept dit. We gaan het dan specifiek hebben over de effecten van de crisis in Syrië op de migratiestromen naar de lidstaten en de individuele lidstaten in het bijzonder en onder meer ook over de opvangcapaciteit in de lidstaten. Ik zal over dit laatste nog iets zeggen wanneer het gaat over de missies die er zijn geweest. Ikzelf ben nog niet zo lang geleden in Griekenland geweest. Ik heb gezien dat daar met de aan Griekenland verstrekte hulp voor het opzetten van een aantal opvangfaciliteiten grote stappen voorwaarts zijn gezet, zo zeg ik tegen de heer Fritsma. Ik ben positief daarover. Het is inderdaad vijf stappen vooruit en af en toe twee stappen achteruit. Ik zal dat niet ontkennen. Het zo dramatisch schetsen als zou er helemaal geen vooruitgang in zitten doet echter geen recht aan de inspanningen van de Griekse overheid op dit moment.

Mevrouw Gesthuizen heeft in dit verband gevraagd of het nu niet tijd wordt om de Dublinoverdrachten naar Bulgarije op te schorten. Ik behandel dit onderwerp nu maar even.

De heer Fritsma (PVV): Nu ging het blokje Syrië voor míj wat te snel.

Ik heb gewezen op de rijke Arabische golfstaten, die in totaal niet meer dan 46 Syrische vluchtelingen hebben opgevangen. Ik vroeg wat de Staatssecretaris daarvan vindt. Het is toch absurd dat Nederland honderden Syriërs deze kant op haalt, terwijl die steenrijke landen vrijwel niets doen? In het verlengde daarvan heb ik gevraagd waarom het kabinet kennelijk niet heeft ingezet op meer opvang door die landen, aangezien het kabinet, zoals bleek in het vorige debat, niet eens wist wat de stand van zaken op dat punt was. Ik krijg hierop graag nog een duidelijke reactie.

Staatssecretaris Teeven: Ik herhaal wat de MInister van Buitenlandse Zaken in dat debat heeft gezegd. Het staat me nog helder voor ogen. Hij zei: het Nederlandse kabinet is niet in staat om de golfstaten effectief te bewegen tot meer inspanningen. Hij heeft daarbij meteen gezegd dat dat de landen van de Europese Unie niet ontslaat van op zijn minst hun morele verplichting om daaraan daadwerkelijk een bijdrage te leveren. Het feit dat de golfstaten niet zo veel doen, wat ik kijkend naar de aantallen met de heer Fritsma kan constateren, betekent nog niet dat de Europese landen vervolgens niets hoeven te doen. Die conclusie trek ik namelijk niet. In het debat is het ook al aan de orde geweest, en volgens mij heeft de heer Fritsma de MInister van Buitenlandse Zaken er nog op aangesproken. Natuurlijk kun je wel zeggen dat de golfstaten er meer aan moeten doen, maar mij is in ieder geval bekend – volgens mij heeft de MInister van Buitenlandse Zaken dat ook gezegd – dat de golfstaten wel degelijk geldelijke middelen verstrekken aan de landen om Syrië heen, in ieder geval aan Jordanië, om ervoor te zorgen dat de opvang daar goed plaatsvindt. Het is dus niet zo dat die landen helemaal niets doen. Die opvatting is niet correct.

De heer Fritsma (PVV): De MInister van Buitenlandse Zaken heeft het iets anders verwoord, namelijk: ik heb geen idee hoeveel vluchtelingen door die rijke golfstaten worden opgenomen. Met andere woorden: er is geen inzet geweest om die rijke golfstaten deze mensen op te laten vangen. Daarop spreek ik het kabinet aan. Als je niet eens weet hoeveel mensen die landen opvangen, dan heb je je gewoon niet ingezet om ervoor te zorgen dat die landen hun verantwoordelijkheid nemen. Nogmaals, het is te gek voor woorden dat die steenrijke oliestaten niets doen en dat alleen al Nederland meer doet dan al die golfstaten bij elkaar. Zo'n situatie kan het kabinet niet voort laten bestaan.

Staatssecretaris Teeven: Het klopt dat de MInister van Buitenlandse Zaken gezegd heeft dat hij het op dat moment niet wist. Nu weten we het echter wel. Het is niet een heel groot aantal, maar we weten het nu wel. We weten ook dat die golfstaten Jordanië steunen. We weten eveneens, zo zeg ik tegen de heer Fritsma, dat de MInister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek onlangs aan het Midden-Oosten dit onderwerp onder de aandacht heeft gebracht van zijn gesprekspartners. Het kabinet is dus niet op de billen gaan zitten. Maar nogmaals, we kunnen het bij hen onder de aandacht brengen en we kunnen het stimuleren, maar dat laat onverlet de inspanningsverplichting die er voor Europa zelf bestaat.

Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd of het nu niet tijd wordt om de Dublinoverdrachten naar Bulgarije op te schorten. Dat lijkt me niet de juiste structurele oplossing, want dat draagt niet bij aan een structurele verbetering van de situatie in Bulgarije. Naar het oordeel van het kabinet is de situatie in Bulgarije nog niet te vergelijken met de situatie zoals die in Griekenland bestond. Laten we eerst eens bekijken waaraan Bulgarije behoefte heeft. Daarom is er ook die missie. Het is ook een goed initiatief van de Commissie dat het European Asylum Support Office (EASO) en Frontex naar Bulgarije gaan om een inschatting te maken van de situatie. Op de JBZ-Raad krijgen we daarover dinsdag aanstaande een terugkoppeling. Ik zal de Kamer uiteraard informeren over de consequenties daarvan.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Betekent dat dus dat wij in de tussentijd, mocht dat aan de orde zijn, wel mensen terugsturen naar Bulgarije als de Dublinclaim aan de orde is?

Staatssecretaris Teeven: Op dit moment worden mensen nog wel teruggestuurd naar Bulgarije als die aan de orde is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is toch niet echt verstandig, gezien de situatie waarin mensen dan terechtkomen? Ik vind het helemaal niet erg als we de zaak in Europa neerleggen en daarbij een EHRM-uitspraak of een gezamenlijk Europees besluit afwachten, maar dat betekent niet dat we in de tussentijd moeten denken: nu geloven we het wel, stuur mensen maar gewoon terug. Dat is toch niet verstandig?

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij is dit een totaal minor issue. Naar mijn informatie sturen we maar zeer weinig mensen terug. Ik laat even opzoeken hoeveel mensen in de afgelopen periode zijn teruggestuurd. We praten over zeer kleine aantallen. Het is ook niet een onderwerp waarop ik à la minute moet handelen, ook kijkend naar de missies die worden uitgevoerd en de terugkoppeling die we daarvan zullen krijgen. Dan zullen we meer duidelijkheid hebben. We spreken aanstaande dinsdag ook de Bulgaarse bewindspersoon. Ik zeg toe dat ik dit in mijn contacten met mijn Bulgaarse collega aan de orde zal stellen. De Kamer krijgt een terugkoppeling van de contacten die we op de Raad hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Hoor ik dan dadelijk nog of uitzettingen naar Bulgarije nog aan de orde zullen zijn?

Staatssecretaris Teeven: Ja, als we die informatie hebben, dan krijgt de Kamer die uiteraard in tweede termijn van mij.

Mevrouw Maij heeft gevraagd wat er is besproken op het relocatieforum. Dat onderwerp hoort hier ook een beetje bij. Het was vooral een verkenning van een state of play. De Eurocommissaris heeft als eerste de aanwezigen toegesproken. Het is niet de bedoeling om de lidstaten verplichte relocatie op te dringen, nu is gebleken dat daarvoor bij de lidstaten onvoldoende draagvlak is. Ze heeft wel geprobeerd om vrijwillige relocatie nog eens nadrukkelijk onder de aandacht te brengen. Ze heeft ook aangegeven dat enkele lidstaten het grootste deel van de totale migratiedruk opvangen. Dat lijkt niet te stroken met de solidariteitsgedachte die aan het gemeenschappelijk Europees asielbeleid ten grondslag ligt. Dat zijn we wel met haar eens. Het staat haar vrij om een morele oproep te doen. Binnen het Asiel- en Migratiefonds (AMF) zijn er ook gelden voor beschikbaar. Bulgarije en Malta hebben al eerder opgeroepen tot solidariteit, zoals Griekenland in een eerder stadium ook heeft gedaan. Uit de reacties van de andere lidstaten is gebleken dat ze de kaarten nog even op de borst hebben gehouden en vooral kwamen om informatie te vergaren, niet om een standpunt in te nemen. Dat geldt op dit moment ook voor Nederland. We hebben diezelfde lijn bewandeld. We willen eerst meer informatie. Vervolgens nemen we een standpunt in.

Ik kom op het mooie, althans interessante onderwerp van de vermogende vreemdeling. Dat onderwerp wordt niet in Europees verband geregeld. Op dat punt hebben de lidstaten bij uitstek de gelegenheid om nationaal beleid te maken. In alle rust en vriendelijkheid zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen dat je niet appels met peren moet vergelijken omdat ze toevallig beide in de fruitmand liggen. Dat geldt ook voor asielzoekers en – daarover hebben we het – reguliere vreemdelingen. Je moet niet asielzoekers uit Syrië vergelijken met Chinese zakenlieden of zakenlieden uit Zuidoost-Azië. Dat is niet helemaal de goede vergelijking. Dan vergelijk je onvergelijkbare dingen met elkaar.

De voorzitter: Mevrouw Gesthuizen, u werd aangesproken, dus u mag een opmerking maken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind het prima om appels en peren niet met elkaar te vergelijken, maar we hebben het over mensen. Als ik Syriërs en Chinezen niet met elkaar mag vergelijken, laat ik dan Chinezen met Chinezen vergelijken. Nederland doet ook zijn best om mensen naar China uit te zetten. Ik erken zeker het verschil tussen reguliere migratie, die ook niet al te gemakkelijk is als je geen dikke portemonnee hebt, en vluchtelingenmigratie. Feit blijft echter dat mensen die hier niet voor de schone lucht naartoe komen maar vanwege het ontbreken van gewapende mannen met baarden die op straat met geweren lopen te zwaaien, niet al te welkom zijn, terwijl er aan de andere kant een groep mensen is die zeggen: de lucht is hier zo fijn en schoon, er is geen censuur en daarom wil ik hier graag wonen, met mijn dikke portemonnee. Deze mensen zijn welkom. Maar het zijn allemaal mensen!

Staatssecretaris Teeven: De vraag is helder, maar het antwoord is ook helder. Het Nederlandse vreemdelingenbeleid is zo dat Nederland een vluchthaven kan zijn als mensen daadwerkelijk een veilig heenkomen zoeken om te ontkomen aan mensen met baarden en messen die proberen hen kwaad te doen. Voor economische vluchtelingen, die denken dat het hier beter is dan in een ander werelddeel, zijn we echter wat strenger. Volgens mij is dat de situatie. Dat moet je naar het oordeel van het kabinet niet vermengen met de situatie van mensen die ergens anders wonen, hier een bedrijf willen opzetten, hier de economische activiteit willen aanjagen en ervoor zorgen dat de werkloosheid vermindert. De fracties van de SP en D66 spreken het kabinet er bij voortduring op aan om iets te doen aan de oplopende werkloosheid. Als we in staat zijn om ondernemers uit andere landen via deze regeling hier te krijgen, zodat de economische activiteit toeneemt en er bedrijfjes worden opgezet waar mensen langdurig in dienst kunnen zijn, dan valt dat volledig binnen de doelstelling van het kabinetsbeleid en volgens mij zelfs ook binnen hetgeen de oppositiefracties wat betreft het terugdringen van de werkloosheid vragen van dit kabinet. Dat moet overigens wel met alle waarborgen omgeven zijn. Mevrouw Gesthuizen en ik zijn het erover eens dat er ook risico's aan vastzitten, maar we zijn die risico's aan het beperken.

Wij hebben een aantal waarborgen ingebouwd, zoals de controle door Agentschap NL, de controle door de Financial Intelligence Unit en het niet direct afgeven van een permanente vergunning maar het eerst afgeven van een tijdelijke vergunning van een jaar, waarna wordt gekeken of de investeringen structureel zijn. Men zou immers ook nog kunnen bedenken: goh, ik koop een verblijfsvergunning voor een bepaald bedrag en na een jaar trek ik dat geld er weer uit en heb ik wel een verblijfsvergunning. Zo zei mevrouw Gesthuizen dat in haar inbreng. Wij gaan dus ook kijken of die investeringen ook structureel zijn. Met die waarborgen voert Nederland een nationaal beleid dat echt effect kan hebben. De heer Schouw vroeg wat anders, namelijk of wij in Europa nou moeten concurreren op dat onderwerp.

De voorzitter: Voordat u de vraag van de heer Schouw beantwoordt, heeft mevrouw Gesthuizen nog een vervolgvraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Inderdaad, Nederland is een hartstikke fijn land en wij hebben hier zeker relatief schone lucht, maar ik deel niet de conclusie van de Staatssecretaris dat iemand die vermogend is, wel een economische bijdrage kan leveren aan ons land en er wel voor kan zorgen dat het hier goed gaat, en iemand die minder vermogend is niet. Dat hoor ik hem toch vrij letterlijk zeggen. Ik zie niet in waarom investeerders niet sowieso welkom zouden zijn in Nederland. Daar heb je toch helemaal geen verblijfsvergunning voor nodig? Alleen krijg je die erbij.

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat dat wel nodig is, want die mensen willen langdurig in Nederland verblijven en als ze hier een bedrijf opzetten, komen er natuurlijk familieleden mee. Dat betekent dat ze een reguliere vergunning moeten krijgen. Die mogelijkheid wordt geboden als er sprake is van een structurele en langdurige investering en die investering daadwerkelijk bijdraagt aan de economische activiteit.

De heer Schouw vroeg: is het niet wenselijk dat er een EU-regeling komt voor vermogende vreemdelingen? Daar wordt in de JBZ-Raad nog niet over gesproken. Het is op dit moment nog geen onderwerp bij de EU, maar ik ben het absoluut met hem erover eens dat een aantal Europese lidstaten een soortgelijke regeling kent. Daarin wijkt soms het te investeren bedrag af, soms de duur dat de investering structureel moet zijn. Soms is de controle minder dan de controle die wij doen. Ik zag naar aanleiding van de presentatie van deze regeling commentaren in de vakpers waarin werd gezegd: Nederland zit wel een beetje aan de strenge kant qua controle en de wijze waarop dat allemaal gebeurt. Dus wij bekijken wel degelijk ook de negatieve effecten, maar wij willen hiermee de economische activiteit bevorderen, de werkloosheid terugdringen en bedrijven aantrekken, die de motor zijn van onze economie. Hierbij gaat het niet om het kopen van een huis door een rijke Chinees, maar om structurele investeringen in bedrijvigheid en het terugdringen van werkloosheid. Ik zie niet wat daarop tegen is.

De heer Schouw (D66): Ik had de Staatssecretaris wat doordachter geacht, want wat hij beweert, moet allemaal nog maar blijken. Dus een slag om de arm zou verstandig zijn. In mijn herinnering heeft collega Van Hijum een tijdje terug een motie (21 501-07, nr. 1037) ingediend om dit punt in Europees verband te bespreken. Die motie is aangenomen. Is daar geen gevolg aan gegeven? In het verlengde daarvan, collega's spraken al over de uitvoering van deze maatregelen en het fraudeaspect. Zegt het kabinet: wij gaan er eens een jaar mee werken, wij gaan het op die en die punten toetsen en komen er dan bij de Kamer op terug om te laten zien of het een succes is?

Staatssecretaris Teeven: Ik ben het met de heer Schouw erover eens dat je nu niet kunt zeggen dat het een succes is. Als je met iets begint, kun je niet al zeggen dat het een succes is. Maar ik heb wel uitgelegd dat de regeling, die een bepaalde doelstelling heeft, een succes kan worden. In dit verband vragen andere lidstaten niet om Europese regelgeving. Ze willen de vrijheid hebben om op dit punt zelf beleid te kunnen maken. Dat doet een aantal lidstaten ook. Wij zullen een aantal jaren bekijken hoe dit werkt. Na een jaar terugkomen heeft niet zo veel zin, want dan kun je nog niet beoordelen in hoeverre alle investeringen structureel zijn, maar wij zullen de Kamer uiteraard over enige tijd van informatie voorzien. De begrotingsbehandeling van volgend jaar kan een goed moment zijn om informatie te verschaffen over de vraag in hoeverre er gebruik van is gemaakt en hoe structureel het is. Dan is de regeling namelijk vijftien maanden van kracht. Dan hebben wij wat beter inzicht in de vraag of het tot iets heeft geleid.

De heer Schouw (D66): Ik zou dat willen arresteren als een toezegging. Wij krijgen die evaluatie dus volgend jaar bij de begroting, waarbij ook specifiek wordt ingegaan op de fraudebestendigheid van de regeling. Maar ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de motie-Van Hijum om dit in Europees verband te bespreken. Dat zeg ik niet om daar in Europees verband regels over af te spreken, want zo ver ging die motie niet. Het verzoek was gewoon om dat in Europees verband te bespreken, omdat competitie tussen Europese landen op de voorwaarden waaronder je zo'n verblijfsvergunning krijgt, een wat perverse werking heeft.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal nagaan of die motie bestaat, maar los van de vraag of die motie bestaat, is er helemaal niets op tegen om dat in Europees verband te bespreken en om het op de agenda van de JBZ-Raad te zetten, maar Nederland noch andere landen hebben op dit moment behoefte aan een Europese regeling.

Er is gevraagd in hoeverre het huidige voorstel verbindend is voor de lidstaten. Het onderhavige voorstel vervangt het besluit over de maritieme Frontex-operaties van 2010. In het besluit van 2010 stonden al bindende regels over de onderschepping van migranten in territoriale wateren. Daarnaast bevatte het besluit een aantal niet bindende voorschriften over de opsporing, de redding en het veilig aan wal brengen van drenkelingen. Het nieuwe voorstel bevat net als het besluit van de Raad maatregelen inzake de onderschepping van personen, in veel gevallen migranten op zee. Dat zijn nu ook bindende voorschriften over hoe de lidstaten daarmee om moeten gaan. Daarmee is ook gekozen voor een ander rechtsinstrument en andere wetgevingsprocedures. Die regels zijn nu vastgelegd in een verordening. Het Europees Parlement is medewetgever. De regels over onderscheppingen hebben nu dus een rechtstreekse werking in alle lidstaten. Er was eerder een probleem met de zuidelijke lidstaten omdat niet iedereen dat op dezelfde wijze oppakte, ook niet als er assistentie werd verleend.

De heer Schouw vroeg hoe toezicht wordt gehouden op de financiële middelen van Frontex. In principe doet het management board van Frontex dat. Dat is heel simpel. Maar dan zegt de heer Schouw: dat is mooi, maar dan keurt de slager zijn eigen vlees. Daarnaast maakt de begroting van Frontex onderdeel uit van de Europese begroting. Die zit dus ook in het normale toezichtsmechanisme van de EU-begroting. Dat betekent ook dat de Europese Rekenkamer kijkt naar de bestedingen van Frontex.

