Gepubliceerd: 3 december 2009
Indiener(s): Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken) (CDA), Tjeenk Willink
Onderwerpen: recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32251-4.html
ID: 32251-(R1905)-4

32 251 (R 1905)
Goedkeuring van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 15 oktober 2009 en het nader rapport d.d. 20 november 2009, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 2 september 2009, no. 09.002.371, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173), met memorie van toelichting.

Het Verdrag voorziet in een brede aanpak van gedwongen verdwijning van personen van overheidswege. De kern van het Verdrag vormt de verplichting tot strafbaarstelling van het misdrijf van gedwongen verdwijning. Tevens roept het Verdrag een toezichthoudend mechanisme in het leven, het Comité voor gedwongen verdwijningen. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

De goedkeuring van het Verdrag wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd. In de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat de regering van de Nederlandse Antillen heeft aangegeven medegelding van het Verdrag voor haar land wenselijk te achten, doch dat nog niet is voorzien in de noodzakelijke uitvoeringswetgeving. Het is niet duidelijk wanneer deze procedure zijn beslag zal krijgen. De regering van Aruba beraadt zich nog over de wenselijkheid van medegelding van het Verdrag voor haar land2.

Gelet op het belang van de voorkoming en bestrijding van gedwongen verdwijningen van overheidswege en de bescherming van de slachtoffers ervan adviseert de Raad de medegelding van het Verdrag in alle landen van het Koninkrijk te bevorderen en in de toelichting te vermelden wanneer de benodigde uitvoeringswetgeving naar verwachting gereed zal zijn. Indien dit niet mogelijk is, adviseert hij in de toelichting uiteen te zetten wat de consequenties zijn van het uitblijven van deze uitvoeringswetgeving en daarbij het belang van het Koninkrijk en van de internationale rechtsorde bij tijdige goedkeuring en ratificatie van het onderhavige verdrag voor het gehele Koninkrijk te betrekken. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 september 2009, nr. 09.002.371, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 oktober 2009, nr. W03.09.0335/II/K, bied ik U hierbij aan.

Ingevolge het advies van de Raad is de memorie van toelichting onder 1.4. op het onderdeel Koninkrijkspositie aangevuld. Daarin is opgenomen dat de Arubaanse regering het ook wenselijk acht dat het verdrag mede voor haar land zal gelden.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Minister van Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State van het Koninkrijk is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Memorie van toelichting, paragraaf 1.4.