Ontvangen 15 juni 2011
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel H een onderdeel ingevoegd, luidende:
H0a
Aan artikel 13, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De goedkeuring aan een toetsingskader wordt niet eerder verleend dan drie weken nadat het ontwerp van het toetsingskader aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
De Onderwijsinspectie ziet, naast de voorschriften vastgelegd in onderwijswetgeving, toe op andere «aspecten van kwaliteit».
De uitwerking daarvan gebeurt in de toetsingskaders. Deze zijn dus in sterke mate bepalend voor het Inspectie-oordeel. Volgens de indieners is het van belang dat de Kamer daar zicht op heeft, teneinde zich een oordeel te kunnen vormen over de wijze waarop de Inspectie invulling geeft aan de ruimte die de wet haar op dit punt laat. De indieners zijn verder van mening dat de legitimiteit van de toetsingskaders en het Inspectie-oordeel dat daaruit voortvloeit, wordt versterkt wanneer de Kamer kennis heeft kunnen nemen van de toetsingskaders vóór vaststelling en publicatie.
Dit amendement beoogt verder uitvoering te geven de aanbeveling van de Commissie Onderwijsvernieuwingen om «de rol van de Tweede Kamer bij de vaststelling van het toezichtskader van de inspectie te verankeren in de Wet op het Onderwijstoezicht» alsmede de aanvaarde Kamermotie Dezentje Hamming-Bluemink (Kamerstuk 31 007 nr. 27) waarin de Regering expliciet werd verzocht deze aanbeveling te verwerken in de Wet op het Onderwijstoezicht.
Dijsselbloem
Dijkgraaf