De heer Schouw (D66): Ten eerste weet ik niet of de Europese Rekenkamer dat jaarlijks doet en ook expliciet naar Frontex kijkt, maar stel dat die dat doet, hoe krijgen wij dat dan weer hier op tafel? Daar zit ik een beetje naar te zoeken. Ten tweede, zouden bewindspersonen vertegenwoordigd in de JBZ-Raad een opdracht kunnen geven aan een accountant of een groep mensen om de doelmatigheid en rechtmatigheid eens te toetsen? Het gaat om groot geld, dat wij met z'n allen betalen. Hoe houdt het Nederlandse parlement daar controle op?

Staatssecretaris Teeven: De heer Schouw snijdt een goed punt aan. Als hij mij toestaat, wil ik aan de MInister van Financiën vragen in hoeverre Financiën dat controleert. Dat weet ik niet precies. Anders debatteren wij daar niet diepgaand genoeg over. Ik zeg een brief toe aan de Kamer waarin ik schrijf hoe er controle wordt uitgeoefend op de uitvoeringsdiensten van de Europese Unie. Die informerende brief leidt vervolgens al dan niet tot aanvullende maatregelen.

De voorzitter: Kunnen wij daar een termijn van een maand op zetten?

Staatssecretaris Teeven: Ja, dat lijkt mij prima.

De heer Azmani vroeg waarom de Kamer niet op de hoogte wordt gehouden van Eurosur. De Tweede Kamer is conform de afspraak gedurende het hele proces over de stand van zaken van de onderhandelingen geïnformeerd in de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad en tijdens het AO over het Eurosur-voorstel. Ik zal de Kamer ook in de toekomst tijdig informeren over de voorstellen in Brussel.

De heer Azmani (VVD): Misschien komt de Staatssecretaris er zo meteen nog op onder het kopje van de slimme grenzen, maar als wij afspraken maken naar aanleiding van voorbehouden die wij als parlement hebben en als daar stappen in worden gezet, dan willen wij daar ook een terugkoppeling van krijgen.

Staatssecretaris Teeven: Dan zal ik eerst maar iets zeggen over de slimme grenzen. Ook de heer Schouw heeft daar een opmerking over gemaakt. In een AO hebben wij een behandelvoorbehoud aan de orde gehad. Dat is toen opgeheven. Samengevat was zijn vraag of er in de Raad voor gepleit is om een «go/no go»-moment in te bouwen in het Smart Border-pakket en wat daar de reactie op was van de andere lidstaten. Nederland heeft in de onderhandelingen in Brussel duidelijk een voorbehoud bij beide voorstellen geplaatst. Bij de eerste bespreking heeft Nederland net als een groot aantal andere lidstaten kritische vragen gesteld over de uitvoeringsconsequenties en de administratieve lasten voor overheid en burgers. Nederland heeft bij de eerste bespreking in Brussel duidelijk aangegeven dat de positie van Nederland ook zal afhangen van de vraag of de kosten gerechtvaardigd zijn ten opzichte van de baten van beide voorstellen. Dat standpunt wordt gedeeld door andere lidstaten. Het verslag van het Raadssecretariaat, waarnaar verwezen wordt, is een uitwerking van de algemene standpunten van de lidstaten bij de artikelen, maar het is geen woordelijk verslag van de onderhandelingen in Brussel.

De term «go/no go», die de heer Schouw ongetwijfeld heeft gemist in die verslagen, is als zodanig niet letterlijk benoemd in die verslaglegging, maar in de discussie tot nu toe blijkt dat er, in tegenstelling tot andere grootschalige ICT-trajecten, wel belangrijke beslismomenten zijn ingebouwd. Allereerst moet er een juridisch kader worden opgesteld. Dat zal tussentijds door ICT-agentschap eu-LISA worden getoetst. Daarna volgen de uitwerking van de technische specificaties en het daadwerkelijke bouwen van het systeem. Dus er wordt heel serieus omgegaan met de opmerkingen van de Kamer. Er is sprake van een stap-voor-stapbenadering, waarbij dat «go/no go»-moment wel degelijk in kaart is gebracht.

De heer Schouw vroeg naar het standpunt van het kabinet over de European Data Protection Supervisor (EDPS). In een eerder AO heb ik al aangegeven dat nut en noodzaak van beide voorstellen groot zijn. Ook de privacyaspecten zijn in dit kader van belang. Daar voert de uitvoerende organisatie een quickscan op uit. Daar had de heer Schouw op aangedrongen. Die quickscan wordt op dit moment afgerond. De resultaten daarvan zullen nog voor het zomerreces naar de Kamer worden gestuurd.

De heer Schouw (D66): Voor het zomerreces?

Staatssecretaris Teeven: Ja, voor het zomerreces.

De voorzitter: Over tien maanden?

Staatssecretaris Teeven: Ik las het voor; ik denk dat hier winterreces moet staan. Ik kijk even naar de ambtenaren. Het is herfstreces. Het is een zonnige insteek van de medewerkers, maar het zal wel herfstreces moeten zijn. Ik zie niemand knikken, maar het wordt herfstreces. Mocht het anders zijn, dan zal het wel winterreces zijn. Dat is in ieder geval iets wezenlijks anders dan zomerreces. Daarover zijn wij het met elkaar eens.

Kerstreces is het.

De voorzitter: Midden december.

Staatssecretaris Teeven: Zo is dat.

De heer Schouw vroeg naar mijn mening over het Franse voorstel om de bewaartermijn van data op te rekken naar 48 maanden. Dat voorstel ben ik nog aan het onderzoeken. Het is begrijpelijk vanuit het oogpunt van privacy om deze termijn kort te houden, maar wij moeten er ook rekening mee houden dat de gegevens van derde landen gedurende de hele periode van rechtmatig verblijf in het systeem moeten blijven. Ik ben het met de Fransen erover eens dat de bewaartermijnen van gegevens in de verschillende systemen wel goed op elkaar moeten aansluiten. Het zal nog enige tijd kosten om dat te perfectioneren.

De heer Azmani heeft gesproken over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot Schengen. Alle woordvoerders hebben daar in verschillende bewoordingen aandacht voor gevraagd. Onze positie is niet veranderd. Wij wachten op de rapportages in het kader van het Coöperatie en Verificatie Mechanisme (CVM). De datum van de publicatie daarvan is weer verschoven. Het is niet helemaal helder of die in maart volgend jaar of nog voor de kerst gaat plaatsvinden. Die rapportages zullen wij nauwkeurig bestuderen. Het is voor het kabinet belangrijk dat er duurzame en onomkeerbare hervormingen zijn doorgevoerd. Uiteraard ontvangt de Kamer een appreciatie van het kabinet, maar zijn standpunt over Bulgarije en Roemenië is niet veranderd.

Het is wel interessant om te zien of de landen die net als Nederland een hard standpunt hebben ingenomen de laatste maanden, met name Duitsland en Frankrijk, hun standpunt zullen wijzigen. In het standpunt van de Franse regering is enige wijziging te zien. Van de Duitse regering weten wij het op dit moment niet, maar de verwachting is dat zij hetzelfde standpunt heeft als de Nederlandse. Het ligt dan ook niet voor de hand dat Nederland opnieuw een alleingang moet maken op dit onderwerp, maar het is ook niet onmogelijk.

De heer Azmani vroeg hoe het kabinet omgaat met visumliberalisatie in relatie tot de landen van het Oostelijk Partnerschap. Visumliberalisatie kan positief zijn op grond van economische redenen. Zakenlieden en toeristen kunnen dan gemakkelijk reizen. Buitenlandpolitieke gronden kun je daar ook bij bedenken, maar het is een langdurig proces waar een groot aantal voorwaarden aan wordt gesteld. Dat heb ik ook met de MInister van Buitenlandse Zaken besproken. Daarbij gaat het onder andere om het tegengaan van illegale migratie, documentveiligheid en politieke hervormingen. Dat zijn voorwaarden die bij visumliberalisatie altijd een rol spelen. Als aan al die voorwaarden wordt voldaan, kun je komen tot visumliberalisatie, niet eerder. De meeste landen van het Oostelijk Partnerschap zitten op dit moment in de fase van visumfacilitatie. Ook daarbij geldt dat moet worden samengewerkt op het gebied van terug- en overname.

Mevrouw Maij vroeg hoe het zit met de onderscheiden landen Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland. Met Wit-Rusland zal er niets gebeuren. Daar kan ik helder over zijn. Gezien de stand van zaken in de onderhandelingen met de andere vijf landen is het op dit moment niet verstandig dat ik daar hier in het openbaar iets over zeg. Als de Kamer daar prijs op stelt – ik kijk even naar u, voorzitter – zal ik haar vertrouwelijk informeren over de stand van zaken in de onderhandelingen met die vijf landen.

De voorzitter: Ik denk dat mevrouw Maij daar prijs op zou stellen, ja.

Staatssecretaris Teeven: Dan zeg ik toe dat ik de Kamer vertrouwelijk informeer over de stand van zaken in die onderhandelingen.

Dan kom ik op het blokje diverse onderwerpen. De heer Schouw vroeg hoe het staat met de prejudiciële vragen van de Raad van State over de Nederlandse inburgeringsvereisten. Het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake twee zaken die zien op het Nederlands inburgeringsvereiste loopt nog. Ik ben in afwachting van de uitspraak. Pas na het hoger beroep wordt duidelijk of die prejudiciële vragen er komen.

Dan kom ik bij de heer Fritsma. Ik heb al iets over Griekenland gezegd, maar misschien heb ik hem iets tekortgedaan. Hij vroeg: gaat dat nou wel goed met die Grieken? Ik ben daar geweest. Ik ben onder de indruk van de daadkracht waarmee in ieder geval in de oostelijke regio, het grensgebied tussen Griekenland en Turkije, zaken zijn gerealiseerd. Dat is wellicht een van de redenen waarom er nu ook druk ligt op Bulgarije. Het begin van een functioneren van de asiel- en opvangdienst is een cruciale stap in de ontwikkeling van het Griekse asielsysteem. De samenwerking met de Turken is verbeterd. Er zijn op dit moment daadwerkelijk afspraken gemaakt met Turkije over het terugnemen van mensen die illegaal de grens proberen over te steken. Maar in alle eerlijkheid, Griekenland is er nog niet. Het doet van alles aan de situatie in de opvangcentra, maar die moet wel verbeteren. Dat geldt ook voor de situatie in de detentiecentra. Ook moet de capaciteit van de open opvangcentra worden vergroot. Daar vraagt Griekenland iedere keer weer middelen voor aan andere lidstaten, maar daar zijn andere lidstaten niet zo vreselijk scheutig mee.

De heer Fritsma had het over Eurocommissaris Malmström, die meer legale migratie wil. De heer Fritsma verwoordde het als «de zegeningen van het beleid van de Unie». De inzet van Nederland in Brussel is dat een selectief migratiebeleid wenselijk is, zeg ik ook tegen mevrouw Gesthuizen. Hooggekwalificeerden zijn welkom, bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoekers. Voor laaggeschoolden moet naar het oordeel van het Nederlandse kabinet een restrictief beleid blijven bestaan. Er is geen reden om dit beleid te wijzigen. Ik krijg van andere lidstaten ook geen enkel signaal dat zij een soepeler asielbeleid voeren op dit moment. Het gaat hier overigens niet over asielzoekers; die vormen een andere categorie.

De heer Azmani had een vraag die eigenlijk een voortzetting is van een vraag die de heer Van Hijum in een eerder overleg in het kader van de JBZ-Raad heeft gesteld. Die ging over de uitvoering van de Schengenvoorstellen. Hij vroeg wat die Schengenvoorstellen voor gevolgen hebben voor het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV). Dat ziet op de mogelijkheid om controles uit te voeren op het eigen grondgebied. Dat heeft niets te maken met de herinvoering van grenscontroles. Voor het MTV bestaat er een andere wettelijke grondslag voor het MTV. Vanuit die andere wettelijke grondslag wordt het MTV op dit moment uitgevoerd. Daar heb ik in april een brief over gestuurd.

Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord.

De voorzitter: Wij hebben nog iets minder dan een halfuur voor de tweede termijn. Ik stel een spreektijd voor van twee minuten, zonder interrupties.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik ben heel snel klaar. De Staatssecretaris en ik zijn het wederom over een groot aantal zaken niet eens en zullen dat voorlopig waarschijnlijk ook niet worden.

Ik wil nog twee zaken vragen waar ik nog recht op meen te hebben. Krijg ik nog te horen of uitzettingen naar Bulgarije aan de orde zijn? Dat heb ik nog niet gehoord.

