Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2010
Zoals toegezegd in het wetgevingsoverleg Materieel van 29 november jl. (32 500 X, nr. 46) informeer ik u nader over de Nederlandse inspanningen betreffende de ruiming van onontplofte clustermunitie.
Het Verdrag inzake clustermunitie kent de verplichting tot de ruiming en vernietiging van resten van clustermunitie op het eigen grondgebied. Partijstaten worden ook uitdrukkelijk aangemoedigd alle mogelijke assistentie te verlenen bij de ruiming en vernietiging van onontplofte clustermunitie op het grondgebied van een andere staat, partij bij het verdrag, die is ontstaan door toedoen van de eerstgenoemde staat nog voordat die partij bij deze Conventie was.
De regering heeft het parlement onder meer in de Nota naar aanleiding van het Verslag van 5 maart 2010 (Kamerstuk 32 187 (R1902), nr. 6) en in de brief van 20 juni 2008 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 833) geïnformeerd over de Nederlandse inspanningen ter ondersteuning van de ruiming van explosieve oorlogsresten in Servië en Kosovo. Het ministerie van Buitenlandse Zaken draagt jaarlijks vanuit het Stabiliteitsfonds via internationale non-gouvernementele organisaties en de Verenigde Naties ongeveer € 13,6 miljoen bij aan de ruiming van mijnen en clustermunitie in Kosovo. Nederland is daarmee verreweg de grootste donor in Kosovo. Nederland ontving geen steunverzoeken van Servië voor de ruiming van onontplofte oorlogsresten.
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen