Ontvangen 8 april 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 2.6 wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
B0
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
II
In artikel 2.6 wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
Na paragraaf 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. De belanghebbende die bevoegd was beroep in te stellen bij de Raad van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in artikel 8.97 van de Belastingwet BES, en Onze Minister van Financiën kunnen bij de Hoge Raad beroep in cassatie instellen tegen uitspraken van de Raad van Beroep voor belastingzaken. Tegen andere beslissingen van de Raad van Beroep kan slechts tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld.
2. Het beroep kan worden ingesteld binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van de Raad van Beroep voor belastingzaken.
3. De artikelen 8.102 tot en met 8.105, 8:108, aanhef en onderdeel b, en 8.112 tot en met 8.116 van de Belastingwet BES, alsmede de artikelen 28a, 28b, 29d, 29e, 29h en 29i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Indien verwijzing naar een andere rechter moet plaats hebben, geschiedt deze steeds naar de Raad van Beroep voor belastingzaken.
5. De Raad van Beroep voor belastingzaken is in het geval, bedoeld in het vierde lid, zoveel mogelijk samengesteld uit rechters die nog niet over de zaak hebben geoordeeld.
Met dit amendement worden voor de BES-eilanden de mogelijkheden tot beroep in cassatie bij de Hoge Raad gelijkgetrokken aan de situatie in Nederland, waar beroep in cassatie mogelijk is in burgerlijke zaken, strafzaken en belastingzaken.
Van Bochove