Ontvangen 19 november 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel C, vervalt het derde lid van artikel 22b.
B
Na artikel I, onderdeel C, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Ca
In artikel 22g, eerste lid, wordt «kan het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevelen» vervangen door: beveelt het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
Onderdeel A
Het kabinet staat een daadkrachtige bestrijding van ernstige zeden- en geweldscriminaliteit voor. Dergelijke misdrijven zijn niet alleen zeer ingrijpend en traumatisch voor de slachtoffers en hun naaste omgeving, met name als het toegebrachte leed onherstelbaar is, maar zij raken ook in brede zin het vertrouwen in de rechtsorde en de veiligheidsbeleving van burgers. De bescherming van de samenleving tegen de daders maakt toereikende straffen en maatregelen daarom noodzakelijk. De taakstraf is in de visie van het kabinet een geschikte straf voor naar verhouding lichte strafbare feiten. Het opleggen van een taakstraf vormt geen toereikende bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. Een dergelijk bestraffing voldoet niet aan de eisen die, gelet op de ernst van het delict, met het oog op vergelding en het voorkomen van nieuwe strafbare feiten in de toekomst, moeten worden gesteld. Het derde lid van het voorgestelde nieuwe artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om in geval van veroordeling wegens een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf toch een taakstraf op te leggen, op voorwaarde dat deze wordt gecombineerd met een (al dan niet voorwaardelijke) vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Het kabinet acht het niet passen bij het karakter van de taakstraf dat deze toch zou kunnen worden opgelegd in geval van een veroordeling wegens een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf, zoals bedoeld in het onderhavige wetsvoorstel. Voorgesteld wordt daarom het derde lid van het nieuwe artikel 22b te schrappen.
Onderdeel B
Het niet of niet naar behoren verrichten van een taakstraf door de veroordeelde dient gevolgd te worden door een bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. In de visie van het kabinet is het niet aan het openbaar ministerie om van een dergelijk bevel af te zien. Dat volgt ook uit artikel 22d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarin is aangegeven dat de rechter in het vonnis waarbij een taakstraf wordt opgelegd, beveelt dat voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast. Voorgesteld wordt daarom in het eerste lid van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht te schrappen dat het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis kan bevelen.
Mocht de veroordeelde van mening zijn dat er uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn die rechtvaardigen dat het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet wordt gegeven, dan kan hij een bezwaarschrift tegen het bevel van het openbaar ministerie indienen bij de rechter op grond van artikel 22g, derde lid.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven