Vastgesteld 26 januari 2010
De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
ALGEMEEN
1. Inleiding 1
2. Herinrichting en versterking van de waarborgen voor de integriteit en kwaliteit van de beroepsuitoefening 3
2.1 De invoering van algemeen preventief toezicht – «toezicht op de naleving» 3
2.2 Wijzigingen met betrekking tot de tuchtrechtspraak 4
2.3 Intercollegiale kwaliteitstoetsing door de KNB 4
2.4 Aanvullende maatregelen omtrent benoeming, schorsing en ontslag 5
2.5 Ambtsgeheim, geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht 5
3. De toegevoegd notaris 6
4. Wijziging Wet op het centraal testamentenregister 7
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 7
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel dat rechtstreeks voortvloeit uit de evaluatie van de Wet op het notarisambt (Wna). In deze evaluatie werd geconcludeerd dat de sector kampt met integriteitsproblemen.
Deze leden waarderen de trits aan maatregelen waarmee het toezicht versterkt wordt. Zij vragen echter of de regering meent dat met dit wetsvoorstel de integriteitsproblemen voldoende kunnen worden aangepakt. Is het niet zo dat de geconstateerde integriteitsproblemen zich concentreren in de vastgoedsector? Is het de regering bekend dat de winnaars in het vastgoednotariaat die notarissen zijn die het meest effectief op de kosten kunnen bezuinigen? Erkent de regering dat deze notarissen vaak op of net onder de grens balanceren van wat kwalitatief afgeleverd moet worden? Herkent zij dit «cowboygedrag» in het vastgoednotariaat? Is overwogen voor die sector aanvullende maatregelen af te kondigen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie leggen in dit kader graag de volgende gedachte voor. Een belangrijke belemmering om te komen tot een goed functionerende en transparante markt, is het gegeven dat de kwaliteit van de producten die notarissen leveren per definitie moeilijk toetsbaar is. Zo ontstaat een tendens dat er vooral op prijs geconcurreerd wordt. Herkent de regering deze tendens? Acht zij deze tendens wenselijk? Is de regering bereid na te gaan of het wenselijk en mogelijk is een systeem te ontwikkelen waarbij – bijvoorbeeld via een puntensysteem – ook de kwaliteit van de geleverde diensten toetsbaar wordt voor de burger? Het zou ook voor het functioneren van de notaris en het aanzien van het ambt goed zijn als geconcurreerd kan worden op een ideale prijs/kwaliteitverhouding. Dan moet naast een transparante prijs, ook een transparante kwaliteit geleverd worden. Graag ontvangen genoemde leden een reactie op deze punten.
Deze leden hechten eraan dat de herziening van het toezicht en het tuchtrecht van het notariaat zoveel mogelijk synchroon loopt met de andere juridische beroepsgroepen. Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot de nieuwe kaderwet tuchtrecht, die eerdaags bij de Kamer verwacht wordt? Kan worden aangegeven op welke punten de nieuwe kaderwet gaat afwijken van onderhavig wetsvoorstel?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de tuchtrechtelijke handhaving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) onlangs is geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie zal worden bezien of aanpassing van de toezichtsbevoegdheden op grond van de Wwft noodzakelijk is. In het eerste kwartaal van 2010 zal een kabinetsstandpunt volgen. Heeft de regering nog overwogen om onderhavig wetsvoorstel aan te houden en de conclusies mee te nemen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij delen de doelstelling van het wetsvoorstel om te komen tot een verbetering van de integriteit en kwaliteit van het notariaat. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog wel vragen en opmerkingen die hieronder aan de orde zullen komen.
Deze leden kunnen niet anders dan constateren dat veel van de huidige zorgen en vragen met betrekking tot de integriteit van sommige notarissen direct samenhangen met de gevolgen van de invoering van de nieuwe Wna, met name door de introductie van de marktwerking in het notariaat. Daarom merken zij op dat alleen het versterken van het toezicht op het notariaat niet voldoende zal zijn om alle problemen op dit terrein op te lossen. Terugdraaien van de marktwerking in het notarisambt zou daar een zeer belangrijke bijdrage aan kunnen leveren.
Voornoemde leden kunnen zich vinden in het voornemen van de regering om het externe toezicht op het notariaat te versterken. Dat is een noodzakelijke stap om het voortgaande verlies van integriteit en kwaliteit binnen het notariaat een halt toe te roepen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij achten het van belang dat de integriteit en kwaliteit van het notariaat zo veel mogelijk wordt bevorderd. Deze leden zijn een voorstander van de nieuwe uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht en het daarbij behorende verschoningsrecht zodat het Bureau Financieel Toezicht (BFT) goed toezicht kan uitoefenen op de integriteit van het notariaat. Deze leden hebben nog wel vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven de doelstelling van het wetsvoorstel, te weten het bevorderen van de integriteit en kwaliteit van het notariaat. Deze leden zien af van de mogelijkheid om in dit stadium van de behandeling een nadere toelichting te vragen met betrekking tot de voorstellen daartoe.
2. Herinrichting en versterking van de waarborgen voor de integriteit en kwaliteit van de beroepsuitoefening
2.1 De invoering van algemeen preventief toezicht – «toezicht op de naleving»
Met instemming hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van het voorstel om een scheiding aan te brengen tussen het toezicht en het tuchtrecht. Zij delen de visie dat een meer preventieve vorm van toezicht op de integriteit van het notariaat gewenst is. Deze leden hebben voorts met instemming gelezen dat aan het BFT ook het integriteittoezicht worden opgedragen. Waarop stoelt de regering haar mening dat het BFT daar financieel, kwalitatief en qua menskracht voldoende op toegerust is?
Lezen deze leden het goed dat dit wetsvoorstel het uitgangspunt vormt voor de vormgeving van het toezicht op de gerechtsdeurwaarders en de advocaten? Zou dat betekenen dat het BFT ook het integriteittoezicht voor de advocaten en gerechtsdeurwaarders op zich gaat nemen? Waarop stoelt de regering haar mening dat het BFT daar financieel, kwalitatief en qua menskracht voldoende op is toegerust?
De leden van de CDA-fractie merken op uit het nader rapport bij het wetsvoorstel dat de regering stelt dat de kaderwet zelfstandige bestuursorganen nog niet van toepassing is op het BFT, maar dat het voornemen er wel op gericht is om het BFT in de toekomst onder de werking van de kaderwet te brengen. Wanneer zal dat gebeuren en waarom is dat nog niet gebeurd?
Deze leden vragen of de regering de rol van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) kan schetsen bij het toezicht? Genoemde leden achten dit belangrijk, omdat de KNB er bovenop zit.
De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met de voorstelde scheiding van toezicht en tuchtrecht. Zij kunnen vooral instemmen met de daarmee gepaard gaande wijziging die het beter mogelijk maakt om preventief toezicht te houden in plaats van het pas achteraf tuchtrechtelijk optreden.
Deze leden begrijpen dat het BFT, naast het toezicht op het notariaat op grond van de Wna, tevens toezicht uitoefent op grond van de Wwft. Op grond van de Wna kan ter wille van het toezicht een uitzondering worden gemaakt op de geheimhoudingsplicht van de notaris. Op grond van de Wwft kan dat niet. Begrijpen deze leden het goed dat er binnen het BFT daarom nu twee soorten van medewerkers ontstaan, namelijk zij die wel de bevoegdheid tot het doorbreken van de geheimhoudingsplicht hebben en zij die dit niet hebben? Betekent dit dan dat er binnen het BFT medewerkers komen die louter toezicht houden op basis van de Wna óf op basis van de Wwft? Wat betekent dit voor de inzetbaarheid van de medewerkers en de capaciteit bij het BFT? Hoe is de situatie nu het onderhavige wetsvoorstel nog niet van kracht is? Betekent de mogelijke aanpassing van de Wwft (in de zin dat ook daar doorbreking van de geheimhoudingsplicht wordt overwogen), alle medewerkers van het BFT weer beide vormen van toezicht kunnen gaan uitoefenen, te weten toezicht op basis van de Wna en Wwft?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat het BFT weliswaar de bevoegdheid krijgt om boetes en dwangsommen op te leggen, maar dat deze bevoegdheid slechts wordt verleend ten behoeve van overtredingen van administratieve aard. Het tuchtrecht blijft van kracht in geval van overtredingen die een aantasting vormen van de integriteit van een notaris, zij het dat het BFT in dergelijke gevallen wel een klacht kan indienen bij de tuchtrechter. Genoemde leden merken op dat het BFT kan kiezen voor het indienen van een klacht in plaats van het opleggen van een boete of dwangsom. Kan het BFT ook beide tegelijkertijd doen? Wat verandert het onderhavige wetsvoorstel ten aanzien van de bevoegdheid van het BFT om een klacht bij de tuchtrechter te kunnen indienen? Betekent de keuzemogelijkheid die het BFT blijkbaar heeft tussen het opleggen van een boete of dwangsom enerzijds en het doen van aangifte anderzijds dat ook door het opleggen van een boete of dwangsom toch ook een signaal wordt afgegeven dat de integriteit of beroepsethiek van de desbetreffende notaris in het geding is? Zo nee, hoe moeten de leden van de PvdA-fractie die keuzemogelijkheid dan wel duiden?
De leden van de SP-fractie constateren dat toezicht en tuchtrechtspraak in de toekomst worden gescheiden. Naar de mening van deze leden is die scheiding echter onvoldoende duidelijk. Er wordt verwarring gezaaid door het hanteren van brede definities zonder daarbij een afbakening aan te brengen. Dit kan er toe leiden dat toezichthouders elkaar overlappen of dat juist op bepaalde gebieden toezicht gaat ontbreken. Deze leden vragen om een verdere verheldering op dit punt en hechten er aan dat betrokken organisaties ook op voorhand te kennen hebben gegeven over voldoende duidelijkheid te beschikken. Zij vragen verder nadrukkelijk aandacht voor de vraag of het BFT voldoende toegerust wordt om aan de nu voorgestelde taak te kunnen gaan voldoen, zowel wat betreft middelen en menskracht als de bevoegdheden.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat, gelet op de ontwikkelingen in het notariaat en het toenemende aantal kantoren dat onder verscherpt toezicht staat, onmiskenbaar een groter belang is komen te liggen bij het handhavend kunnen optreden bij overtreding van de Wwft. Beide mechanismen kunnen niet los van elkaar worden gezien en zullen elkaar moeten aanvullen. Verschillen in doorbreken van geheimhouding kunnen naar mening van deze leden ongewenst gedrag uitlokken en beide mechanismen moeten daarom in verband worden gezien. Deelt de regering deze opvatting?
De leden van de VVD-fractie constateren dat naar aanleiding van opmerkingen van de Raad van State over de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de regering aangeeft dat het voornemen is om het BFT in de toekomst onder werking van de kaderwet te brengen. Deze leden vragen de regering aan te geven op welke termijn dit zal zijn.
2.2 Wijzigingen met betrekking tot de tuchtrechtspraak
De leden van de SP-fractie vragen op welke termijn de Kamer een voorstel kan verwachten voor de verdere invulling van de organisatie van de tuchtkamers?
2.3 Intercollegiale kwaliteitstoetsing door de KNB
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming gelezen dat er een intercollegiale kwaliteitstoetsing wordt opgezet. Zij zijn benieuwd naar de vorderingen ervan in de praktijk. Kan de regering garanderen dat deze visitaties ook echt iets om het lijf hebben? Deze leden lezen met verbazing over «individuele belgeleiding», «het doen van aanbevelingen». Zij vragen of de opzet ervan thans niet wat te vriendelijk is.
De leden van de PvdA-fractie hebben er begrip voor dat de kwaliteitstoetsing van individuele notarissen en de beroepsgroep in het algemeen een taak van de KNB is. Deze leden vragen echter of de kwaliteit ook buiten de eigen beroepsgroep kan worden getoetst. Zo ja, op welke manier? Zo nee, acht de regering het wenselijk om dit wel mogelijk te maken?
De aan het woord zijnde leden vragen verder een nadere onderbouwing van het feit dat het BFT geen inzage kan vragen in individuele kwaliteitstoetsen die de KNB heeft gemaakt. Waarom kan niet aan het BFT worden toegestaan om inzage te vragen in dergelijke toetsen, mede gelet op de geheimhoudingsplicht? Deze leden begrijpen dat de KNB die toetsen wel uit eigen beweging aan het BFT kan geven, maar dat het BFT er niet om kan vragen. Voornoemde leden begrijpen de eigenstandige rol van de KNB en de toezichthouder en de behoefte aan geheimhouding. Toch vragen zij of op het moment dat in een individuele toets zaken aan de orde komen die in het kader van de integriteit van de desbetreffende notaris ongewenst zijn, die zaken niet verplicht aan de toezichthouder of tuchtrechter moeten worden gemeld.
De leden van de SP-fractie zijn op voorhand geen tegenstander van intercollegiale toetsing. De ontwikkelingen in het notariaat geven echter aanleiding om te twijfelen aan de effectiviteit van deze vorm van toetsing. Hoewel het de kwaliteit kan bevorderen als onderzochte partijen de kritiek ter harte nemen, kan het niet worden gezien als vorm van toezicht. Dat de KNB intern de vinger aan de pols houdt is prima, maar deze leden hechten meer waarde aan extern toezicht. Om die reden ondersteunen de leden het verzoek van het BFT om desgewenst inzage te kunnen krijgen in de resultaten van de kwaliteitsonderzoeken. De regeling waar in het wetsvoorstel voor wordt gekozen is naar mening van deze leden te vrijblijvend. De KNB mag wel informatie delen maar alleen wanneer zij daar zelf toe bereid is. Deze leden achten dat een ongewenste situatie en kiezen er voor het BFT inzagerecht te geven.
