Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU L 81) noodzaakt tot wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Overleveringswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 12 komt te luiden:
Overlevering wordt niet toegestaan indien het Europees aanhoudingsbevel strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig de procedurevoorschriften van uitvaardigende lidstaat:
a. de verdachte tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
b. de verdachte op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
c. de verdachte nadat het vonnis aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis:
1°. uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij het vonnis niet betwist; of
2°. niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of
d. het vonnis niet in persoon aan de verdachte is betekend, maar:
1°. hem na zijn overlevering onverwijld in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
2°. hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In de gevallen als bedoeld in artikel 12, onderdeel d, kan de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd en die nog niet officieel van de tegen hem ingestelde strafprocedure in kennis is gesteld, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om een afschrift van het vonnis dat ten grondslag ligt aan het Europees aanhoudingsbevel, verzoeken.
2. Nadat de officier van justitie een afschrift van het vonnis van de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft ontvangen, verstrekt hij dit onverwijld aan de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd.
3. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid en het tijdstip van verstrekking van het afschrift van het vonnis kan geen afbreuk doen aande behandeling van het Europees aanhoudingsbevel binnen de in artikel 22 gestelde termijnen.
In het eerste lid van artikel 45 vervalt onderdeel b en wordt onderdeel c geletterd tot onderdeel b.
Na artikel 45 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien het Europees aanhoudingsbevel strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, verklaart de uitvaardigende officier van justitie in het Europees aanhoudingsbevel dat:
a. de verdachte tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
b. de verdachte op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
c. de verdachte nadat het vonnis aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij het vonnis niet betwist of niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of
d. het vonnis niet in persoon aan de verdachte is betekend, maar:
1°. hem na zijn overlevering onverwijld in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
2°. hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
2. Aan een verklaring als bedoeld in onderdeel d van het eerste lid, is iedere persoon of instantie die in Nederland is belast met een publieke taak, gebonden.
In de gevallen als bedoeld in artikel 45a, eerste lid, onderdeel d, verstrekt de uitvaardigende officier van justitie op verzoek van de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd en die nog niet officieel van de tegen hem ingestelde strafprocedure in kennis is gesteld, onverwijld en door tussenkomst van de uitvoerende justitiële autoriteit, een afschrift van het vonnis, dat ten grondslag ligt aan het Europees aanhoudingsbevel. Artikel 408, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is in dit geval niet van toepassing.
In het model voor het Europees aanhoudingsbevel, opgenomen in bijlage 2 van de Overleveringswet wordt punt d vervangen door:
d) Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:
1. □ Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
2. □ Nee, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.
3. Indien u het vakje «nee» (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:
3.1a de betrokkene is in persoon gedagvaard op ... (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet tijdens het proces verschijnt;
OF
□ 3.1b de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;
OF
□ 3.2 de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;
OF
□ 3.3 nadat de beslissing aan hem was betekend op ... (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:
□ heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;
OF
□ heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend;
OF
□ 3.4 de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
– de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
– de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
– de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk ... dagen.
4. Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:............................................
De Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties 2008 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de onderdelen f en g en wordt onderdeel h geletterd tot onderdeel f.
2. In het derde lid wordt «het eerste lid, onderdelen c,f en g» vervangen door: het eerste lid, onderdeel c.
3. Het vierde lid vervalt.
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a (aanvullende verplichte weigeringsgrond)
1. De officier van justitie weigert de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing houdende een geldelijke sanctie, indien uit het certificaat blijkt, dat
a. de veroordeelde, indien de geldsanctie bij beschikking is opgelegd, niet in overeenstemming met het recht van de uitvaardigende lidstaat in persoon of via een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger in kennis is gesteld van zijn recht om de zaak te betwisten, alsmede van de termijnen waarbinnen dat rechtsmiddel moet worden aangewend; of
b. de veroordeelde niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing, houdende een geldelijke sanctie heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat hij, overeenkomstig de procedurevoorschriften van de uitvaardigende lidstaat:
1°. tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing, houdende een geldelijke sanctie heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
2°. de veroordeelde op de hoogte was van de voorgenomen behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
3°. de veroordeelde nadat de beslissing, houdende een geldelijke sanctie aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke beslissing uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist of niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of
c. de veroordeelde niet in persoon is verschenen, tenzij in het certificaat is vermeld dat de veroordeelde, na uitdrukkelijk te zijn geïnformeerd over de behandeling ter terechtzitting en over de mogelijkheid om in persoon ter terechtzitting aanwezig te zijn, uitdrukkelijk heeft verklaard afstand te doen van zijn recht op een mondelinge behandeling en uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de zaak niet betwist.
2. De tenuitvoerlegging van de beslissing, houdende een geldelijke sanctie wordt niet geweigerd dan nadat de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid is gesteld hieromtrent inlichtingen te verschaffen.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid komen te vervallen
Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien de officier van justitie op grond van een van de in de artikelen 13, 13a en 14 genoemde gronden de tenuitvoerlegging van de geldelijke sanctie weigert, stelt hij de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat daarvan onverwijld, schriftelijk en met redenen omkleed in kennis.
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in onderdeel e de puntkomma vervangen door een punt en vervallen de onderdelen f en g.
2. In het derde lid wordt «eerste lid, onderdelen a, f en g» vervangen door: onderdeel a.
Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 24a (aanvullende verplichte weigeringsgrond)
1. De officier van justitie weigert de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie, indien uit het certificaat blijkt, dat de veroordeelde niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de veroordeelde, overeenkomstig de procedurevoorschriften van de uitvaardigende lidstaat:
1°. tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
2°. op de hoogte was van de voorgenomen behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
3°. nadat de beslissing tot confiscatie aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist of niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.
2. De tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie wordt niet geweigerd dan nadat de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid is gesteld hieromtrent inlichtingen te verschaffen.
In artikel 29, eerste lid, wordt «artikel 24, eerste lid, of 25, eerste lid,» vervangen door: de artikelen 24, eerste lid, 24a, eerste lid, of 25, eerste lid.
In artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering wordt onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid een derde lid ingevoegd, dat luidende:
3. Het tweede lid is niet van toepassing in geval van een verstrekking van een afschrift van het vonnis, als bedoeld in artikel 45b van de Overleveringswet.
1. Deze wet heeft geen gevolgen voor Europese aanhoudingsbevelen of beslissingen tot geldelijke sancties of confiscatie die in Nederland zijn ontvangen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Artikel 12 van de Overleveringswet en de artikelen 13, 14, 24 en 29 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing.
2. In afwijking van het eerste lid, heeft deze wet geen gevolgen voor Europese aanhoudingsbevelen, besluiten tot geldelijke sancties of confiscatie die afkomstig zijn van de Italiaanse Republiek tot het tijdstip waarop deze lidstaat van de Europese Unie de noodzakelijke maatregelen heeft getroffen om aan kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 te voldoen en uiterlijk tot 1 januari 2014.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,