Ontvangen 13 december 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d, onder 1, wordt «– Wet op de erkende onderwijsinstellingen, of» vervangen door:
– Wet medezeggenschap op scholen,
– Wet overige OCW-subsidies,
– Wet op de erkende onderwijsinstellingen, of.
2. Onderdeel m vervalt onder verlettering van onderdeel n tot onderdeel m.
B
In artikel I wordt na onderdeel H een nieuw onderdeel ingevoegd, luidend:
Ha
Artikel 13a vervalt.
C
In artikel I, onderdeel K, komt de aanhef en het opschrift te luiden:
Na Hoofdstuk 3c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 3D. TOEZICHT KENNISCENTRA BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN
D
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 45a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig voldoet aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, zendt Onze minister de samenvatting van het inspectierapport, bedoeld in het eerste lid, in de vijfde week na vaststelling van het inspectie rapport aan de ouders van de leerlingen.
B
Artikel 175 vervalt.
C
Artikel 178c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de bekostiging van scholen en de begrotings- en beleidsvoorbereiding» vervangen door: de bekostiging van scholen, de begrotings- en beleidsvoorbereiding, en de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 45a, tweede lid.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het derde lid, kan Onze minister uit het basisregister onderwijs ten behoeve van het zenden van de samenvatting van het inspectierapport aan de ouders van de leerlingen ingevolge artikel 45a, tweede lid, het persoonsgebonden nummer van die leerlingen gebruiken.
E
Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 48a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig voldoet aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, zendt Onze minister de samenvatting van het inspectierapport, bedoeld in het eerste lid, in de vijfde week na vaststelling van het inspectie rapport aan de ouders van de leerlingen.
B
Artikel 161 vervalt.
C
Artikel 164c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de bekostiging van scholen en de begrotings- en beleidsvoorbereiding» vervangen door: de bekostiging van scholen, de begrotings- en beleidsvoorbereiding, en de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 48a, tweede lid.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het derde lid, kan Onze minister uit het basisregister onderwijs ten behoeve van het zenden van de samenvatting van het inspectierapport aan de ouders van de leerlingen ingevolge artikel 48a, tweede lid, het persoonsgebonden nummer van die leerlingen gebruiken.
F
Na artikel III wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 23c wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig voldoet aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, zendt Onze Minister de samenvatting van het inspectierapport, bedoeld in het eerste lid, in de vijfde week na vaststelling van het inspectie rapport aan de ouders van de leerlingen.
B
Artikel 103d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de bekostiging van scholen en de begrotings- en beleidsvoorbereiding» vervangen door: de bekostiging van scholen, de begrotings- en beleidsvoorbereiding, en de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 23c, tweede lid.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het derde lid, kan Onze Minister uit het basisregister onderwijs ten behoeve van het zenden van de samenvatting van het inspectierapport aan de ouders van de leerlingen ingevolge artikel 23c, tweede lid, het persoonsgebonden nummer van die leerlingen gebruiken.
G
Artikel V vervalt.
Deze nota van wijziging wordt ingediend mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Deze nota van wijziging houdt verband met de nieuwe taak van de inspectie ingevolge artikel 13a van de Wet op het onderwijstoezicht om de ouders van leerlingen van zeer zwakke scholen te informeren, als het bevoegd gezag deze verplichting niet of niet tijdig nakomt (zie Stb. 2010, 80). Die informatie behelst de toezending van de publieksvriendelijke samenvatting van het oordeel van de inspectie over de desbetreffende school. Het bevoegd gezag moet de ouders binnen 4 weken na vaststelling van het inspectierapport informeren. Als het bevoegd gezag dit niet of niet tijdig doet, gaat de inspectie daartoe over. In deze nota van wijziging wordt in de eerste plaats geregeld dat deze taak niet bij de inspectie maar bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt belegd. De Minister mandateert deze taak vervolgens aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), het agentschap van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin Centrale financiën instellingen en de Informatie Beheer Groep per 1 januari 2010 zijn opgegaan. Bij nader inzien is DUO namelijk bij uitstek voor de nieuwe taak toegerust mede in het licht van de vereisten die de Wet bescherming persoonsgegevens aan het verwerken van persoonsgegevens stelt. Om de nieuwe taak te kunnen uitvoeren zijn immers de naam- en adresgegevens van de leerlingen van de school die het betreft nodig. Ingevolge artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht is DUO belast met het beheer van het basisregister onderwijs. In dit register worden onder meer het persoonsgebonden nummer en de postcode van individuele leerlingen geregistreerd. Dit betekent dat DUO (anders dan de inspectie) reeds beschikt over gegevens die relevant zijn om de beschikking te kunnen krijgen over naam- en adresgegevens, welke gegevens uiteraard noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de onderhavige taak. Deze nota van wijziging voorziet erin dat de Minister (lees: DUO) de persoonsgebonden nummers van de leerlingen die het betreft uit het basisregister onderwijs voor dit doel kan gebruiken en vervolgens – op basis van een autorisatiebesluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – de naam- en adresgegevens van de leerlingen kan opvragen bij de gemeentelijke basisadministratie. Deze bevoegdheid vloeit voort uit artikel 88 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waarin is bepaald dat aan een bestuursorgaan op zijn verzoek gegevens worden verstrekt uit de basisadministratie die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn taak.
De wijzigingen in de onderdelen A en C betreffen technische aanpassingen aan de actuele wettekst.
De wijziging in onderdeel G houdt verband met het feit dat artikel 2.9, derde lid, van de WHW inmiddels anders is komen te luiden. Het vroegere derde lid, derde volzin, bestaat thans niet meer.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart