Ontvangen 3 februari 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7, eerste lid, als volgt te luiden:
1. Onze minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur toestemming verlenen gegadigden bij de inschrijving voor een opleiding te selecteren volgens door het instellingsbestuur vast te stellen criteria en in samenhang daarmee voor de geselecteerde studenten een collegegeld vast te stellen dat hoger is dan het bedrag van het wettelijk collegegeld dat op grond van artikel 7.45, zevende lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.
2. In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7, vierde lid, als volgt te luiden:
4. Het hogere collegegeld bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste vijf maal het bedrag van het wettelijk collegegeld dat op grond van artikel 7.45, zevende lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.
B
Artikel II, onderdeel D, komt te luiden:
D
Artikel 9.33a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b, wordt «de hoogte van het instellingscollegegeld dient te blijken» vervangen door: de hoogte van het instellingscollegegeld en die van het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, dienen te blijken.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel a vervalt het woord «en».
b. In onderdeel b, wordt «het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46,» vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46 en het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid,.
c. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een komma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
d. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de selectiecriteria en de selectieprocedure bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder b,
e. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld, bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder c, en
f. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de selectie, bedoeld in artikel 7.9b, eerste lid.
C
Artikel II, onderdeel E, komt te luiden:
E
Artikel 10.20a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b, wordt «de hoogte van het instellingscollegegeld dient te blijken» vervangen door: de hoogte van het instellingscollegegeld en die van het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, dienen te blijken.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel a vervalt het woord «en».
b. In onderdeel b, wordt «het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46,» vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46 en het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid,.
c. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een komma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
d. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de selectiecriteria en de selectieprocedure bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder b,
e. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld, bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder c, en
f. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de selectie, bedoeld in artikel 7.9b, eerste lid.
Deze nota van wijziging bevat de uitwerking van enkele toezeggingen die zijn gedaan in de nota naar aanleiding van het verslag. Het gaat om zekerstelling van adviesbevoegdheden van de universiteitsraad respectievelijk de medezeggenschapsraad en de vertegenwoordiging van de studenten daarbinnen in een aantal zaken die rechtstreeks voortvloeien uit «ruim baan voor talent». Verder wordt er een redactionele aanpassing aangebracht in artikel 7.45 van de WHW.
Onderdeel A
In het wetsvoorstel (artikel II, onderdeel A) werd voorgesteld daar waar artikel 7.43 stond dit te vervangen door artikel 7.45. Bij nader inzien is hier een nauwkeuriger verwijzing gewenst omdat het bedrag weliswaar bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld maar vervolgens door indexering jaarlijks wordt verhoogd. Er is dus geen sprake van een vast bedrag maar van een jaarlijks ander bedrag.
Onderdeel B
In dit onderdeel is alsnog geregeld dat de universiteitsraad adviesbevoegdheid krijgt ten aanzien van het het hogere collegegeld dat met dit wetsvoorstel mogelijk wordt gemaakt. Eenzelfde bevoegdheid was al toegekend (artikel II, onderdeel D) aan de studentengeleding binnen de universiteitsraad ten aanzien van het vaststellen van een regeling voor de selectiecriteria en de selectieprocedure van gegadigden bij de inschrijving voor een speciale opleiding (artikel 6.7a, eerste lid, onder b) en van een regeling van de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld (artikel 6.7a, eerste lid, onder c). Die bevoegdheid wordt preciezer geformuleerd. Een nieuwe adviesbevoegdheid voor de studentengeleding is toegekend ten aanzien van de regels die het instellingsbestuur vaststelt voor de selectie van studenten voor een speciaal traject, gericht op het behalen van een hoger niveau (artikel 7.9b). Voor universiteiten die hebben gekozen voor een gedeelde medezeggenschapsstructuur geldt op grond van artikel 9.30, derde lid, dat aan de studentenraad via de medezeggenschapsregeling een medezeggenschapspositie moet worden geboden die ten minste gelijkwaardig is aan hetgeen hiervoor beschreven is. Daarvoor hoeft geen aparte voorziening te worden getroffen.
Onderdeel C
In dit onderdeel is voor de medezeggenschap op hogescholen hetzelfde geregeld als hiervoor in onderdeel B is toegelicht ten aanzien van de universiteiten. Ook hier geldt dat voor de hogescholen die hebben gekozen voor een gedeelde medezeggenschapsstructuur geen aparte voorzieningen nodig zijn.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra