Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is stiletto’s, valmessen en vlindermessen volledig te verbieden, het verbod van opvouwbare messen uit te breiden en te flexibiliseren en de Wet wapens en munitie te verduidelijken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel 7, vervalt «met als bestemming een andere lidstaat van de Europese Unie».
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Categorie I, onderdeel 1°, komt te luiden:
1°. stiletto’s, valmessen en vlindermessen;
b. Categorie IV wordt als volgt gewijzigd:
i. In onderdeel 7° vervallen «voor geen ander doel» en «dan»;
ii. Onder vernummering van onderdeel 7° tot onderdeel 8° wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
7°. opvouwbare messen die niet vallen onder categorie I, subonderdeel 2°, en gelet op aard en uiterlijk van het mes:
– niet specifiek zijn vervaardigd voor reguliere maatschappelijk aanvaarde gebruiksdoeleinden; of
– onder de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen niet voor een regulier maatschappelijk aanvaard gebruiksdoel dienen;
2. In het vierde lid wordt na «ernstig lichamelijk letsel toe te brengen». toegevoegd: of om personen te bedreigen of af te dreigen.
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «9, eerste lid,» ingevoegd: 13, eerste lid,.
2. In het derde lid wordt na «artikelen» ingevoegd: 13, eerste lid,.
In artikel 4, onderdeel e, wordt na «beroepsdoeleinden» ingevoegd: , hulpverlenings-, trainings- en sportdoeleinden.
Artikel 13 komt te luiden:
1. Het is verboden een wapen van categorie I te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan.
2. Onze Minister kan, onverminderd artikel 9, ontheffing verlenen van een of meer verboden genoemd in het eerste lid, met het oog op:
a. gebruik door de krijgsmacht, de politie en de overige openbare dienst;
b. onderwijs ten behoeve van de krijgsmacht, de politie en de overige openbare dienst;
c. doorvoer van wapens en munitie.
3. Op een ontheffing met het oog op doorvoer is artikel 20, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
4. In afwijking van het eerste en tweede lid is een ontheffing van het verbod tot doen uitgaan naar een staat buiten de Europese Unie niet vereist met betrekking tot voorwerpen die krachtens de Algemene douanewet zijn aangemerkt als militaire goederen.
5. Onze Minister kan vrijstelling verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, voor de doorvoer naar een staat buiten de Europese Unie van wapens van categorie I.
Aan artikel 14 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid is een consent tot doen uitgaan naar een staat buiten de Europese Unie niet vereist voor voorwerpen die krachtens de Algemene douanewet zijn aangemerkt als militaire goederen.
7. Onze Minister kan vrijstelling verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, voor het doen uitgaan naar een staat buiten de Europese Unie van voorwerpen die niet krachtens de Algemene douanewet zijn aangemerkt als militaire goederen.
In artikel 22, tweede lid, wordt na «munitie» ingevoegd: , alsmede personen die in de uitoefening van een beroep of bedrijf of als werknemer van de houder van een erkenning als bedoeld in artikel 9, derde lid, wapens of munitie vervoeren.
In artikel 26, zesde lid, wordt na «in verenigingsverband beoefende sporten» toegevoegd: of door Onze Minister aangewezen recreatieve activiteiten in daartoe gevestigde bedrijven waarin wapens worden gedragen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie IV, onderdeel 4°, onderdeel 5° met betrekking tot kruisbogen, alsmede onderdeel 8°.
Artikel 27, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen b en c vervallen.
2. Onder toevoeging aan het slot van onderdeel a van « en» komt onderdeel b (nieuw) te luiden:
b. recreatieve activiteiten.
Artikel 28 , vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «een jaar» wordt vervangen door «vijf jaar».
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot achtste lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
5. De korpschef die een verlof als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, controleert tenminste eenmaal per jaar of een houder van een verlof nog aan de vereisten voor de verlening van een verlof voldoet.
6. De houder van het verlof, bedoeld in het vijfde lid, stuurt jaarlijks informatie aan de korpschef over de vereisten, bedoeld in het vijfde lid, volgens door Onze Minister bij ministeriële regeling vast te stellen regels over onder meer de te verstrekken informatie alsmede de wijze en termijn van indiening.
7. Indien de houder van het verlof geen, onvolledige of onjuiste informatie verstrekt, kan de korpschef het verlof, bedoeld in het eerste lid, intrekken.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,