Vastgesteld 29 september 2009
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave | ||
1. | Inleiding | 1 |
2. | Uitwerking van de maatregelen | 2 |
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. De genoemde leden constateren dat het doel van de wet is om de marktwerking in de educatie met drie jaar uit te stellen, maar dat in de wet geen termijn wordt genoemd. Verwezen wordt naar een algemene maatregel van bestuur voor het bepalen van de ingangsdatum. Als het juist is, dat alleen in geval van overmacht de termijn langer wordt dan drie jaar, wat is dan de overweging van de regering, zo vragen deze leden, om de termijn niet in de wet op te nemen.
De leden van de PvdA-fractie staan positief tegenover dit wetsvoorstel. Zij merken op dat verbetering in het onderwijs, stagebegeleiding en invoering van onderwijsvernieuwing veel van scholen vraagt. Tegen die achtergrond steunen de leden het wetsvoorstel om tijdelijk de oormerking en bestedingverplichting van middelen voor educatie te verlengen. Wel hechten de leden waarde aan het ontschotte participatiefonds waardoor gemeenten in staat zijn om zo goed mogelijk inwoners in hun stad aan het werk en goed onderwijs te helpen.
De leden van de SP-fractie vinden het een wijs besluit om de marktwerking in de educatie uit te stellen tot 31december 2012. De leden vinden afstel nog beter, omdat zij marktwerking in het onderwijs buitengewoon onwenselijk vinden. Marktwerking in publieke sectoren leidt tot perverse prikkels. Opbrengsten en inkomsten worden belangrijker dan kwaliteit. Daarnaast kan marktwerking de toegankelijkheid van de volwasseneneducatie aantasten, zo menen deze leden. De leden vragen of de regering deze mening deelt.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met een tijdelijke verlenging van de oormerking educatie en de bestedingsverplichting bij regionale opleidingencentra (roc’s).
De leden onderschrijven in het algemeen het belang van bezuinigingen nu de staatsschuld onaanvaardbaar toeneemt. De 35 miljoen euro die vanaf 2011 zal worden bezuinigd op de educatiemiddelen binnen het participatiebudget achten de leden dan ook geoorloofd, hoewel het in het licht van de algehele voornemens van dit kabinet een heel klein druppeltje op de gloeiende plaat is.
De leden hebben echter grote bezwaren tegen de wijze waarop de regering de bezuiniging aangrijpt voor het uitstellen van de geplande marktwerking bij het besteden van de educatiemiddelen en voor het verlengen van de oormerking van deze middelen. De leden hebben daarin dan ook aanleiding gezien tot het stellen van enkele nadere vragen.
2. Uitwerking van de maatregelen
De leden van de CDA-fractie vragen over de genoemde algemene maatregel van bestuur, wat daarin nog aanvullend geregeld zou moeten of kunnen worden, anders dan de datum waarop het uitstel van de marktwerking afloopt.
De leden van de PvdA-fractie vragen in welke gevallen van overmacht de voornoemde verlenging van maximum drie jaar wordt verleend. Kan de regering naast de huidige situatie andere situaties van overmacht noemen?
Er zijn afspraken gemaakt met de MBO Raad en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om overleg te voeren over de te leveren prestaties over het aanbod voor laaggeletterden, voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo) en Nederlands als tweede taal (NT2). De leden vragen wanneer dit overleg plaatsvindt en of de Kamer op de hoogte wordt gebracht van de uitkomsten van dit overleg.
De leden vragen hoeveel gemeenten voor 15 september 2009 verplichtingen zijn aangegaan met (particuliere) aanbieders (niet zijnde roc’s), die betaald moeten worden uit het participatiebudget en wat de gevolgen zijn voor de gemeenten en de roc’s.
De regering heeft afgesproken dat er in de komende periode veel tijd en aandacht zal worden besteed aan de kwaliteit, de bedrijfsvoering en de prestaties van individuele mbo-instellingen. De leden vragen hoe deze extra aandacht er in de praktijk uit ziet en welke concrete afspraken met de partners hierover gemaakt zijn. De leden zijn extra geïnteresseerd in de extra aandacht voor de bedrijfsvoering omdat zij signalen ontvangen dat in sommige mbo-instellingen de bedrijfsvoering niet op orde is. Regelmatig horen deze leden dat er binnen de instelling te weinig middelen aan het primaire proces worden besteed en te veel aan management en andere activiteiten van de mbo-instelling. Wat is de regering concreet van plan als zij spreekt over extra aandacht aan de bedrijfsvoering van individuele mbo-instellingen, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering heeft besloten tot uitstel van de marktwerking. In hoeverre spelen de negatieve ervaringen bij de inburgering daar een rol bij? En wat is de rol van het onderzoek naar de effecten van marktwerking bij de inburgering? Graag ontvangen deze leden een toelichting.
Deelt de regering de mening van deze leden dat invoering van marktwerking in de volwasseneducatie in 2013 kan leiden tot het noodgedwongen staken van activiteiten van roc’s, waardoor er nog meer banen verloren zullen gaan? Is de regering bereid om de komende jaren naar een alternatief te zoeken voor de marktwerking in de educatie, zodat de onderwijsinfrastructuur ook na 2013 intact blijft?
De leden vinden het onbegrijpelijk dat het kabinet per 1 januari 2011 structureel 35 miljoen euro wil bezuinigen op de educatie. Deelt de regering de mening dat educatie en tweedekansonderwijs van groot belang zijn, zeker in tijden van crisis? Deelt de regering de mening dat volwassenenonderwijs juist kan helpen om werkloosheid te bestrijden?
Hoe past de bezuiniging van 35 miljoen euro op educatie in de aanpak van laaggeletterdheid en voortijdig schoolverlaten? Welke impact hebben de bezuinigingen op de continuïteit van de educatie? Welke consequentie heeft de grote krimp op het educatiebudget van 44% (50 miljoen euro voor taal en rekenen in het mbo en 35 miljoen euro bezuinigingen) op de continuïteit en de kwaliteit van het onderwijs? Kan de regering schetsen welke gevolgen deze grote bezuiniging heeft voor de deelnemers? Hoe gaat de regering de kwaliteit van de opleidingen handhaven, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie vragen welke signalen de regering heeft ontvangen dat door afschaffing van oormerking voor educatie en de bestedingsverplichting bij roc’s per 2010, gemeenten de middelen niet langer voor educatie zullen aanwenden en/of zullen afzien van inkoop bij roc’s.
De leden ontvangen voorts graag een reactie op de stelling dat een bezuiniging op educatiemiddelen een integrale aanpak en ontschotting van middelen juist noodzakelijk maakt, doordat alleen op die manier educatie nog volwaardig overeind kan blijven. Juist door ontschotting van middelen kan inburgering en re-integratie in een traject samen met educatie worden ingekocht. Is dit niet meer in het belang van de eindgebruiker, in plaats van alleen de belangen van de roc’s te willen beschermen, zoals de regering nu doet, zo vragen de leden.
De afschaffing van oormerking van middelen voor educatie en de bestedingsverplichting bij roc’s per 2010 is ooit wettelijk vastgelegd om partijen de kans te geven hier tijdig op in te spelen. Acht de regering het acceptabel dat gemeenten die zich erg goed hebben voorbereid op de marktwerking en het vervallen van de oormerking, nu onverwacht hun beleid opnieuw moeten bijstellen, in grote onzekerheid verkeren en soms zelfs een reeds ingezette aanbestedingsprocedure (of voorbereiding daarop) zullen moeten afbreken? Zo ja, hoe communiceert de regering dit naar gemeenten en de VNG toe?
Kan de regering een overzicht verstrekken van gemeenten die al voorbereidingen getroffen hadden in aanloop naar het vervallen van de oormerking voor educatie en bestedingsverplichting bij roc’s? Kan de regering aangeven welke kosten deze gemeenten reeds gemaakt hebben, die nu als verloren beschouwd kunnen worden, zo vragen de leden.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), Voorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL), Anker (CU) en Smits (SP).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Uitslag (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GL), Ortega-Martijn (CU) en Gerkens (SP).