2.4 Aanvullende maatregelen omtrent benoeming, schorsing en ontslag
De leden van de CDA-fractie constateren dat eindelijk zal worden gekomen tot een persoonlijke selectie van de kandidaten voor de benoeming tot notaris. Deze leden hebben daar al vaker op aangedrongen. Het is belangrijk dat de beroepsgroep weet wat voor «vlees ze in de kuip» hebben bij de benoeming van een notaris. Wel dringen deze leden er op aan dat het meer moet zijn dan een formaliteit of kennismaking. Daarom vragen zij de regering wie het gesprek met de te benoemen notaris gaat voeren en of een dergelijk gesprek ook kan leiden tot het afzien van benoeming.
De leden van de SP-fractie verwelkomen de invoering van een toetsing van persoonlijke geschiktheid voor notarissen. Zij vragen of er bij enige rapportage jaarlijks verslag kan worden gedaan van de resultaten van deze toetsingen.
2.5 Ambtsgeheim, geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de nieuwe regeling met betrekking tot het ambtsgeheim, de geheimhoudingsplicht en de uitzonderingen daarop. Wat deze leden aanspreekt aan de formulering is dat de verantwoordelijkheid voor een integere beroepsuitoefening in eerste instantie bij de notaris zelf wordt gelegd. Hij is degene die in staat wordt gesteld om diensten te gaan weigeren. Genoemde leden vragen in dit verband waarom is afgezien van het voorstel om de notaris de bevoegdheid te geven zelf af te zien van zijn plicht tot geheimhouding en om notarissen te vrijwaren van elk aansprakelijkheid indien zij zelf terecht hun geheimhouding doorbreken. Dit zou namelijk de ultieme manier zijn om de verantwoordelijkheid voor een integere beroepsuitoefening bij de notaris zelf neer te leggen. Graag ontvangen deze leden een onderbouwde reactie op dit punt.
Genoemde leden vragen of er voorts nog is nagedacht over het verdergaande alternatief om de geheimhoudingsplicht bij vastgoedtransacties te schrappen om zo de integriteitsproblematiek gericht aan te kunnen pakken?
De aan het woord zijnde leden merken op dat de KNB informatie mag overdragen die onder het ambtsgeheim van de notaris vallen. Deze leden vragen echter of zij daartoe ook kunnen worden gedwongen. Heeft de regering nog overwogen om het BFT de mogelijkheid te geven inzage te vorderen bij de KNB met betrekking tot de individuele kwaliteitstoetsen? Zo ja, wat was de reden om daarvan af te zien?
De leden van de CDA-fractie willen graag weten of de onderhavige regeling inzake het ambtsgeheim en de geheimhoudingsplicht analoog ook gaat gelden voor de andere juridische beroepsgroepen?
Genoemde leden constateren dat het College van procureurs-generaal een algemene wettelijke uitzondering voorstelt op de afgeleide geheimhouding van het BFT inzake het doen van aangifte, ook tegen cliënten van de notaris. Deze leden menen dat dit een waardevolle aanbeveling is, indachtig de wens om de vastgoedsector op te schonen. Zij vragen de regering daarom nader toe te lichten waarom zij dit voorstel niet heeft opgevolgd.
De leden van de PvdA-fractie delen de mening van het College van procureurs-generaal dat het BFT het doorbreken van de geheimhoudingsplicht ook zou moeten kunnen gebruiken ten behoeve van het kunnen doen van aangifte tegen cliënten van notarissen. Deze leden zien vooralsnog niet in waarom dergelijke informatie alleen gebruikt zou mogen worden voor het doen van aangifte tegen de notarissen zelf. Naar de mening van de aan het woord zijnde leden gaat het belang van het doen van aangifte tegen cliënten boven dat van de geheimhoudingsplicht. Deze leden zijn op dit punt nog niet overtuigd door de beargumentering om deze mogelijkheid niet te bieden. Malafide notarissen zullen zich doorgaans weinig aantrekken van de mogelijkheid tot dienstweigering of het melden van een ongebruikelijke transactie. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.
De leden van de SP-fractie onderschrijven de gedachte dat de geheimhoudingsplicht effectief toezicht niet in de weg mag staan. Het wettelijk vastleggen van het recht op doorbreken daarvan ten behoeve van toezicht en toetsing kunnen deze leden steunen. De constructie rond de afgeleide geheimhoudingsplicht van het BFT in combinatie met de mogelijkheid en/of plicht van het BFT om aangifte te doen van strafbare feiten komt deze leden ongelukkig voor. Deelt de regering de vrees dat in voorkomende gevallen strafbare feiten niet vervolgd worden omdat geen secure inschatting gemaakt kan worden van de ernst van de feiten? Zou het Openbaar Ministerie (OM) niet altijd een strafrechtelijk onderzoek moeten starten naar aanleiding van aangifte door het BFT?
De leden van de CDA-fractie constateren met spijt dat het wetsvoorstel dat de notaris in dienstbetrekking mogelijk had moeten maken, onvoldoende draagvlak heeft binnen de beroepsgroep. Deze leden hadden – ondersteund door de beroepsgroep zelf – zeer aangedrongen op dit wetsvoorstel. Kan de regering schetsen wat het wezenlijke verschil is tussen notaris in dienstbetrekking en de toegevoegde notaris?
De leden van de SP-fractie merken op dat de ervaren kandidaat-notaris als gevolg van de voortwoekerende marktwerking binnen het notariaat noodgedwongen zijn perspectief heeft moeten verleggen. De realiteit is dat steeds meer kandidaat-notarissen hun baan verliezen als gevolg van de prijzenslag. De nadruk die op de notaris als ondernemer komt te liggen is alleen maar vergroot en daarmee wordt de kloof alleen maar groter. Dit zal er toe leiden dat er steeds meer, de regering noemt met name vrouwelijke, kandidaat-notarissen geen ambitie meer hebben om pur sang ondernemer te worden. Zij hebben ooit gekozen voor een publiek ambt en zien door de huidige ontwikkelingen de drempels verhoogd worden voor een volwaardig notarisambt. Deze leden wensen hier niet aan mee te werken en bepleiten een fundamentelere oplossing waardoor ook deze groep kandidaat-notarissen het publieke ambt zal kunnen uitoefenen.
4. Wijziging Wet op het centraal testamentenregister
De leden van de VVD-fractie vragen wat nu precies de meerwaarde is om het beheer van het testamentenregister over te dragen aan de KNB, naast de genoemde daling van de kostprijs van het beheer van het CTR en daardoor ook de verschuldigde leges voor het registeren van een testament. Graag ontvangen zij een reactie op dit punt.
De leden van de CDA-fractie merken op dat ook bij een redelijk vermoeden van malversaties, de notaris straks zijn diensten zal moeten weigeren. Welke straf staat daar op?
Deze leden merken voorts op dat de notaris de mogelijkheid krijgt om door te verwijzen, bijvoorbeeld als het gaat om zodanige specialistische zaken. Mag de cliënt ook weigeren om doorverwezen te worden? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot de ministerieplicht?
Onderdeel P (artikelen 25a en 25b Wna)
De leden van de CDA-fractie merken op dat de mogelijkheid van stille bewindvoering wordt ingevoerd in gevallen waarbij de wijze van bewindvoering de notarispraktijk in gevaar brengt. Hoe vaak verwacht de regering deze maatregel jaarlijks toe te passen? Erkent zij hiermee dat de notarissen in principe (nog) geen ondernemers zijn? Bedrijfseconomisch moeten zij kennelijk nog een beetje geholpen worden. Graag ontvangen deze leden een reactie op dit punt.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Raad van State heeft aanbevolen het wetsvoorstel aan te passen voor wat betreft de taak en de bevoegdheden van de stille bewindvoerder. De regering heeft daarop artikel 25b Wna aangevuld met een expliciete taakopdracht voor de stille bewindvoerder. Een regeling die meer ingrijpender bevoegdheden voor een stille bewindvoerder mogelijk zou maken, zou de reikwijdte van de Wna en van dit wetsvoorstel te buiten gaan. Deze leden verzoeken de regering aan te geven waarom dit buiten de reikwijdte zou gaan.
Onderdelen NN tot en met TT (artikelen 93 tot en met 99a Wna)
De leden van de VVD-fractie zijn het met de KNB eens dat het niet de bedoeling is dat het belanghebbendenbegrip te uitgebreid moet zijn. Zij kunnen dan ook instemmen met de (door de KNB) voorgestelde tekst «door een ieder met een redelijk belang».
Samenstelling:
Leden: Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Joldersma (CDA), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Bouwmeester (PvdA), De Roon (PVV), Roemer (SP), Thieme (PvdD), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Laaper-ter Steege (PvdA).
Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Langkamp (SP), Besselink (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Leijten (SP), Sterk (CDA), Jonker (CDA), Ulenbelt (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Bouchibti (PvdA), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Ouwehand (PvdD), Smilde (CDA), Slob (CU) en Spekman (PvdA).