Gepubliceerd: 9 oktober 2009
Indiener(s): Stef Blok (VVD)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32128-6.html
ID: 32128-6

32 128
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2010)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 9 oktober 2009

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgaveblz.
   
Algemeen3
Fiscaal bevorderen ondernemerschap4
Afschaffen urencriterium en verhogen MKB-winstvrijstelling6
Beter richten zelfstandigenaftrek6
Verruimen en stroomlijnen kleinschaligheidsinvesteringsaftrek7
Uitbreiding faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk; Van octrooibox naar innovatiebox8
Uitbreiding faciliteiten voor milieu- en energie-investeringen8
Uitbreiding faciliteiten zeescheepvaart9
Van octrooibox naar innovatiebox9
Verruiming verliesverrekening in de vennootschapsbelasting; Verlengen willekeurige afschrijving10
Vergroening en mobiliteit11
Ombouw van de BPM naar een heffing op basis van CO2-uitstoot14
Uitbreiding bonus in de BPM voor zuinige auto’s15
Invoering nihiltarief voor zeer zuinige personenauto’s in de MRB15
Intensivering investeringsfaciliteiten voor zeer zuinige auto’s15
Verlaging bijtelling privégebruik voor nulemissieauto’s15
Stimulans Euro-6 dieselpersonenauto’s in de BPM16
Technische correctie voor aardgasauto’s17
Uitwerking afbouw BPM richting kilometerprijs17
Vrijstelling beprijzingsproeven17
Aanpassing afvalstoffenbelasting18
Kleine banen18
Uitbreiding afdrachtvermindering onderwijs22
Uitbreiding naar verhoogd opleidingsniveau22
Uitbreiding voor startkwalificatie22
Aanpassen samenloop levensloopverlof en doorwerkbonus23
Koopkrachtpakket 201023
Verlagen BTW-tarief voor schilderen en stukadoren en voor schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen23
Herleving dubbele hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur25
Defiscaliseren monumentenvrijstelling overdrachtsbelasting26
Herijking boetebeleid26
Verhoging verzuimboete bij niet-nakoming aangifteplicht27
Invoering verzuimboete bij niet-nakoming betalingsverplichting28
Overbrenging feiten strafrecht naar boeterecht29
Indexatie verzuimboeten Algemene wet inzake rijksbelastingen29
Verlagen BTW-tarief digitale informatie op fysieke dragers29
Verlagen BTW-tarief tuktuks, motor- en fietstaxi’s29
Aanpassen reikwijdte integratieheffing29
Uitbreiding banksparen30
Successierechtschulden in box 331
Heffingsrente successierechtschulden en -vorderingen32
EU-aspecten32
Budgettaire aspecten32
Tenslotte32
Artikelsgewijze toelichting35
Artikel I, onderdeel L (artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001)35
Artikel VII, onderdeel D (artikel 20 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)35
Artikel XXV, onderdeel F (artikelen 67ca en 67cb van de Algemene wet inzake35
Bijlage 1 bij het Belastingplan 2010; (vervolg)notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap36
Ontslagvergoeding inzetten voor start onderneming36

ALGEMEEN

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben over verschillende onderdelen een aantal vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het bovenstaande wetsvoorstel. Deze leden hebben over verschillende onderdelen een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de belastingplannen.

Deze leden maken er bezwaar tegen dat er steeds meer regels in het Belastingplan worden gestopt die eigenlijk een aparte behandeling zouden behoeven. De Raad van State merkt dit ook elk jaar op, maar het lijkt of dit aan dovemansoren is gericht, want er wordt niets mee gedaan. Ook in het Overige fiscale maatregelen 2010 staan maatregelen die wel degelijk politiek zijn. Het heeft bovendien weinig toegevoegde waarde om al deze zaken netjes gescheiden in verschillende wetten op te nemen om ze vervolgens toch weer samen te behandelen. Kan er in de beantwoording van de vragen steeds duidelijk worden aangegeven om welke vraag het ging en van wie de vraag afkomstig was?

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens van het Belastingplan 2010 kennisgenomen. De Raad van State wijst er, evenals voorgaande jaren, op dat veel van de voorstellen strikt genomen niet in het Belastingplan 2010 thuishoren. Die leden delen de opvatting van de Raad van State dat dit onnodige druk legt op een zorgvuldige parlementaire besluitvorming. Zij hebben daar ook bij eerdere gelegenheden op gewezen en beginnen van deze praktijken genoeg te krijgen. In het nader rapport geeft het kabinet aan daar rekening mee te hebben gehouden «door de verschillende maatregelen onder te brengen in maar liefst zes verschillende wetsvoorstellen». Kan de regering aangeven welke van die zes, behalve het wetsvoorstel uniformering loonbegrip, niet persé nog dit jaar in het staatsblad moeten verschijnen?

De leden van de VVD-fractie maken ook van deze gelegenheid gebruik – zoals ook uit de bij de algemene politieke beschouwingen (APB) gepresenteerde tegenbegroting van de VVD-fractie blijkt – dat zij zeker bij de huidige economische recessie een fundamenteel andere financieelsociaal/economische koers voorstaan dan waar het kabinetsbeleid van uitgaat: het tijdiger nemen van structureel hervormende maatregelen, het sneller op orde brengen van de overheidsfinanciën en lastenverlichting in plaats van lastenverzwaring. In de memorie van toelichting staat aangegeven: «Het kabinet heeft bij de voorbereiding van dit Belastingplan 2010 goed geluisterd naar geluiden in de samenleving». Kan preciezer worden aangegeven met wie gesprekken hebben plaatsgevonden en welke geluiden tot welke voorstellen hebben geleid en welke geluiden niet tot voorstellen hebben geleid?

De leden van de PVV-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de stortvloed aan wetsvoorstellen. De grote tijdsdruk en de enorme omvang met zeer veel ingrijpende maatregelen maken zorgvuldige parlementaire behandeling bijna onmogelijk. Dit geldt tevens voor de burgers en bedrijven die zorg dienen te dragen voor de participatie en implementatie van deze regels.

De regering heeft in het fiscale beleid de speerpunten: bevorderen van innovatief ondernemerschap, vergroening en vereenvoudiging. Van deze speerpunten staat dit jaar de vereenvoudiging extra in de belangstelling. Dit terwijl dit kabinet verantwoordelijk is voor de heffing van vliegtaks, verpakkingstaks, aanpassen tarieven voor milieuvriendelijkere leaseauto’s en nog meer andere extra milieu heffingen. Nu is de regering weer voornemens bij de BPM de CO2-uitstoot te hanteren als grondslag in plaats van de catalogusprijs. Dit terwijl het kabinet helaas ook de kilometerheffing wil gaan invoeren, waarbij toegezegd is dat de BPM komt te vervallen. Waarom kiest de regering er dan alsnog voor deze nieuwe grondslag in te voeren, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Het lijkt de vliegbelasting wel, waarbij er ook al bekend was dat er een Europees emissiesysteem (ETS) zou worden ingevoerd. Hoe rijmt men dergelijke maatregelen met de intentie de regeldruk te verminderen? Als de regering ook kijkt naar bijvoorbeeld de stimulering van Euro 6 dieselpersonenauto’s in de BPM voor 2010, terwijl er wel nog steeds brandstoftoeslag bestaat vanwege de fijnstof en NOx. Dit is toch geen vermindering van regeldruk en de bevordering van transparantie binnen het belastingstelsel?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Belastingplan 2010. Er resten bij deze leden vooral nog een groot aantal vragen aangaande de wijziging van het Belastingplan. Deze vragen richten zich voornamelijk op de aanpak van de fiscale vergroening, de plannen aangaande de werkkostenregeling en de kleine banen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2010. Zij constateren tot hun tevredenheid dat het kabinet de ingezette lijn in het crisisakkoord doortrekt, met name waar het gaat om het bevorderen van het ondernemerschap en de fiscale vergroening. Al kunnen er wat betreft het laatste nog verdergaande stappen genomen worden, aldus deze leden.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2010. Het Belastingplan 2010 bevat volgens deze leden veel positieve elementen voor ondernemend Nederland. Te denken valt aan verlenging van afschrijvingsregime op investeringen tijdens een lopend jaar en de verruiming van carry back regeling voor de VPB. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om de regering in dit verslag nog een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen.

Fiscaal bevorderen ondernemerschap

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het door de regering uitgesproken groot belang van ondernemers voor de economie. Genoemde leden hebben in het verleden voortdurend gewezen op het belang van ondernemers voor de economie, zie bijvoorbeeld motie zelfstandig ondernemerschap (Kamerstuk 31 311, nr. 18).

De leden van de fractie van de PvdA hebben met interesse kennisgenomen van de inhoud van de notitie Fiscaal bevorderen ondernemerschap. Zij vinden met name het vraagstuk over het verschil in belastingheffing tussen werknemers en ondernemers relevant, en in relatie daarmee ook de vraag of een rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting mogelijk en wenselijk zou zijn.

Dragen ZZP’ers meer bij aan economische dynamiek dan professionals die hart voor de zaak hebben en zich volledig aan een beroep wijden of dan andere groepen van werknemers? Is het niet een probleem dat ZZP’ers geen personeel in dienst nemen en daardoor niet aan de basis van een snelgroeiende onderneming staan?

Kan de regering aangeven welke belemmeringen er zijn voor snelle groei van ondernemingen en hoe dit Belastingplan deze belemmeringen vermindert of zelfs wegneemt?

Kan de regering aangeven het verschil in belastingdruk tussen werknemer en een zelfstandige met of zonder personeel (in de IB dan wel Vpb) zich ontwikkelt als het inkomen met 10 000 euro toeneemt en als beiden feitelijk die functie meer dan 1250 uur vervullen, waarbij rekening wordt gehouden met de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling en andere voorzieningen voor ondernemers?

De leden van de fractie van de PvdA willen graag een reactie van de regering op het artikel «Belastingdruk van zelfstandigen en werknemers: globaal evenwicht?» van Flip de Kam (WFR 6812, 14 mei 20 009). Hoe beoordeelt de regering de conclusie van Flip de Kam dat «het verschil in de gemiddelde druk van de inkomensheffing tussen zelfstandigen en werknemers niet langer als evenwichtig [valt] aan te merken»? Kan de regering ook een reactie geven op de berekeningen in dat artikel en de tabellen 1 en 2? Is de manier waarop het verschil tussen werknemers en zelfstandigen in dat artikel in beeld is gebracht representatief? Zo nee, waarom niet, en kan de regering in dat geval aangeven wat wél een representatieve manier is om dat verschil in beeld te brengen?

De regering merkt op dat winstinkomen, meer dan looninkomen, naast de consumptiefunctie ook een investeringsfunctie en een reserveringsfunctie heeft en dat dit pleit voor een lagere heffing over winst. Betekent dit dan niet dat ZZP’ers die nauwelijks genoeg geld overhouden om rond te komen en niets sparen voor later of voor investeringen daarmee op loonkosten onder het minimumloon concurreren met werknemers?

Kan aangegeven worden wanneer de SER het onlangs door het kabinet gevraagde advies over de gevolgen van het groeiend aantal ZZP’ers voor de structuur van de arbeidsmarkt zal geven?

De leden van de VVD-fractie nemen deze gelegenheid ook te baat om het kabinet op dit onderdeel te complimenteren. Naar hun oordeel zijn er in de notitie «Fiscaal bevorderen ondernemerschap» evenwichtige keuzes gemaakt die ook in het voorliggende Belastingplan 2010 hun neerslag hebben gekregen. Zij onderschrijven de afschaffing van het urencriterium, de verhoging van de MKB-winstvrijstelling, het beter richten van de zelfstandigenaftrek en het verruimen en stroomlijnen van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. T.a.v. het voorstel de KIA nog uit te breiden met zeer zuinige personenauto’s inclusief nulemmissieauto’s vragen deze leden of nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effecten van deze maatregel? Zo ja, welke kwantitatieve effecten worden verwacht?

Ook de uitbreiding van de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk, de verruiming van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting en de verlenging van de willekeurige afschrijving, kan op steun van de leden van de VVD-fractie rekenen. Datzelfde geldt ook voor de voorstellen in het kader van de omvorming van de octrooibox tot innovatiebox.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het kabinet de ondernemersfaciliteiten meer wil richten op het starten en doorgroeien van ondernemingen, met behoud van de inkomenspositie van de kleine zelfstandige. Zij kunnen zich vinden in de richting die het kabinet inslaat, al zag de aangedragen variant van deze leden tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 er iets anders uit. Deze leden vragen schematisch aan te geven of en zo ja welke ondernemers er in deze variant op achteruitgaan ten opzichte van de huidige regelingen.

Voorts vragen zij wat het effect is van het beter richten van de zelfstandigenaftrek op het winstinkomen voor meewerkende partners, die ook een bijbaan hebben. Kunnen deze meewerkende partners de zelfstandigenaftrek niet meer verzilveren, indien de onderneming geen winst maakt? Zo ja, heeft de maatregel dan geen sterk pro-cyclisch effect, zo vragen deze leden?

Afschaffen urencriterium en verhogen MKB-winstvrijstelling

De leden van de CDA-fractie hebben eveneens met instemming kennisgenomen van het afschaffen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling en de verhoging van deze vrijstelling. Kan de regering nader toelichten hoe de voorgestelde verhoging zich verhoudt tot de in het wetsvoorstel uniformering loonbegrip vermelde verdere verhoging van de MKB-winstvrijstelling met 2%? Kan de regering hierop aansluitend ingaan op de vraag welke gevolgen de verhoging van de MKB-winstvrijstelling naar 12% heeft op de verhouding tussen het drijven van een onderneming in de Inkomstenbelasting en het drijven van een onderneming in de Vennootschapsbelasting? Op welke wijze wordt in beide gevallen de arbeidscomponent van de winst uit een onderneming belast? En kan de regering hetzelfde doen voor een eventuele verdere verhoging met 2%? Ook willen de fractieleden van het CDA de regering vragen in te gaan op de gevolgen voor investeerders in projecten die gebruik maken van tijdelijke stimuleringsmaatregelen zoals de willekeurige afschrijving.

De leden van de PVV-fractie zijn zeer te spreken over het bevorderen van het ondernemerschap door het afschaffen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling en het verhogen van de vrijstelling. Het urencriterium was altijd al een onzinnige regeling, die nauwelijks te controleren viel. Wel vragen deze leden zich af waarom er niet voor wordt gekozen de MKB-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek samen te voegen zonder een urencriterium. Uit de (vervolg)notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap blijkt dat er niet wordt gekozen voor deze optie omdat er onvoldoende draagvlak is bij de beroepsorganisatie. Waarom ontbrak dit draagvlak? Met de instandhouding van de zelfstandigenaftrek worden nauwelijks rendabele ondernemingen op de been gehouden. Bij het samenvoegen van beide regelingen ontstaat er ook een extra stimulans om een onderneming te beginnen naast je huidige baan dan wel uitkering, doordat er geen grens van het aantal uren geldt dat aan de onderneming dient te worden besteed.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het vervallen van het urencriterium, waardoor het ondernemen voor deeltijdondernemers die relatief weinig uren werken, aantrekkelijker wordt gemaakt. Daarnaast waarderen zij de verhoging van de MKB-winstvrijstelling, waardoor de marginale belastingdruk op het winstinkomen verlaagd wordt.

Beter richten zelfstandigenaftrek

De leden van de fractie van het CDA hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel om de zelfstandigenaftrek beter op het winstinkomen te richten. Kan de regering aangeven waarom zij geen terugwentelmogelijkheid voorstelt?

In haar reactie op opmerkingen van de Raad van State (en de (vervolg-) notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap) merkt de regering op dat zij zich kan voorstellen dat het verschil in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers aan de orde komt als in de toekomst wordt gekeken naar de mogelijkheden van een rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting. De leden van de CDA-fractie hebben hiervan met belangstelling kennisgenomen, gezien het feit dat zij reeds meermalen aandacht hebben besteed aan een rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting. Ook het Wetenschappelijk Instituut van het CDA heeft hieraan, bijvoorbeeld in het recente rapport «Een sociale vlaktaks» aandacht besteed. Kan de regering wanneer naar deze mogelijkheden zal worden gekeken?

Waarom kiest de regering ervoor de «verliesverrekening» van de zelfstandigenaftrek te bevorderen in plaats van te sturen op de winstgevende ondernemingen, waarom wordt dit budget niet ingezet om de MKB-vrijstelling te verhogen? Zodoende worden ook de administratieve lasten voor het bijhouden van dergelijke verrekeningen beperkt, aldus de leden van de PVV-fractie.

Er wordt gesproken over het feit dat de zelfstandigenaftrek alleen kan worden benut bij winst. Indien er sprake is van een verlies, dan bestaat de mogelijkheid deze zelfstandigenaftrek te verrekenen met toekomstige winsten in de komende negen jaren. Dit wordt bij een voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. De leden van de SGP-fractie vragen de regering of de systemen bij de Belastingdienst dan dusdanig gemoderniseerd zijn dat men eenvoudig de staffel kan bijwerken? Bij de definitieve aanslagen wordt al rekening gehouden met de nog te benutten persoonsgebonden aftrek, nog te verrekenen verliezen, en dan komt de nog te verrekenen zelfstandigenaftrek daar nog bij. Graag een reactie. Waarom is er niet voor gekozen om deze zelfstandigenaftrek in zijn geheel te laten vervallen en dit te compenseren met een nog meer verhoging van de MKB winstvrijstelling? Het urencriterium is toch niet meer van toepassing? Of maakt men voor de zelfstandigenaftrek een uitzondering door daarvoor wel rekening te houden met urencriterium? Dit lijkt de leden van de SGP-fractie administratief bewerkelijk en lastig. Een alternatief zou kunnen zijn om voor de IB ondernemer een MKB winstvrijstelling van 13% te hanteren, met het laten vervallen van de zelfstandigenaftrek. Voor de TBS-regeling zou dan een MKB winstvrijstelling van 10% kunnen worden toegepast. De belastingadviseur behoeft dan minder te controleren op de aanslag en de Belastingdienst hoeft zijn systemen niet drastisch aan te passen rondom de aanslag regeling. Graag een reactie op dit voorstel van de leden van de SGP-fractie.

Verruimen en stroomlijnen kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

De leden van de CDA-fractie vinden het een goede zaak dat de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) wordt verruimd en gestroomlijnd. Ook worden zeer zuinige personenauto’s inclusief nulemissieauto’s onder de KIA gebracht. Kan de regering aangeven wat hiervan naar verwachting de effecten zullen zijn? Hoeveel zeer zuinige personenauto’s verwacht zij dat hierdoor extra zullen worden aangeschaft door ondernemers? En hoeveel nulemissieauto’s? Kan de regering voorts nader ingaan op de kritiek van de Raad van State ten aanzien van de KIA, en dan met name de verstorende werking wat betreft directe aanschaf van de bedoelde personenauto’s door een ondernemer versus aanschaf door een leasemaatschappij en de verstorende werking wat betreft de keuze om de personenauto tot het privé- of het ondernemersvermogen te rekenen?

De leden van de fractie van de PvdA zijn in principe positief de stroomlijning van de KIA waardoor negatieve prikkels waarbij 1 euro meer investeren leidt tot een beduidende lagere aftrek, wordt voorkomen. Zij hebben echter nog enkele vragen. Kan de regering aangeven door welke ondernemers in welke mate gebruik wordt gemaakt van de KIA? Zijn dat vooral kleine en juist meer grote middenbedrijven? Is er sprake van gebruik van de KIA door grote bedrijven die naar hun aard kleine investeringen doen?

Is er iets te zeggen over het effect van de KIA op de impuls tot investeren? In welke mate is de samenhang van de KIA en het winstniveau van onderneming van belang voor de prikkel tot het doen van investeringen?

Tevens vragen deze leden naar de wisselwerking tussen de KIA en de andere ondernemersaftrekken (zelfstandigenaftrek, de FOR en de meewerkaftrek)? Is het niet zo dat hoe lager de winst is, hoe kleiner het stimuleringseffect is van de KIA?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verruiming van de KIA in combinatie met het gelijkmatiger maken van de KIA, zodat de nadelige effecten van de «zaagtanden» verdwenen zijn.

Uitbreiding faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk; Van octrooibox naar innovatiebox

De leden van de fractie van het CDA vinden het belangrijk dat innovatief ondernemerschap wordt bevorderd, en vinden het derhalve een goede zaak dat de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk worden uitgebreid. Kan de regering aangeven wat het verwachte liquiditeitsvoordeel is van de incidentele intensivering van de WBSO? Kan de regering eveneens aangeven wanneer de uitwerking door de betrokken ministeries van de uitbreiding van de faciliteiten voor milieu- en energie-investeringen worden afgerond? In hoeverre is het Ministerie van Financiën hierbij betrokken? Kan een belastingplichtige die voor zijn rekening en risico een immaterieel actief laat ontwikkelen waarbij een in Nederland gevestigde derde is betrokken, ter zake waarvan aan deze derde een S&O-verklaring is verstrekt, dit immaterieel actief volledig inbrengen in de innovatiebox? Hoe dient de innovatiebox te worden toegepast in geval van gebroken boekjaren? En bij verlengde boekjaren? Kan de regering voorts nader toelichten waarom zij de innovatiebox niet van toepassing verklaart voor IB-ondernemers en waarom merkrechten en dergelijke er niet in kunnen worden ondergebracht? Hoe denkt de regering over de mogelijkheid om belastingplichtigen een beoordelingsmogelijkheid te bieden ter bepaling van de vraag of een activum nog innovatief is? Is de regering bereid om over de verdere invulling in overleg te treden met het bedrijfsleven?

Waarom stelt de regering gelden beschikbaar die dienen als loonsubsidie voor de research en development van bijvoorbeeld beursgenoteerde ondernemingen, zo vragen de leden van de fractie van de PVV. Hierbij wordt aangegeven door de regering dat een dergelijke maatregel kan dienen voor directe liquiditeitsvoordeel, maar daarvoor is het eigenlijk toch niet bedoeld. Is deze faciliteit niet eigenlijk gewoon staatssteun? Waarom kiest de regering er niet voor in plaats van gratis belastinggeld te verstrekken aan bedrijven om met deze S&O gelden de kredietregelingen voor deze bedrijven te verruimen? Hierdoor ontstaat ook verruiming van de liquiditeit voor de onderneming, maar zullen de leningen terugvloeien naar de Staat en hierdoor blijft S&O gewoon behoren tot het ondernemingsrisico. Daarnaast zal de regeldruk voor de ondernemingen drastisch afnemen omdat er geen S&O vergunningen hoeven te worden aangevraagd, er geen aparte loonaangifte te worden gedaan of een aparte administratie voor de research en development afdeling dient te worden bijgehouden en de Belastingdienst deze regeling niet hoeft te controleren.

Uitbreiding faciliteiten voor milieu- en energie-investeringen

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de prikkel om milieuvriendelijk en dus energiezuiniger te investeren ligt in de besparing van energiekosten. Met de huidige energieprijzen is dit een voldoende prikkel, daar hoeft geen extra zak met geld bij, wat deze leden betreft. Zij vragen zich dan ook af waarom een dergelijke faciliteit bestaat dan wel wordt uitgebreid. De ondernemers hebben voor investeringen de mogelijkheid gebruik te maken van de KIA en hoeven hierbij niet alle administratieve rompslomp rond SenterNovem te doorstaan.

Uitbreiding faciliteiten zeescheepvaart

Kan de regering ten aanzien van de voorgestelde uitbreiding van de faciliteiten zeescheepvaart aangeven wanneer zij de Europese Commissie om een beschikking heeft gevraagd en wanneer zij deze verwacht, zo vragen de leden van de fractie van het CDA. En kan de regering ingaan of de voorgestelde wijziging van artikel 3.22, vierde lid, sub a en b, Wet Inkomstenbelasting 2001 betekent dat kabelleggers, pijpenleggers, onderzoeksschepen en kraanschepen alleen kwalificeren voor het tonnageregime, of dat ze ook gebruik kunnen maken van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen? Wordt artikel 1, eerste lid, sub h, Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering nog aangepast? Hoe kijkt de regering aan tegen de kritiek van het bedrijfsleven dat de voorgestelde regeling niet effectief is en dat de benodigde winstsplitsing complex is? Ziet zij mogelijkheden deze bezwaren weg te nemen?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een reactie op de stelling van VNO/NCW en KVNR (brieven van 2 en 1 oktober 2009) dat de wijze waarop het kabinet poogt om de tonnageregeling op een Europees concurrerend niveau te brengen niet effectief is.

Daarnaast vragen deze leden om een reactie op het door eerder genoemde organisaties aangegeven effect van het vervallen van het urencriterium voor de MKB-vrijstelling op de investeringen in de zeescheepvaart.

Tevens vragen deze leden de regering te reageren op de claim op de website van De Vereenigde Compagnie Scheepsinvesteringen bv dat deelnemers gebruik kunnen maken van fiscale aftrekposten die oplopen tot 216% van hun inleg.

De leden van de VVD-fractie zijn ingenomen met de intentie van het kabinet om de tonnageregeling op een Europees concurrerend niveau te willen brengen voor de betreffende schepen en reders. Zij hebben echter ook kennis genomen van het commentaar van de KNVR en van VNO/NCW en MKB-Nederland met als strekking dat de voorgestelde maatregelen niet effectief zijn en niet zullen leiden tot een versterking van het maritieme cluster in ons land. Kan een reactie op dit commentaar worden gegeven, zo vragen die leden.

Daarnaast zijn zij geïnteresseerd in een reactie van het kabinet op de vrees dat het vervallen van het urencriterium in de MKB-winstvrijstelling negatieve gevolgen heeft voor particulieren die willen investeren in een zeeschip.

Die leden leggen zich er ook niet bij neer dat het Belastingplan geen maatregelen voorstelt tot verbetering van de afdrachtvermindering zeevaart.

Van octrooibox naar innovatiebox

De leden van de fractie van de PvdA zijn benieuwd of er al tekenen zijn dat de octrooibox – in de toekomst innovatiebox – een impuls aan innovatieve activiteiten heeft geleverd. In hoeverre hebben ondernemingen tot nu toe gebruikgemaakt van de box en welke concrete activiteiten zijn nu in de box ondergebracht?

Als reden voor het loslaten van de plafonds in de octrooibox geeft de regering aan dat deze in de regel toch al niet worden bereikt. Kan de regering aangeven wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de inkomsten die in de toekomst in de innovatiebox zullen worden ingebracht? Zijn er bedrijven die wel het plafond bereiken? Zijn dat dan grote bedrijven of juist bedrijven uit het MKB segment?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre de drempel ter hoogte van de voortbrengingskosten een obstakel vormen voor het gebruik maken van de octrooi/innovatiebox.

Kan de regering aangeven welke euro beter is besteed voor het bevorderen van innovatieve uitgaven in Nederland, waaronder die aan onderzoek en ontwikkeling: één aan de WBSO of één aan de innovatiebox?

Kan de regering per wijziging in de overgang naar een innovatiebox aangeven welk budgettair beslag dat heeft?

Bij de nog te behandelen wijzigingen van de groepsrentebox lijkt de symmetrische behandeling van opbrengsten en kosten een van de redenen geweest te zijn voor Europese goedkeuring. Bij de innovatiebox zal structureel sprake zijn van asymmetrie tussen opbrengsten – belast tegen 5% – en kosten – aftrekbaar tegen het normale tarief. Kan deze asymmetrie nog leiden tot bezwaren van Europa, zo vragen deze leden.

Is de regering bereid de innovatiebox te evalueren, en zo ja wanneer?

Is er een verband te leggen tussen het aantal octrooiaanvragen en de hoeveelheid onderzoek dat wordt gedaan in Nederland, zo vragen de leden van de SP-fractie. In hoeverre heeft de octrooibox geleid tot meer onderzoek in Nederland? Volgens welke criteria wordt beoordeeld of er sprake is van innovatieve werkzaamheden die in aanmerking komen voor de octrooibox? Gaan er andere eisen voor een S&O-verklaring voor gebruik van de octrooibox dan voor de WBSO? In hoeverre wordt van de octrooibox gebruik gemaakt door het MKB en in hoeverre door grote bedrijven? Is het aantal octrooiaanvragen in Nederland gestegen door de octrooibox? Kunnen bedrijven die geen economisch eigendom hebben, maar wel juridisch eigendom in aanmerking komen voor toepassing van de octrooibox?

Voor de nieuw te vormen innovatiebox komen de plafonds te vervallen, ziet de regering hierin geen budgetrisico, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Ook gezien het feit dat bedrijfsgeheimen en software binnen de innovatiebox gaat vallen, deze leden zijn dan ook wel erg benieuwd hoe de kosten en opbrengsten van dergelijke activiteiten worden vastgesteld, aangezien de winsten slechts tegen 10% worden belast en de verliezen kunnen worden afgetrokken tegen het normaal geldende VPB-tarief. Hoe kan de behaalde winst uit de innovatiebox worden bepaald. Hoe is dit te oormerken? Ligt hier niet misbruik en fraude op de loer?

Verruiming verliesverrekening in de vennootschapsbelasting; Verlengen willekeurige afschrijving

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de verruiming van de verliesverrekening en de verlenging van de willekeurige afschrijving. Genoemde leden zijn van mening dat deze maatregelen een liquiditeitsverbetering kunnen bewerkstelligen bij bedrijven die dit in deze economisch zware tijden erg goed kunnen gebruiken. Kan de regering aangeven of de uiterste termijn voor ingebruikname (art. 13, lid 1, Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijvingen 2001) wordt verlengd tot 1 januari 2013? En hoe moet de verruiming van de verliesverrekening worden toegepast in geval van gebroken boekjaren? En bij verlengde boekjaren?

De leden van de SGP-fractie waarderen de tijdelijke mogelijkheid tot verruiming van de verliesrekening in de vennootschapsbelasting. Zij vragen de regering echter waarom deze mogelijkheid niet gaat gelden voor de aanmerkelijk belanghouder. Wat is hiervan de reden, zo vragen deze leden?

Vergroening en mobiliteit

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van deze paragraaf, maar hebben nog een aantal vragen. In de eerste plaats merken de leden van de CDA-fractie op dat er inmiddels een groot aantal maatregelen op het gebied van vergroening en mobiliteit is getroffen door de regering, hetgeen positief is. Wel vragen genoemde leden zich af in hoeverre burgers en bedrijven nog voldoende inzicht in en overzicht van de diverse regelingen hebben? Is de regering van mening dat zij voldoende duidelijk maakt aan deze partijen welke regelingen er zoal zijn?

In de vergroeningsbrief van 3 juni 2009 is de regering ingegaan op een mogelijkheid tot invoering van een accijnskorting voor E85. Kan de regering toelichten in hoeverre zij dit nog steeds mogelijk en wenselijk acht? Ziet de regering mogelijkheden om in overleg met de branche te treden om te inventariseren op welke wijzen aantoonbaar duurzaam geproduceerde E85 al in 2010 met een accijnsaanpassing kan worden gestimuleerd?

Is de fijnstofkorting van 600 euro in 2009 effectief, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zijn hier al gegevens van bekend? In 2010 is die korting de helft; wat zal de effectiviteit dan zijn?

In Frankrijk wordt gesproken om een CO2-belasting in te voeren voor die sectoren van de economie die niet onder het ETS (gaan) vallen. Kan de regering de voor- en nadelen van een CO2-belasting geven? Is het waar dat Zweden een dergelijke belasting al heeft? Kan de regering deze belasting beschrijven, de belastinginkomsten van die belasting schetsen en de verhouding daarvan tot de totale belasting- en premie-inkomsten in Zweden? Kent de regering ook andere landen die een CO2-belasting hebben ingevoerd of gaan invoeren? Kan hiervan ook een korte beschrijving worden gegeven?

De leden van de VVD-fractie kunnen zich bij het lezen van deze voorstellen niet aan de indruk van een «enorm opgetuigde kerstboom» en «fiscaal geknutsel» onttrekken, hoe goed bedoeld de afzonderlijke voorstellen ongetwijfeld ook zijn.

Het meest in het oog springt naar hun oordeel de ombouw van de BPM naar een heffing op basis van CO2-uitstoot met als startjaar 2010 en vanaf 2012 voor 100% gerealiseerd, terwijl dit nauwelijks milieuwinst en wel bureaucratische rompslomp oplevert, terwijl het voornemen bestaat de BPM in 2018 volledig af te schaffen. In dit verband zijn die leden ook benieuwd naar de betekenis van het uitstel van de invoering van de kilometerbeprijzing voor de start en het tijdschema voor de grondslagombouw van de BPM. (memorie van toelichting: «jaarlijks bezien of de daadwerkelijke afbouw van het budgettaire belang van de BPM zich verhoudt tot de voorgenomen afbouw percentages om in 2018 ook daadwerkelijk op nul uit te komen.») Zij zijn ook zeer geïnteresseerd in de tijdens het vragenuur van 8 september jl. toegezegde informatie over eventuele onbedoelde effecten voor zuinige dieselauto’s.

Daarnaast vragen zij zich af of bij de voorgestelde maatregelen ook sprake is van een meer integrale milieueffectrapportage. Is er per saldo bij de elektrische auto bijvoorbeeld wel sprake van een geringer milieubelastend effect en een geringer CO2 emissie-effect? Immers, ook elektriciteit moet worden opgewekt en zolang het aandeel duurzaam opgewekte elektriciteit (inclusief kernenergie) in ons land beperkt is, moeten ook de CO2-effecten daarvan worden toegerekend. Die leden krijgen ook veel klachten uit de samenleving over een onevenredig sterke stijging van de m.r.b. Zij vragen zich af hoe dit wordt gecommuniceerd en of het niet wenselijk is om een goede toelichting te geven met als kernboodschap: «De coalitiefracties CDA, PvdA en CU vinden deze maatregel uit vermeende milieuoverwegingen nodig, w.g. mr. drs. J.C. de Jager».

Die leden krijgen ook veel commentaar inzake de bijtelling indien de situatie zich in de loop van het jaar wijzigt en toch voor het hele jaar bijtelling plaatsvindt. Dat is niet goed uit te leggen. De leden van de VVD-fractie vragen of de bereidheid bestaat hierin verandering te brengen op basis van de evenredigheidsbenadering (denk niet in systemen, maar in mensen en hun individuele omstandigheden).

Die leden hebben met belangstelling kennis genomen van het voornemen om een fiscale stimulans te introduceren voor Euro 6 dieselpersonenauto’s. Zij vragen zich echter wel af hoe zich dit verhoudt met de nog steeds bestaande brandstoftoeslag voor deze auto’s vanwege de uitstoot van fijnstof en NOx. Zou deze toeslag niet op korte termijn moeten vervallen, zo vragen die leden.

Zij hebben zich ook verbaasd dat het voornemen uit de Vergroeningsbrief van dit voorjaar tot een accijnsaanpassing voor E85 (bio-ethanol) niet in het Belastingplan 2010 is terug te vinden. Zij zouden een nadere toelichting daarop op prijs stellen.

De leden van de VVD-fractie zitten naar aanleiding van de behandeling van en besluitvorming over het Belastingplan 2009 met een grote graat in hun keel in de vorm van een in het holst van de nacht aangenomen motie Cramer (31 704, nr. 70) waarin ook voor zogenaamde «youngtimers» (auto’s van 15 tot 25 jaar oud) per 01-01-2010 de fiscale bijtelling voor privégebruik niet meer gebaseerd zou moeten zijn op de economische waarde van de auto, maar op de cataloguswaarde. Dit amendement treft zeer de belangen van met name ondernemers die een youngtimer zakelijk rijden en ook privé gebruiken en is bij uitstek een voorbeeld van onzorgvuldige parlementaire besluitvorming, waaraan de staatssecretaris toen ook terecht het predikaat «ontraden» heeft gehecht. De besluitvorming vond toen plaats op basis van veronderstelde aantallen auto’s en fiscale meeropbrengsten. Kan inmiddels nadere cijfermatige informatie over deze effecten worden verstrekt, zo vragen die leden van de VVD-fractie. Om hoeveel gedupeerde ondernemers gaat het?

Die leden hebben in het Belastingplan 2010 een voorstel gemist om dit aangenomen amendement terug te draaien. Kan daarop een nadere toelichting worden gegeven? Zij gaan er vanuit dat het besluit in het kader van de Wet IB 2001 om de bijtellingsgrens op basis van economische waarde te bepalen op 15 jaar (rechtvaardigheid) thans nog onverkort van kracht is. Waaraan worden de fiscale meeropbrengsten besteed?

De leden van de VVD-fractie stemmen op zich in met de fiscale faciliteit voor het afgraven van de stortplaatsen. Zij hebben echter ook begrepen dat het voorstel ook behelst dat er compensatie gevonden wordt via verhoging van zowel de reguliere als het lage tarief. Daarmee zou het voorstel tot toepassing van het lage tarief nauwelijks effectief zijn. Ook vragen die leden zich af of over onderhavig voorstel overleg heeft plaatsgevonden met de Vereniging Afvalbedrijven en het IPO. Zo ja, wat was het resultaat daarvan, zo vragen zij.

Wat betreft de fiscale vergroening hebben de leden van de GroenLinks-fractie een aantal vragen.

Is de regering ook van mening dat de komende jaren de CO2-uitstoot per gemiddeld gereden kilometer moet blijven dalen, gezien de klimaatdoelen van het kabinet? Stimuleert het Belastingplan 2010 deze ontwikkeling?

Betrekt de regering bij het onderzoek van de BPM van benzineauto’s en dieselauto’s ook de accijns? Kan het zo zijn dat als de BPM van dieselauto’s daalt, de accijns van diesel wordt verhoogd?

Vindt de regering het terecht dat veel overheden 37 cent per kilometer voor dienstreizen vergoed, zonder eisen te stellen aan de CO2-uitstoot van het voertuig? Zijn er ook fiscale maatregelen mogelijk om de reiskosten vergoeding te differentiëren naar CO2-uitstoot?

Heeft de regering sinds het afschaffen van de vliegbelasting nog stappen ondernomen om bijvoorbeeld tot een Noordwest-Europese kopgroep te komen waarmee alsnog in de komende jaren gekeken wordt of er belasting geheven kan worden op het vervuilende vervoer per vliegtuig?

Ook missen de leden van de GroenLinks-fractie in dit Belastingplan de budgetneutrale verschuiving van belasting op inkomen naar belasting op aardgas? Wellicht kan de regering aangeven hoe de plannen op dit gebied, zoals ook beschreven in de meest recente fiscale vergroeningsbrief, vorderen?

Ook zijn deze leden erg benieuwd naar de vorderingen op het gebied van de invoering van een CO2-belasting en mogelijkheden om dit eventueel vervroegd in te voeren.

Vorig jaar is de motie Cramer c.s. aangenomen, waarin het kabinet verzocht wordt in te gaan op de voorstellen uit het rapport «Landschap verdient beter» van de Taskforce Financiering Landschap Nederland. De regering geeft aan dat een persoonsgebonden aftrek voor natuurontwikkeling tot aanzienlijke bezwaren zal leiden. Welke bezwaren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? En waar baseert de regering de conclusie op dat een stakingswinstfaciliteit voor ondernemers, die landbouwgrond omzetten in natuurgrond, niet nodig wordt geacht, zo vragen zij? Is er contact geweest met de leden van de Taskforce ten aanzien van deze standpunten? En zo ja, wat was de uitkomst van deze consultatie, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in dit Belastingplan geen verschuiving van directe belastingen naar energiebelasting op aardgas is opgenomen, in tegenstelling tot de aankondiging in de vergroeningsbrief. Wat is hiervan de reden? Voorts vragen deze leden via welke wegen de verschuiving lastenneutraal zou kunnen worden vormgegeven, mede in het licht van het verschil in energiegebruik als gevolge van de woonsituatie?

Is de regering voornemens om de elektrische scooter op te nemen in het Fiscale Fietsenplan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is het budgettair beslag van deze maatregel?

De leden van de SGP-fractie maken van de gelegenheid gebruik om een aantal vragen te stellen over de vergroening en de fiscaliteit. Sinds een aantal jaar worden nu maatregelen doorgevoerd die energiezuinig autobezit moeten stimuleren. De leden van de SGP-fractie vragen de regering een reactie te geven op het onderzoek van de ANWB, die vindt de huidige belastingplannen te complex, en daardoor moeilijk uit te leggen zijn aan de automobilist. Door de stapeling van nieuwe regelingen om milieuvriendelijk autogebruik te bevorderen ontstaat volgens de ANWB een dermate ingewikkelde situatie dat de automobilist niet meer weet hoe te handelen bij het kopen van een nieuwe auto. Graag een reactie hierop.

Daarnaast willen de leden van de SGP-fractie weten of de berekening van de ANWB correct is dat de tien meest verkochte auto’s in de Top 10 Schone en Zuinige auto’s in prijs stijgen? Hier stijgen volgens de ANWB vooral de middelgrote en grote benzineauto’s in prijs, evenals bijna alle dieselauto’s. Aankoopprijzen van deze schone en zuinige auto’s stijgen in sommige gevallen met bijna 1500 euro. De meest voordelige keuze lijkt dus een kleine en zuinige auto. Maar dat is volgens de leden van de SGP-fractie niet voor alle mensen een reële optie, met name voor gezinnen met kinderen. Welke mogelijkheden ziet de regering om de tarieven voor middelgrote en grote energiezuinige auto’s te verlagen, zodat meer rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van gezinnen?

Met verwijzing naar de bijlage bij de vergroeningsbrief over de gevolgen van het verhogen van de energiebelasting op aardgas hebben de leden van de fractie van de PvdA nog enkele vragen.

Kan, beter dan in de vergroeningsbrief, worden aangegeven wat de inkomenseffecten en CO2-effecten zijn van een verhoging van de energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25% in elk van de volgende drie terugsluisvarianten: i) een verlaging van de eerste schijf in de inkomstenbelasting naar rato van opbrengst voor huishoudens, ii) een verhoging van de algemene heffingskorting in de inkomstenbelasting naar rato van opbrengst voor huishoudens, iii) een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting naar rato van opbrengst voor huishoudens en bedrijven.

Kunnen de inkomenseffecten ook in een puntenwolk worden weergegeven?

Kunnen de CO2-effecten vergeleken worden met andere inspanningen die dit kabinet levert om de CO2-uitstoot terug te dringen? Bijvoorbeeld hoeveel windmolens of zonnepanelen genereren hetzelfde effect?

Deelt de regering de mening dat een verschuiving van de belasting op arbeid en kapitaal naar de belasting op aardgasgebruik zowel vanuit economisch optiek als uit milieuoverwegingen een zeer effectieve en efficiënte maatregel is?

Leidt een verhoging van het tarief van de eerste schijf van de energiebelasting op aardgas ertoe dat dankzij de kortere terugverdientijden meer investeringen in energiebesparing in de gebouwde omgeving worden gedaan?

Verder vragen de leden van de fractie van de PvdA de regering de toezegging dat het onderzoek naar rode diesel op hetzelfde moment als de brede heroverwegingen aan de Kamer worden aangeboden.

Ombouw van de BPM naar een heffing op basis van CO2-uitstoot

De leden van de CDA-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de passages van regeringszijde over de ombouw van de BPM. Deze leden zijn altijd helder geweest in diverse debatten over de kilometerheffing. Zij vinden dat de kilometerheffing voor de burger lastenneutraal moet zijn. Hij moet hetzelfde blijven betalen, of wij nu op de ene manier of op de andere manier belasting gaan heffen. En het moet milieuwinst opleveren. Tijdens het mondelinge vragenuur op 8 februari 2009 heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven dat bij de omzetting naar de kilometerprijs sprake zal zijn van lastenneutraliteit. Kan de regering aangeven hoe dit zich verhoudt tot de volgende passage uit het Belastingplan 2010: «Indien bijvoorbeeld blijkt dat de aanname inzake het zuiniger worden van het aanbod niet juist is en de hiervoor genoemde 2,8% te hoog of te laag blijkt te zijn, dan is dat voor het kabinet aanleiding de tarieven aan te passen. De tarieven zullen in neerwaartse richting worden aangepast indien auto’s minder dan 2,8% zuiniger worden en in opwaartse richting indien auto’s meer dan 2,8% zuiniger worden».

In het Belastingplan 2009 is gesteld dat vanaf 2013 verdere stappen zullen worden gezet voor de afbouw van de dan resterende BPM. Deze afbouw zal in zes jaarlijkse stappen van telkens 12,5% plaatsvinden totdat de BPM uiteindelijk in 2018 volledig zal zijn afgeschaft, zo hebben de leden van de CDA-fractie destijds begrepen. Wanneer wordt één en ander wettelijk vastgelegd, gezien het feit dat hierover niets staat opgemerkt in het Belastingplan 2010?

Is het de regering bekend of het bureau DHV aan het CPB een second opinion heeft aangevraagd over het onderzoek dat dit bureau heeft gedaan naar de BPM-ombouw, dat zij als «maatschappelijke kosten- en baten analyse betitelde, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wanneer is het CPB-onderzoek naar lastenneutraliteit in de BPM-ombouw en naar de vermeende MKBA klaar?

De leden van de ChristenUnie-fractie concluderen tot hun tevredenheid dat het kabinet eindelijk onderkent dat de huidige BPM grondslag contraproductief werkt en niet inzichtelijk is voor de consument. De bonusmalusregeling en de CO2-toeslag zullen met ingang van 1 januari 2010 vervallen. Betekent dit, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, dat de BPM voor alle auto’s per deze datum enkel op de absolute CO2-uitstoot gebaseerd zal zijn?

Voorts vragen deze leden waar de grenzen voor de drie schijven komen te liggen.

Uitbreiding bonus in de BPM voor zuinige auto’s

Hoewel er al een bonus van € 500,– in de BPM is opgenomen voor de aanschaf van een zuinige auto, wil de regering deze verhogen naar € 700,–. De leden van de SP-fractie vragen de regering nog eens aan te geven waarom deze extra stimulering nodig is? Er moet naar mening van deze leden immers wel een verschil zijn tussen zeer zuinige auto’s en zuinige auto’s. De leden vragen zich af wat het effect van de extra stimulans op zuinige auto’s voor effect heeft op het stimuleren van de aanschaf van zeer zuinige auto’s.

Een groot aantal energiezuinige dieselauto’s auto’s wordt in 2010 duurder. Vaak betreft dit auto’s die een energielabel A of B hadden en in 2009 een bonus kregen maar in 2010 geen recht hebben op de energiezuinige auto bonus van € 700,–. Welke mogelijkheden ziet de regering om dit ongewenste effect op te heffen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?

Is de fijnstofkorting van € 600 in de BPM effectief in 2009, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? In 2010 is deze korting nog maar € 300. Is de hoogte van dit bedrag voldoende om dezelfde effectiviteit te bereiken, zo willen deze leden weten.

Invoering nihiltarief voor zeer zuinige personenauto’s in de MRB

Kan de regering nader toelichten wat zij precies bedoelt met de opmerking «de definitie van zeer zuinige personenauto’s zal periodiek worden herzien»? De leden van de CDA-fractie vernemen graag dat ook ten aanzien hiervan zal gelden dat «de energie-efficiëntieklasse in aanmerking genomen waartoe de personenauto behoort bij aanvang van de dag waarop aan het voertuig een kenteken wordt toegekend» (vergelijkbaar met art. 9a, tweede lid, Wet BPM 1992).

Intensivering investeringsfaciliteiten voor zeer zuinige auto’s

Wanneer is bekend of het opnemen van zeer zuinige personenauto’s in de Vamil-regeling in lijn is met de Europese wetgeving? Welk budgettair beslag is met deze maatregel gemoeid, aldus de leden van de PvdA-fractie.

Verlaging bijtelling privégebruik voor nulemissieauto’s

De leden van de PvdA-fractie steunen de gekozen behandeling van nulemissieauto’s. Wel vragen zij zich nog af op basis waarvan gekozen is om de bijtelling in twee jaren, namelijk 2010 en 2011, op nul te stellen, en waarom voor de jaren daarna het percentage van 7 procent gekozen is. Ligt hier marktonderzoek aan ten grondslag omtrent de te verwachten ontwikkelingen van nulemissieauto’s?

Over de bijtelling voor het privé-gebruik van de auto van de werkgever hebben deze leden nog enkele vragen. De differentiatie van de bijtelling is één van de grote successen van de fiscale vergroening en deze leden prijzen de regering hier dan ook voor. Deze leden vragen zich af of er mogelijkheden zijn dit succesvolle beleid door te trekken naar zakelijke kilometers die met privé-auto’s gereden worden. Welk deel van alle zakelijke kilometers wordt in lease-auto’s afgelegd, en welk deel in privé-auto’s? Is het mogelijk de onbelaste vergoeding van 19 cent per kilometer te differentiëren, bijvoorbeeld met behulp van de gegevens van de RDW? Is het een optie om werkgevers hiervoor verantwoordelijk te maken? Kan de regering een vergelijking maken met de Corporate Manslaughter Act in het Verenigd Koninkrijk, waarbij werkgevers verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van alle auto’s die werknemers gebruik voor hun werk, ook als het de privé-auto van de werknemer is?

De leden van de fractie van de PvdA krijgen af en toe signalen van leaserijders dat zij, omdat zij een auto van de zaak hebben, geen vergoeding van hun werkgever krijgen om met de trein te gaan, zelfs als de trein soms een efficiënter alternatief is. De reden voor de werkgever is dat de trein extra geld kost omdat er al een leasecontract is en het tijdverlies en ongemak voor de werknemer niet in zijn overweging meeneemt omdat de werknemer in veel gevallen in zijn eigen tijd reist. Herkent de regering dit fenomeen? Is er een welvaartswinst te behalen als een werknemer bij elke reis de vrije afweging heeft tussen de lease-auto en de trein in plaats van geen keus, omdat elke keer dat hij de trein neemt het milieu gebaat is en files mogelijk korter zijn? Kan de regering inschatten hoeveel meer zakelijke kilometers met de trein worden afgelegd als werknemers elke keer de vrije keus hebben? Is het voor de NS niet aantrekkelijk om samen te werken met lease-maatschappijen om leasecontracten met NS-abonnementen te combineren? Bestaan deze samenwerkingsverbanden? Zo nee, waarom niet?

De regering stelt dat de markt voor elektrische auto’s een impuls nodig heeft, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Daartoe wordt het bijtellingstarief voor deze auto’s twee jaar op 0% gezet. Waarom is er gekozen voor twee jaar, zo vragen deze leden? Welke aanwijzingen heeft de regering dat er dan voldoende impuls is gecreëerd voor de aanschaf van elektrische auto’s? Hiernaast vragen deze leden wat het budgettair beslag is, wanneer het 0% bijtellingstarief voor 5 jaar geldt, dus tot en met 2014. Is de regering voorts bereid een gunstig afschrijvingsregime te hanteren voor elektrische auto’s, zodat de aanschaf ervan minder onzekerheid met zich meebrengt, zo willen de leden van de ChristenUnie-fractie weten. Wat zou het budgettair beslag van deze maatregel zijn wanneer er een gunstig afschrijvingsregime wordt ingevoerd?

Stimulans Euro-6 dieselpersonenauto’s in de BPM

In hoeverre acht de regering het mogelijk om reeds per 1 januari 2010 de kortingen voor alle brandstoftypen in te voeren? Kan de regering voorts aangeven hoe in deze discussie de in 2000 wegens fijnstof- en NOx-uitstoot ingevoerde brandstoftoeslag voor dieselauto’s moet worden bezien, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen nader aan te geven wat de praktijk-uitstootnormen van Euro-6 dieselpersonenauto’s zijn. Klopt het dat deze auto’s toch nog behoorlijk vervuilender zijn dan bezineauto’s, zo vragen zij?

Technische correctie voor aardgasauto’s

Kan de regering aangeven – zo vragen de leden van de CDA-fractie – waarom wordt erkend dat aardgasauto’s minder CO2 uitstoten dan benzineauto’s en derhalve aardgasauto’s qua CO2-uitstoot worden ingedeeld bij de dieselauto’s, terwijl aardgasauto’s veel minder stikstofoxiden uitstoten dan dieselauto’s?

Uitwerking afbouw BPM richting kilometerprijs

De leden van de fractie van de PvdA willen graag inzicht in de ontwikkeling van de kale autoprijzen en consumentenprijzen van nieuwe auto’s in Nederland als gevolg van de afbouw van de BPM. Is het te verwachten dat de traditioneel lage kale autoprijzen in Nederland zullen stijgen doordat de BPM wordt afgebouwd en dat daardoor de facto de consumentenprijzen gelijk blijven, in plaats van dat de BPM-verlaging wordt doorberekend in de prijzen? Betekent dit dat de winst per auto in Nederland voor de auto-industrie zal toenemen? Kan de regering de ontwikkeling van de kale autoprijzen monitoren, en vergelijken met de prijzen in de ons omringende landen? En kan hij aangeven of de kale autoprijzen en consumentenprijzen in Nederland in 2009 gedaald zijn, rekening houdend met de afbouw van de BPM van 5% dit jaar en de inflatie?

Klopt het dat vertraging van de kilometerheffing ook in principe leidt tot een tragere afbouw van de BPM?

De leden van de fractie van de PvdA vinden het een goede zaak dat schone en zuinige auto’s gestimuleerd worden ten opzichte van vieze en onzuinige auto’s. Hier hebben zij nog enkele vragen over.

Benzine auto’s in de categorie 120 gram CO2 t/m 140 gram CO2 en dieselauto’s in de categorie 104 gram CO2/km t/m 116 gram CO2/km krijgen geen zuinige auto bonus (leaseauto’s betalen wel 20% bijtelling i.p.v. 25%). In 2009 ontvingen deze auto’s een bonus omdat het auto’s met een energielabel A of B betrof. Wat is de consequentie van het loslaten van de energielabelbonus voor de prijsontwikkeling van deze benzineen dieselauto’s in de jaren 2009 t/m 2012? Als de prijs t.o.v. van een onzuinige auto in hetzelfde marktsegment relatief ongunstiger wordt, is de regering dan ook niet van mening dat dit onwenselijk is? Heeft de regering in die gevallen een oplossing om dit onwenselijke beeld te voorkomen?

Is het waar dat de BPM van dieselauto’s in de categorie 116 gram/km tot 140 gram/km in 2010 vooral stijgt, terwijl een dieselauto met een uitstoot die hoger is dan 140 gram/km minder BPM gaat betalen? Vindt de regering dit wenselijk? En zo nee, op welke wijze kan specifiek voor deze groep deze uitkomst vermeden worden? Draagt het Belastingplan 2010 er in dit opzicht toe bij dat de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte auto’s ook in de komende jaren zal dalen?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat motoren niet onder de km-heffing komen te vallen. Gaat de afbouw van de BPM voor motoren desondanks wel door, zo vragen zij, of blijft deze gehandhaafd voor motoren? Wanneer de BPM wel wordt afgeschaft voor motoren, wat is daarvan de budgettaire derving?

Vrijstelling beprijzingsproeven

De leden van de CDA-fractie merken op dat deze maatregel mede is genomen naar aanleiding van vragen van de leden Omtzigt en Koopmans aan de minister van Verkeer en Waterstaat en aan de staatssecretaris van Financiën en hebben hiervan met instemming kennisgenomen.

Aanpassing afvalstoffenbelasting

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aanpassing en hopen dat hierdoor de afgraving van oude stortplaatsen wordt gestimuleerd. Heeft de regering inzicht in het verwachte gebruik? Hoeveel vergunningen verwacht zij af te geven? Wat gebeurt er indien het budgettair beslag in een bepaald jaar minder dan EUR 20 miljoen bedraagt? In hoeverre is omtrent de voorgestelde aanpassing overlegd met de sector?

De leden van de fractie van de PvdA hebben nog een aantal vragen over de aanpassingen die beogen om de sanering van oude stortplaatsen te bevorderen.

Kent de regering de kritiek van de VNG en van de Vereniging Afvalbedrijven op het voorstel en kan zij hierop reageren? Wat is de budgettaire opbrengst in de jaren 2001–2009 van de afvalstoffenbelasting voor het reguliere tarief? En hoeveel opbrengst is tegen het lage tarief belast? Kan de regering aangeven op basis van welke aannames de inkomstenderving is berekend? Welke extra hoeveelheid afval zal door de voorgestelde maatregel verwerkt worden? Is de regering bereid hier afrekenbare doelstellingen voor aan te geven?

Omdat afvalstoffen die ontstaan bij het saneren van een oude stortplaats nu onder het lage tarief in de afvalstoffenbelasting worden gebracht, verhoogt de regering zowel het hoge als het lage tarief in de afvalstoffenbelasting. Aangezien wordt aangegeven dat sanering momenteel nauwelijks van de grond komt, vragen de leden van de SP-fractie zich af of dit effect is meegenomen in de bepaling van de nieuwe tarieven. Als sanering van oude stortplaatsen nauwelijks plaatsvindt zal er ook weinig tot geen inkomstenderving zijn als gevolg van het breder toepassen van het lage tarief. Graag een reactie van de regering.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben eerder gevraagd om een nihil-tarief voor zwaar afval, zodat er een stimulans is om te saneren. Volgens de regering zou dit een fiscale derving van 82 miljoen euro betekenen. Hoe komt de regering tot deze berekening, aangezien er nu helemaal niets wordt opgeruimd, zo vragen deze leden? Voorts vragen zij wat het effect is van een nihil tarief voor afval zwaarder dan 1 100 kg/m3 op het ruimen van oude stortplaatsen afgezet tegen het effect van het kabinetsvoorstel.

Kleine banen

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de regering op het gebied van de kleine banen. Op zich staan genoemde leden achter het streven naar de vermindering van de administratieve rompslomp van de kleine banen, zoals ook in het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken. Echter, zij hebben de indruk dat de in het Belastingplan 2010 opgenomen voorstellen verder gaan dan dat.

De leden van de CDA-fractie achten het zeer wel denkbaar dat een werkgever zowel normale banen als kleine banen heeft. In dergelijke gevallen zal de werkgever twee verschillende soorten aangiften doen. Kan de regering aangeven in hoeverre zij hierin een administratieve vereenvoudiging voor werkgevers ziet? Ook achten genoemde leden het zeer wel denkbaar dat een bepaalde werknemer in een of enkele maanden minder verdient dan de voor die leeftijd bepaalde loongrens en dus onder het regime voor kleine banen valt, terwijl deze werknemer in de andere maanden (bijvoorbeeld tijdens de zomervakantie) meer verdient dan de voor die leeftijd bepaalde loongrens. Dit betekent dat de werkgever tussentijds van systeem moet wisselen. Welke administratieve lasten brengt dit zich mee? Kan de regering voorts aangeven wat de gang van zaken is indien iemand twee banen heeft? Moet in dien gevallen belasting worden bijbetaald? En wie bekijkt of iemand meer dan één (kleine) baan heeft? Kan de regering voorts aangeven welke administratieve lasten gemoeid zijn met het feit dat de werkgever precies in de gaten moet houden in hoeverre een werknemer met een kleine baan niet meer dan circa 16 uur per week gaat werken en derhalve boven de voor die leeftijd bepaalde loongrens komt?

Hoe verhoudt het voorstel van de regering en de veronderstelde administratieve lastenvermindering zich tot het feit volgens de Pensioenwet iedereen vanaf 21 jaar moet meedoen, indien er een pensioenregeling is, en er dus wel moet worden geadministreerd?

De regering heeft de mogelijkheden onderzocht om jongeren met een kleine baan uit te sluiten van verplichte verzekering en kondigt aan hierop in de loop van 2010 terug te komen. De leden van de CDA-fractie menen dat hieraan nogal wat haken en ogen zitten. Kan de regering bijvoorbeeld aangeven hoe een en ander geadministreerd gaat worden? Wie gaat bijhouden wie er wel en wie er niet verzekerd wordt? Hoe denkt de regering over het gevaar dat werkgevers gaan lopen op juridisch gebied? In hoeverre kan het feit dat jongeren met een kleine baan niet verplicht verzekerd zijn ertoe leiden dat werkgevers een juridische claim kunnen verwachten bij arbeidsongevallen? En hoe wordt dan bijvoorbeeld omgegaan met zwangerschappen, indien er een vrijwillige ziektewetverzekering wordt aangeboden? Wordt het loon dan niet meer doorbetaald bij zwangerschap?

Kan de regering ingaan op het gevaar dat werkgevers in plaats van full-time banen part-time banen gaan aanbieden? In hoeverre is dit wenselijk en draagt het voorstel van de regering bij aan beperking van de toename van de jeugdwerkloosheid, zoals door de regering in het Belastingplan 2010 wordt verondersteld? Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens dat de sleutel voor beperking van de jeugdwerkloosheid met name gelegen is in ervoor zorgen dat jongeren met een startkwalificatie op de arbeidsmarkt verschijnen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het kabinet de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor kleine banen van jongeren op 0% wil stellen. De derving die hierdoor optreedt wordt automatisch opgevangen door een verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage, aldus het voorstel van de regering. De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe dit voorstel zich verhoudt tot het feit dat de zorgverzekering een volksverzekering is en dus over ieder inkomen een bijdrage moet worden geleverd. Graag een reactie van de regering. Kan de regering hieromtrent voorts aangeven in hoeverre deze uitzondering is meegenomen in de verwachte budgettaire effecten van het voorstel om het gebied van kleine banen, te weten EUR 80 miljoen?

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie zich af hoe het feit dat het loon van jongeren met kleine banen wel onder de inkomstenbelasting vallen, doch wordt onttrokken aan de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en premies werknemersverzekering, zich verhoudt tot het wetsvoorstel «uniformering loonbegrip»? Is hier geen sprake van een eerste discoördinatiepunt zo vragen de fractieleden van het CDA zich af. Kan de regering voorts aangeven hoe onderhavig voorstel zich verhoudt tot het advies van de SER inzake banen korter dan 30 dagen?

Zou de regering het volgende alternatief kunnen bekijken: een forse afdrachtvermindering van sociale premies voor alle jongeren onder de 23, zodat er bij hen, net als bij oudere werklozen een afdrachtkorting plaatsvindt? Indien het budget van EUR 80 miljoen hiervoor wordt ingezet, hoeveel kunnen dan de premies voor de werknemersverzekeringen voor alle jongeren onder de 23 dan gekort worden?

De leden van de fractie van de PvdA hebben zich reeds bij de algemene financiële beschouwingen (AFB) kritisch getoond over dit onderdeel van de voorstellen. Klopt het dat tijdens de AFB is gebleken dat het kabinet niet streeft naar het afschaffen van de verplichte verzekering voor de werknemersverzekeringen voor de jongeren die het hier betreft?

Tevens benadrukken deze leden het belang dat werkgevers die mogelijk gebruik kunnen gaan maken van deze regeling, moeten toezeggen dat zij blijven investeren in de scholing van jongeren met een klein baantje om hen op het niveau van de startkwalificatie te brengen. De staatssecretaris zegde toe hierop uitgebreider in te gaan bij de behandeling van het Belastingplan. De leden van de PvdA-fractie vragen daar hier nu om.

Dan komen deze leden ook nog terug op hetgeen is gewisseld over het gevaar dat banen worden opgeknipt om onder de kleine-banen-regeling te vallen of dat jongeren min of meer geacht worden meerdere kleine banen te nemen. De staatssecretaris achtte de prikkel daartoe van dit voorstel niet groot. Maar hoe groot is dit gevaar wel? De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering hierbij de brief te betrekken van de ABU van 5 oktober jl. waar wel degelijk op dit gevaar wordt gewezen.

In de memorie van toelichting wordt gesteld dat voor zover jongeren met een kleine baan zich al kwalificeren voor een uitkering, zij daar in de praktijk nauwelijks gebruik van maken. De leden van de SP-fractie vragen zich af hoeveel jongeren van uitkeringen gebruik maken? Kunnen deze uitkeringen naar soort en bedrag worden gesplitst? Jongeren hoeven geen werknemersverzekeringen meer af te sluiten, maar kunnen dit vrijwillig doen. Dit brengt wel uitvoeringsproblemen met zich mee, vooral bij de jongeren met een wisselend loon. Kunnen deze problemen nader worden gespecificeerd? Welke instelling gaat de vrijwillige verzekering aanbieden en hoe staan de premies voor de vrijwillige verzekering in verhouding tot de huidige premies? Wat is de invloed van de premievrijstelling op het arbeidsverleden? Heeft de premievrijstelling op enigerlei invloed op de opgebouwde rechten? Ziekteverzuim, werkloosheid en andere risico’s verdwijnen niet doordat deze groep geen premies meer betaald. Kan het op termijn dan een verhoging van sociale verzekeringspremies voor anderen betekenen of een onderverzekering van de betreffende werknemers?

Ook wordt gesteld dat de lastenverlaging werkgevers stimuleert om jongeren in te huren voor kleine banen. Betekent dit in andere woorden dat er een verschuiving gaat plaatsvinden van jongeren met een vaste fulltime baan naar jongeren met een parttime baan? Indien deze stelling juist is, neemt de jeugdwerkloosheid toch alleen maar toe? Heeft de regeling ook geen averechts effect voor de 22 jarige? Wanneer hij 23 jaar wordt zal hij toch eerder worden ontslagen en worden vervangen omdat de jongere werknemer voordeliger is?

Tenslotte wordt gesteld dat een doel van regeling administratieve lastenverlichting is. Het kan heel goed dat dit niet wordt bereikt. Een werkgever werkt vaak met een geautomatiseerde loonadministratie. Wanneer moet worden bijgehouden wie wel en wie niet in aanmerking komt voor de regeling is dit toch juist een administratieve lastenverzwaring? Het bijhouden van de vrijwillige verzekering en de controle daarop, leidt toch ook tot een lastenverzwaring?

De leden van de VVD-fractie vinden het voorstel om de werkgeverslasten voor kleine banen te verminderen op het eerste gezicht sympathiek. Bij nadere bestudering roept het voorstel echter vraagtekens op inzake de effectiviteit ervan. Wordt hiermee wel de beoogde doelgroep bereikt en zal het voorstel niet in de eerste plaats leiden tot het scheppen van extra bijbanen voor bijvoorbeeld studenten, zo vragen die leden zich af. Kan inzake het met ingang van 2010 op 0% zetten van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor kleine banen voor jongeren en het opvangen van de financiële derving daarvan door een verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage een nadere financiële onderbouwing plaatsvinden?

De leden van de PVV-fractie kunnen zich vinden in de insteek om de administratieve lasten bij «kleine banen» te verlagen. De regering spreekt hierover bijbanen, maar is de regering zich wel bewust dat het minimumloon voor een achttienjarig circa € 600 is, en dit voor sommige medewerkers dus wel degelijk een fulltime baan kan betreffen?

Daarnaast wordt er gesproken dat de jongeren mogelijk zichzelf vrijwillig kunnen verzekeren voor de Ziektewet en de WIA. Gezien de administratieve lasten voor de werknemers en de voorlichting die dit vereist, verzoeken de leden van de PVV-fractie of de regering in overweging kan nemen deze groep vrij te stellen van premie, maar wel te verzekeren.

Hoe ziet de regering de mogelijkheid dat de kleine banen bestaande banen verdrukt (verdringing)? En tevens de kans dat werknemers op 23 jarige leeftijd worden ontslagen en worden vervangen door een jongere die wel in de kleine banen regeling valt?

Wat betreft de kleine banen hebben de leden van de GroenLinks-fractie ook nog een aantal vragen, op de belangrijkste twee gaan zij hierbij kort in. Klopt het dat jongeren met bijvoorbeeld meerdere kleine baantjes, hetgeen relatief vaak voorkomt, nu in theorie grote naheffingen opgelegd kunnen krijgen? Wanneer dit zou is; hoe wordt er dan voor gezorgd dat jongeren niet in geld problemen komen door een naheffing waarop door hun niet geanticipeerd is? Wordt van (minderjarige) jongeren verwacht dat zij dit geld opzij zetten? Ook vragen zij zich af of de regering door het vrijwillig maken van verzekeringen voor ziekte en WIA niet bang is voor het risico van onderverzekering? Waarom kiest de regering juist voor deze groep kwetsbaren op de arbeidmarkt voor het afschaffen van deze verplichting? Tot slot vragen zij zich af hoe het opknippen van banen voorkomen kan worden. Daar er immers voor werkgevers een 15% kostenbesparing gerealiseerd kan worden is het voor hun aantrekkelijk om bijvoorbeeld een full-time baan op te knippen in een aantal kleine banen die verloond worden via verschillende vennootschappen? Hoe schat de regering deze risico’s in en hoe kunnen deze volgens hem voorkomen worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering kleine banen voor jongeren wil vrijstellen van premieheffing voor de werknemersverzekeringen en van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. Op welke groepen heeft deze maatregel effect? Betreft het hier met name jongeren aan de onderkant van de arbeidsmarkt, of juist hoger opgeleiden? En op basis waarvan is de leeftijd van 22 jaar als uitgangspunt genomen, zo vragen deze leden? Voorts vragen zij of de jaren die tot 22 jaar gewerkt zijn nu ook niet meer gaan meetellen in een evt. WIA-uitkering?

Als reden voor de afschaffing noemt de regering het voorkomen van jeugdwerkloosheid. Waarom overweegt de regering dan per 1 januari 2011 de vrijstelling in te voeren voor alle kleine banen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? En hoe verhoudt de vrijstelling voor alle kleine banen zich tot het ILO-verdrag dat bepaalt dat tenminste 90% van de werknemers verzekerd moet zijn tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten?

De regering onderzoekt de mogelijkheid van een vrijwillige verzekering. Hoe moet deze verzekering er uit zien en hoe hoog wordt de premie voor deze verzekering, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Ook willen zij weten hoe de regering mogelijke neveneffecten van deze maatregel – zoals het opknippen van full-time banen – gaat voorkomen?

Wat is het verschil tussen de aangekondigde maatregel en de reeds bestaande regeling voor huishoudelijke hulpen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de maatregelen die de regering voorstelt om de administratieve lasten die behoren bij kleine banen te verminderen. De leden van de fractie hebben daarover nog wel een aantal vragen. Zijn de betreffende werknemers na de invoering van deze maatregelen nog wel uitkeringsgerechtigd? Wat zijn de consequenties als een werkgever de loongrens overschrijdt, maar daarbij een buitengewoon hoge eenmalige uitkering verstrekt in de vorm van een gratificatie? Wordt een overschrijving van de loongrens per maand of per jaar vastgesteld? En wat is de argumentatie om de maatregelen niet ook in te voeren voor werknemers boven de 23 jaar?

Uitbreiding afdrachtvermindering onderwijs

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde uitbreiding van de afdrachtvermindering onderwijs. Deze uitbreiding houdt in dat de afdrachtvermindering in meer gevallen kan worden toegepast Deze afdrachtvermindering kan worden toegepast wanneer een werknemer van de inhoudingsplichtige in het jaar 2010 aanvangt met een opleiding die relevant is voor zijn huidige functie of een toekomstige functie van de werknemer bij de inhoudingsplichtige en het een opleiding betreft waarmee de werknemer een hoger opleidingsniveau behaalt dan waar hij bij aanvang van de opleiding over beschikt. Kan de regering aangeven welke verwachtingen zij van deze uitbreiding heeft? Hoeveel werknemers verwacht zij dat hierdoor geschoold zullen worden? Is de uitbreiding ook van toepassing voor opleidingen ter verbreding van het opleidingsniveau van een werknemer? Kan de regering aangeven wat de gevolgen zijn als werkgever en werknemer zijn overeengekomen dat de werknemer in bepaalde gevallen de door de werkgever betaalde studie- en opleidingskosten (deels) moet terugbetalen? Ziet de regering nog mogelijkheden om het verzilveringsprobleem dat vooral bij kleine leerbedrijven ontstaat op te lossen? Ziet de regering mogelijkheden om de lijst met bedrijfssectoren te laten vervallen als eis voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs?

Uitbreiding naar verhoogd opleidingsniveau

De leden van de fractie van de PvdA zijn positief over deze regeling die werkgevers stimuleert om te investeren in het opleidingsniveau van hun werknemers. Zij vragen zich echter af wat de verwachtingen van de regering zijn voor het voor één jaar verruimen van de faciliteit op deze wijze. Opleidingen om op een hoger niveau te komen duren meestal langer dan één jaar. Hoe pakt deze regeling dan in de praktijk uit? Kan de regering hierbij tevens ingaan op hetgeen de NOB in zijn brief van 1 oktober 2009 hierover naar voren brengt?

Uitbreiding voor startkwalificatie

De leden van de fractie van de PvdA kunnen hier alleen maar positief over zijn. Hoe meer werknemers worden opgeleid tot het startkwalificatieniveau hoe beter. Wel vragen zij de regering in te gaan op het voorstel van VNO/NCW in zijn brief van 2 oktober ten aanzien van alle duale opleidingstrajecten. Om wat voor budget zou dit mogelijk gaan?

Voorts vragen deze leden om een reactie op het gestelde in de hiervoor genoemde brief over de verzilveringproblematiek bij kleine leerbedrijven.

Houden kleine leerwerk-bedrijven een verzilveringsprobleem met de voorgestelde afdrachtvermindering, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er om dit probleem op te lossen? Voorts vragen deze leden of de uitbreiding ook geldt voor scholing buiten de sector?

Aanpassen samenloop levensloopverlof en doorwerkbonus

De leden van de PvdA-fractie zijn het ermee eens dat bij gebruik van de levensloopregeling voor prepensioen het van toepassing zijn van de doorwerkbonus voorkomen wordt. Dat is nu toch een soort contradictio in terminis.

Wel hebben deze leden nadere vragen over de doorwerkbonus. Is in een slechte economische situatie niet eerder de vraag naar en niet het aanbod van arbeid het probleem? Is de doorwerkbonus nog wel een geëigend instrument om oudere werknemers aan de slag te houden? Is het niet zo dat in de huidige economische situatie eerder de laagbetaalde dan de hoogbetaalde werknemer zijn baan dreigt te verliezen?

Voorts vragen deze leden of er gegevens zijn over het gebruik van de doorwerkbonus in het lopende jaar. Kan worden aangegeven op welke inkomensniveau de doorwerkbonus het effectiefst is? Kan het voorkomen dat indien er sprake is van een relatief laag inkomen de doorwerkbonus niet kan worden verzilverd, met name in samenhang met de verhoogde arbeidskorting voor lage inkomens en oudere werknemers? Zo ja, op welk inkomensniveau doet zich dit voor?

Koopkrachtpakket 2010

De leden van de fractie van de SP constateren dat er weer flink wordt gesleuteld aan de heffingskortingen en de tarieven. Kan er een verklaring voor verhoging dan wel verlaging worden gegeven per heffingskorting? Daarnaast staat er dat de aanpassingen worden gedaan om te streven naar een evenwichtig koopkrachtbeeld en de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Kan in een overzicht worden aangegeven hoe de fiscale wijzigingen neerslaan op verschillende leefvormen dan wel verschillende inkomens? Kunnen de budgettaire effecten van 811 miljoen euro ook worden gesplitst in de verschillende maatregelen zoals in tabel 1 worden weergegeven?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering toe te lichten op welke manier de fiscale maatregelen die in dit Belastingplan worden voorgesteld bijdragen aan het uitgangspunt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. De leden van de SGP-fractie zien niet in hoe de veranderingen in de heffingskorting bijdragen aan een evenwichtig koopkrachtbeeld, maar zien juist een groter verschil ontstaan in koopkracht. Wat is de reden dat de algemene heffingskorting met 10 euro wordt verlaagd? Wat is de reden dat de arbeidskorting met 45 euro wordt verlaagd? Wat is de reden dat de het totale maximum van de IACK wordt verhoogd met 60 euro? Graag ontvangen deze leden hierop een uitgebreide motivering.

Verlagen BTW-tarief voor schilderen en stukadoren en voor schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel van de regering tot verlaging van het BTW-tarief voor schilderen en stukadoren en voor schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen. De leden van de CDA-fractie, bijvoorbeeld de heer Van Hijum, hebben eerder aangedrongen op het goedkoper maken van deze werkzaamheden door middel van een verlaagd BTW-tarief. Is het verlaagde tarief ook van toepassing op schoonmaakwerkzaamheden buiten woningen? De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de opmerkingen in het Belastingplan 2010 van de regering over een verlaagd BTW-tarief voor groene diensten, alsook van de antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de leden Spies en Omtzigt (beiden CDA) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Financiën over een verlaagd btw-tarief voor milieuvriendelijke producten en diensten. Tot spijt van genoemde leden heeft de inzet van Nederland voor een verlaagd BTW-tarief voor «groene» producten en diensten niet geleid tot dit verlaagd BTW-tarief. De regering geeft aan dat ten aanzien van milieuvriendelijke producten bleek tijdens de betreffende Ecofin vergadering dat Nederland nagenoeg alleen stond in het pleidooi voor verlaagde BTW-tarieven. Kan de regering dit nader toelichten? Hoe verhoudt dit zich bijvoorbeeld tot het bericht op de website www.euractiv.com «EU, US eye green goods tax pact in climate fight» waaruit toch wel een meer positieve houding van EU-lidstaten ten aanzien van groene producten blijkt? Is de regering bereid zich verder in te zetten voor een verlaagd BTW-tarief voor groene producten en diensten? Zo nee, waarom niet?

Is de regering van plan om met nog meer verlagingen in het BTW-tarief te komen? Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie zich af welke lidstaten bezwaren hadden bij het verlaagde tarief op groene producten en diensten.

De leden van de VVD-fractie stemmen op zich in met een verlaging van het BTW-tarief voor schilderen en stukadoren. Zij vragen echter waarom niet voor een veel fundamentelere aanpak is gekozen, door renovatie- en verbouwingsactiviteiten als geheel onder het verlaagde BTW-tarief te brengen. Werkgevers- en werknemersorganisaties dringen hier sterk op aan, omdat dit het bouwende bedrijfsleven een echte impuls zou geven.

Vanaf 1 juli 2009 geldt voor woningen ouder dan twee jaar een verlaagd BTW-tarief voor isolatiewerkzaamheden, een maatregelen waar de leden van de CDA-fractie positief tegenover staan. Genoemde leden hebben echter begrepen dat de uitwerking in de praktijk kan worden verbeterd en zij vragen de regering in te gaan op de volgende voorbeelden.

Stel dat een woningbouwcorporatie een gebouw wil renoveren en derhalve aanbieders verzoekt een offerte uit te brengen. Deze renovatie wordt onder de huidige regelgeving als één dienst beschouwd, belast tegen het BTW-tarief van 19%. Indien isolatiewerkzaamheden deel uitmaken van deze renovatie, moeten 2 verschillende opdrachten worden verstrekt wil het verlaagd BTW-tarief voor isolatiewerkzaamheden kunnen worden toegepast, hetgeen administratieve lasten met zich meebrengt. Ziet de regering mogelijkheden deze problematiek te verhelpen?

Een ander voorbeeld betreft het toepassen van de zogenaamde 50%–50% regel (arbeidsuren versus materiaal kosten). Indien in een opdracht tot isolatie meerdere isolatiewerkzaamheden zijn omschreven, moet dan voornoemde regel op de totaalopdracht van de isolatiewerkzaamheden worden toegepast of per onderdeel? En moeten de uren van de fabricage van het materiaal ook worden meegenomen in de regel of geldt het alleen voor de verwerkingsuren?

Stel dat er sprake is van werkzaamheden die onlosmakelijk zijn verbonden met de isolatiewerkzaamheden, is dan het verlaagd BTW-tarief van toepassing? Zo nee, ziet de regering mogelijkheden tot versoepeling van de regelgeving op dit gebied? Als voorbeeld kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het plaatsen en verwijderen van een steiger en het verwijderen en terugplaatsen van dakpannen bij isolatie van een dak. Of aan het verwijderen van een oude vloer en het terugplaatsen van een andere vloer bij isolatie van deze vloer.

Herleving dubbele hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de regering om de aftrek van hypotheekrenteaftrek te laten herleven na een periode van tijdelijke verhuur – binnen de periode waarin dubbele hypotheekrenteaftrek is toegestaan. Genoemde leden zijn van mening dat deze faciliteit mensen die met dubbele lasten zitten – omdat zij een nieuwe eigen woning hebben gekocht maar hun voormalige oude woning nog niet hebben verkocht – enige lucht verschaft. De fractieleden van het CDA hebben in het Belastingplan 2010 gelezen: «de maatregel geldt in beginsel alleen voor gevallen waarbij de verhuur een aanvang neemt op of na 1 januari 2010». Kan de regering uitleggen wat in deze context met «in beginsel» wordt bedoeld? En is het belastingplichtigen toegestaan om met gesplitste contracten te werken? Kan de regering genoemde leden aangeven of zij terugwerkende kracht heeft overwogen en waarom zij dat niet heeft voorgesteld? Hoe denkt de regering over het met terugwerkende kracht laten ingaan van onderhavige maatregel op 1 juli 2009, dat wil zeggen voor gevallen waarbij de verhuur een aanvang heeft genomen op of na 1 juli 2009? Is de regering met deze leden van mening dat het feit dat de maatregel alleen geldt voor gevallen waarbij de verhuur een aanvang neemt op of na 1 januari 2010 tot een verdere verslechtering van de woonmarkt leidt totdat we 1 januari 2010 hebben bereikt? Kan de regering haar stelling dat de (al bestaande) mogelijkheid om gedurende een bepaalde periode dubbele hypotheekrenteaftrek toe te passen een maatregel is die gevoelig is voor misbruik nader toelichten?

Kan de regering reageren op het voorstel van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs voor een eenvoudiger vormgeving van de regeling?

De leden van de fractie van de PvdA zijn blij dat de regering uitvoering heeft gegeven aan de motie waarin ook door deze leden werd gevraagd om de hypotheekrenteaftrek te laten herleven (Kamerstuknummer 27 562, nr. 39). Over het voorstel hebben zijn nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van het voornemen van de regering om de hypotheekrenteaftrek te laten herleven na een tijdelijke periode van verhuur. Deze leden denken dat deze maatregel bijdraagt aan het oplossen van problemen waarin sommige huishoudens zijn gekomen die al een huis gekocht hebben, maar hun oude huis moeilijk weten te verkopen. Deze maatregel verkleint de kans dat zij met een (fors) verlies hoeven te verkopen, omdat de verkoper in staat wordt gesteld zijn huis langer te koop te laten staan.

Kan de regering aangeven waarom de regelgeving oorspronkelijk zodanig was dat als een voormalige eigen woning die te koop staat verhuurd werd, het recht op dubbele hypotheekrenteaftrek voorgoed vervalt? Klopt de redenering dat het gunstig is voor de schatkist wanneer mensen hun huis tijdelijk verhuren in plaats van gedurende de gehele periode dubbele hypotheekrenteaftrek claimen? Kan hij in lijn daarmee aangeven waarom deze regeling tijdelijk zal zijn? Is er kans op misbruik van de regeling, en zo ja op welke manier zou dat kunnen plaatsvinden? Is de Belastingdienst in staat om mogelijk misbruik op te sporen en aan te pakken?

Welke budgettaire gevolgen heeft deze wijziging? Voor hoeveel woningen verwacht de regering dat de hypotheekrenteaftrek zal herleven? In hoeverre denkt zij dat andere belemmeringen nog steeds in de weg staan dat huizen tijdelijk verhuurd worden, bijvoorbeeld de hypotheekvoorwaarden van banken? Deze leden verwijzen hierbij ook naar eerdere schriftelijke vragen van de leden Tang en Depla van de fractie van de PvdA over de belemmeringen die er zijn een met een hypotheek bezwaard huis te verhuren (nr. 1709). Zijn alle belemmeringen nu weggenomen? Is de regering bereid om elke drie maanden na invoering van dit voorstel het daadwerkelijke gebruik van de herleefde hypotheekrenteaftrek naar de Kamer te sturen, opdat snel duidelijk wordt of er inderdaad nog andere belemmeringen zijn?

Tot slot vragen deze leden zich af waarom gekozen is voor ingang van deze maatregel per 1 januari 2010? Deze leden zien de maatregel het liefst zo snel mogelijk ingaan. Is het mogelijk de maatregel eerder te laten ingaan? Is terugwerkende kracht mogelijk, met het oog op mensen die hun huis nu al verhuurd hebben?

Defiscaliseren monumentenvrijstelling overdrachtsbelasting

Kan de regering aangeven hoe wordt omgegaan met gevallen waarbij voor 1 januari 2010 sprake is geweest van toepassing van de monumentenvrijstelling, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Dient de termijn van 25 jaar uit artikel 6, tweede lid, Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971 te worden volgemaakt?

Wat is de budgettaire opbrengst van het defiscaliseren van de monumentenvrijstelling overdrachtsbelasting, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? En wordt dit gehele bedrag doorgesluisd naar de subsidieregeling van OC&W?

Herijking boetebeleid

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek naar het boeterecht. In het Belastingplan 2010 staat vermeld: «In de bijlage bij dit belastingplan wordt nader op de inhoud en bevindingen van het onderzoek ingegaan. In de gelijktijdig met dit belastingplan toegezonden verkenning wordt nader op de inhoud en bevindingen van het onderzoek ingegaan». Kan de regering aangeven wat zij precies bedoelt met de gelijktijdig met dit Belastingplan toegezonden verkenning?

Allereerst hebben de leden van de CDA-fractie een aantal vragen over Bijlage 2 bij het Belastingplan 2010, de Notitie Fiscaal boete- en strafrecht. De regering geeft hierin aan dat het nog te vroeg is om de gevolgen en reikwijdte van de inwerkingtreding van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht te beoordelen. De leden van de CDA-fractie zouden toch graag een eerste doorkijk in de werking van deze inwerkingtreding vernemen. Ook verzoeken deze leden de regering nader uit te leggen wat zij bedoelt met de mededeling «Dit kan zelfs betekenen dat op termijn het kwaliteitsvereiste in het fiscale boeterecht komt te vervallen»?

De regering merkt op dat van de inkeerregeling voor box 1 of box 2 inkomen nauwelijks gebruikt wordt gemaakt. Uit de notitie blijkt dat de regering niet weet waaraan dit is te wijten. Kan de regering dit nader onderzoeken? De regering geeft immers aan dat het wellicht zo is dat dit type fraudeur veel geharder of gehaaider is, hetgeen tot maatregelen zou nopen. Graag een reactie.

Voorts merkt de regering op dat naar verwachting medio vorig jaar de mogelijkheid wordt geboden tot het opleggen van een fiscale strafbeschikking. Kan de regering dit nader toelichten? Ook vernemen de leden van de CDA-fractie graag een nadere duiding van de stelling van de regering dat «de gewenste flexibiliteit in de wet dus behoorlijk lijkt te zijn c.q. te worden vormgegeven»? Uit de hieraan voorafgaande alinea komt volgens genoemde leden niet echt naar voren waarom dit dan het geval is. Hoewel de gewenste flexibiliteit in de wet behoorlijk lijkt te zijn c.q. te worden vormgegeven ziet de regering twee aandachtspunten. Ten eerste constateert zij een handhavingstekort. De regering stelt dat het mogelijk moet zijn om – weliswaar onder voorwaarden en met vernietiging of verrekening van de aanvankelijk opgelegde verzuimboete – een vergrijpboete op te leggen, indien later bekend geworden omstandigheden daartoe aanleiding geven. Hiervoor vind de regering steun in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), alsook bij de minister van Justitie. Kan de regering dit nader toelichten? Hoe verhoudt een en ander zich tot het ne-bis-in-idem beginsel? