Vastgesteld 18 april 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 13 maart 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 22 maart 2012 inzake Openstelling handkokkelgebieden in Waddenzee (29 684, nr. 103);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 april 2012 inzake de Rapportage NVWA «Het vangen en verkopen van zeevis door sportvissers: Indicties van illegaliteit» (29 675, nr. 144);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 16 mei 2012 inzake de Aanpak overcapaciteit/beperkingen boomkorvisserij (29 675, nr. 145);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 6 juli 2012 inzake de Voortgang Programma Rijke Waddenzee en Transitie mosselsector 2011 (29 684, nr. 105);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 5 juli 2012 inzake de Evaluatie van het aalbeheerplan ( 29 664, nr. 105);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 20 juni 2012 inzake de Aanbieding van het rapport van IMARES/RIKILT inzake het percentage schone wolhandkrab in de per 1 april 2011 gesloten gebieden voor de aal- en wolhandkrabvisserij (29 675, nr. 146);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 14 januari 2013 inzake de Toezeggingen over overleg NMa met garnalensector en over artikel 101, lid, VWEU (21 501-32, nr. 677);
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 14 december 2012 inzake de Aanbieding Toekomstvisie Binnenvisserij: Binnenvissers in nieuw perspectief (29 664, nr. 106);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 juli 2012 inzake het Uitstel toezending eindrapport werkgroep motorvermogen (32 201, nr. 46);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 29 januari 2013 houdende het Eindrapport van de werkgroep motorvermogen (32 201, nr. 49);
– de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 maart 2013 inzake de uitkomsten van een risicobeoordeling van het bureau NVWA over de gezondheidsrisico’s bij consumptie van wolhandkrab uit de gesloten gebieden en de niet gesloten gebieden (29 675, nr. 147).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Houwers
Griffier: Van Bree
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Houwers, Bosman, Geurts, Dikkers, Dijkgraaf, Schouw, Van Gerven, Ouwehand en Graus,
en staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 18.00 uur
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over visserij. Ik heet de staatssecretaris, de ondersteunende ambtenaren en de leden welkom, maar vooral de mensen op de publieke tribune. De leden hebben behoefte aan een ruime eerste termijn. Zij hebben zelfs zeven minuten per fractie voorgesteld. Dat lijkt ruim, maar misschien kunnen we op die manier zorgen dat er geen tweede termijn nodig is. Wellicht kunnen de leden hun inbreng zo puntig maken dat de staatssecretaris puntig kan antwoorden en wij in één ronde een heel eind komen. We hebben ook afgesproken dat de leden elkaar één keer kunnen interrumperen.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Wij spreken hier over de visserij in de breedste zin van het woord. En dat is breed: van sportvisser tot beroepsvisser, van garnaal tot zeebaars en alles wat ertussenin zit.
Ik begin met een langlopend dossier, dat van de wolhandkrab. Voor die wolhandkrab, een Aziatische delicatesse, bestaat Europese regelgeving in verband met dioxineniveaus in het witte vlees ervan. De Nederlandse wolhandkrab voldoet aan die Europese normen. Waarom mogen we die krabben dan niet vangen in Nederland? Dat komt omdat we in Nederland de dioxineniveaus in het bruine vlees ook meerekenen, en daarmee weer het braafste jongetje van de Europese klas zijn. Dat er zorgen zijn over de volksgezondheid bij het eten van het bruine vlees begrijp ik en onderken ik. Dat er iets aan gedaan moet worden, snap ik, maar er zijn ook zorgen over roken, te veel eten en het gebruik van zout bij een hoge bloeddruk. De vraag is of de overheid hierin een verbiedende rol moet spelen. De VVD-fractie is van mening van niet. Ik kan mij voorstellen dat er een waarschuwingslabel bij de wolhandkrab komt, dat aangeeft welke risico’s je loopt als je de bruine delen eet, en dat het witte vlees prima is. Daarmee slaan we twee en misschien wel drie vliegen in één klap. We hebben vissers aan het werk, de consument kan weer genieten en de schadelijke gevolgen van de krabben op dijken en constructies worden sterk verminderd. Ik vraag de staatssecretaris daarom om de Nederlandse wetgeving aan te passen in lijn met de Europese, zodat het vangen van de wolhandkrab gewoon weer kan gaan plaatsvinden. Ik ga natuurlijk uit van een positief antwoord, maar anders overweeg ik een motie.
In december 2011 hebben de visserijsector, de natuurbeweging en de staatssecretaris een akkoord ondertekend over de bescherming van natuurgebieden in de Noordzee, het VIBEG-akkoord (Visserij in Beschermde Gebieden). Sommige delen van de Nederlandse kustzone worden verboden voor de boomkor- en de garnalenvisserij, vooral voor de oude manier van vissen. Als tegenprestatie beloven de natuurorganisaties om de komende jaren niet naar de rechter te stappen, zodat de visserij de kans heeft en krijgt om nieuwe, duurzame vistechnieken in te voeren. De VVD vindt dit een positieve ontwikkeling, maar dan moeten de randvoorwaarden door de overheid zo gecreëerd zijn dat de vissers de overgang naar een duurzame vistechniek kúnnen maken. Dat is niet het geval. Ik wil daarom nogmaals, na vanochtend, een lans breken voor het toegankelijk maken voor de pulskorvisserij. Ik weet dat de staatssecretaris zich daar ook hard voor maakt en ik hoop dat wij hierin gezamenlijk kunnen optrekken. Veel vissers willen wel de transitie maken naar een meer duurzame vorm van vissen, maar kunnen dat niet omdat zij worden belemmerd door de Europese regelgeving. Zij staan namelijk nog op een reservelijst voor de pulsvisserij. De staatssecretaris had toegezegd om deze wachtlijst weg te werken en te inventariseren wie er nog op die lijst had moeten staan. Iedereen moet namelijk aan de beurt komen. Ik vraag de staatssecretaris om hierin concrete acties te ondernemen.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft op verzoek van de staatssecretaris een onderzoek uitgevoerd naar het vangen en verkopen van zeevis door sportvissers. Het onderzoek toont aan dat sportvissers ondanks het verkoopverbod doorgaan met de verkoop van zeevis. De beroepsvissers worden hierdoor benadeeld, omdat handhaving van het verkoopverbod bijzonder gecompliceerd is en hiervoor geen capaciteit beschikbaar is bij de NVWA. Daarnaast hoeven de sportvissers niet te voldoen aan strenge regelgeving zoals quota en zeedagen, waaraan de beroepsvissers wel gebonden zijn. Over het rapport zijn wel een aantal op- en aanmerkingen te maken, en die maak ik dan ook. Ik krijg de indruk dat een sportvisser met een boot op een trailer gelijk wordt getrokken met een beroepsvaartuig, en daar zit toch wel een groot verschil in. Ze verschillen bijvoorbeeld in hoe ver ze de zee op kunnen en met welk weer ze kunnen uitvaren. Er wordt gesproken over «sportvissers op de Oosterscheldekering». Dat zijn volgens mij gewoon stropers, waar handhaving voor moet worden ingezet. En volgens mijn informatie is het aantal sportvisbootjes juist afgenomen en niet toegenomen. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris op deze opmerkingen.
De VVD is voorstander van het invoeren van een bag limit voor de sportvisserij. De bag limit is de hoeveelheid vis die een sportvisser voorhanden mag hebben. Met dit instrument kan makkelijker worden gehandhaafd. Het zorgt er ook voor dat het speelveld tussen de beroepsvisser en de sportvisser gelijk wordt getrokken. In andere Europese landen, zoals België, Frankrijk en Portugal, is die bag limit al ingevoerd. Wij zien de bag limit echter wel in het kader van een beheermaatregel. Ik heb begrepen dat Sportvisserij Nederland twintig boa’s heeft aangeboden om controle uit te voeren op mogelijke illegale verkoop door de sportvissers. Klopt dit? Zo ja, waarom heeft de staatssecretaris hier niets mee gedaan? Als die boa’s er zouden komen, zou dat namelijk veel mogelijkheden bieden.
Ik wil hen namelijk koppelen aan de restricties en verboden die zijn ontstaan door het aalbeheerplan en het bijkomende fuikenverbod. De staatssecretaris heeft op grond van de Europese aalverordening een evaluatie laten uitvoeren. Daaruit blijkt, samengevat, dat de maatregelen uit het aalbeheerplan hebben geleid tot een verbetering van de overleving van de aal in de Nederlandse wateren. De staatssecretaris meldt in haar brief dat nog niet definitief kan worden gesteld dat de genomen maatregelen op termijn daadwerkelijk zullen leiden tot een duurzaam verbeterde aalstand en dat een versoepeling van de maatregelen niet aan de orde is. Klopt het uitgangspunt van de nulmeting echter wel? Dat uitgangspunt is volgens mijn informatie gebaseerd op vangstcijfers uit 1950. Is dat uitgangspunt nog correct? Is het nog handig? Moet het aangepast worden? Wat doen andere landen? Hoe krijgen we het allemaal hetzelfde? Een van de maatregelen betreft het verbod op het recreatief vissen met sleepnetfuiken en staand want. Deze soorten visserij zijn historisch erfgoed en zijn vaak erg lokaal geworteld. De omvang is zeer beperkt. De VVD vindt een verbod dan ook veel te vergaand. De staatssecretaris wil niet overgaan tot opheffing van het verbod, omdat dat zou leiden tot een extra handhavingsinspanning. Het aanbod van de sportvisserij van de boa’s kan hierbij misschien een uitkomst bieden.
De garnalenvisserij wil graag duurzamer gaan vissen, en wil daarom in aanmerking komen voor MSC-certificering. MSC (Marine Stewardship Council) geeft een certificaat uit voor duurzame visserij. De garnalenvisserij moet hiervoor een beheerplan opstellen en dit ter goedkeuring voorleggen aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). De NMa heeft echter tot op heden geen akkoord gegeven, omdat dat in strijd zou zijn met de Nederlandse en de Europese mededingingsregels. Het gevolg is dat de garnalenvisserij niet vooruit kan. De staatssecretaris heeft gelukkig recentelijk gemeld dat de sector en de NMa weer in overleg zijn. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wat de laatste stand van zaken is. Ook in dit dossier krijg ik de indruk dat we soms scherpere regels hebben dan de buurlanden. De Duitse garnalenvissers hebben veel meer ruimte om te vissen en kunnen ook in het weekend vissen, wat Nederlandse vissers vaak niet kunnen.
De transitie van de mosselsector is niet gelijkmatig. Die gaat met horten en stoten. De brief over de evaluatie is van 2012, en de evaluatie van de voortgang is van 2011. Is de staatssecretaris van mening dat met de huidige stand van zaken de transitie volledig gemaakt kan zijn in 2020? Of wil zij de sector nog meer ruimte geven, tussentijdse andere inzichten gebruiken en het einddoel eventueel bijstellen?
Tot slot hoor ik graag de reactie van de staatssecretaris op het rapport van de Commissie toekomst binnenvisserij.
De heer Schouw (D66): Ik ben nog even blijven hangen bij de wolhandkrab
De heer Bosman (VVD): Dat is wel heel lang terug.
De heer Schouw (D66): Het raakt een principieel puntje. In 2011 was het nieuws: twee keer per jaar krab eten is gevaarlijk voor de volksgezondheid, dus moeten maatregelen genomen worden. Nu hoor ik echter het betoog dat het weer vrijgegeven moet worden. Laten we maar weer vissen op die wolhandkrab. De consument zelf moet bepalen of hij wel of geen giftige krab wil eten. Is dat de lijn die de VVD voor meer dingen wil uitstralen? Wij voeren morgen een debat over voedselfraude. Als dit de lijn is van de VVD, is het ineens een heel ander verhaal. Ik zou dus graag een toelichting willen hebben.
De heer Bosman (VVD): Het is belangrijk om te weten hoe het precies zit met de wolhandkrab. Die heeft namelijk twee delen. Je hebt wit vlees en je hebt bruin vlees. Ten aanzien van het witte vlees bestaat Europese regelgeving, waar Nederland gewoon aan voldoet. Als je het witte vlees eet, is er dus geen probleem. Sterker nog, als je een heel jaar lang bruine boterhammen met boter en kaas eet, heb je vaak meer problemen dan met de wolhandkrab. Essentieel is dat de hoge concentraties in het bruine vlees zitten. Dat moet je dus niet eten. Dat is de kern van de zaak. Het is niet zozeer dat je de krab eet, maar dat je het witte vlees eet. Ik vind dat er ruimte moet zijn voor de vissers om het witte vlees gewoon te benutten. Daarnaast stel ik voor om er een waarschuwing op te zetten: als u deze krab wilt eten, gelden een paar restricties. Dat lijkt mij heel verstandig.
De heer Schouw (D66): Ik zit even te zoeken naar dat boeiende rapportje dat bij de stukken zat. Daarin stond namelijk dat het bij de consumptie vaak gaat om een combinatie tussen het witte en het bruine vlees. De consument gebruikt dat kennelijk door elkaar. Dan is het vanuit het perspectief van de volksgezondheid en vanuit het voorzorgsprincipe belangrijk dat de overheid normen stelt: als die dingen per saldo giftig zijn, dan maar niet vangen.
De heer Bosman (VVD): Dan krijgen wij wel een probleem met bijvoorbeeld schelvis. Schelvislever is namelijk ook giftig. Dan mag je ook geen schelvis meer eten. Dat kan hoor, maar dan trekt de heer Schouw de lijn wel heel ver door. Ik denk dat we verstandig moeten omgaan met wat we hebben aan informatie. Goed meten is goed weten. Er is duidelijk gecontroleerd en duidelijk getoetst wat het witte vlees is. De landen om ons heen doen het ook, en die gaan er gewoon mee door. Vanuit het level playing field gezien is het dus ook verstandig dat we in heel Europa gelijk optrekken. Daarbij moeten we de mogelijkheid hebben om te zeggen: hier moet je verstandig mee omgaan. Een label lijkt mij dus niet meer dan logisch.
De heer Graus (PVV): Voorzitter, ik begrijp dat we maar één interruptie hebben. Die wil ik graag meteen inzetten als joker, want als er onzin wordt gesproken, wil ik me daar altijd graag mee bemoeien. Met het bruine vlees is namelijk ook niets mis. Er zit een iets hogere concentratie in van stoffen die minder goed zijn voor het lichaam, maar laten we wel wezen. Je mag ook een fles whisky kopen, maar als je er twee flessen van leegdrinkt, is dat ook slecht voor je lichaam. Zo is het ook met het bruine vlees. Wat mijn collega van de VVD aanhaalde, is natuurlijk allemaal onzin. Het is paniek. Het gaat nergens over. Het is een veilig product. We moeten ons niet laten leiden door de paniek. Het is allemaal onzin. Laten we nu eens nuchter zijn en met twee voeten op de grond blijven. Ik wilde dat toch even gezegd hebben.
De voorzitter: En dat leidt dus niet tot een vraag aan de heer Bosman.
De heer Graus (PVV): Omdat ik geen vraag heb gesteld, mag ik zo dadelijk mogelijk nog een interruptie plegen. Ik heb bijgedragen aan de algemene kennis van de Kamer.
De voorzitter: Dat is heel goed geprobeerd, maar helaas. Het woord is aan de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Wij hebben het er niet vaak over in de Kamer, maar ze zijn er wel: beroepsbinnenvissers, een eeuwenoud beroep in Nederland. Toen ik de stukken las, kwam ik tot een eerste conclusie: binnenvisser zijn is meer dan een beroep; het is een roeping. Daarmee kom ik gelijk tot mijn eerste vraag aan de staatssecretaris. Hoe kijkt zij aan tegen de opvolging? Zijn er genoeg jonge binnenvissers? Is de staatssecretaris bereid hen te ondersteunen? Zo ja, hoe gaat zij dat doen?
De commissie-Remkes schetst geen rooskleurig beeld van de toekomst van de binnenvisserij. De kabinetsreactie ontbreekt nog. Wanneer verwacht de staatssecretaris die naar de Kamer te sturen?
Binnen onze spreektijd moeten wij keuzes maken in onderwerpen. Daarom legt het CDA de focus op de discussie over de visstanden, bijvoorbeeld die op het IJsselmeer. Over visstand wordt door de betrokken natuurorganisaties, sportvissers, beroepsvissers en biologen verschillend gedacht. Dat gebeurt overigens ook binnen die groepen. Is de lage visstand het gevolg van helder water, dat er eerder niet was, of zijn het de aalscholvers? In het advies van de commissie-Remkes ontbreekt de oplossing voor dit probleem. Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? Het is een schril contrast met de blijdschap over het geld voor de Marker Wadden, waarvoor het kabinet 30 miljoen euro heeft uitgetrokken. De commissie sprak met geen woord over de Marker Wadden. Minder water betekent minder vissen, en daar had de commissie iets van moeten vinden.
Over visstanden zijn meer rapporten verschenen. In 2009 was er het rapport van de commissie-Eijsackers. Deze commissie had tot taak het geven van een second opinion over het door IMARES in 2008 berekende streefbeeld voor de uittrek van de volwassen paling. Belangrijk in dit verband is dat de commissie-Eijsackers bij de uitvoering van haar opdracht heeft gebruikgemaakt van dezelfde gegevens als IMARES. Dat zijn dus vangstgegevens uit de periode 1948–1952. U hoort het goed: dat zijn gegevens uit de vijftiger jaren. We gebruiken deze cijfers tot op de dag van vandaag. Is de staatssecretaris met het CDA van mening dat voor een reëel Nederlands streefbeeld de huidige situatie gebruikt moet worden? Daarvoor is een echte herberekening nodig. Is de staatssecretaris daartoe bereid? Dit dient snel te gebeuren, want ik heb vernomen dat er in de Visserijcommissie van het Europees Parlement een discussie loopt over het al dan niet stilleggen van de gehele Europese palingvisserij. Het hoge Nederlandse streefbeeld speelt daarbij een belangrijke rol.
Mijn volgende punt is de garnalensector. Het CDA hoort graag of de staatssecretaris de adviezen voor verdere verduurzaming van de garnalenvisserij omarmt, en of zij zich maximaal zal inzetten om haar een duurzame toekomst te geven, passend binnen de ecologische grenzen van de Waddenzee en de aanpalende wateren. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het herstructureren van de garnalensector om overcapaciteit van de vloot terug te dringen in de natuurgebieden, zoals de Waddenzee en de voordelta? Ook de mededingingsregels van de NMa komen bij dit dossier om de hoek kijken, zeker als Nederland inzet op een beperkt gebied. Het CDA is van mening dat goed moet worden gekeken naar de omschrijving «regionaal beheer». Betrek hierbij het gehele VIBEG-gebied en misschien zelfs de gehele kustwateren waar garnalen worden gevangen. Is de staatssecretaris bereid om te bekijken of op bepaalde schaal door lokale vissers ook in gesloten gebieden gevist kan gaan worden? Ik weet dat ik daarmee heel wat vraag, maar ik heb op werkbezoek gezien dat daar behoefte aan is. Ik schaar het maar onder de lokale behoeftes, die wij ook op andere gebieden kennen.
Ik ga nu in op de Waddenzee. In 2012 is het Uitvoeringsprogramma Brede Visie Duurzame Waddenvisserij gestart. In dit project zijn een visserijorganisatie en een natuurorganisatie opdrachtgever. Het ministerie en de provincies zijn ambtelijk betrokken. Het project loopt, als ik goed ben ingelicht, tot 2014. Gaat de staatssecretaris dit project tijdig evalueren en koppelt zij dit terug naar de Kamer?
Voorzitter, ik zie dat ik ruim binnen mijn spreektijd ben gebleven. Ik neem aan dat ik dan wel wat interrupties overhoud, want ik ben heel nieuwsgierig naar uw antwoorden op het pleidooi van mijn VVD-collega over de wolhandkrab.
De voorzitter: Als u het goed vindt, geef ik geen enkel antwoord. Dat zal de staatssecretaris doen, maar dat komt helemaal goed.
De heer Geurts (CDA): Via u, voorzitter.
De voorzitter: Dank voor het feit dat u keurig binnen de tijd bleef. Ik zie dat er geen vragen voor u zijn.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik heb een paar punten van de Partij van de Arbeid uit een volle agenda.
Ten eerste ga ik in op de vangst en de verkoop van illegaal gevangen zeevis. Voor de Partij van de Arbeid staat vast dat het terugbrengen, en het zo mogelijk stoppen, van de handel in illegale vis belangrijk is. Het middel dat daar nu voor wordt gebruikt, is de bag limit. Het middel maakt ons evenwel niet zo heel veel uit. Het gaat ons nadrukkelijk om het doel. Voor de luisteraars thuis: de bag limit staat voor een limiet van maximaal 25 kilo aan land te brengen vis per visser. Dit is een vakgebied waarin ik ook lerend ben. Heeft de staatssecretaris ook andere middelen overwogen, zoals het knippen van de vinnen om aan te geven dat een vis door een sportvisser gevangen is, zoals in Portugal gebeurt? Zo’n vis kun je dan in het restaurant herkennen aan een kapotte vin. We begrijpen uit de maatregel van de bag limit dat er gezocht wordt naar extra instrumenten om de verkoop aan te pakken, maar druk je daarmee wel op de juiste knop? Ook de bag limit zal namelijk gecontroleerd moeten worden. We voeren morgen een debat over de NVWA, een veelbesproken dienst die ook hierin een rol zal moeten spelen. Mijn collega van de VVD vertelde al dat wij van de hengelsportvereniging hoorden dat zij bereid is om menskracht beschikbaar te stellen. Wij horen graag een reactie van de staatssecretaris daarop. Wij vinden het namelijk interessant om te bekijken of de manier waarop het op het binnenwater geregeld is, met een VISpas, ook op zee toegepast zou kunnen worden, met dezelfde manier van toezicht. Ik heb trouwens zelf voor het eerst gevist afgelopen vrijdag. Ik moet er toch even melding van maken dat ik drie vissen gevangen heb en me helemaal het schompes geschrokken ben.
Voor vissoorten waar het erg slecht mee gaat, zoals de paling, wordt wat betreft de Partij van de Arbeid het vangstverbod uitgebreid. De evaluatie van het aalbeheerplan geeft reden om het vangstverbod te verzwaren. Uit de evaluatie blijkt dat vooral het vangstverbod een positief effect heeft op de visstand. Van andere maatregelen is het effect nog lastig te meten, ook omdat de paling een langlevende soort is. De toestand van de paling is nog steeds zeer zorgelijk, ondanks het aalbeheerplan en ondanks de inzet van de beroepsvissers met het over de dijk zetten van paling en de projecten met glasaaltjes. Om het palingbestand weer gezond te krijgen, zou wat ons betreft een nog langer vangstverbod denkbaar moeten zijn, of zelfs een totaal vangstverbod. Decentraal aalbeheer zorgt nu voor vervangende werkgelegenheid en zal de komende jaren € 250.000 kosten. Er moet dan wel echt rendement komen in de vorm van verbetering van de visstand. Hoe ziet de staatssecretaris dit?
Ik ga kort in op de wolhandkrab. Ik heb daar veel vragen over. Wij zouden graag zien dat de binnenvissers een toekomst hebben in het vangen van de wolhandkrab, maar natuurlijk alleen als dat kan en we daarmee een beest exporteren waar mensen in andere landen en in Nederland niet ziek van worden. Ik begrijp de druk vanuit de Kamer om de vangst van de wolhandkrab weer vrij te geven, maar wij willen de garantie van de staatssecretaris dat dit veilig is. Als je dezelfde criteria zou hanteren die nu voor de wolhandkrab gelden, zou je ook garnalen en kreeften niet meer mogen vangen en consumeren, omdat daarvan de hoeveelheid dioxine in het bruine vlees even hoog zou zijn. De commissie-Remkes pleit voor alternatieven voor binnenvissers, onder andere in de wolhandkrabvisserij. Ik vraag me dus af hoe het rapport van de commissie-Remkes gezien moet worden in het licht van rapporten over de veiligheid van de wolhandkrab. Als het veilig is en als het goed kan, zouden wij graag willen dat de visserij op de wolhandkrab weer geopend wordt, maar we moeten dan natuurlijk wel zeker weten dat we mensen daarmee geen schade berokkenen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ben benieuwd naar de uiteindelijke keuze van de PvdA-fractie zelf. De feiten zijn redelijk bekend. De onderzoeken liggen er. Je kunt drie dingen doen. Je kunt het vangstverbod eraf halen, je kunt het vangstverbod laten zoals het nu is of je kunt het vangstverbod eraf halen met een etikettering en betere informatie voor de consumptie. Voor welk model is de PvdA-fractie zelf?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik krijg een meerkeuzevraag van mijn buurman. Ik zou een model willen waarin wij een vis verkopen die gewoon veilig is en waarvoor de staatssecretaris een garantie kan afgeven: als dit gevangen en geëxporteerd wordt, zetten we een goed stuk vlees over de grens. Ik neem aan dat de vissers dit zelf ook willen, want zij willen ook geen product dat schadelijk is.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dat vind ik toch een beetje makkelijk: een vis die veilig is. Je kunt de informatie over wat veilig is, dus wit vlees, en wat een verhoogd risico heeft, dus bruin vlees, aan de consument beschikbaar stellen. Je zet dan op het etiket netjes: we raden u aan om het bruine vlees niet te eten. De heer Graus denkt daar nog een slagje liberaler over; daar kun je over twisten. Als de informatie echter goed beschikbaar is, laat de consument dan kiezen. Kan de PvdA-fractie zich daarin vinden? Als je je daarin namelijk niet kunt vinden, dan ben je nog steeds voor een vangstverbod.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Er zit heel veel variatie in. Je kunt zeggen: het is schadelijk voor de gezondheid. Of: het is heel erg schadelijk voor de gezondheid. Of: het is potentieel heel erg gevaarlijk voor de volksgezondheid. Naast de drie opties die ik van mijn collega gekregen heb, zou je dan nog veel meer variaties moeten hebben in de mate van schadelijkheid van het beest.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik mag niet meer interrumperen, denk ik.
De voorzitter: Nee, dat gaan we maar niet doen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat was de enige interruptie, spijtig genoeg, want nu komt het mooiste stukje van mijn tekst.
Dat gaat over de garnalen. De Nederlandse garnalenvissers willen graag de afspraak maken om gezamenlijk minder garnalen te vangen. De reden hiervoor is dat de grote aanvoer zorgt voor lage prijzen en lange visweken. In 2003 verbood de NMa de vangstbeperkende afspraken, maar er moet nu wel iets gebeuren. Ziet de staatssecretaris mogelijkheid om, binnen het kader van de NMa voor afspraken met de garnalenvissers, te komen tot een plan om dit probleem aan te pakken? Volgens mij worden die arme mensen namelijk de hele tijd van het kastje naar de muur gestuurd. Een oplossing zou kunnen liggen in het sluiten van gebieden van de Waddenzee voor visserij, omdat het certificaat pas wordt toegekend wanneer een ingreep wordt toegepast die laat zien dat er verbetering van de garnalenstand gerealiseerd kan worden. In het beheerplan Waddenzee moet dan worden opgenomen dat daar gesloten gebieden komen. En als we daar toch mee bezig zijn, kan de staatssecretaris dan ook zorgdragen voor een betere handhaving? Wij krijgen namelijk signalen dat er veel mis zou zijn bij schepen die met een te hoog motorvermogen op garnalen aan het vissen zijn. Wij hebben in de rapportages gelezen dat daar onduidelijkheid over is en dat er mogelijkheid tot gesjoemel is. Kan de staatssecretaris steviger inzetten op handhaving? Is het bijvoorbeeld mogelijk om dit in de gaten te houden vanuit de lucht of door middel van een tachograaf? Wat de Partij van de Arbeid betreft, komt er dus snel een beheerplan en doen we iets aan de 300 pk-situatie, want het is een ergernis voor degenen die wel duurzaam willen vissen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoorde mevrouw Dikkers vanmorgen, tijdens het AO over de Landbouw- en Visserijraad, zeggen dat dierenwelzijn belangrijk is voor de Partij van de Arbeid, en dat zij dat hoog op de agenda wil hebben. Dat ondersteun ik natuurlijk van harte, maar ik vraag me wel af hoe dat dan zit met vissen. Ik doel in het algemeen op het welzijn van vissen bij de vangst in de zeevisserij, maar ik schrok ook een beetje van de tweet van mevrouw Dikkers waarin ze schreef dat ze met sportvissers op pad was geweest. Ik zag een fotootje waarop zij best hard aan de hengel aan het trekken was. Ik vraag me dus af hoe het welzijn van dieren wordt gewogen door de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Wij vinden het in het algemeen heel erg van belang dat dierenwelzijn wordt meegewogen. Je ziet het bijvoorbeeld bij de wijze waarop vissen worden gedood. Wij steunen heel vaak de Partij voor de Dieren in haar pogingen om die situatie te verbeteren. Dat zullen wij de komende jaren blijven doen, ook ten aanzien van de visserij.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Geweldig. Dan kan ik dus concluderen dat de Partij van de Arbeid vindt dat pijn en stress bij vissen die worden gedood, zo veel mogelijk vermeden moeten worden, net zoals we dat wettelijk hebben geregeld bij landbouwhuisdieren.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Evident.
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Volgens mij heb ik ook drie vissen gevangen. Toch? De PvdA-fractie en ik staan dus quitte. Ik had Hans Maljaars bij me, de medewerker die dit soort teksten altijd voor mij voorbereid. Hij had er zeven. Hoe hij dat voor elkaar kreeg, wisten zelfs de vissers niet. Werpt uw netten uit aan de andere zijde, hoor ik een collega zeggen. Dat is een heel mooie. En toen waren de netten vol.
Ik begin met het streefbeeld voor paling. De heer Geurts heeft daarover een mooi verhaal gehouden, dat ik zeer kan beamen. Het streefbeeld is gebaseerd op heel oude cijfers. Het aardige is dat wij met elkaar het doel hebben om het streefbeeld zo te bepalen dat we eigenlijk teruggaan naar de situatie vóór menselijk ingrijpen. Dat zou het doel moeten zijn. Door menselijk ingrijpen, met dammen, dijken, gemalen en stuwen, zijn echter de migratiemogelijkheden enorm beperkt. Door menselijk ingrijpen is ook de waterkwaliteit prachtig verbeterd, maar de paling vindt dat niet zo lekker. Die houdt meer van troebel water dan van schoon water, waarin minder voedsel zit. Het streefbeeld kan dus niet worden gebaseerd op de oude situatie. We zullen rekening moeten houden met menselijk ingrijpen. Het gekke is dat Engeland, België en Duitsland dat netjes doen. Die landen houden daar prima rekening mee in hun streefbeeld. Zij gaan uit van 3 kilo per hectare wateroppervlak. Wat doen we in Nederland? Wij gaan uit van 11 kilo. Als je het hebt over een nationale kop: dit is nu 8 kilo nationale kop. Waarom doen we dit nog steeds? Ik vraag de staatssecretaris met klem om de gebieden zonder intrekmogelijkheden niet mee te rekenen en in overleg met de sector het streefbeeld opnieuw te berekenen.
Ik blijf bij de paling, en maak een uitstapje naar Brussel. Er gaan geluiden op om tot een totaal palingvangstverbod te komen. Je verzint het niet, maar zij daar wel. Kan de staatssecretaris daar met klem dwars voor gaan liggen? In figuurlijke zin natuurlijk.
Mijn volgende punt is de schubvis. Onenigheid tussen beroepsvissers en sportvissers is van alle tijden, althans wel van de tijden dat ik in de Kamer zit. We hebben daar heel veel discussies over gevoerd. De aanbeveling van de Commissie Toekomst Binnenvisserij is duidelijk: ga voor een duurzame benutting. Wil de staatssecretaris in ieder geval voorkomen dat toestemmingen en vergunningen voor de schubvisserij die nu nog bij de beroepsvisserij zitten, overgeheveld worden naar de sportvisserij? Dat lijkt namelijk te gebeuren. We komen hier, denk ik, op terug als we de hele toekomst van de binnenvisserij met elkaar gaan bespreken. Ik wil daar nog één ding over vragen en verder de kabinetsreactie afwachten. Daarover kunnen we dan een keer een AO beleggen. Is het mogelijk om bijvoorbeeld binnen het budget voor aquacultuur een deel van het geld te besteden om de vissers te helpen? In water- en natuurwerken zit heel wat geld, bijvoorbeeld voor de Marker Wadden, waar visgebied wordt afgenomen van vissers. Met dat geld kan sanering en herstructurering mogelijk worden gemaakt. Het raakt de vissers namelijk heel direct. Wat mij betreft, hoeft de staatssecretaris hier nu niet op te antwoorden, als ze het meeneemt in de brief.
Ik ga nu in op de wolhandkrab. Als ik goed tel, dan is vóór het opheffen van het vangstverbod de hele VVD-fractie, de hele CDA-fractie, de hele PVV-fractie, de hele SGP-fractie, de hele ChristenUnie-fractie, en ik schat de helft van de PvdA-fractie. De ChristenUnie-fractie is hier niet aanwezig en maakt daarom enig voorbehoud, maar staat er wel positief in. En welke helft van de PvdA-fractie, dat weten we nog niet precies, maar zelfs zonder de PvdA-fractie is er een meerderheid. Ik stel de staatssecretaris dus voor om dit debat zo meteen heel goed te voeren. Het is ons na aan het hart gelegen. We hebben er ook goed over nagedacht. We kunnen dit natuurlijk met een motie gaan afdwingen, maar ik denk dat het beter is om in dit debat tot een eindresultaat te komen dat voor alle partijen het beste is. Ik vind het echt onbestaanbaar dat we, als we bekijken wat de binnenvissers al om de oren hebben gehad, een vangstverbod handhaven voor deze exoot, die hier in 1931 toevallig met een schip uit China is gekomen, hier helemaal niet hoort en zich onvoorstelbaar snel voortplant. De vissers zijn er dolblij mee als we het verbod opheffen. Zij kunnen er een eerlijke boterham aan verdienen. Het beestje voldoet aan alle normen die er Europees voor zijn gesteld. Het wordt ook gewoon door alle andere landen gevangen en verhandeld. Er wordt geld aan verdiend. En onze vissers zouden dat niet mogen! Ik ben ook voor labelen en etiketteren. Laten we dat maar als voorwaarde stellen: die informatie moet beschikbaar zijn. Ik ben ervoor, hoor, maar aan de andere kant staat op een fles spiritus ook niet dat het onverstandig is om hem leeg te drinken. Het is uiterst onverstandig. We weten ook dat het gebeurt, want mensen met een alcoholverslaving en heel weinig geld, doen het nog ook. Er zit 80% alcohol in dat spul. Ik snap niet hoe ze het naar binnen krijgen, maar ze doen het wel. Het wordt gewoon geproduceerd en verkocht, en je kunt zo’n flesje bij de Hubo op de hoek kopen. We moeten ook een beetje nuchter blijven en gewoon naar het witte vlees kijken. Er zijn miljoenen beesten in onze wateren die de boel kapot vreten. Dat doen ze. Er zitten gigantische, metersdiepe gaten in de grond bij bruggen, viaducten en kustwerken. Laten we die beesten alsjeblieft wegvangen. De sportvissers zijn er ook dolblij mee. Die durven dat niet hardop te zeggen, maar ze zijn dolblij als die beesten verdwijnen, want als je nu een hengeltje in het water gooit, is zo’n vervelende wolhandkrab het eerste wat je ophaalt. Terwijl er een vis aan moet zitten, toch? Zie, ze durven er niets over te zeggen.
De voorzitter: Het is ook niet de bedoeling dat u met het publiek gaat praten.
De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is waar. Excuus, voorzitter.
De voorzitter: En het is de bedoeling dat u afrondt, want nuchter gezien bent u bijna door de tijd heen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ben ook bijna door mijn tekst heen, voorzitter, dus dat is mooi.
Ik ben van harte voor het opheffen van het vangstverbod, mits we inderdaad labeling toepassen. En laten we gewoon blij zijn met deze uitkomst voor de vissers. Ze hebben het keihard nodig om de moeilijke tijd te overleven, want zonder dit overleven ze niet. Ieder die tegen de opheffing kiest, kiest tegen de vissers en zorgt ervoor dat zij verdwijnen.
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik heb negen puntjes. Laat ik maar beginnen met die gifspons, die wolhandkrab waar mijn buurman zo belangwekkend en bijna emotioneel over praat. Ik heb nog eens goed gekeken naar wat IMARES ervan vindt. We weten dat het ding giftig is. Een fles spiritus is toch iets anders dan ons voedsel. Volgens mij hebben wij als medewetgever de taak om ervoor te zorgen dat ons voedsel hartstikke veilig is voor de consument en dat mensen er niet ziek van worden. Zoals ik zojuist al zei, waren er in 2011 berichten waaruit bleek dat een paar keer per jaar wolhandkrab eten, niet goed is voor de volksgezondheid. Dan kun je dat wel verzachten door te zeggen dat we het naar China exporteren en dat ze het daar maar moeten uitzoeken, maar dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Als er dioxine in melk zit, zet je ook niet op het etiket: dit pak melk bevat dioxine. Dat zou een fout principe zijn. Mocht nu uit nader onderzoek blijken dat er helemaal niets aan de hand is met de wolhandkrab en dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid, dan kan ik meegaan met de redenering van een aantal anderen. Dat blijkt echter niet uit het onderzoek dat mij ter beschikking staat. Ik houd me aanbevolen voor ander onderzoek, maar voorlopig gaat mijn fractie er dus niet in mee.
De heer Bosman (VVD): Er wordt nu wel heel makkelijk een vergelijking gemaakt tussen melk en de wolhandkrab. Er is absoluut een verschil. Wij drinken thuis dagelijks melk. Als je trouwens iedere dag melk drinkt, krijg je ongeveer net zo veel dioxine binnen als wanneer je twee wolhandkrabben eet en je die helemaal leegzuigt. Alles bij elkaar is het dus hetzelfde probleem, maar de heer Schouw maakt een vergelijking tussen een delicatesse, die mensen niet altijd eten maar op bepaalde momenten, zeker in Aziatische landen, en melk. Door de vergelijking met melk te maken, doet de heer Schouw of wolhandkrab een dagelijkse maaltijd is, en dat is pertinent niet waar. Ik denk dat de heer Schouw daar nog eens goed naar moet kijken.
De heer Schouw (D66): Dat zou ervoor pleiten dat paaseitjes giftiger mogen zijn dan de gewone chocola, omdat je paaseitjes alleen in een bepaalde periode van het jaar eet. Dat geldt ook voor de boterletter. Het is de overtuiging van mijn fractie dat we ervoor moeten zorgen dat het voedsel dat aan de consument wordt aangeboden, veilig is voor de volksgezondheid. Dat is onze inzet. Als dat niet zo blijkt te zijn, zoals met de dioxinepaling van een paar jaar geleden, dan moet je maatregelen nemen.
De heer Bosman (VVD): De heer Schouw blijft toch erg vasthangen in het benoemen van de totale krab en niet van de delen ervan. Je hebt altijd vissen of onderdelen waarvan je zegt: als ik dat eruit haal, dan kan ik dat gewoon eten en dan is dat net zo veilig als al het andere eten, bijvoorbeeld mijn boterham met boter en kaas.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
De heer Bosman (VVD): Mijn vraag is dat de heer Schouw hier wel heel makkelijk vergelijkingen trekt en iedere keer praat over «de wolhandkrab» als totale entiteit, terwijl hij naar de delen moet kijken. De D66-fractie moet ook kijken naar Europa. Europa heeft daar een mening over en heeft er voorwaarden aan gesteld. Europa stelt dat het witte vlees voldoet aan de eisen. Je zou zeggen dat D66 zou meegaan in het verhaal van Europa. Ik ben heel benieuwd of de heer Schouw dat doet.
De heer Schouw (D66): Ik ben ontzettend blij met die vraag, want dan kan ik dit rechtzetten. Wij zijn geen euro-hoera-hoerapartij. Wij zijn ook zeer kritisch op Europa. Ik verwijs alleen maar naar ons standpunt inzake de besteding van de Europese landbouwbudgetten. Het verhaal over het onderscheid tussen wit en bruin is inhoudelijk waar, maar ik lees in het rapport dat mensen het vlees gecombineerd eten. Het is dus gewoon schadelijk. Die bevinding haal ik uit het rapport. Zelf heb ik geen praktijkervaring want ik eet het niet. Ik leef heel sober, net als de meeste Kamerleden.
De voorzitter: Ik stel vast dat u hier voldoende over gewisseld hebt. Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.
De heer Schouw (D66): Mijn tweede punt is de paling. Daar valt veel over te zeggen, maar ik sluit mij aan bij de conclusie in de brief van de heer Bleker. We moeten het houden zoals het is, want het moet allemaal nog aangroeien en dat is een kwestie van langdurig beleid. We gaan dat dus niet versoepelen.
Mijn derde punt is de handel door sportvissers. Mijn fractie vindt, samen met velen, dat dit niet moet gebeuren. De sportvissers moeten niet meer meenemen dan voor eigen consumptie. Als dat 25 kilo is, lijkt me dat een nogal forse consumptie, maar ik ga niet soebatten over die kilo’s. Als het 25 kilo is, dan moet dat maar zo zijn. Het lijkt me rijkelijk veel.
De boomkorvisserij is mijn vierde punt. Die moet worden teruggedrongen en daar hebben we eind 2011 afspraken over gemaakt. Kan de staatssecretaris iets vertellen over de stand van zaken? Hoe zit het met de handhaving? En vooral: hoe gaat het met de alternatieven? Er zijn drie alternatieven. Hoe ontwikkelt zich dat? Springt er bijvoorbeeld een uit?
Mijn vijfde punt is het motorvermogen van de kustvisserij. Daar heb ik me nu eens enorm in verdiept, want dat is een problematiek waarbij ik me afvraag of we nu op de goede manier bezig zijn. Je kunt eindeloze discussies voeren over het theoretische motorvermogen en wat dit betekent in de praktijk, of over verzegeling en het omzeilen daarvan. Zijn er niet gewoon wat pragmatische oplossingen te bedenken rondom dat motorvermogen? We tuigen namelijk nogal wat dingen op. Zijn dat nu oplossingen waarin we kunnen geloven?
Ik ga naar het buitenland voor mijn zevende punt, de aanlandplicht. Wij zijn voor een aanlandplicht om overbevissing aan te pakken. Wij steunen ook de aanpak van de Europese Unie om de bijvangst in vijf jaar tijd terug te brengen tot 7% en vanaf 2019 een volledig terugwerpverbod in te voeren. Het staat wel haaks op een eerder door deze Kamer aangenomen motie van de heer Bosman.
Staatssecretaris Dijksma: Die hebben wij de hele ochtend al besproken.
De heer Schouw (D66): O, sorry, dan laat ik het hier even bij. Ik heb een kleine fractie, dus ik kan niet overal bij zijn. Zielig hè.
Is mijn achtste punt ook vanmorgen al besproken? EU-top Japan? Oké. De staatssecretaris weet dat Japan nog steeds jaagt op walvissen voor wetenschappelijke doeleinden. Maar wat is wetenschap? Nederland drukt een zware stempel op die EU-top over Japan. Het zou dus ontzettend fijn zijn als Nederland alles doet wat in zijn vermogen ligt om die jacht te beperken. Hoe neemt het kabinet dit mee in de onderhandelingen?
Tot slot ga ik in op Cites. Hebt u het daar ook over gehad vanmorgen? Nee. Dan is het toch fijn dat ik dat even aan de orde stel. De zestiende conferentie vindt plaats as we speak. Het springende punt daarbij is dat uit onderzoek blijkt dat er jaarlijks 100 miljoen haaien worden gedood voor de commerciële visserij. Mijn fractie vindt die omvang buitengewoon onwenselijk. Wat is de inzet van het kabinet voor het terugbrengen van dat soort aantallen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat in de toekomst de wetenschap echt leidend kan worden bij de vangst van haaien, en de politieke overwegingen minder leidend?
Dat waren mijn negen punten, voorzitter. Ik hoop dat ik binnen mijn tijd ben gebleven.
De voorzitter: Ja, dat hebt u keurig gedaan, waarvoor dank.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik begin met de vervuiling op de bodem van de Nederlandse rivieren. Daar zijn de vissers natuurlijk niet verantwoordelijk voor, maar het is wel een gegeven. Ik vraag het kabinet wat er wordt gedaan om die vervuiling te saneren. Wat is de stand van zaken? Zolang die vervuiling er namelijk is, en vaak nog vele tientallen jaren erna, blijven we ook zitten met de problemen waar we nu over spreken.
Mijn volgende punt is de nieuwe, voedselveilige manier van vissen. Er wordt een plan onderzocht om de wolhandkrab te laten opgroeien in schone wateren. Aan de eerste fase van het onderzoek betaalde de sector mee, maar nu het water de sector aan de lippen staat, vraag ik de staatssecretaris om welwillend te kijken naar het vervolgonderzoek. Dat kost vier ton, geloof ik. En als het opkweken in schoon water geen binnenwateren betreft maar aquacultuur, dan moet dat uiteraard ook duurzaam gebeuren.
En dan de verkoop van de wolhandkrab. Ik zou zeggen: we gaan toch geen gif verkopen? Nederland staat bekend als een handelsnatie, maar dit gaan we niet doen, dames en heren. Dit gaan we niet doen. Stel: ik stap naar de winkel en ik lees op het etiket: er zit gif in, maar u kunt het toch kopen. Hallo! Niet doen. Geen gemarchandeer met de volksgezondheid. Het is uitgezocht, het is nog een keer bekeken en de conclusie is, alles wikkende en wegende: niet doen. Ik stel voor dat we het wel bespreken, ook op Europese schaal, en daarbij zou ik het om willen draaien. Wat komt er ons land binnen? Is dat wel goed gecheckt?
De voorzitter: Ik hoor een aantal woordvoerders nu reageren buiten de microfoon. Ik stel voor dat iedereen interrumpeert via de voorzitter. Een aantal woordvoerders heeft dat reeds gedaan, dus de heer Van Gerven gaat eerst verder met zijn betoog.
De heer Van Gerven (SP): Ja, en de SGP mag helaas niet meer interrumperen, heb ik begrepen.
Ik wil natuurlijk wel graag gelijke concurrentieverhoudingen. Die vind ik belangrijk. Ik vraag de staatssecretaris dus om ook eens te bekijken wat ons land binnenkomt. Voldoet dat aan de veiligheidsnormen?
Ik ga nu in op de garnalenbrief. Die heeft mij verbaasd.
De voorzitter: Ik begrijp dat u naar een ander punt gaat. Over het vorige punt heeft de heer Geurts een vraag.
De heer Geurts (CDA): Ik zal gelijk antwoord geven op de vraag van de heer Van Gerven, en hem ook vragen om daar zijn mening over te geven. In andere Europese landen is de wolhandkrabvisserij gewoon toegestaan. De wolhandkrab komt ook via import uit andere landen op de Nederlandse markt. De Nederlandse wolhandkrabvissers mogen echter niet vissen op de wolhandkrab in onze gebieden. Wat vindt de heer Van Gerven daarvan? Het komt wel binnen en het kan hier geconsumeerd worden, maar onze vissers mogen er niet op vissen en het niet verkopen in Nederland of in andere landen.
De heer Van Gerven (SP): Ik heb daar al antwoord op gegeven. Natuurlijk, we hebben vrijhandelsverkeer dus die vis komt binnen. Die moet echter wel aan dezelfde veiligheidsnormen voldoen. Dat moet worden gecheckt. En als dat niet zo is, dan moet dat gelijkgetrokken worden. Dat was ook mijn vraag. Dat betekent echter niet dat we moeten toestaan dat we gif verkopen. Dan moeten we bewerkstelligen dat er geen gif wordt geïmporteerd. Ik ben het namelijk met de vragensteller eens dat die wolhandkrab mogelijk vervuild is. Daar zit van alles in en dat moet worden gecheckt, want ik wil dat het voedsel veilig is. We gaan daar morgen ook nog uitgebreid over debatteren. Ik wil niet dat wij gif verkopen en dat aanbieden aan mensen om op te eten, of dat nu hier is, in China of waar dan ook. Dat wil ik nadrukkelijk gezegd hebben. Dat lijkt me ook heel duurzaam, trouwens.
De heer Geurts (CDA): De laatste vraag die ik wil stellen aan de SP-spreker is: bent u met mij van mening dat u niet mag zeggen dat dit een gifsoort is die in Nederland bevist en verkocht zal gaan worden?
De heer Van Gerven (SP): Kijk, er is een analyse gemaakt van de wolhandkrab. Alles afwegende is gezegd dat het niet verstandig is om die te consumeren. Dan kunnen we daar wel een labeltje op plakken: twee keer per jaar zou wel kunnen, maar drie keer niet. Zo werkt het echter niet. Dat moeten we dus gewoon niet doen. Bovendien kunnen wij absoluut niet controleren of iemand twee keer wolhandkrab eet of elke dag of nooit, zoals mijn buurman, die sober leeft. Dat is allemaal niet te controleren. We moeten ervan uit kunnen gaan dat het gewoon gegeten moet kunnen worden als het op de markt is en we het mogen eten. We hebben al genoeg om ons zorgen over te maken.
Ik was gebleven bij de garnalenbrief. De garnalenvissers willen extra inzetten op duurzaamheid via het MSC-keurmerk. Zij willen niet meer vangen dan ecologisch verantwoord is. Maar dan worden ze weer teruggefloten door de NMa. Het voorstel van de SP-fractie is om de ruimst mogelijke interpretatie van de regels te hanteren, waarbij het ook mogelijk is dat vissers of producenten zich organiseren op het thema duurzaamheid. Het moet namelijk niet alleen bijdragen aan verbetering van de productie. Het gaat ook om het duurzaamheidscriterium. Als de regelgeving daarop te star is, pleit de SP ervoor om die dan maar te verruimen, met het doel dat ik eerder schetste.
Mijn volgende punt betreft de sleepnetten met een hoog motorvermogen. Er werden acht boten gecontroleerd op een groot totaal. Wat is dit dus voor controle? Hoe effectief is die? Wat moet ik me daarbij voorstellen? Of is het een pilot?
Het verhaal van de black box spreekt de SP wel aan. Als we dit gaan doen, ligt het voor de hand dat in de meest kwetsbare natuurgebieden het eerst wordt begonnen met een dergelijk systeem. Het is niet alleen een Nederlands maar ook een Europees probleem, dus het moet ook Europese prioriteit hebben.
Ik kom bij de sportvissers en de bag limit. Er is al keurig uitgelegd wat dat is. De SP is het zowaar eens met de VVD, want die was daar geloof ik ook voor. Dat kan gebeuren op een vroege avond. De Partij van de Arbeid zette daar echter weer vraagtekens bij. Dat vond ik verwarrend, maar ik denk wel dat de bag limit een oplossing kan zijn. Wij staan daar positief tegenover. Hoe is trouwens op dit moment de relatie tussen de sportvissers en de beroepsvissers? Het is een «continuing story» waar een staatssecretaris met ambitie een heel positieve rol in kan spelen. Misschien kan zij vertellen hoe de vlag erbij hangt op dit moment en of er witte rook uit de schoorsteen komt wat betreft de relatie tussen beide groepen.
Voorzitter, hoeveel tijd heb ik nog?
De voorzitter: Nog één minuut.
De heer Van Gerven (SP): Dan ga ik nog in op de kwetsbare natuurgebieden. De SP is er voorstander van dat zulke gebieden worden aangewezen in de Noordzee, ook als kraamkamers voor vis. Wij dachten aan een norm van 20% en wij horen graag de reactie van de staatssecretaris op die suggestie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Onze wateren, of dat nou de Waddenzee is of onze binnenwateren of de Noordzee of de wateren verder weg, vormen een collectief ecosysteem waar we met zijn allen verantwoordelijkheid voor dragen. Het is dus geen particulier viswater. We hebben deze discussie eerder gevoerd over de mosselvisserij in de Waddenzee. Ook met betrekking tot de palingvisserij is het belangrijk om nog even de rapporten in herinnering te roepen waarin destijds al stond: als we nu zouden stoppen met vissen, hebben we in het beste geval binnen 80 jaar de stand weer een beetje op peil. In het beste geval. Het zou ook 200 jaar kunnen duren. De Partij voor de Dieren vraagt aandacht voor die conclusie. Destijds wilden de maatschappelijke organisaties zich redelijk opstellen. Zij vroegen om het afbouwen van de visserij tot een vangstverbod binnen vier jaar. Ik herinner me nog goed dat zelfs die coulante opstelling volledig van tafel werd geveegd door de Kamer. De palingstand wordt er niet beter op; dat weet de staatssecretaris vast ook. Ik zeg dus: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Er zit een nieuw kabinet. Ik ben erg benieuwd of dat tot nieuwe inzichten en nieuwe standpunten komt.
Het zal toch niet gebeuren dat we ook met de wolhandkrab weer chemisch afval op de markt brengen, tenzij we achter iedere boom een NVWA’er kunnen zetten omdat te controleren? Daar komt het namelijk wel op neer. Voor morgen staat een groot debat gepland over voedselfraude. We hebben niet bepaald goede papieren in het controleren van voedselstromen. Is alles netjes gelabeld en houdt iedereen zich netjes aan de voorwaarden? Natuurlijk, wat de VVD wil, kan in theorie, maar ik vraag me af of het in de praktijk realiseerbaar is. De Partij voor de Dieren zegt dus: niet doen.
Daar komt nog iets bij. De rest van mijn betoog zal gaan over het welzijn van de dieren die we uit het water halen en opeten. Dat welzijn is voor krabben en kreeften in het geding. Steeds meer onderzoek toont aan dat ook schaaldieren pijn en stress kunnen ervaren. We moeten ons dus afvragen of we die wel zo makkelijk uit het water kunnen halen en opeten. Als een meerderheid van de Kamer dierenwelzijn belangrijk zegt te vinden, dan geldt dat dus ook voor krabben en kreeften. Wat is de reactie van de staatssecretaris op het onderzoek van onder andere Bert Lambooij en Marc Bracke naar het welzijn, of eigenlijk het ontbreken daarvan, van vissen in de zeevisserij? Het is maar goed dat vissen niet kunnen schreeuwen, want anders zou het een behoorlijke herrie zijn aan boord van die schepen. Dan zouden de vissers met gehoorbeschermers op moeten lopen, net als Kamerleden die een potje gaan sportvissen. Maar als vissen konden schreeuwen, zou de wereld er misschien wel anders uitzien.
Naar schatting worden jaarlijks een biljoen vissen gevangen in de zeevisserij. Niemand lijkt zich zorgen te maken over het welzijn van die dieren, terwijl we weten dat hun doodsstrijd lang duurt. De onderzoekers en de vissers schrokken er zelf van: als de vis eenmaal aan boord is en dood lijkt, blijkt hij nog twee uur te leven. Dat blijkt uit hersenonderzoek. We weten ook dat de vissen dan al in het ijs worden gestopt of worden gestript. Die dieren ondergaan de slacht dus levend en bij bewustzijn. Wat vindt de staatssecretaris daarvan en wat wordt haar inzet op het gebied van de bescherming van de vissen tijdens het vissen zelf en bij hun dood? Is de staatssecretaris met de Partij voor de Dieren van mening dat het tijd wordt om ook voor vissen en voor schaal- en schelpdieren regels te maken zoals we die ook hebben voor de slacht van landbouwhuisdieren? Dat betekent dat we goed moeten bekijken hoe lang de doodsstrijd eigenlijk duurt. Wat doen we die dieren aan? De dieren hebben ernstig te lijden van de manier waarop ze worden gevangen.
Een aantal andere belangrijke effecten, die nog boven op de bevindingen van Lambooij en anderen komen, staan in een goed rapport uit Engeland. Fishcount heeft in 2010 een rapport geschreven waarin de doodsstrijd die vissen ondergaan, uitgebreid wordt beschreven. Ze worden uitgeput door de lange trekken in de netten, ze worden opgehaald van grote diepten en hun blaas knapt als gevolg van decompressie. We kennen die effecten bij mensen ook. Duikers moeten daar voorzichtig mee zijn. De vissen worden doodgedrukt. Ze komen levend aan boord terwijl de indruk bestaat dat ze al dood zijn, en worden dan opengesneden of in het ijs geduwd. Het is één groot drama. Al sinds 2002 zegt de regering dat we aandacht moeten hebben voor het welzijn van vissen in de zeevisserij, maar we zijn nu meer dan tien jaar verder en er is nog steeds niets gebeurd. Ik vraag de staatssecretaris dus om te reageren op het rapport van Fishcount en op de bevindingen van Lambooij en anderen. En dan denk ik dat we met elkaar moeten afspreken dat we ook vissen gaan beschermen tegen onnodige pijn, stress en angst bij het vangen en bij de slacht.
De heer Graus (PVV): Mijnheer de voorzitter. We moeten realistisch zijn. Nu we die verschrikkelijke bio-industrie hebben, moeten we het de vissers zeker niet moeilijker maken, terwijl zij de diertjes nog in hun eigen, natuurlijke omgeving vangen. Zij maken in ieder geval niet levend het nare transport mee, wat het ergste is aan de hele bio-industrie. Eigenlijk zouden alle diervriendelijke Kamerleden dus ook iets meer vóór de visserij moeten zijn. Laten we wel wezen. Daar wordt dieren namelijk een heleboel ellende bespaard.
Ik denk dat opeens alles «schadelijk» is, omdat we een en ander kunnen meten, destilleren en extraheren. Vroeger kon men dat niet. Opeens is dus alles schadelijk, omdat men kan meten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter, ...
De heer Graus (PVV): Zal ik even wachten?
De voorzitter: Nee, mevrouw Ouwehand dacht een tweede interruptie te krijgen, maar die krijgt zij niet. Gaat u rustig verder.
De heer Graus (PVV): Dit is mijn laatste afspraak, dus ik heb alle tijd vanavond.
De voorzitter: Wij ook.
De heer Graus (PVV): Ik denk dus dat het te maken heeft met het feit dat we het kunnen meten. We moeten daar niet in meegaan.
Ik vond het heel mooi dat de walvissen ook bij het onderwerp Nederlandse visserij aan de orde kwamen. Die spoelen hier weleens aan, maar we jagen er gelukkig niet op. Er is wel heel lang geleden, in 2007, al een motie-Graus over ingediend. Die werd met name door die mensen niet gesteund die er nu de grootste mond over hebben. Het is altijd grappig om dat te horen. In elk geval was ik mijn tijd ook daarin ver vooruit.
Wat betreft de wolhandkrab moeten we ook oppassen dat de situatie niet onrechtvaardig wordt. Het verbod heeft enorme gevolgen voor de binnenvisserij. We zijn zo langzamerhand onze binnenvissers echt de nek aan het omdraaien. Deze staatssecretaris is net aangetreden, dus ik vind het lullig om het op haar bordje te leggen. Ik weet ook dat zij er mogelijk anders in staat. Dat zal straks ook blijken. Er zijn echter wel degelijk nationale koppen. Bovendien is er sprake van metingen door IMARES. Als één organisatie er keer op keer naast heeft gezeten bij metingen, dan is het IMARES. Ik vertrouw die organisatie dus niet meer; daar ben ik heel eerlijk in. IMARES zat fout bij de zeehondentelling en bij de stikstofmetingen in mest. Het is een ramp geweest in de afgelopen jaren. De metingen waren bovendien zeer beperkt. Volgens mij waren er maar acht monsters. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris. Ik doe dus, net als de SGP, een dringend beroep op de staatssecretaris om het verbod op de vangst van wolhandkrab in de grote rivieren te heroverwegen. Ik hoop echt dat we dat straks hier kunnen aftikken en dat we niet naar de plenaire zaal hoeven om een motie in te dienen.
Bovendien denk ik dat een verbod de laatste stap zou zijn op weg naar een compleet faillissement van de binnenvisserij. Er blijft niets meer voor die mensen over. We hebben nooit last van hen gehad. Ze hebben altijd hard gewerkt en ons van onze primaire levensbehoeften voorzien. Die jongens wordt letterlijk de nek omgedraaid. Ik vind dat onwaarschijnlijk. Het ministerie van Economische Zaken liet weten, het uitvoeren van een risicobeoordeling niet te zien als een nationale kop op Europese regelgeving. Het vangstverbod dat daaruit voortvloeit, is dat mijns inziens wel.
De collega van de SGP heeft nog vragen gesteld over het risico dat de Fyra loopt door het geknabbel van de wolhandkrab. Ik kan hem echter geruststellen: de Fyra kwam al in de problemen zonder de wolhandkrab. Daar hoeft hij zich dus verder geen zorgen over te maken. De consumptiegegevens van het LEI wijzen uit dat er niet gesproken kan worden van een risico voor de volksgezondheid. Hoe verhoudt zich dat tot de uitkomsten van het RIVM?
Wij hebben een groot item gemist waar alle binnenvissers over klagen, namelijk de massale visstroperij door tuig uit voormalige Oostbloklanden. Alles is al besproken en ik sluit me bij veel dingen aan, maar dit komt nooit aan de orde. De mensen van de dierenpolitie lieten mij weten dat het vaak om georganiseerde bendes gaat, die zwaarbewapend zijn en waarbij men zelfs de hulp nodig heeft van arrestatieteams. Ze lopen gewoon met halfautomatische machinepistolen rond. De nieuwe regering heeft de plusminus 160 bestaande dierenpolitiemensen voorlopig uit de buitengebieden gehaald. Ze mogen niet meer patrouilleren. Op de NVWA wordt bezuinigd, dus die controleert er ook niet op. Er gebeurt dus niets tegen visstroperij, terwijl er zelfs een aangenomen motie ligt, die door alle partijen is gesteund behalve door de PvdA, waarin de regering wordt verzocht om in het belang van de visstand en van de beroepsvisserij meer controle, opsporing en handhaving in te zetten tegen het Oostbloktuig in de visstroperij. Er wordt niets aan gedaan! Ik hoor het van de dierenpolitieagenten. Ze mogen er niet meer naartoe en er wordt niets gedaan aan dit tuig, dat hier alles leegvist en de vis naar restaurants doorsluist. Dat is ook een nekslag voor onze vissers. Daar moeten we ook iets aan doen. De NVWA kan bovendien niet eens strafrechtelijk opereren. Zij heeft enkel een bestuursrechtelijke bevoegdheid. Ik vraag de staatssecretaris dus om zich hard te maken om de bestaande dierenpolitiemensen hierop in te zetten. We moeten die gasten gewoon keihard aanpakken en lange gevangenisstraffen geven. Wij hebben de hobbyvissers en de sportvissers nooit iets in de weg gelegd, maar het moet niet zo zijn dat ze de beroepsvissers gaan beconcurreren. Dat kan niet, want die moeten wel iedere gram vis verantwoorden. Dat doet met name dat Oostbloktuig, dus niet onze Nederlandse hobbyvissers en sportvissers. Daar wordt niets aan gedaan. Ik wil daar echt actie op, anders zal ik er moties over gaan indienen.
Mijn belangrijkste punt vormen de binnenvissers, die letterlijk om zeep worden geholpen, niet alleen door de Europese Commissie maar ook door onze regering. Ik hoop dat de staatssecretaris daar als frisse, jonge vrouw verandering in gaat brengen. Haar kennende, weet ik zeker dat zij de vissers een warm hart toedraagt. Ik heb in januari een motie ingediend ten behoeve van onze palingvissers over het binnendijks uitzetten van de schieraal en de glasaal. De staatssecretaris heeft mij toen gevraagd om die motie aan te houden. Ik hoor nu graag wat de stand van zaken is, opdat ik mijn motie mogelijk alsnog kan indienen. Glasaal en schieraal mogen namelijk nog steeds niet binnendijks worden uitgezet. De vissers investeerden wel in apparatuur, maar krijgen geen vergunning. Dat kan gewoon niet. We kunnen die jongens toch niet iedere keer zo belazeren? Ik vind dat dat niet kan. En nu worden de palingvissers ook nog eens gestraft met de wolhandkrab. De Duitsers vangen de wolhandkrab verderop wel, en verhandelen hem op onze markt. Dat is mede mogelijk gemaakt door de vrijhandelsverdragen uit Brussel. Dat kan natuurlijk niet, want daardoor krijgen ze ook nog te maken met valse concurrentie.
De voorzitter: Gaat u afronden?
De heer Graus (PVV): Zo, ik heb nog wel een stapeltje hoor.
Tot slot zeg ik iets wat alle Nederlandse vissers aangaat. De visser blijkt gemiddeld anderhalve dag tot twee dagen per week bezig te zijn met schrijf- en regelwerk. Hierover ontvangen wij heel veel klachten. Een visser moet varen en vissen, en niet boekhouden. Onze staatssecretaris heeft een voortreffelijke speech gehouden op de Grüne Woche in Berlijn. Ik ben daarbij geweest, net als velen hier aan tafel. Haar laatste woorden waren: «Bauern sind keine Buchhalter». Ich möchte unsere gnädige Ministerin fragen: gilt das auch für unsere Fischer?
De voorzitter: Dank u wel. Ik ben benieuwd of we daar een Duits antwoord op krijgen.
De vergadering wordt van 19.08 uur tot 19.12 uur geschorst.
De voorzitter: Wij gaan beginnen met de beantwoording door de staatssecretaris, maar voordat ik haar het woord geef, heb ik twee dingen te melden. Ten eerste mogen de leden de staatssecretaris één keer interrumperen. Dat doen wij gewoontegetrouw aan het eind van een blokje. Ik heb namelijk begrepen dat de staatssecretaris in blokjes antwoordt. Ten tweede verwachten wij omstreeks 19.30 uur een stemming. Voor de mensen op de publieke tribune: als u een bel hoort die een minuut aanhoudt, dan is dat het signaal dat een aantal Kamerleden deze zaal verlaten.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Dank voor de inbreng. Voordat ik begin aan de verschillende blokjes, kan ik melden dat er zojuist vanuit de Sixtijnse Kapel witte rook is waargenomen. Habemus papam. Dat is bijzonder op biddag. De heer Dijkgraaf begon vanochtend een ander overleg met dat onderwerp. Ik weet niet of dit ook een voorspellende waarde heeft voor het overleg tussen u en mij nu, want er liggen nog een paar problemen.
Eerst wil ik heel kort iets zeggen over de reactie die de Kamer nog tegemoet kan zien op het hele verhaal van de commissie-Remkes. Vanzelfsprekend gaan wij meteen daarna door met de wolhandkrab. Dan wil ik graag de paling behandelen, vervolgens de garnalen en dan handhaving. Dan heb ik nog een blokje overige.
Diverse leden hebben gevraagd wanneer er een kabinetsreactie komt op de toekomst van de visserij. Ik heb even de tijd genomen om deze problematiek goed tot mij te nemen, want het gaat om vraagstukken die voor de Kamer en de sector van heel groot belang zijn. Waar de sector mee te maken heeft, is niet niks. Ik heb de reactie al zo goed als klaar. Ik probeer haar volgende week bij de Kamer te hebben. Vanzelfsprekend kunnen wij daar dan uitgebreid over spreken. Dat verdient het onderwerp. Ik weet niet wie van de leden nog weleens de tijd vindt om televisie te kijken, maar er is een prachtige documentaire van Omroep MAX over Hollandse vissers. Dat is een absolute aanrader, want daar steek je ook veel van op.
De wolhandkrab. Een aantal woordvoerders is al begonnen met het tellen van de stemmen. Ik begrijp de achtergrond, maar ondertussen verbaast het mij dat mij wordt gevraagd om het vangstverbod op te heffen. Het vangstverbod is ingesteld door mijn voorganger, mede namens de minister van VWS, om de volksgezondheid te waarborgen. Ik wil in herinnering roepen – sommige woordvoerders hebben dat zelf al gedaan – dat de Kamer mijn voorganger in 2011 heeft opgeroepen zo snel mogelijk het vissen op paling in de grote rivieren te verbieden omdat deze, net als de wolhandkrab, vervuild is met dioxines en dioxineachtige pcb’s. In dat debat werd de overheid verweten het economisch belang boven het belang van de volksgezondheid te hebben gesteld. De Kamer vond het toen volstrekt onvoldoende dat de consument gewaarschuwd werd en dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de consument werd gerekend. Bij andere debatten, bijvoorbeeld over de Q-koorts, hebben wij eenzelfde soort discussie gehad. Eigenlijk wordt mij nu gevraagd om bij de wolhandkrab precies het tegenovergestelde te doen.
Ik heb gisteren een uitgebreide beantwoording gegeven van Kamervragen van de leden Dijkgraaf en Bosman. Daarin heb ik aangegeven dat er op basis van de eveneens aan de Kamer gestuurde risicobeoordeling van de NVWA geen reden is om het huidige vangstverbod van de wolhandkrab op te heffen. De risicobeoordeling ondersteunt het nu ingestelde verbod. De heren Dijkgraaf en Bosman stellen dat in de risicobeoordeling wordt uitgegaan van een te hoog consumptieniveau. In de risicobeoordeling van de NVWA van 2011 en 2012 is uitgegaan van 100 gram wolhandkrab. Dit is de geschatte gemiddelde consumptie van wolhandkrab in Nederland. Ik zie dan ook geen reden om het vangstverbod op te heffen.
De heer Bosman zegt dat er een onderscheid tussen bruin en wit vlees is. Hij heeft gelijk dat de norm geldt voor wit vlees. Vanuit de Europese Unie is die zo vastgesteld omdat van krabben doorgaans het witte vlees wordt gegeten. Maar wat wreekt zich hier? Bij de wolhandkrab is er juist sprake van een uitzondering, want die wordt in zijn geheel gegeten. Het is inderdaad een lekkernij. Die eet je in zijn geheel. De norm van bruin vlees wordt soms tot zelfs 100 maal overschreden. Dat was de reden voor mijn voorganger en de minister van VWS om te komen tot een vangstverbod. Voedselveiligheid gaat voor het economisch belang – ik neem aan dat de Kamer dat morgen weer tegen mij zal zeggen – hoe moeilijk dat soms ook is. Dat snap ik heel goed. De Kamer heeft dat bij paling ook zo vastgesteld. Als de Kamer hierbij gaat schuiven in haar opvatting, dan zal dat ook gevolgen hebben voor andere zaken.
De heer Bosman heeft gezegd dat er wel een level playing field moet zijn. Dat ben ik met hem eens. Vooruitlopend op het NVWA-advies heeft de minister van VWS de Europese Commissie en de lidstaten geïnformeerd over de Nederlandse bevindingen. Om voor een gelijk speelveld voor de handel in wolhandkrab te zorgen heeft Nederland erop aangedrongen een specifieke norm voor wolhandkrab te stellen in heel Europa. De Europese Commissie heeft lidstaten gevraagd om de vangst en consumptie van wolhandkrab te onderzoeken. Zij heeft ook aangegeven de monitoring van wolhandkrab verder uit te werken en te komen tot een Europese aanpak en harmonisatie. Dat speelveld gaan wij dus op de agenda zetten, maar dan wel andersom.
De heer Schouw heeft gevraagd naar mogelijkheden om met nader onderzoek te laten zien dat er geen gevaar is. Kan het verbod dan opgeheven worden? De Kamer heeft deze week van mijn collega van VWS het rapport van Bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering (bureau) ontvangen. Daarin is bevestigd dat deze lijn de juiste is. Mevrouw Dikkers zei dat er dan ook andere producten zijn waarvoor in het kader van voedselveiligheid een vangstverbod zou moeten komen. Zij noemde garnalen, geloof ik. Daarvan eet je sowieso de ingewanden en de kop niet. Dat geldt dus niet voor het bruine vlees. Dat gebeurt bij de wolhandkrab wel.
De heer Van Gerven heeft gevraagd hoe wij een en ander rond de wolhandkrab in schoon water verder kunnen steunen. Hij zei dat vissers daarin hebben geïnvesteerd. Er is subsidie verleend voor onderzoek om via schoon water het groeien van de wolhandkrab ondersteuning te geven. Ik ben heel benieuwd naar de resultaten. Er kan al schone, jonge krab gevangen worden in de niet gesloten gebieden. Het is aan de sector om te bezien hoe hij de mogelijkheden van kweek verder kan vormgeven.
De heer Dijkgraaf zei: als je niet voor het opheffen van het vangstverbod bent, dan ben je tegen de vissers. Ik hoop met mijn bijdrage van zojuist te hebben aangegeven dat wij niet over één nacht ijs gaan, dat hierbij een paar argumenten een rol spelen en dat die stelling niet helemaal klopt in de context van de overwegingen.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kan mij de reactie van de staatssecretaris op dat laatste voorstellen. Dus laat ik dat gewoon terugnemen. Laten wij de discussie zuiver houden. Dat is veel beter. Dan is dat de wereld uit.
Ik heb de discussie over de paling toen meegemaakt. Wij hadden net die tv-uitzending gehad. Dat was geen gelukkige uitzending over vissers. Ik zal die van Omroep MAX eens achterhalen, maar die van toen was niet goed. Dat debat vond in die context plaats. Daardoor kreeg het een extra lading die het heden ten dage niet gehad zou hebben. Wij hebben er toen voor gepleit om de wolhandkrab vrij te houden, want die ging toen automatisch in het proces mee. Daar was op dat moment niet de omgeving en de sfeer voor. Dat landde toen niet. Wij zijn altijd consistent geweest. Wij vonden dat die toen onterecht meeging. Wij vinden dat ook nu. Bijna alles gaat naar China omdat daar de markt zit. De Chinezen zijn er dolblij mee, omdat het ding veel schoner is dan de wolhandkrab die in China geproduceerd wordt. Die bevat veel meer chemicaliën. Het is voor hun gezondheid dus vele malen beter om het hier te doen. In alle omringende landen wordt het ding gewoon opgevist. Wij komen er niet door feiten uit te wisselen, want die kennen we allemaal. Hoe je met die feiten omgaat en tot welk standpunt je dat brengt, is uiteindelijk een politieke weging. Het brengt ons in ieder geval tot het standpunt: zo snel mogelijk het vangstverbod eraf.
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb helder gemaakt op basis van de overwegingen die ik heb voorgelegd en de rapporten die ik heb gekregen, dat ik die politieke aanleiding niet heb. Het is niet zo dat ik de sector die ruimte niet gun. Van harte zelfs, want de sector staat onder druk en ja, er moet ook wat gebeuren, maar wij moeten een en ander op een verantwoorde manier blijven doen naar onze eigen normen. Wij zien nu, andersom geredeneerd, aanleiding om andere lidstaten juist te waarschuwen en te zeggen dat zij misschien iets te gemakkelijk zijn op dit punt. Dat geeft aan dat wij het gelijke speelveld erkennen. Als ik in een van de kranten zeg – dat zal ik morgen weer doen – dat wij niet kunnen marchanderen met voedselveiligheid en betrouwbaarheid, dan meen ik dat, over welk onderwerp het ook gaat. Dat geeft een beetje de sfeer en context weer waarin ik deze dagen opereer binnen mijn verantwoordelijkheid voor zowel visserij als landbouw. Hoeveel sympathie ik ook heb voor de sector, dat kan uiteindelijk niet de doorslag geven bij het maken van deze afweging. Als de heer Dijkgraaf dat anders ziet, dan zeg ik hem in alle eerlijkheid: wij kunnen daar heel lang over heen en weer blijven praten, maar ik zal niet zelfstandig van standpunt veranderen. Dat is een politieke weging. De heer Dijkgraaf neemt dan de verantwoordelijkheid op zich om uit te leggen waarom hij vindt dat zo’n product met deze middelen erin verantwoord geconsumeerd kan worden met een sticker erop waarop staat dat het eigenlijk niet verantwoord is. Dat zal er dan immers op komen te staan.
De heer Dijkgraaf (SGP): De staatssecretaris schetst een eerlijk beeld over het neerleggen van verantwoordelijkheden. Wij zijn best bereid om die keus te maken. Het is immers niet zwart-wit. Als je dagelijks een broodje kaas met een glas melk nuttigt bij het ontbijt, krijg je jaarlijks dezelfde dosis binnen. Wij maken dus continu keuzes. In alle producten zitten dingen. Het is altijd de stof die erin zit maal de hoeveelheid die je consumeert. Wij hebben ook wetenschappelijke rapporten. Lees de brief van prof. dr. Jacob de Boer, directeur van het Instituut voor Milieuvraagstukken – ook niet de minste – van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij zegt: als ik kijk naar het consumptiepatroon, is het de helft. Eigenlijk stel ik geen nieuwe vraag aan de staatssecretaris, maar ze mag er best op ingaan. Toch denk ik dat zij eerlijk is als ze zegt dat er gewoon een keuze gemaakt moet worden gezien de feiten.
De voorzitter: Er is inderdaad geen vraag aan de staatssecretaris gesteld.
De heer Bosman (VVD): Nu wordt heel snel de verbinding gelegd tussen paling en wolhandkrab, maar dat zijn twee verschillende dingen. Terwijl er in de paling geen verschil is te vinden tussen waar het zit en niet zit, is dat bij de wolhandkrab wel het geval. Daarom is dit in Europa aan de orde en wordt gezegd dat het witte vlees aan de norm voldoet. Er wordt iedere keer gezegd dat wij naar een level playing field toe gaan, maar wanneer gaat dat dan gebeuren? Wanneer is de rest van Europa in staat om te zeggen «wij pakken de zienswijze van Nederland op», waardoor wij een level playing field hebben? Als het namelijk nog 50 jaar gaat duren, hebben wij nooit een level playing field, terwijl wij wel zeggen: daar gaan wij naartoe. In de tussentijd hebben wij Europese regelgeving, waar wij aan gehouden zijn, en is de rest van Europa netjes bezig om zich aan die regelgeving te houden. Waarom doen wij dat in Nederland dan niet?
Staatssecretaris Dijksma: Het is geen kwestie van niet willen. Het is een kwestie van het niet verantwoord vinden. Dat zijn twee verschillende dingen. Wij zijn nu zover dat wij tegen andere Europese landen zeggen: het is niet verantwoord; u moet het niet zo willen. Dat heeft te maken met het feit dat van deze specifieke krabsoort niet één deel wordt gegeten en een ander deel niet, maar het de bedoeling is dat je hem in zijn geheel eet. Daarbij worden de normen veel te vaak overschreden. De heer Bosman vraagt mij wanneer Europa dat gelijke speelveld kan organiseren. Wij hebben de Europese Commissie gevraagd met spoed te reageren. Ik kan niet voorspellen wanneer dat precies geregeld zal zijn, want dat kost wel tijd. Dat is absoluut waar.
De heer Bosman (VVD): In de tussentijd verandert er niets. De handel loopt gewoon via Nederland. Dat weten wij ook. Die kunnen wij niet tegenhouden. Waarom kan de Nederlandse visser geen onderdeel zijn van die handel? Of dit een vraag is of een opmerking laat ik aan de staatssecretaris.
De voorzitter: Ik denk dat het meer een opmerking is.
De heer Graus (PVV): Zoals ik al zei: alles wordt nu gemeten. Er zijn producten die veel schadelijker zijn dan wolhandkrab, ook het bruine gedeelte. Neem zoethout, drop en alcohol. Weet u wat drop voor een doodsoorzaak is? Daar staat op dat het tot hoge bloeddruk kan leiden, maar er wordt niet gezegd dat je er dood aan kunt gaan. Daar sterven ook mensen aan. Daar kunnen mensen ook een hersenbloeding of hartfalen van krijgen. Altijd worden de vissers genaaid. Ik kan daar niet tegen. Dat vind ik zo onterecht. Er zijn zo veel producten die minder goed zijn voor de gezondheid als je er veel van gebruikt, maar altijd worden de vissers gepakt. Dat is altijd hetzelfde. Ik begrijp dat gewoon niet goed.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
De heer Graus (PVV): Wees nou eens eerlijk en zeg: alles wat je te veel eet, is niet goed. De staatssecretaris moet de kerk in het midden laten. Uiteraard zal op veel meer producten komen te staan dat grote hoeveelheden niet goed zijn, maar laat die palingvissers en wolhandkrabvangers eens een keer met rust alsjeblieft. Ik word daar zo moe van.
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb net de hoeveelheid geschetst waar het in het onderzoek om gaat. Het gaat niet om kilo’s. Dat gaat niet over elke dag ik weet niet welke hoeveelheden eten. Het gaat over 100 gram. Dat is wel belangrijk. De heer Graus moet de vergelijking trekken met andere stoffen waar wij ook voorzichtig mee zijn. Ik heb mij laten vertellen dat wij voor een middel als chlooramfenicol een norm hebben die onder de 10 kilo garnalen per week ligt voor 10 jaar. Om die reden blokkeren wij bijvoorbeeld import uit Indonesië en Vietnam. Dat zijn nog heel onvergelijkbare grootheden, maar aangezien de heer Graus een paar voorbeelden noemt, moet ik dat ook doen. Dat geeft aan dat wij bij sommige andere stoffen nog veel strenger zijn. Het gaat er echt niet om een sector te treffen. Ik vind het jammer dat dat in het debat sluipt. Dat kan niet de discussie zijn, want daar is echt geen sprake van. Het is onze verantwoordelijkheid om te bekijken of wij producten verantwoord aan consumenten kunnen laten verkopen. De verantwoordelijkheid voor wat wij hier bespreken, gaat verder dan de toekomst van de sector. Dat leg ik hier neer. Die afweging vraag ik de Kamer te maken, ook al hebben niet alle woordvoerders daar nog de geestelijke bereidheid toe.
De heer Graus (PVV): Ik gebruik chlooramfenicol veel als diergeneesmiddel en hulpmiddel om zieke dieren te helpen. Tegen bepaalde oogziekten is chlooramfenicolzalf het wondermiddel. Dus ook dat is in beperkte hoeveelheid niet schadelijk. De schappen liggen vol met drop, terwijl laatst een arts op televisie zei dat het een heel grote doodsoorzaak is, niet alleen voor risicogroepen. Het is ook heel slecht voor gezonde mensen als ze meer dan een paar handjes drop per dag eten. Daar wordt toch ook niets aan gedaan? De mensen hebben ook een eigen verantwoordelijkheid. Je moet niet altijd alles op de vissers afschuiven. Het is al zo’n kleine sector geworden. Er zijn er nog maar een paar over. Die krijgen nog een keer een klap op hun nek. Er blijft straks niks meer over van die mensen. Als er een gelijk speelveld moet zijn, moet het ook voor alle producten gelden. Dan mag er best op staan dat het schadelijk is als je er te veel van nuttigt, wat niet gebeurt omdat het toch een soort luxeproduct is. Maar een verbod? Die waarschuwing staat toch ook op drop, zoethout, alcohol en sigaretten?
De voorzitter: U komt niet tot een vraag. Ik ben al een beetje royaal, maar constateer slechts een herhaling van argumenten.
De heer Graus (PVV): Ik vraag heel duidelijk iets aan de staatssecretaris. Misschien moet zij dat doen in overleg met de minister van Volksgezondheid. Ik vind dat er geen uitzondering mag worden gemaakt voor de vissers. Ook op de producten van die mensen mag komen te staan dat een grote hoeveelheid schaadt. Dat vraag ik aan de staatssecretaris en via haar aan de minister van Volksgezondheid.
Staatssecretaris Dijksma: Wij zullen morgen in het debat over voedselzekerheid en voedselveiligheid precies deze discussie krijgen over andere stoffen in andere producten. Dan gaat de heer Graus mij ongetwijfeld iets anders vragen. Als ik zou zeggen dat wij zouden toestaan dat er bijvoorbeeld fenylbutazon in paardenvlees zou komen en dat wij er dan een sticker opplakken waarop staat «als u er maar niet te veel van eet, dan gaat het wel goed», dan zou het land te klein zijn. Echt waar.
De heer Graus (PVV): Dat is niet eerlijk, want fenylbutazon komt niet in de paarden terecht.
De voorzitter: Nee mijnheer Graus, dit gaan wij niet doen.
De heer Graus (PVV): Maar het klopt niet!
De voorzitter: Het woord is aan de heer Schouw.
De heer Graus (PVV): Mijnheer de voorzitter, ik mag toch een punt van orde maken?
De voorzitter: Ja, dat mag wel.
De heer Graus (PVV): Die wolhandkrab krijgt die stoffen niet in zich omdat die door de mensen worden ingebracht. Dat is bij paarden wel zo.
De voorzitter: Wacht even. U wilde een punt van orde maken, maar nu gaat u weer inhoudelijk vragen stellen. Dat gaan wij niet doen.
De heer Graus (PVV): Nee, ik wil zeggen dat het fout is.
De voorzitter: Nee, nee, nee, nee.
De heer Graus (PVV): Ik zal niks meer zeggen, maar het deugt niet, het klopt niet. Het klopt echt niet.
De voorzitter: Dat is uw mening. De staatssecretaris heeft een andere mening. U wordt het daar op dit moment niet over eens.
Het woord is aan de heer Schouw.
De heer Schouw (D66): Ik heb er behoefte aan om te zeggen dat ik helemaal achter de lijn sta van de staatssecretaris, die de Kamer ook nog eens wijst op een consistente lijn en een zorgvuldige afweging tussen het belang van de economische sector en de volksgezondheid. Ik heb nu het gevoel dat wij er een geïsoleerd dingetje uithalen. Daarom wil ik haar vragen of zij bereid is om eens een aantal vergelijkingen met andere producten op papier te zetten. Zonet noemde de staatssecretaris wat dingen uit het hoofd. Mocht het komen tot een VAO waarbij een enkeling wellicht een heel geïsoleerde motie indient, dan weet degene ook wat hij doet.
De heer Dijkgraaf (SGP): Zeker. Permanent.
De heer Schouw (D66): Maar het belang van volksgezondheid is ontzettend groot. Is de staatssecretaris bereid een vergelijking te maken van verschillende producten?
Staatssecretaris Dijksma: Dat is goed.
De voorzitter: Dat noteren wij als toezegging.
De heer Van Gerven (SP): Ik wil de staatssecretaris bijvallen dat wij – ik zal het zo maar samenvatten – geen gif moeten verkopen. Dat moeten wij niet toestaan, maar ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of zij bereid zou zijn om opnieuw subsidie te geven om het onderzoek naar schone wolhandkrab voort te zetten. Het ging om vier ton, begreep ik.
Staatssecretaris Dijksma: Dat was in eerdere aanleg een gedeelde verantwoordelijkheid. Ik ben bereid om daar weer naar te kijken.
De heer Van Gerven (SP): Dank voor deze toezegging.
De voorzitter: Ik werd even afgeleid, maar als ik het goed zie, gaan wij over naar het volgende blokje: paling.
Staatssecretaris Dijksma: Er zijn verschillende vragen gesteld over het streefbeeld. In 2009 heeft de commissie-Eijsackers op verzoek van de Kamer het Nederlands streefbeeld opnieuw bekeken. Daar zijn alle argumenten die nu worden aangevoerd over de nulmeting overigens in meegenomen. De commissie kwam niet tot een afwijkend streefbeeld, maar wel tot een streefbeeld met een bredere bandbreedte. Onlangs heeft de sector gevraagd of het Nederlands streefbeeld herijkt kan worden aan de hand van de meest recente gegevens. Op 4 februari heeft mijn departement daarover met de sector en IMARES overlegd. Daarbij is aangegeven dat de nieuwe inzichten het streefbeeld niet zullen veranderen. De bandbreedte zal wel wat smaller worden. Er is dus geen aanleiding om het streefbeeld te herzien. In antwoord daarop heeft de sector gezegd: wij hebben toch behoefte aan inzicht in een Europese context. Dat is op zichzelf prima. IMARES is gevraagd een quickscan te doen van de uitgangspunten die andere lidstaten voor hun streefbeelden hebben gebruikt. Op verzoek van de sector zal IMARES op korte termijn een begin maken met die quickscan. Voor de zomer krijgen wij de resultaten daarvan. Op die manier proberen wij ook in een Europese context te laten zien hoe wij werken.
Dat het Nederlandse streefbeeld hoger ligt dan dat van de omliggende landen, zeg ik tegen de heer Bosman, is verklaarbaar. Wij zijn één grote delta met van nature rijke wateren. Duitsland heeft bijvoorbeeld een veel lager streefbeeld omdat het stroomopwaarts ligt. Om Duitsland te bereiken moet de intrekkende jonge aal eerst door Nederland heen. De kans dat die aal voor die tijd al een goede opgroeiplek vindt, is groot. Dat kan de Kamer met mij meevoelen, denk ik.
De heer Dijkgraaf had het over de discussie in het Europees Parlement over de aalverordening. Er is inderdaad discussie. Er is een voorstel van de Commissie om de aalverordening in lijn te brengen met het Verdrag van Lissabon. Dat zijn procedurele aanpassingen, geen aanpassingen op inhoud. Desondanks heeft rapporteur Lövin van de Commissie visserij van het Europees Parlement ook een aantal inhoudelijke aanpassingen voorgesteld. Een daarvan is de mogelijkheid tot schorsing van de aalvisserij. De kans dat deze voorstellen worden aangenomen, is zeer klein. Het is geen gegeven. Er moet in het Europees Parlement ook nog met de Raad worden onderhandeld over het eindresultaat. Het is verstandig om de inhoud van de aalverordening te bespreken aan de hand van de nu lopende evaluatie van de Europese Commissie, want dan heb je de wetenschappelijke informatie die nodig is om een goed besluit te nemen en kunnen wij ook zien wat de inspanningen van de lidstaten zijn.
In dezelfde lijn vroeg mevrouw Ouwehand naar het totaal vangstverbod. Het Nederlands aalbeheerplan is door de Europese Commissie goedgekeurd. Daaruit vloeit voort dat de maatregelen die daaruit voortkomen, een gegeven zijn voor mij. De evaluatie komt. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van deze commissie daarop. Dus voorlopig bewegen wij even niet.
De heer Graus refereerde nog aan zijn aangehouden motie (33 400-XIII, nr. 76) over de binnendijkse glasaaluitzet. Voor 2013 is een project van het Visserij Innovatie Platform (VIP) toegezegd voor onderzoek naar een geschikte vangstmethode. Ik beraad mij nu op de voorwaarden daarvoor. Mijn voorstel zou zijn om die pilot af te wachten en te bekijken of die perspectief biedt. Zodra ik wat meer van die pilot weet, bericht ik de Kamer. Als de uitkomsten positief zijn, dan wil ik daar zeker naar kijken. Dat zeg ik toe.
De voorzitter: U hoort de stemmingsbel. Dit was het blokje paling. Ik stel voor dat wij nu schorsen. De heer Dijkgraaf is iets eerder weggegaan omdat hij zich met de fractie moest voorbereiden op deze stemming.
De vergadering wordt van 19.45 uur tot 19.55 uur geschorst.
De heer Graus (PVV): Sorry voorzitter, het vorige blokje was net afgelopen toen de bel ging. Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging, alleen wil ik even weten om welke tijdspanne het gaat, omdat mijn motie ook een keer verloopt. Ik kan haar niet onbeperkt aanhouden. Dus wanneer krijg ik de uitkomsten en de reactie daarop?
Staatssecretaris Dijksma: Die vraag ga ik schriftelijk beantwoorden. Dat kan ik nu niet precies overzien. Ik weet namelijk nog niet hoelang die pilot gaat duren.
Garnalen. Het beheerplan van de garnalensector voor het keurmerk kon voor het overgrote deel de goedkeuring van de NMa wegdragen, met uitzondering van de vangstbeperkende maatregelen. De NMa heeft gezegd dat de sector die vangstbeperkende maatregelen niet voldoende kan onderbouwen. Daardoor wordt de beheersystematiek arbitrair, wat tot onnodige vangstbeperking kan leiden en daarmee tot mededingingsbeperkingen. Het is aan de sector om een aanvullende onderbouwing te leveren. Daar is hij ook volop mee bezig. Naar verwachting kan hij voor de zomer overleg voeren met de NMa. Ik neem het ook mee. De Kamer vroeg mij eerder in een ander kader of er beleidsregels konden worden opgesteld voor de NMa. Dat lijkt mij een goed onderwerp.
Mevrouw Dikkers stelde dat een oplossing van het MSC-certificaat kan liggen in de sluiting voor visserij van bepaalde gebieden in de Waddenzee. Ik weet niet wat zij daar precies mee bedoelt. Er zal nog met de Kamer overlegd worden over het Beheerplan Waddenzee en de sluiting van gebieden. De Kamer krijgt informatie wanneer er uitkomsten zijn. Als mevrouw Dikkers sluiting van gebieden op de Waddenzee ziet als invulling van het beheerdeel voor het MSC-keurmerk, dan is het aan de garnalensector zelf om dat voldoende te onderbouwen. Maar wij denken dat dat voorlopig geen kansrijke weg is, omdat sluiting van de gebieden ook andere delen van de visserijsector raakt. Dat moet mevrouw Dikkers wel weten.
De voorzitter: Ik geef mevrouw Dikkers de gelegenheid die verduidelijking te geven.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik begrijp dat het terugkomt in een debat over de Waddenzee. Dat zal mijn collega Lutz Jacobi voeren. Dan komen deze vragen van onze fractie wel weer terug.
Staatssecretaris Dijksma: Dan wachten wij die af.
De heer Bosman vroeg of de transitie van de garnalensector in 2020 haalbaar is of dat er meer ruimte moet worden geboden.
De heer Bosman (VVD): Ik vroeg naar de transitie van de mosselsector.
Staatssecretaris Dijksma: O, dan leggen wij hem even terug. Die trekken wij even in.
Dan ga ik verder met de garnalenvisserij en de verduurzaming. De vraag was: omarmen wij het plan? In het kader van VIBEG is er voor garnalen een afsprakenkader overeengekomen. Dat is uitgewerkt in de VisWad. De sector is gevraagd om met een plan te komen om tot een gezonde garnalenvisserij te komen. Wij wachten dat af. Ik ben heel benieuwd naar waar de partijen mee komen.
De heer Van Gerven vroeg of er een ruimere interpretatie kan komen van de verduurzaming van de garnalensector. Cruciaal is de vraag of er vangstbeperkende maatregelen nodig zijn voor duurzaam beheer. Belangrijk is wat de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) daarover adviseert. Hij moet kijken naar de noodzaak van de beheermaatregelen. Tot op heden geven alle wetenschappelijke rapporten aan dat het garnalenbestand goed is. Wij maken onderling weleens het grapje: ze kruipen tegen de dijk op. Ik vraag mij dan ook altijd af waarom een broodje garnalen zo duur is. Beheermaatregelen zijn vanuit die optiek dus gerechtvaardigd.
Ik kom bij het blokje handhaving. Over de sportvisserij en de verkoop van zeevis heeft onder anderen de heer Bosman vragen gesteld. De optie om beroepsvisserij en sportvisserij gelijk te trekken, is niet verstandig, ook niet voor de sportvisserij. Die krijgt dan immers te maken met aankoopquota en al die gedetailleerde maatregelen waar de beroepsvisserij mee te maken heeft. Die zijn al een doorn in het oog van de heer Graus. Daar zal ik zo nog iets over zeggen.
De heer Bosman (VVD): Dat is niet helemaal waar ik op doelde. Mijn opmerking ging erover dat er een bag limit zou zijn in het kader van een beheerplan en niet zozeer over de vraag of ze gelijkgetrokken moeten worden.
Staatssecretaris Dijksma: Oké, dan hebben wij dat verkeerd begrepen.
Over de bag limit heeft een aantal woordvoerders op een verschillende manier wat gezegd. Volgens mij was de heer Bosman voor en zegt mevrouw Dikkers: je moet het niet op kilogrammen stellen maar op het aantal vissen. Klopt dat?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben niet tegen de bag limit. Ik vind 25 kilo om aan te landen een hele hoop vis.
Staatssecretaris Dijksma: Het is 20 kilo.
Mevrouw Dikkers (PvdA): O.
Staatssecretaris Dijksma: Daar wordt de wereld een stuk overzichtelijker van, nietwaar?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Wij vroegen ons met name af wat voor andere maatregelen er langsgekomen waren.
De heer Bosman (VVD): Er wordt nu heel snel gezegd dat ik voor ben, maar dat ben ik wel in het kader van een beheerplan. Dat zit wel bij elkaar.
Staatssecretaris Dijksma: Dan ligt het aan mij, maar waarom zegt u «in het kader van een beheerplan»? Ik begrijp de relatie niet.
De heer Bosman (VVD): Ik heb het over de visstand. Als je bijvoorbeeld vist op zeebaars, dan is dat ongequoteerd. Is dat voor de beroepsvisser dus ongequoteerd en voor de sportvisser wel gequoteerd?
Staatssecretaris Dijksma: Ja.
De heer Bosman (VVD): Oké.
Staatssecretaris Dijksma: Als je daar weer onderscheid in wilt maken, weet ik niet hoe je dat wilt gaan handhaven, want het wordt allengs ingewikkelder. Een bag limit voor de sportvisser in kilo’s/maximaal aantal stuks kunnen wij nog handhaven. Daar zal ik zo iets over zeggen. De heer Bosman zegt nu eigenlijk dat wij onderscheid moeten gaan maken in soorten vis. Dat lijkt mij niet verstandig, want ik weet niet hoe ik dat nog moet handhaven. Dan moet die tas ook nog helemaal open. Dan moet die niet alleen maar op een weegschaal. Ik vraag de heer Bosman dus even mee te denken over hoe dat dan in de praktijk moet, ook in het kader van regeldruk, uitvoering en al die dingen die de VVD heel belangrijk vindt.
De voorzitter: Ik begrijp dat u hier allemaal op wilt reageren, maar dat gaan wij nu even niet doen, want handhaving kan lastig zijn, ook voor een voorzitter.
De heer Bosman (VVD): Er wordt hier iets gesuggereerd. Mag ik daar nog even op reageren?
De voorzitter: Nee, dat mag niet. We gaan nu verder met de beantwoording van de staatssecretaris. De Kamer krijgt eventueel een tweede termijn.
De heer Bosman (VVD): Ik kan ook de vraag nu stellen, dan hoef ik geen tweede termijn.
De voorzitter: U brengt mij in verlegenheid. Dat gaan wij dan heel kort doen, maar ik hoop niet dat iedereen dat voorbeeld volgt.
De heer Bosman (VVD): In het rapport staat ook dat ze de schepen vol hebben met één soort vis. Ze nemen niet allerlei soorten vis mee. Volgens het rapport is het probleem dat er schepen vol zitten met 135 kilo zeebaars. Dat is het probleem. Op die manier kijken naar wat je wilt bereiken, is een beperking van het verhaal. De beperking zit hem dan ook bij anderen. Het gaat dus om die grote getallen. Een sportvisser die met 25 kilo aan allerlei soorten vis aankomt, is het probleem niet.
Staatssecretaris Dijksma: Dan nog zou je een uitwerking naar soorten krijgen. Ik zie dat praktisch niet voor mij. Dat is het probleem. De mensen waar de heer Bosman het over heeft, vallen onder de categorie waar de heer Graus ons voor gewaarschuwd heeft. Daar moeten wij inderdaad wat mee, maar dat is meer van de afdeling «heel hard aanpakken». Ondertussen is het in het kader van het level playing field ook nodig dat je aan de welwillende sportvisser toch een bag limit stelt. Daar is niet iedereen blij mee, maar dat zullen wij wel moeten doen. Het is op die manier namelijk het makkelijkst te handhaven. Ik zie wel of een meerderheid het daar nog steeds mee eens is.
Mevrouw Dikkers had het nog over het vinknippen. Voor zover mij bekend gaat dat in andere lidstaten altijd gepaard met een bag limit. Alleen het vinknippen invoeren is onvoldoende om tegen te gaan dat vis in het handelscircuit verdwijnt, want als vis eenmaal gefileerd is, is de vin ook ergens verdwenen. Daarmee is het niet handhaafbaar.
Er is ook gezegd: er zijn buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) aangeboden. Zoals ik het heb begrepen, was de bedoeling daarvan dat zij in plaats van de bag limit zouden komen. Dat is voor ons geen optie. Als men boa’s wil aanbieden om samen met ons de bag limit te handhaven, zijn zij van harte welkom, maar ik denk niet dat dat de bedoeling is van de sector. Hij heeft gezegd: wij willen boa’s inzetten om in de keten handelaren en restaurants te controleren. Daarmee blijft de huidige regelgeving onvolkomen.
Mevrouw Dikkers vroeg in het kader van handhaving of ik nu al steviger kan inzetten op het punt van het motorvermogen. Dat doen wij al. Wij hebben in 2012 via de NVWA negentien vermogensmetingen uitgevoerd. Dat zijn metingen van het daadwerkelijk beschikbare vermogen in aanwezigheid van zowaar een onafhankelijk meetinstituut. Daarnaast heeft de NVWA 54 zegelplancontroles uitgevoerd. Daarbij wordt geïnspecteerd of de vereiste zegels op de juiste manier zijn aangebracht. Helaas is uit de rapportage over het motorvermogen gebleken dat de wettelijke voorschriften op basis waarvan op dit moment gehandhaafd wordt, te omzeilen zijn. Dat maakt de huidige handhaving niet efficiënt. Er is ook weleens gesuggereerd om vanuit de lucht toezicht te houden, maar dat is geen optie. Daarmee kun je namelijk niet het motorvermogen vaststellen. Een black box of tachograaf die het daadwerkelijk gebruikte motorvermogen tijdens een visreis registreert, zou de beste optie zijn. Dat moet dan wel een werkbare invulling krijgen, zeg ik met de heer Schouw. Wij proberen nu met de sector een pilot van de grond te krijgen als alternatief voor het huidige verzegelingsplan. Maar het schiet nog niet heel erg op. Misschien kan iemand daar nog wat aan doen.
De heer Graus zegt dat georganiseerde bendes uit Oost-Europa met onze vis aan de haal gaan en dat de dierenpolitie daar nu niets meer aan kan doen. Het is niet zo dat er geen capaciteit is voor controle op deze vormen van «stroperij», zoals de heer Graus het denk ik terecht noemt. Bij de NVWA is daar wel degelijk capaciteit voor vrijgemaakt. Inmiddels is stroperij onder de wet gebracht. Dat betekent dat wij meer opsporingsmogelijkheden hebben en zwaardere straffen. Wij zijn het dus erover eens dat dit hard aangepakt moet worden. Naar onze beleving doen wij dat ook.
De voorzitter: Ik zie handen omhooggaan, maar ik houd mij strak aan onze eigen orde. Dat lijkt mij het beste. Wij hebben één interruptie afgesproken. Zowel de heer Graus als de heer Bosman heeft die opgemaakt.
De heer Bosman (VVD): Er staat nog een vraag van mij open.
De voorzitter: Als er nog een vraag openstaat en die niet hoort bij overige, dan gaan wij daarnaar kijken.
De heer Bosman (VVD): Nee, hij hoort bij handhaving.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Is de staatssecretaris al klaar?
De voorzitter: Nee, zij heeft nog een blokje overige.
De heer Bosman (VVD): Ik had een vraag over de boa’s. Die waren niet zozeer aangeboden om de bag limit niet in te voeren, maar om het invoeren daarvan uit te stellen. Er zou worden gekeken hoe ze dat zouden kunnen testen. Ik had die boa’s echter gekoppeld aan de historische visserij: staand want, fuiken en sleepnetten. Om daarbij te handhaven zouden boa’s kunnen worden gebruikt. Het probleem bij de historische visserij was immers handhaving.
Staatssecretaris Dijksma: Daar ligt nu echter niet zo’n aanbod. Dat brengt ook weer heel wat met zich mee. Als wij dat zelf zouden moeten doen, dan levert dat heel veel extra werk op. Dat is een van de problemen waar wij tegen aanlopen. Ik vraag mij ook af wat de heer Bosman dan bedoelt met «de boa’s», want de vraag blijft door wie die worden betaald en vervolgens of wij met hen een sluitend handhavingssysteem hebben. Een aanbod kan namelijk prachtig zijn, maar het moet ook werken.
De voorzitter: Ik hoop dat daarmee een antwoord op de vraag is gegeven. U moet het er in ieder geval op dit moment mee doen. Anders krijgen wij een tweespraak die ik niet in deze vorm wil.
De heer Graus (PVV): Mijn eigen motie gaat over wat de staatssecretaris nu zegt, namelijk dat er meer boa’s komen. Boa’s kunnen echter alleen bestuursrechtelijk en niet strafrechtelijk optreden. Ik vraag juist om er meer politie op te zetten, die wel strafrechtelijk tegen dat tuig kan optreden, want je hebt niks aan boa’s. Die rennen weg voor die gasten. Dat zijn levensgevaarlijke mensen.
Staatssecretaris Dijksma: Daar zijn wij het over eens, want via de NVWA kan strafrechtelijk worden opgetreden. Dus het zijn geen boa’s. Daar ging de discussie met de heer Bosman over. Tegen de heer Graus heb ik gezegd dat bij de NVWA capaciteit is vrijgemaakt tegen stroperij. Dat is ook in de wetgeving gewijzigd.
De voorzitter: Daarmee hebben wij helderheid.
Zijn er nog meer mensen die het gevoel hebben dat er onbeantwoorde vragen zijn die niet bij overige aan bod komen? Ik wil graag het principe hanteren van gelijke monniken, gelijke kappen. In deze tijden speelt dat misschien.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik had nog gevraagd of de staatssecretaris de VISpas op zee een goed concept vindt. Komt dat bij overige?
De voorzitter: Ja, dat komt bij overige aan bod. Ik stel voor dat wij daar nu aan beginnen.
Staatssecretaris Dijksma: De heer Geurts vroeg naar het IJsselmeer en de mogelijkheid om een en ander te doen met visserijmaatregelen. De commissie-Remkes stelt vast dat de visstand op het IJsselmeer problematisch is voor zowel de vis als de sector. Daarom gaan wij IMARES vragen onderzoek te doen naar duurzame visserij op het IJsselmeer. Bij die visserij past onttrekking bij een duurzaam visbestand. Wij verwachten rond de zomer resultaten daarvan. In de tweede helft van 2013 gaan wij bekijken op welke manier wij duurzame visserij op het IJsselmeer mogelijk kunnen maken. Ik zal zo meteen iets zeggen over hoe het zit met bepaalde gebieden.
De heer Geurts vroeg wanneer wij het Programma Rijke Waddenzee gaan evalueren en of dat naar de Kamer wordt gestuurd. Dat programma loopt tot en met 2014. Samen met het Mosselconvenant wordt het Programma Rijke Waddenzee dit jaar geëvalueerd. Begin 2014 krijgt de Kamer die evaluatie.
De heer Bosman heeft gevraagd naar de pulskor. Vanochtend hebben wij met elkaar vastgesteld hoe belangrijk het is dat wij in Europees verband heel hard inzetten op generieke toelating. Daar zijn wij nog heel ver van af. Dus dat vraagt nog wel wat van ons, maar dat moeten wij toch op de agenda zetten en levend houden.
Mevrouw Dikkers vroeg welke mogelijkheden er zijn voor binnenvissers op het gebied van alternatieve werkgelegenheid en omscholing. Een van de dingen die wij ook in het rapport van de heer Remkes zien, is dat het voor een aantal binnenvissers nu en in de toekomst niet mogelijk is om een volledig inkomen uit de visserij te genereren. In principe is de overheid vanaf 2011 aan de slag gegaan om het voor vissers mogelijk te maken van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) begeleiding te krijgen bij het opstellen van hun bedrijfsplannen. Wij proberen bijvoorbeeld om vissers steeds vaker in te zetten voor monitoring en onderzoekswerkzaamheden ten dienste van de overheid. Dat gebeurt gelukkig steeds vaker. Niet alle vissers zijn daarvoor even gekwalificeerd. Wij kunnen bekijken of de professionaliteit van de vissers op dit vlak door opleiding en onderwijs verder kan worden vergroot. Dat moeten wij samen met de sectororganisatie bekijken. Voor een deel kan de sector dat zelf doen, maar als wij mensen kunnen inzetten bij werkzaamheden die vanuit ons moeten gebeuren, en als daar scholing voor nodig is, dan moeten wij daar open voor staan.
De heer Dijkgraaf heeft mij gevraagd toe te zeggen te voorkomen dat toestemmingen en vergunningen voor visserij op schubvis worden overgeheveld van beroeps- naar sportvissers. Dat zeg ik hem toe. Dat is ook beleid. Dat is overigens ook door voorgangers bevestigd. Daar is bij mijn aantreden niets aan veranderd. Dit kan overigens alleen gaan om de schriftelijke toestemmingen die de Staat zelf uitgeeft.
De heer Geurts vroeg mij om de opvolging door jonge binnenvissers te ondersteunen en daar een visie op te geven aan de Kamer. In de algemene oriëntatie voor de Raad over het fonds is deze mogelijkheid er gekomen. De vraag is hoe het EP daar nu mee omgaat, maar ik steun ook de jonge landbouwondernemers. Het zou gek zijn om hier stiefkinderen te maken, toch? Ook op dat terrein moeten wij dus aan de bak.
De heer Schouw vroeg in het kader van Cites wat er met de haaien gaande is. Morgenochtend wordt gestemd over de beperking van de handel in vijf bedreigde haaiensoorten. Ik zal hem een opsomming van de precieze soorten besparen. Er is overeenstemming in het betrokken comité. De vraag is wel of er ook een meerderheid in de plenaire vergadering is. Dat is bij Cites altijd heel ingewikkeld. Vooral Japan verzet zich immers, maar ik steun deze voorstellen van harte. Dat hebben wij op 20 december vorig jaar ook aan de Kamer meegedeeld. Over de uitkomst van de Cites-conferentie wordt de Kamer straks nader geïnformeerd, want daar spelen wel meer belangwekkende onderwerpen. Ik noem de ijsberen. Helaas is men daar ook geen stap mee verder gekomen. Dat is heel jammer. Er komt dus nog nadere informatie.
De heer Van Gerven vroeg naar de vervuiling van de bodem van Nederlandse rivieren. Daar zijn in internationaal verband al jarenlang afspraken over. Die werpen ook hun vruchten af, maar het is een kwestie van heel lange adem. Dit valt overigens onder de verantwoordelijkheid van mijn collega van I en M. Zij heeft een actieplan. Ik neem aan dat dat met de Kamer is of wordt besproken.
De heer Van Gerven heeft mij nog gevraagd hoe de onderlinge relatie tussen sport- en beroepsvissers nu is en of ik daarin nog een rol voor mijzelf weggelegd zie. In veel gebieden gaat de samenwerking goed, maar niet overal. Dat weet hij ook. Het is voor mij lastig om daar in te treden. Het is belangrijk dat wij helder zijn over hoe wij op een aantal inhoudelijke vraagstukken tegen de verschillende posities aankijken, maar men moet vanuit de verschillende kanten zelf goed overleg blijven zoeken.
Mevrouw Ouwehand had een vraag over een onderzoek naar het welzijn van vissen. Ja, uiteindelijk moeten er ook regels gelden voor het welzijn van vissen, maar over landbouwhuisdieren weten wij inmiddels veel meer dan over vissen. De oplossingen zijn ook minder in zicht. Wij hebben nationaal stappen gezet en gaan regels stellen voor het bedwelmen en doden van vissen in de aquacultuur. Voor het overige lijkt het mij goed om dat in Europees verband te agenderen en niet als Nederland daarin vooruit te lopen. Het zal aan de orde komen bij de totstandkoming van de animal health law, maar ook hierbij geldt dat een gelijk speelveld heel belangrijk is voor de sector.
De heer Geurts vroeg naar de beperking van de visgronden in het IJsselmeer. Het is juist dat op het water steeds meer sprake is van medegebruik. Wij hebben de sector toegezegd het gesprek hierover aan te gaan met medeoverheden. Wij willen inventariseren welk ruimtebeslag er bijvoorbeeld door infrastructurele werken en natuurontwikkeling op het IJsselmeer wordt voorzien. Uiteraard kan de sector daarin zelf ook keuzes maken. Hij kan bijvoorbeeld onderzoeken of hij een fonds wil creëren, maar voor de zomer moeten wij zelf beslissen over het nieuwe Europees Visserijfonds. Ik wil bekijken of ik in dat kader mogelijkheden kan bieden. Dat zou de sector misschien een stukje kunnen helpen.
De heer Van Gerven zegt dat wij 20% van de Noordzee moeten aanwijzen als gesloten gebied. Het gaat hier om inmiddels aangewezen gebieden in het kader van Natura 2000. Mijn collega van I en M zoekt nu ook naar aanvullende beschermde gebieden voor de Kaderrichtlijn mariene strategie. Bij elkaar opgeteld kom je tot een totaal aan beschermde gebieden in de Noordzee. Wij willen nu afwachten wat de Kaderrichtlijn mariene strategie precies oplevert. Ik wil mij nu niet vastpinnen op een percentage. Wij bekijken dat via de lijn van de inhoud en niet via de lijn van percentages. Dat lijkt mij niet verstandig.
Is de transitie van de mosselsector in 2020 haalbaar? Het is geen eenvoudig proces. Dat hangt onder andere af van de grillen van de natuur. Zoals bekend zijn die onvoorspelbaar. Vooralsnog lijkt het haalbaar. Er is een enorme prestatie geleverd. Dat mag hier ook wel één keer heel hardop gezegd worden. Het convenant heeft zich bewezen en is een voorbeeld voor de innovatieve samenwerking tussen partijen. Wij willen dus heel graag dat dat proces met volle kracht doorgaat. In 2012 is zo veel mosselzaad met de mosselzaadinvanginstallaties in de Waddenzee ingevangen dat nu een volgende stap in de transitie gezet kan worden. Dit betekent concreet een nieuwe sluitingsstap in de voorjaarsvisserij van in totaal 40% en de uitbreidingsmogelijkheid voor die mosselzaadinvanginstallaties. Prachtig scrabblewoord is dit. De volgende stap wordt gezet in goed overleg met de sector en andere belanghebbende partijen, waaronder de garnalensector. Het visgebied van de garnalensector wordt immers ook beperkt door de volgende transitiestap. Er is nog een aantal opgaven, waaronder in Zeeland. De heer Bosman zal dat zeker weten. Daar kijken wij nu naar het besluit over de mogelijkheid om mosselzaad uit Zeeland naar de Waddenzee te transporteren. De optimalisatie van kweekpercelen speelt een rol. De inzet is dat wij in 2020 de doelen halen. Het convenant wordt dit jaar geëvalueerd.
De heer Schouw vroeg naar de walvisjacht en de positie van Japan daarin. Ik kan het niet hard genoeg zeggen: Nederland heeft zich altijd, of in ieder geval nu, op het standpunt gesteld dat de jacht op walvissen moet verdwijnen, ook de wetenschappelijke vangsten. Mijn collega, minister Ploumen, is in principe als eerste aan zet wat betreft de top hierover en de discussie waarnaar de heer Schouw verwees. Ik zal haar wel vertellen dat hij dat in dit overleg aan de orde heeft gesteld, zodat zij weet dat de Kamer daar belangstelling voor heeft, maar ik vermoed dat zij dat ook zonder mij wel in de gaten heeft.
Mevrouw Dikkers vroeg naar een vergunning voor sportvissen op zee. De sportvisserij op zee reguleren met een vergunning zou een uitzonderlijk zware maatregel zijn met een enorme lastenverzwaring voor de burger. Dat willen wij juist niet. De huidige regels en de bag limit geven voldoende mogelijkheden om het probleem aan te pakken.
De heer Graus zou nog een antwoord krijgen op zijn vragen over de administratievelastendruk. Ich wollte sagen: auch Fischer sollten keine Buchhalter werden.
De heer Graus (PVV): Vielen Dank.
Staatssecretaris Dijksma: Bitte.
De heer Bosman (VVD): Ik had een vraag gesteld over een lijst van vergunningen voor de pulsvisserij. Hebben wij gelijk een lijst van zulke vergunningen zodra Brussel het licht ziet en zegt: ga maar los?
Staatssecretaris Dijksma: Wij hebben nu een wachtlijst. Dus wij weten wie zich allemaal gemeld hebben.
De heer Bosman (VVD): Is die compleet? De vorige keer was die wachtlijst namelijk gesloten en konden mensen niet op de wachtlijst. Dat was het probleem. Is nu een volledige lijst bekend?
Staatssecretaris Dijksma: Dat moet ik even vragen.
Wij hebben een wachtlijst. Met die 10% hebben wij al een verruiming geregeld. Daarmee weten wij wie zich al gemeld heeft, maar eigenlijk wil iedereen. Daarom is het zo belangrijk om die generieke uitzondering te krijgen. Europa wil wel elke keer met percentages werken, maar ons doel is een andere.
De heer Bosman (VVD): Voor mijn beeldvorming, is het dan ook duidelijk hoeveel het er zijn?
De voorzitter: Wij gaan niet in drie keer interrumperen.
Staatssecretaris Dijksma: Nu overvraagt de heer Bosman mij, want ik moet heel eerlijk zeggen dat ik de wachtlijst niet tot op de komma nauwkeurig in beeld heb.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil nog een interruptie plegen over de reactie van de staatssecretaris op mijn betoog om regels te stellen voor de vangst en slacht van vissen. Zij zei: wij weten nog niet zo veel. Ik heb een rapport genoemd waarin de wetenschappelijke stand van zaken en wat wij nu weten, heel duidelijk staat beschreven. Kan de staatssecretaris toezeggen te reageren op dat rapport? Wat wordt de inzet van Nederland als zij in Europa wil pleiten voor die regels?
Staatssecretaris Dijksma: Misschien kunnen wij daar in een volgend verslag van de Visserijraad aandacht aan besteden. Iedere keer aparte brieven sturen is namelijk wat veel, maar als ik daar in een volgend verslag aandacht aan kan besteden, zal ik dat doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil dan de mogelijkheid openhouden om een motie in te dienen. Wij moeten maar even procedureel bekijken of wij dat naar aanleiding van dit AO doen of naar aanleiding van een overleg over de volgende Visserijraad. Dat gaan wij bezien als de inzet niet voldoende is wat ons betreft.
De heer Van Gerven (SP): De staatssecretaris had het over een Europese economische zone en die 20%. Zij zei: dat doen wij langs de lijn van de inhoud. Daar komt dan een percentage uit. Is daar al een brief over of staat daar al iets over op papier, zowel van de staatssecretaris van Economische Zaken als de staatssecretaris van Milieu?
Staatssecretaris Dijksma: Nee, er is geen brief, want het zijn twee losse trajecten. Dat hebben wij dus niet al ergens helemaal op papier gezet.
De heer Van Gerven (SP): Zouden wij daar dan een nadere uitwerking van kunnen krijgen? Die 20% waar de SP zich op baseert, komt immers vanuit een bepaalde inhoud tot stand. Wij willen bekijken of dat een beetje parallel loopt met elkaar.
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil u altijd heel graag allerlei brieven sturen, maar ik ben niet op zoek naar extra werk. Wel rapporteren wij heel nauwgezet aan de Kamer over het aanwijzen van gebieden in het kader van Natura 2000. De minister doet dat ook vanuit haar verantwoordelijkheid. Die informatie krijgt u wel allemaal. Dus u kunt daar zelf ook chocola van maken.
De voorzitter: Dat lijkt mij duidelijk. Wij hebben afgesproken dat wij dit AO in één termijn zouden doen. Daarom hebben wij die zo ruim gemaakt en ben ik zo ruimhartig geweest. Hiermee hebben wij de zaken voldoende besproken, maar de heer Dijkgraaf had nog een punt van orde.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik wil een VAO aanvragen, omdat de Kamer uitspraak moet doen zowel over het verbod van de wolhandkrab als het streefbeeld van de paling.
De voorzitter: Wij zullen daar melding van maken en bezien op welk moment dat geagendeerd kan worden.
Ik heb zes toezeggingen genoteerd.
– De staatssecretaris zal volgende week haar reactie naar de Kamer sturen op het rapport over de toekomst van de binnenvisserij.
– De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de uitkomsten van de pilot met de glasaal.
– De staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over het tijdstip van haar brief over de uitkomsten van die pilot.
– De staatssecretaris zal de Kamer begin 2014 informeren over het Programma Rijke Waddenzee.
– De staatssecretaris zal de Kamer nader informeren over de uitkomsten van de Cites-conferentie.
– De staatssecretaris zal op een zodanige manier haar reactie op het rapport van Lambooij geven dat die betrokken kan worden bij de volgende Landbouw- en Visserijraad.
Staatssecretaris Dijksma: Ik zal dat doen in de verslaglegging vooruitlopend op de Visserijraad.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Geldt dat dan ook voor het rapport van Fishcount? Ik zie al geknik.
De voorzitter: Dat zullen wij daarin betrekken.
Ik dank iedereen voor zijn inbreng en het publiek voor zijn geduld en belangstelling.
Sluiting 20.32 uur.