Vastgesteld 26 januari 2010
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | ||
ALGEMEEN | 1 | |
§ 1. | Inleiding | 1 |
§ 2. | Achtergronden van het wetsvoorstel | 2 |
a. | De valutakeuze | 2 |
b. | Nederlands-Antilliaanse gulden: munt van de voormalige Nederlandse Antillen | 2 |
c. | Euro: munt van de Europese Unie | 2 |
e. | Keuze voor de dollar | 3 |
§ 3. | Het onderhavige wetsvoorstel | 4 |
b. | De Nederlandsche Bank | 4 |
§ 4. | Het invoeringstraject | 4 |
b. | Taakverdeling tussen DNB en Financiën | 4 |
c. | Het invoeringsscenario op hoofdlijnen | 4 |
d. | Inwerkingtreding van de wet | 5 |
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende voorstel Wet geldstelsel BES. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling van dit wetsvoorstel kennisgenomen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het bovenstaande wetsvoorstel. Deze leden blijven voorstander van de totale onafhankelijkheid van de overzeese eilanden.
De leden van de ChristenUnie fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel geldstelsel BES. Zij constateren dat gekozen wordt voor de dollar als wettig betaalmiddel op de openbare lichamen. Hierover hebben zij nog enkele vragen. Maar vooreerst willen zij er de nadruk op leggen dat een dergelijke ingrijpende maatregel een zorgvuldige overgang vereist. Deze leden gaan ervan uit dat hier sprake van zal zijn.
§ 2. Achtergronden van het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de noodzaak van de keuze voor een munteenheid bij de staatkundige verandering. Uit de memorie van toelichting blijkt dat er een zorgvuldige afweging is gemaakt uit verschillende mogelijkheden. Deze leden constateren dat de eilandbestuurders bij het maken van de uiteindelijke keuze een belangrijke rol hebben gespeeld.
Het feit dat de dollar in de economieën van de omringende (ei)landen een belangrijke rol speelt, dat het grootste deel van de im- en export en het toerisme nu al plaatsvindt met de dollar als betalingsmiddel, heeft de doorslag gegeven.
Teneinde de invoering van de dollar als wettig betaalmiddel op de openbare lichamen mogelijk te maken, dienen (geautomatiseerde) systemen te worden aangepast, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Wie betaalt de kosten, die samenhangen met het overgaan naar de dollar, zo vragen deze leden.
b. Nederlands-Antilliaanse gulden: munt van de voormalige Nederlandse Antillen
De leden van de VVD-fractie achten de argumentatie om de dollar te kiezen als toekomstige munteenheid van de openbare lichamen ook redelijk overtuigend. Wel vragen zij of het gebruikte argument om voor de dollar en niet voor de Nederlands-Antilliaanse gulden te kiezen, te weten het wegvallen van de transactiekosten als gevolg van het blijven bestaan van twee valuta een niet tè optimistische veronderstelling is, omdat naar hun oordeel in zekere mate op de BES-eilanden altijd meer valuta naast elkaar zullen blijven bestaan.
c. Euro: munt van de Europese Unie
Op dit moment is gekozen voor de LGO-status voor de BES-eilanden, merken de leden van de CDA-fractie op. In het zesde jaar na de overgang naar openbare lichamen zal er een evaluatie plaatsvinden. Daarbij kan een mogelijke conclusie zijn dat een overgang van de LGO-status naar de UPG-status gemaakt gaat worden. Betekent dit dat op dat moment alsnog de euro moet worden ingevoerd?
Is dit in de afwegingen bij het maken van de keuze voor de dollar betrokken? Wat zijn op dat moment de consequenties voor de economieën van de BES-eilanden? Maakt de nu gemaakte keuze voor de dollar een mogelijk overgang te zijner tijd naar de UPG-status op voorhand onmogelijk?
De leden van de CDA-fractie vinden hierover in de memorie van toelichting niets terug.
Wat zijn de ervaringen van Frankrijk bij het gebruik van de euro op Saint Martin? Wat betekent het gebruik van feitelijk drie munteenheden (euro, NAf en dollar) op één eiland voor de economie op Saint Martin en Sint Maarten?
Als de volgens de leden van de PVV-fractie ongewenste integratie van de BES-eilanden in het Nederlandse staatsbestel doorgaat, dan moeten de BES-eilanden zich aan het Europese deel aanpassen en niet andersom. In deze lijn pleiten deze leden voor een invoering van de huidige munteenheid in Nederland, namelijk de euro. Dat de vertegenwoordigers van de BES-eilanden herhaaldelijk hebben aangegeven dat dit voor hen geen acceptabele optie is, maakt deze leden niets uit. Net als de Franse eilanden dienen zij de euro in te voeren. Het is buigen of barsten voor de eilanden. Dat de invoering van de euro overigens de eilanden van meet af aan in een ongunstige economische positie plaatst, durven de leden van de PVV-fractie ook te betwijfelen. Monetaire aansluiting bij Nederland heeft natuurlijk ook economische voordelen. Economische argumenten mogen in ieder geval niet het voornaamste criterium zijn in deze beslissing.
De leden van de ChristenUnie fractie constateren dat reeds enkele landen in het Caribische gebied de euro wel hebben ingevoerd. Wat voor effect heeft de invoering van de euro op de economie en handel van deze landen gehad? Hebben deze landen ook ervaren dat ze een onaantrekkelijke vestigingsplaats zijn geworden voor Caribische banken, zo vragen deze leden.
Is het – volgens de regering – gewenst dat Europese banken zich gaan vestigen op de BES eilanden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zo ja, hoe verhoudt de invoering van de dollar zich dan tot dit voornemen?
De regering kiest ervoor om de wisselkoersrisico’s die invoering van de dollar met zich meebrengt, bij betaling tussen overheden, voor rekening van Nederland te laten komen. Op welke manier worden voorzieningen getroffen om valutarisico’s op de middellange en lange termijn te ondervangen, vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de VVD-fractie vragen een nadere argumentatie voor de afspraak dat de wisselkoersrisico’s die invoering van de dollar met zich brengt voor rekening van Nederland zullen komen. De keuze voor de dollar als munteenheid is toch mede gebaseerd op de uitdrukkelijke voorkeur van de BES-eilanden zelf? Kan ook een schatting worden gegeven van de omvang van de wisselkoersrisico’s bij een paar scenario’s van de ontwikkeling van de koers van de dollar, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de wisselkoersrisico’s, die invoering van de dollar met zich meebrengt, bij betalingen tussen overheden bij Nederland komen te liggen. Hoeveel kost dit de Nederlandse Staat bij benadering, zo vragen deze leden.
§ 3. Het onderhavige wetsvoorstel
De Bankwet 1998 moet worden aangepast, aldus de leden van de CDA-fractie. De regering verwijst naar de ABES. Daarbij doet de regering het voorkomen als zou de Bankwet 1998 voorkomen in «Kamerstuk II 2008/09, 31 959».
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Bankwet in dit stuk niet voorkomt. Deze leden verzoeken de regering om de noodzakelijke wijzigingen in de Bankwet 1998 op te nemen in een tweede tranche van de ABES en niet in een nota van wijziging op de ABES.
De Nederlandsche Bank moet de omloop van bankbiljetten en munten gaan faciliteren. Wat wordt hier precies mee bedoeld, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
De Nederlandsche Bank krijgt geen monetaire bevoegdheden ten aanzien van de dollar, aangezien deze bij de Amerikaanse Bank ligt. Hoe kan er dan nog wel grip gehouden worden op de waardevastheid en stabiliteit van de munt, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Worden de openbare lichamen wat dat betreft helemaal afhankelijk van het beleid dat Amerika volgt en daarmee ook de Nederlandse Staat, aangezien daar het risico ligt voor wisselkoersfluctuaties, zo vragen deze leden. Heeft de regering het voornemen om hier nog meer waarborgen voor in te bouwen, zo vragen zij.
b. Taakverdeling tussen DNB en Financiën
De leden van de VVD-fractie zijn het met de regering eens dat vermeden moet worden dat de invoering van de dollar wordt aangegrepen om allerlei prijzen te verhogen. Zij vragen echter wel om duidelijk te maken aan welke maatregelen wordt gedacht om «excessieve prijsstijgingen» te voorkomen. Wat moet onder «excessief» worden verstaan?
c. Het invoeringsscenario op hoofdlijnen
Op de Nederlandse Antillen bestaat een belasting op het wisselen van NAf in andere valuta.
Welke maatregelen worden getroffen om het wisselen van NAf in dollars door niet op de BES-eilanden gevestigde personen, bijvoorbeeld afkomstig uit de omringende landen van het Koninkrijk, tegen te gaan, vragen de leden van de CDA-fractie.
Is het mogelijk om in dit verband bij het wisselen van NAf naar dollar beperkingen op te leggen aan rechtspersonen met vermogen?
De leden van de CDA-fractie vragen of op de BES-eilanden sprake zal zijn van een Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Daarnaast willen deze leden weten of er tijdens de voorziene overgang van de NAf naar de dollar aandacht zal zijn voor het voorkomen van witwassen.
Is er een maximum gesteld aan de om te wisselen NAF, bijvoorbeeld in de in artikel 13 tweede lid genoemde nadere regels die de Nederlandse Bank kan stellen?
De leden van de VVD-fractie vernemen eveneens graag op welke wijze tijdens de verwisselingsperiode «bijzondere aandacht» zal worden besteed aan het voorkomen van misbruik van de wisselingsmogelijkheden voor witwasdoeleinden.
d. Inwerkingtreding van deze wet
Tenslotte onderschrijven de leden van de VVD-fractie de keuze om de dollar en het nieuwe belastingstelsel in te voeren per 1 januari 2011. Zij vragen echter wel of het niet beter ware dan ook maar die datum te kiezen als transitiedatum, mits dat overigens haalbaar zou zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering voornemens is de invoering van de dollar – en de consequenties daarvan op de economie en handelspositie van de openbare lichamen alsmede de wisselkoersrisico’s voor de Nederlandse Staat – ook mee te nemen in de evaluatie over vijf jaar.
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GL), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Remkes (VVD), Van Velzen (SP), Van Bochove (CDA), Sterk, (CDA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Hijum (CDA), Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Pechtold (D66), Brinkman (PVV), Gill’ard (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Raak (SP), Schinkelshoek (CDA), Ouwehand (PvdD), Lempens (SP), De Rouwe (CDA), Van Toorenburg (CDA) en Laaper-ter Steege (PvdA).
Plv. leden: Ten Broeke (VVD), Halsema (GL), Van Leeuwen (SP), Van der Vlies (SGP), Zijlstra (VVD), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), Poppe (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Vacature (CDA), Blom (PvdA), Vacature (CDA), Van Miltenburg (VVD), Spekman (PvdA), Koşer Kaya (D66), Graus (PVV), Bouchibti (PvdA), Voordewind (CU), Vacature (SP), Vacature (CDA), Thieme (PvdD), Van Dijk (SP), Vacature (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA) en Kalma (PvdA).