De voorzitter: Die vraag zou de Staatssecretaris in tweede termijn beantwoorden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Oké.

Ik heb ook nog geen specifieke uitlatingen van de Staatssecretaris gehoord over de partiële toetreding. Hij zei wel: ons standpunt blijft ongewijzigd. Daar hebben wij het best vaak over gehad, maar nu ga ik er dus eventjes van uit – ik hoop dat ik dat goed heb onthouden – dat het standpunt van het kabinet dus ook is dat er ook geen sprake kan zijn van partiële toetreding.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn toezeggingen. Ik heb nog drie puntjes. Ten eerste kom ik op de initiatieven die Nederland zou kunnen ontplooien om de Europese coördinatie rondom Syrië te versterken. De Staatssecretaris vertelt wat daar gebeurt, maar niet of Nederland komt met nieuwe initiatieven. Naar dat laatste ben ik op zoek. Komt de Staatssecretaris dus met initiatieven, ja of nee?

Ten tweede, de Staatssecretaris heeft toegezegd dat hij komt met een plan van aanpak om de gezinsherenigingsrichtlijnen aan te passen, zoals in het regeerakkoord staat. Hij snapt natuurlijk dat mijn fractie deze kansloze missie van zeer nabij wil volgen. Dus wanneer komt dat prachtige plan?

Ten derde, in het kader van slimme grenzen zei de Staatssecretaris dat je de term «go/no go» niet kunt terugvinden maar dat het wel is besproken. Ik zou een indicatie willen hebben van wanneer die «go/no go»-beslissing valt. Is dat voor een herfstreces, een kerstreces, een zomerreces?

Tot slot, ook bij slimme grenzen was er kritiek van de Europese privacywaakhond over de vingerafdrukken. Op dat punt heeft de Staatssecretaris mij eerder in een plenair debat de toezegging gedaan dat hij met materiaal zou komen dat aantoont dat tien vingerafdrukken een betere match oplevert dan twee. Ik heb dat nog niet ontvangen. Kan hij mij nogmaals vertellen wanneer ik dat kan ontvangen?

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Wat de MTV-controles betreft, was mijn vraag niet dat een en ander niet zag op de EU-oproep in het kader van het MTV, maar in het kader van het vrije verkeer van personen. Mijn vraag was wat de laatste stand van zaken was. De Staatssecretaris gaf zelf aan dat hij de MTV-controles wilde intensiveren, maar dat daar beperkingen op liggen en dat hij zoekt naar flexibiliteit, onder andere bij Duitsland. Ik zou graag iets horen over de laatste ontwikkelingen in de intensivering van MTV-controles. Dat hoeft overigens niet tijdens dit AO.

Daarnaast had ik nog een vraag openstaan over het gezamenlijk terugkeerbeleid, dat onderdeel is van het gezamenlijk buitenlandbeleid. Lidstaten steunen Nederland daar ook in, maar zijn daar al concrete voorstellen over gedaan?

Tot slot kom ik op de informatievoorziening. Ik ben blij met de toezegging van de Staatssecretaris over Eurosur, maar over de informatieoverdracht aan de Kamer over Eurosur wil ik nog wel wat opmerken. In een verslag van 21 juni werd aangegeven dat er geen akkoord was, terwijl in een persbericht van 14 juni stond dat er wel een akkoord was. Na 21 juni heb ik geen andere informatie gezien aan de Kamer. Het gaat mij om die elementen. Ik wil dat er meer informatie over Brusselse voorstellen naar de Kamer komt op een gestructureerdere manier.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik heb nog slechts drie opmerkingen of vragen.

Ten eerste moeten Syrische vluchtelingen niet naar Nederland komen, maar door de golfstaten worden opgevangen. De PVV zal blijven volgen hoe het kabinet dat vormgeeft.

Ten tweede kom ik op de filosofie van Eurocommissaris Malmström. Zij heeft vandaag gezegd dat er meer manieren van legale migratie naar Europa moeten komen. Zij heeft ook in de onderliggende stukken gesteld dat immigratie kan helpen om de economie erbovenop te krijgen. Dat is heel veel onzin tegelijk vanuit de Europese Commissie. Ik vraag de Staatssecretaris om in Brussel tegen Commissaris Malmström te zeggen: u verkoopt onzin. De Staatssecretaris zegt hier dat de inzet van Nederland is om te pleiten voor een selectief migratiebeleid, maar ik vraag de Staatssecretaris om zich in Brussel veel feller te verzetten tegen de onzin die met name mevrouw Malmström verkoopt.

Ten derde kom ik op de controle van de Europese Commissie op wellicht stiekeme controle van de binnengrenzen door lidstaten zoals Nederland. Dat is de omgekeerde wereld. De Europese Commissie moet niet bekijken wat er aan de Europese binnengrenzen gebeurt. Zij moet zich inzetten voor het dichten van de lekke buitengrenzen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de inzet is om de Europese Commissie af te houden van het sturen van controleteams die bekijken of Nederland niet stiekem aan grenscontroles doet? Dat is namelijk een belediging.

Voorzitter: Fritsma

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording in eerste termijn. Dank voor zijn toezegging om de situatie in Bulgarije volgende week met zijn Bulgaarse collega te bespreken. Wij zien dat ook graag terug in het verslag. Hetzelfde geldt voor de bespreking van de situatie in Italië.

Ook dank ik de Staatssecretaris voor zijn toezegging ons vertrouwelijk te informeren over de stand van zaken rondom de onderhandelingen met de landen van het Oostelijk Partnerschap.

Tot slot heb ik nog een klein puntje van zorg. De Staatssecretaris gaf aan in een bijzin in zijn bijdrage over Griekenland dat Griekenland weliswaar stappen vooruit zet en soms een stapje achteruit, maar dat het lastig is om voldoende middelen te vinden om de stappen die Griekenland vooruit zou willen zetten, te kunnen zetten. In dat licht wil ik hem vragen nog een keer in te gaan op de vraag die ik hem in eerste termijn stelde, namelijk hoe wij de lidstaten kunnen stimuleren en faciliteren om verbeterde voorzieningen op te zetten die nodig zijn, onder meer in Griekenland.

Voorzitter: Maij

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Dank voor de opmerkingen in tweede termijn van de leden. Allereerst kom ik op de opmerking van mevrouw Gesthuizen over de Dublinclaims op Bulgarije. Wij hebben hiervan een indicatie; ik houd een kleine slag om de arm. Het aantal claims is beperkt. In 2012 waren er 30 die werden terug geclaimd op Bulgarije. In de eerste negen maanden van 2013 zijn het er 15. Ik wil nogmaals bepleiten dat wij de uitkomst van de missie afwachten, zodat wij weten waar de Bulgaren concreet behoefte aan hebben. De Bulgaarse regering neemt op dit moment maatregelen om de situatie het hoofd te bieden. Wij moeten niet eenzijdig beslissen om niet meer te claimen op Bulgarije als wij dat niet in Europees verband doen. Dat lijkt mij onverstandig. Maar de aantallen zijn laag. Dat van die missie gaat vrij snel gebeuren. Daar krijgen wij dinsdag al een mondelinge rapportage van. Vrij snel daarna kunnen wij de Kamer daarover informeren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is natuurlijk heel prettig, maar dan is het toch ook een heel kleine moeite om nog eventjes te wachten met de mogelijke uitzetting van die een of twee mensen totdat wij zeker weten dat, als zij worden uitgezet, zij in verbeterde omstandigheden terechtkomen?

Staatssecretaris Teeven: Die toezegging ga ik niet doen, want ik weet niet om welke mensen het gaat en over wie wij spreken. Als het om criminele of overlastgevende vreemdelingen gaat en die in een andere lidstaat thuishoren, dan is het beleid van dit kabinet om ze vrij snel te claimen op die andere lidstaat. Wij weten niet over wie wij spreken in de toekomst. Het lijkt me dus vrij ingewikkeld om op dit moment een toezegging te doen over individuele zaken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is toch heel erg raar? Ik weet niet over welke mensen het gaat en als ze teruggestuurd kunnen worden, staat de Staatssecretaris niets in de weg om ze terug te sturen naar Bulgarije. Maar wij hebben het over mensen die misschien in zeer slechte omstandigheden terechtkomen en dan zegt de Staatssecretaris: het is misschien een crimineel, dus dat kan ik hier niet toezeggen.

Staatssecretaris Teeven: Er zijn nog veel onzekerheden. Wij weten volgende week wellicht meer. Dan weten we ook meer over welke maatregelen Bulgarije kan nemen en in hoeverre de situatie kan verbeteren. Het is dus nu wat te vroeg om even los in de lucht een toezegging te doen. Het is heel gemakkelijk om tegen de Kamer te zeggen: die een, twee, drie of vijf mensen die daar de komende weken voor in aanmerking komen, zet ik niet uit. Maar ik wil de informatie die ik krijg, even afwachten en bekijken welke maatregelen de Bulgaarse regering neemt. Dan zullen wij opnieuw bezien of wij binnen Europees verband moeten overgaan tot opschorting.

De heer Schouw had het over vermogende vreemdelingen. Hij refereerde aan een motie van de heer Van Hijum. Er is inderdaad een motie (21 501-07, nr. 1037) ingediend met het verzoek aan de regering om zich te verzetten tegen koppelverkoop van verblijfsvergunningen. In de toelichting van die motie werd het voorbeeld van Cyprus genoemd. Daar ging het over het kopen van een huis in ruil voor een verblijfsvergunning. Die motie is toen aangehouden. Op 25 april jl. heeft het MInisterie van Financiën mede namens mij een brief aan de Kamer gestuurd waarin werd verwezen naar het nationale beleid van een lidstaat op dat punt en de Wet modern migratiebeleid. Die motie is toen opnieuw aangehouden. Zij is niet in stemming gebracht, wellicht omdat de indiener tevreden was met die brief. Dat is op dit moment de stand van zaken rondom de motie die de heer Schouw direct uit zijn geheugen viste en ik via het ambtelijk apparaat heb kunnen opduiken.

De heer Schouw heeft nog opmerkingen gemaakt over twee onderwerpen die vandaag niet op de agenda staan. Een daarvan was de gezinsherenigingsrichtlijn. Daar ben ik mee aan het puzzelen. Ik ben de afgelopen maanden eerst voortvarend aan het werk gegaan met onderwerpen waar de Kamer om gevraagd had naar aanleiding van het Dolmatov-debat. Daarbij verwijs ik naar de brief van 13 september. Dit is een ander onderwerp van het vreemdelingenbeleid. Dat krijgt ook aandacht. Het staat vandaag niet op de agenda, maar op het moment dat daar veel over te zeggen valt, zal ik de Kamer daar meteen over informeren.

De voorzitter: Dat lijkt mij afdoende, toch?

De heer Schouw (D66): Nee, want dit is een open eind. Dat weet de Staatssecretaris als geen ander. Het staat in het regeerakkoord. Dat is nu bijna een jaartje onderweg. Dus is het een kwestie van maanden, weken of jaren?

De voorzitter: Volgens mij geldt het regeerakkoord voor een regeertermijn van best een aantal jaren, maar ik geef het even door aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven: Het zou wat onsportief en kinderachtig zijn als ik zeg dat er tijd zat is als ik het maar voor 2017 realiseer. Maar de heer Schouw weet net als ik, aangezien ik weleens eerder wat openhartig ben geweest, dat het niet mijn hoogste prioriteit had en dat ik in een aantal andere terreinen, waar de heer Azmani bijvoorbeeld een vraag over gesteld heeft, wat meer energie steek. Maar als er iets te melden is op dit terrein, zal ik de Kamer daarover informeren.

Er werd gevraagd hoe er op Europees niveau concreet wordt samengewerkt om terugkeer voor elkaar te krijgen. De vraag was zo'n beetje: voornemens zijn mooi, maar waar leiden al die lunches en diners in Brussel nou allemaal toe? Die leiden in ieder geval tot het gezamenlijk afsluiten van Terug- en Overnameovereenkomsten met derde landen. Ze hebben geleid tot gezamenlijke terugkeervluchten naar landen waar wij nog niet eerder waren geweest, onder coördinatie van Frontex. Ze hebben geleid tot operationele samenwerking tussen de terugkeerdiensten van verschillende EU-lidstaten en de uitwisseling van expertise in casu terugkeer, met het oog op de harmoniserende werking van terugkeeractiviteiten. Ze hebben ook geleid tot een gezamenlijke benadering ten aanzien van een aantal landen waarnaar op dit moment nog geen enkele terugkeer mogelijk is maar waarbij wij gedwongen terugkeer binnen zeer afzienbare tijd weer ter hand gaan nemen.

Ik noem als voorbeeld Somalië. Daar zat totaal geen beweging in, maar door de samenwerking van een aantal Europese lidstaten en de Verenigde Staten zijn wij nu in staat om mondjesmaat gedwongen terugkeer naar Somalië te bewerkstelligen, zowel naar Somaliland als naar Mogadishu.

De heer Azmani (VVD): Worden er niet meer gezamenlijke voorstellen gepresenteerd op het gebied van het gezamenlijk buitenlandbeleid in die zin dat het financiële consequenties heeft als landen weigerachtig zijn om gedwongen terugkeer van hun eigen onderdanen te faciliteren? Worden die gedachten al met elkaar besproken?

Staatssecretaris Teeven: Zeker. Ik kan als voorbeeld hervestiging noemen. Je kunt zeggen: wij gaan Afrikaanse landen die daar behoefte aan hebben, helpen met hervestiging. Dan zegt de Nederlandse regering in samenwerking met andere landen: wij zijn best bereid om mee te werken aan hervestiging, maar dan willen wij ook zien dat er wordt meegewerkt aan terugkeer. Van veel landen zegt de UNHCR dat hervestiging een goede oplossing zou zijn, maar wij moeten ook bekijken of landen meewerken aan gedwongen terugkeer. Die onderwerpen worden op dit moment in Europees verband daadwerkelijk aan elkaar gekoppeld.

De heer Azmani maakte een opmerking over het MTV. In de brief van 4 april heb ik aangegeven dat de controles op treinen zullen worden uitgebreid. Dat is in voorbereiding bij de KMar op dit moment. Daarnaast zoekt de KMar samenwerking met Duitse partners. En er vinden op dit moment gezamenlijke controles plaats met de Duitsers.

Ik heb nogmaals notie genomen van de opmerkingen van de heer Azmani over 21 juni en 14 juni. Zoals de MInister vanmorgen beterschap heeft beloofd inzake de informatievoorziening over de JBZ-Raad met betrekking tot justitie, beloof ik nu beterschap op het terrein van immigratie. Wij zullen er scherp op zijn om ervoor te zorgen dat die verslaglegging perfect in orde is. Ik kijk nu even naar de ambtenaren rechts van mij, omdat ik het idee heb dat het ook wordt opgepakt als ik scherp kijk. Zo doet de MInister dat ook vaak; hij kijkt dan vaak naar mij, maar ik kijk nu wat verder.

De voorzitter: Toch zullen wij u erop blijven aanspreken.

Staatssecretaris Teeven: Dat lijkt mij buitengewoon verstandig.

Het «go/no go»-moment blijft de heer Schouw bezighouden. Dus alle informatie die ik daar nu over kan geven, geef ik; het kan maar helder zijn. Ook de Commissie heeft aangegeven dat het juridisch kader na eerste lezing van de voorstellen helder is. De verwachting is dat de eerste lezing eind 2014, begin 2015 wordt afgerond. Dat is mijns inziens een heel duidelijk «go/no go»-moment. Dat is het moment waarop het echt moet gaan gebeuren.

Mevrouw Maij vroeg hoe het staat met Griekenland. Er zijn op dit moment ondersteuningsteams actief in Griekenland. Een en ander hoeft natuurlijk niet altijd langs de financiële lijn te gaan. Soms geven de KMar en andere diensten van de lidstaten ondersteuning. Dat vindt op dit moment plaats in Oost-Macedonië en Thracië. Het Griekse actieplan wordt op dit moment ook gefinancierd vanuit de EU-structuurfondsen. Het gat in de begroting van dit actieplan wordt dus steeds kleiner, zowel in materiële zin, omdat er nog steeds menskracht in Griekenland wordt ingezet, als in financiële zin, omdat er wordt geput uit de EU-structuurfondsen.

Daarmee denk ik alle vragen van de commissie te hebben beantwoord.

De heer Schouw (D66): Over vingerafdrukken heeft de Staatssecretaris plenair iets toegezegd. Ik heb dat verbonden met de kritiek van de Europese privacywaakhond op de slimme grenzen. Die gaat namelijk ook over vingerafdrukken.

Staatssecretaris Teeven: Ik kan mij nog goed herinneren dat ik dat heb toegezegd in de plenaire zaal. Toen werd gevraagd: waarom zijn er tien vingerafdrukken nodig als twee of vier genoeg zijn?

De heer Schouw (D66): De Staatssecretaris ging het antwoord daarop terstond opsturen naar de Kamer.

Staatssecretaris Teeven: Nou, terstond niet. Ik heb gezegd: ik ga u dat sturen. Nu is mijn geheugen weer wat beter. Ik kan mij nog heel goed herinneren wat ik toen heb gezegd. Dat staat overigens vandaag niet op de agenda, maar ik zal dat met spoed ter hand nemen en de toezegging gestand doen die ik in de plenaire zaal heb gedaan.

De voorzitter: Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording in tweede termijn.

Ik heb vijf toezeggingen gehoord. Die heeft de griffier genoteerd. Ik ga ze oplezen.

Ten eerste, de Staatssecretaris zegt toe de Kamer voor 10 oktober bij brief te informeren over zijn standpunt over naar Nederland reizende familieleden van Syrische vluchtelingen.

Ten tweede, de Staatssecretaris zegt toe de Kamer te informeren over het aantal teruggestuurde Dublinclaimanten naar Bulgarije met inachtneming van terugkoppeling daarover in de komende JBZ-Raad.

Staatssecretaris Teeven: Dat heb ik net gedaan.

De voorzitter: Dan zullen wij dat alleen in het verslag van de JBZ-Raad zien. Het eerste deel heeft de Staatssecretaris net mondeling toegelicht.

Ten derde, de Staatssecretaris zegt toe bij de begroting van 2015 aan te geven wat de baten zijn van de vreemdelingenregeling voor vermogende vreemdelingen, hoeveel vreemdelingen van de regeling gebruik hebben gemaakt en in hoeveel gevallen zich eventueel fraude heeft voorgedaan.

Ten vierde, de Staatssecretaris zegt naar aanleiding van vragen over het toezicht op de financiën van Frontex toe de Kamer te informeren over de controle op uitvoerende Europese dienst Frontex na overleg met de MInister van Financiën.

Ten vijfde, de Staatssecretaris zegt toe de Kamer vertrouwelijk te informeren over de onderhandelingen over visumfacilitatie en terug- en overname met de landen van het Oostelijk Partnerschap.

Ik dank de Staatssecretaris, de mensen in de zaal, de collega's en de Griffie.

Sluiting 15.26 uur.