Gepubliceerd: 14 september 2009
Indiener(s): Jan Kees de Jager (staatssecretaris financiƫn) (CDA)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32133-3.html
ID: 32133-3

32 133
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2010)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

I. ALGEMEEN 1

1. Inleiding 1

2. EU-aspecten 1

3. Budgettaire aspecten 1

4. Uitvoeringskosten Belastingdienst 1

5. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger 2

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 2

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De in dit wetsvoorstel opgenomen wijzigingen zijn uitsluitend wijzigingen van technische en redactionele aard. In het algemeen deel wordt uitsluitend aandacht besteed aan de budgettaire en Europeesrechtelijke effecten, de uitvoeringskosten en de administratieve lasten. Voor een toelichting op de afzonderlijke maatregelen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij voorliggend wetsvoorstel.

2. EU-aspecten

Het wetsvoorstel bevat geen EU-aspecten.

3. Budgettaire aspecten

Het wetsvoorstel bevat geen budgettaire effecten.

4. Uitvoeringskosten Belastingdienst

De maatregelen in dit wetsvoorstel zijn uitvoerbaar en handhaafbaar door de Belastingdienst en leiden niet tot budgettaire claims voor de uitvoering.

5. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

Aan het wetsvoorstel zijn voor het bedrijfsleven of de burger geen positieve of negatieve administratieve lasten van betekenis verbonden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Artikel I, onderdeel A (artikel 3 126 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Met deze wijziging wordt een onjuiste verwijzing aangepast.

Artikel I, onderdeel B (artikel 3 129 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

In het huidige artikel 3 129, tweede lid, onderdeel a, onder 2o, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) is een verwijzing opgenomen naar artikel 6.20, eerste lid, onderdeel a, van die wet. Met die verwijzing is beoogd het criterium aan te geven dat geldt voor de beoordeling of de ondernemer voor 45% of meer arbeidsongeschikt is. Deze verwijzing klopt inmiddels echter niet meer. Met ingang van 1 januari 2004 is onderdeel a van artikel 6.20, eerste lid, van de Wet IB 2001 vervallen en is het in artikel 3 129, tweede lid, onderdeel a, onder 2o, van de Wet IB 2001 bedoelde criterium opgenomen in artikel 6.20, eerste lid, van de Wet IB 20011; met ingang van 1 januari 2009 is het bedoelde criterium helemaal niet meer in artikel 6.20 van de Wet IB 2001 opgenomen2. Daarom wordt voorgesteld de tekst waar de verwijzing betrekking op had rechtstreeks in artikel 3 129 van de Wet IB 2001 op te nemen en deze wijziging terug te laten werken tot en met 1 januari 2004. Zoals uit het voorgaande volgt, is met deze aanpassing geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel C (artikel 6.19 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Deze technische wijziging van artikel 6.19 van de Wet IB 2001 houdt verband met de beperking per 1 januari 2011 van de indexering van een van de bedragen uit artikel 2.10 van die wet. Deze wijziging van artikel 6.19 van de Wet IB 2001 is nodig om ook in de toekomst de in artikel 6.19, eerste lid, opgenomen inkomensgrens, die thans nog is gekoppeld aan het vanaf 1 januari 2011 nog slechts gedeeltelijk te indexeren bedrag uit artikel 2.10 van de Wet IB 2001, volledig te blijven indexeren. Dit wordt bewerkstelligd door de verwijzing in artikel 6.19, eerste lid, van de Wet IB 2001 naar artikel 2.10 van de Wet IB 2001 te vervangen door een verwijzing naar het per 1 januari 2009 ingevoerde artikel 2.10a van de Wet IB 2001. De in artikel 2.10a van de Wet IB 2001 genoemde bedragen blijven namelijk volledig geïndexeerd.

Artikel I, onderdeel D (artikel 8.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Met deze wijziging wordt een onjuiste verwijzing aangepast.

Artikel I, onderdeel E (artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Artikel 9.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 ziet op de ingehouden gemeenschapsbelasting op de bezoldiging en andere uitkeringen van in Nederland gekozen leden van het Europees Parlement. Deze belasting wordt als voorheffing aangemerkt indien deze betrekking heeft op bestanddelen van het verzamelinkomen. Met de voorgestelde wijziging wordt verduidelijkt dat het moet gaan om bestanddelen van het verzamelinkomen waarvoor het heffingsrecht aan Nederland is toegewezen. Dit sluit aan op de artikelsgewijze toelichting op artikel 9.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 20011. Daarin is vermeld dat indien de heffing over de bezoldiging op grond van het toepasselijke belastingverdrag aan het andere land is toegewezen, de ingehouden gemeenschapsbelasting geen voorheffing is. De wijziging werkt terug tot en met 1 januari 2009, de datum waarop de bepaling in de Wet IB 2001 is opgenomen. Daarmee is de wijziging van kracht vanaf het moment dat de bezoldiging van leden van het Europees parlement ten laste van de Europese Unie komt en op de bezoldiging gemeenschapsheffing wordt ingehouden.

Artikel II

Artikel II, onderdeel A (artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964)

Deze technische wijziging houdt verband met de invoering per 1 januari 2009 van artikel 20b van de Wet op de loonbelasting 1964 (LB 1964).

Artikel II, onderdeel B (artikel 19a van de Wet op de loonbelasting 1964)

In artikel 19a, eerste lid, onderdeel f, onder 2o, van de Wet LB 1964 wordt abusievelijk artikel 3 136, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet IB 2001 nog niet genoemd. Laatstgenoemde leden zijn met ingang van 29 juni 2009, 12.00 uur, in de Wet IB 2001 opgenomen op grond van de wet van 8 juli 2009 tot wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken) (Stb. 304). Met deze wijziging wordt die omissie hersteld.

Artikel II, onderdeel C (artikel 19b van de Wet op de loonbelasting 1964)

Ingevolge de Aanpassingswet vierde tranche Awb is de in artikel 19b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet LB 1964 opgenomen verwijzing naar artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 abusievelijk vervangen door een verwijzing naar het derde lid van het laatstgenoemde artikel. Zoals uit de toelichting op die aanpassing volgt, was die aanpassing gebaseerd op een veronderstelde vernummering van artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990. Van een dergelijke vernummering is echter geen sprake. De in artikel 19b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet LB 1964 aangebrachte wijziging wordt daarom met terugwerkende kracht teruggedraaid tot het moment van inwerkingtreding van de Aanpassingswet vierde tranche Awb.

Artikel II, onderdeel D (artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964)

In artikel 19g, vierde lid, onderdeel c, van de Wet LB 1964 wordt abusievelijk verwezen naar de Wet toezicht beleggingsinstellingen. Deze wet is met ingang van 1 januari 2007 vervallen en vervangen door de Wet op het financieel toezicht. Met de voorgestelde wijziging wordt artikel 19g, vierde lid, onderdeel c, van de Wet LB 1964 alsnog daarmee in overeenstemming gebracht. Een inhoudelijke wijziging wordt niet beoogd.

Artikel II, onderdeel E (artikel 20a en 20b van de Wet op de loonbelasting 1964)

Met deze wijziging wordt een omissie in de artikelen 20a en 20b van de Wet LB 1964 hersteld. In de tekst boven de in die artikelen opgenomen tabel is ingevolge het Belastingplan 2009 per 1 januari 2009 abusievelijk «Bij een belastbaar inkomen» onderscheidenlijk «het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning» opgenomen in plaats van «Bij een belastbaar loon» onderscheidenlijk «het gedeelte van het belastbare loon». De thans voorgestelde wijziging werkt daarom terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel II, onderdeel F (artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964)

Deze technische wijziging houdt verband met de invoering per 1 januari 2009 van artikel 20b van de Wet LB 1964.

Artikel II, onderdeel G (artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964)

Deze technische wijziging houdt verband met de invoering per 1 januari 2009 van artikel 20b van de Wet LB 1964.

Artikel II, onderdeel H (artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964)

Met ingang van 1 januari 2007 is de verwijzing in artikel 32ba, zesde lid, tweede volzin, van de Wet LB 1964 (destijds artikel 32aa) naar de Pensioenen Spaarfondsenwet vervangen door een verwijzing naar de Pensioenwet. Met de aanpassing van deze verwijzing was voor de toepassing van artikel 32ba van de Wet LB 1964 geen wijziging beoogd in de fiscale positie van de dga. Aan de Eerste Kamer is toegezegd de wettekst bij gelegenheid te wijzigen, zodat ook de pensioenovereenkomst van de dga onder de genoemde uitzondering van artikel 32ba, zesde lid, tweede volzin, van de Wet LB 1964 blijft vallen (Kamerstukken I, 2007/08, 31 226, D, blz. 7 en 8). Met de voorgestelde aanpassing wordt uitvoering gegeven aan deze toezegging en wordt artikel 32ba, zesde lid, tweede volzin, van de Wet LB 1964 weer in overeenstemming gebracht met het doel en de strekking van deze bepaling.

Artikel II, onderdeel I (artikel 36b van de Wet op de loonbelasting 1964)

In het overgangsrecht van artikel 36b van de Wet LB 1964 wordt abusievelijk verwezen naar artikel 18, onderdeel c, van die wet in plaats van naar artikel 18, eerste lid, onderdeel c, daarvan. Met de voorgestelde wijziging wordt dit hersteld. Een inhoudelijke wijziging wordt niet beoogd.

Artikel III

Artikel III (artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Artikel 8, zevende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) bevat een verwijzing naar artikel 32aa van de Wet LB 1964. Artikel 32aa is bij de wet van 11 december 2008 tot wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen) (Stb. 547), vernummerd tot artikel 32ba. Abusievelijk is deze vernummering niet tevens in artikel 8, zevende lid, van de Wet Vpb 1969 doorgevoerd. Met de onderhavige wijziging wordt dit met terugwerkende kracht hersteld. Een inhoudelijke wijziging wordt niet beoogd.

Artikel IV

Artikel IV (artikel 40 van de Wet op de omzetbelasting 1968)

Bij de aanpassing van artikel 40 van de Wet op de omzetbelasting 1968 in het kader van de Aanpassingwet vierde tranche Awb is het tweede lid onjuist gewijzigd. Met de huidige wijziging wordt dit hersteld.

Artikel V

Artikel V (artikel 15 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijtuigen 1992)

In artikel 15, vierde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijtuigen 1992 worden het zesde en zevende lid van artikel 10 van deze wet buiten toepassing verklaard wanneer alsnog BPM wordt geheven als een voormalige ambulance, brandweerwagen, etcetera door een verandering in inrichting of gebruik niet langer aan de teruggaafvoorwaarden voldoet. Deze leden van artikel 10 regelden in de tekst zoals die gold vóór 2007, dat er geen beroep mogelijk was op de werkelijke waarde, maar slechts de wettelijke afschrijvingstabel kon worden benut. Inmiddels is de wettelijke systematiek dusdanig ingrijpend veranderd, dat een dergelijke uitsluiting niet meer in de rede ligt. Nu bovendien deze uitsluiting, doordat de verwijzing in artikel 15, vierde lid, niet is aangepast aan deze verandering al geruime tijd niet meer blijkt uit de tekst van de wet, kan de betreffende volzin worden geschrapt.

Artikel VI

Artikel VI, onderdeel A (artikel 21 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)

In artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt bepaald wat het inkomensgegeven is. De situatie kan zich voordoen dat over een bepaald jaar geen aanslag wordt opgelegd, maar wel een navorderingsaanslag. De navorderingsaanslag valt niet onder het begrip «aanslag». Door alleen het begrip «aanslag» te hanteren, zou het verzamelinkomen over het jaar waarin alleen sprake is van een navorderingsaanslag niet meetellen voor het inkomensgegeven in de basisregistratie inkomen. Om dit te herstellen wordt voorgesteld het begrip «navorderingsaanslag» toe te voegen.

Artikel VI, onderdeel B (artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)

Het betreft hier een technische aanpassing als gevolg van de invoering van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht.

Artikel VII

Artikel VII, onderdeel A (artikel 24 van de Invorderingswet 1990)

In artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 (IW 1990) wordt ten onrechte verwezen naar «in het eerste lid bedoelde rijksbelastingen». Dit moet als gevolg van de inwerkingtreding van de Aanpassingswet vierde tranche Awb, waarin genoemd artikel 24 is gewijzigd, een verwijzing zijn naar onderdeel a van artikel 24, eerste lid, van de IW 1990. Voorgesteld wordt deze omissie te herstellen. Deze wijziging is van technische aard en voorgesteld wordt aan de wijziging terugwerkende kracht te verlenen tot en met 1 juli 2009, de dag van inwerkingtreding van de Aanpassingswet vierde tranche Awb (Stb 2009, 266).

Artikel VII, onderdeel B (artikel 25 van de Invorderingswet 1990)

In artikel 25, twintigste lid, van de IW 1990 is geregeld dat niet alleen voor de verschuldigde inkomstenbelasting uitstel van betaling wordt verleend maar ook voor de daarmee samenhangende heffingsrente en revisierente. Hiertoe zijn de verschillende artikelleden van artikel 25 van de IW 1990 opgesomd in artikel 25, twintigste lid, van de IW 1990. Abusievelijk was artikel 25, achttiende lid, van de IW 1990 niet in deze opsomming opgenomen. Hierbij wordt dit hersteld.

Artikel VII, onderdeel C (artikel 26 van de Invorderingswet 1990)

In artikel 26, tweede lid, van de IW 1990 worden de regels over kwijtschelding van conserverende aanslagen opgelegd op grond van artikel 25, vijfde of achtste lid, van de IW 1990 gegeven. In artikel 25, vijfde en achtste lid, van de IW 1990 staat de termijn tot wanneer uitstel van betaling wordt verleend. Dit is tot uiterlijk het begin van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Deze termijn leidt ertoe dat gedurende ten hoogste tien jaar uitstel van betaling wordt verleend en gedurende ten minste negen jaar. De tekst in artikel 26, tweede lid, van de IW 1990 is niet in overeenstemming met de termijn in artikel 25, vijfde en achtste lid, van de IW 1990 omdat er in artikel 26, tweede lid, IW 1990 staat dat het uitstel eindigt door verloop van tien jaren. Voorgesteld wordt om artikel 26, tweede lid, in overeenstemming te brengen met artikel 25, vijfde en achtste lid, van de IW 1990.

Artikel VII, onderdeel D (artikel 28 van de Invorderingswet 1990)

In artikel 28, tweede lid, eerste volzin, van de IW 1990 staan de gevallen opgesomd wanneer gedurende uitstel van betaling geen invorderingsrente wordt berekend. In de tweede volzin van artikel 28, tweede lid, van de IW 1990 staan de gevallen opgesomd waarin invorderingsrente wordt berekend als de ontvanger het uitstel heeft beëindigd of voor zover betaling niet plaatsvindt binnen de termijn waarvoor uitstel van betaling is verleend.

Abusievelijk was artikel 25, achttiende en negentiende lid, van de IW 1990 niet opgenomen in de opsomming van artikel 28, tweede lid, tweede volzin, van de IW 1990. Voorgesteld wordt derhalve om artikel 25, achttiende en negentiende lid, van de IW 1990 aan de opsomming in artikel 28, tweede lid, tweede volzin, van de IW 1990 toe te voegen. In die leden is een uitstelfaciliteit opgenomen voor de inkomstenbelasting over de winst behaald bij staken van een onderneming of een gedeelte van de onderneming door de overdracht aan een natuurlijk persoon die de onderneming voortzet en de overdrachtsprijs geheel of gedeeltelijk schuldig is gebleven. Het uitstel wordt op grond van het negentiende lid aan het begin van elk kalenderjaar voor een evenredig gedeelte beëindigd. Dit betekent dat dat evenredige deel moet worden voldaan. Het uitstel van betaling kan ook ineens worden beëindigd op grond van de gevallen genoemd in artikel 25, negentiende lid, van de IW 1990. Als het recht op uitstel is vervallen wordt invorderingsrente berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag volgend op de dag waarop het uitstel is geëindigd tot het moment van betaling.

Artikel 6, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 wordt in vergelijkbare zin gewijzigd.

Artikel VII, onderdeel E (artikel 59 van de Invorderingswet 1990)

In artikel 59, eerste lid, van de IW 1990 wordt ten onrechte nog verwezen naar artikel 58, onderdeel b, van de IW 1990. Dit moet als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht, waarin artikel 58 van de IW 1990 is gewijzigd, een verwijzing zijn naar artikel 58, eerste lid, onderdeel b, van de IW 1990. Voorgesteld wordt om deze omissie te herstellen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2005, de dag van inwerkingtreding van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht (Stb. 2004, 583).

Artikel VIII

Artikel VIII (artikel 8 van de Wet financiering sociale verzekeringen)

In artikel 2.10a van de Wet IB 2001 is door een in het Belastingplan 2009 opgenomen wijziging, een aparte tarieftabel opgenomen voor belastingplichtigen die zijn geboren vóór 1 januari 1946. Deze aparte tarieftabel houdt verband met de introductie van de zogenoemde houdbaarheidsbijdrage, die ingevolge het Belastingplan 2009 met ingang van 1 januari 2011 in werking treedt. De voorgestelde wijziging van artikel 8, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen is de technische uitwerking van de gevolgen voor de vaststelling van het maximum premie-inkomen. Wanneer het gaat om een premieplichtige die is geboren vóór 1 januari 1946 wordt voortaan voor het maximum premie-inkomen het als tweede vermelde bedrag in kolom II van de tarieftabel in artikel 2.10a van de Wet IB 2001 in aanmerking genomen. De thans voorgestelde wijziging werkt terug tot en met 1 januari 2009, vanwege de inwerkingtreding van artikel 2.10a van de Wet IB 2001 met ingang van die datum.

Artikel IX

Artikel IX (artikel XIII van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling)

Artikel XIII, onderdeel B, van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling regelt dat het tarief voor de zogenoemde VUT-heffing tot en met 31 december 2010 niet 52%, maar 26% beloopt. In genoemd artikel is daartoe een verwijzing opgenomen naar artikel 32aa van de Wet LB 1964. Artikel 32aa van de Wet LB 1964 is bij de wet van 11 december 2008 tot wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen) (Stb. 547) met ingang van 1 januari 2009 vernummerd tot artikel 32ba. Abusievelijk is deze vernummering niet tevens in artikel XIII, onderdeel B, van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling doorgevoerd. Met de voorgestelde wijziging wordt dit hersteld. Een inhoudelijke wijziging wordt niet beoogd.

Artikel X

Artikel X (artikel XXIX van het Belastingplan 2009)

Met deze bepaling wordt een wijziging aangebracht in de inwerkingtredingbepaling van het Belastingplan 2009. Naar aanleiding van een nota van wijziging op het Belastingplan 2009 is een onderdeel in artikel XXII van het Belastingplan 2009 tussengevoegd. Van artikel XXII moet echter enkel onderdeel B met terugwerkende kracht in werking treden. Artikel 3 107a van de Wet IB 2001, dat wordt genoemd in artikel XXII, onderdeel A, Belastingplan 2009, is per 1 januari 2009 in de wet opgenomen, zodat terugwerkende kracht tot een datum gelegen voor 1 januari 2009 voor artikel XXII, onderdeel A, van het Belastingplan 2009 niet mogelijk is.

Artikel XI

Artikel XI (artikel VIII van de Wet werken aan winst)

Met deze wijziging wordt een evident onjuiste formulering met terugwerkende kracht hersteld.

Artikel XII

Artikel XII (artikel II van de Fiscale Onderhoudswet 2009)

Met deze bepaling wordt een onjuiste wijzigingsopdracht uit de wet van 18 december 2008, houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale Onderhoudswet 2009) (Stb. 2008, 567) met terugwerkende kracht gecorrigeerd.

Artikel XIII

Artikel XIII (artikel 3.1 van de Aanpassingswet burgerservicenummer)

In artikel 3.1, onderdeel D, van de Aanpassingswet burgerservicenummer wordt artikel 52a van de AWR technisch aangepast aan de terminologie van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. Artikel 52a van de AWR is echter met de inwerkingtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, op 1 augustus 2008 komen te vervallen. De wijzigingsopdracht uit artikel 3.1, onderdeel D, van de Aanpassingswet burgerservicenummer kan daardoor niet uitgevoerd worden en kan dus met terugwerkende kracht vervallen.

Artikel XIV

Artikel XIV (inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Voor de in artikel I, onderdeel B, opgenomen wijziging van artikel 3 129 van de Wet IB 2001 is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2004 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

Voor de in artikel I, onderdeel E, opgenomen wijziging van artikel 9.2 van de Wet IB 2001 is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009 op genomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

Voor de in artikel II, onderdelen A, E, F en G, opgenomen wijziging van de artikelen 18a, 20a, 20b, 26b en 31 van de Wet LB 1964 is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op deze onderdelen.

De in artikel II, onderdeel B, opgenomen wijziging van artikel 19a van de Wet LB 1964 werkt terug tot en met 29 juni 2009 om 12.00 uur. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

Voor de in artikel II, onderdeel C, opgenomen wijziging van artikel 19b van de Wet LB 1964 is terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2009 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

De in artikel II, onderdelen D en H, opgenomen wijziging van de artikelen 19g en 32ba van de Wet LB 1964 werken terug tot en met 1 januari 2007. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op deze onderdelen.

De in artikel III opgenomen wijziging van artikel 8, zevende lid, van de Wet Vpb 1969 werkt terug tot en met 1 januari 2009. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

Voor de in artikel VII, onderdeel A, opgenomen wijziging van artikel 24 van de IW 1990 is terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2009 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

Voor de in artikel VII, onderdeel E, opgenomen wijziging van artikel 59 van de IW 1990 is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2005 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

Voor de in artikel VIII opgenomen wijziging van artikel 8 van de Wet financiering sociale verzekeringen is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat onderdeel.

Voor de in artikel X opgenomen wijziging van artikel XXIX van het Belastingplan 2009 is terugwerkende kracht tot en met 31 december 2008 op genomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat artikel.

Voor de in artikel XI opgenomen wijziging van de Wet werken aan winst is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat artikel.

Voor de in artikel XII opgenomen wijziging van artikel II van de wet van 18 december 2008, houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale Onderhoudswet 2009) (Stb. 2008, 567) is terugwerkende kracht tot en met 31 december 2008 opgenomen. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat artikel.

De in artikel XIII opgenomen wijziging van artikel 3.1 van de Aanpassingswet burgerservicenummer werkt terug tot en met 11 maart 2009. De reden hiervoor is opgenomen bij de toelichting op dat artikel.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Belastingplan 2004.

XNoot
2

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.

XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 31 717, nr. 3.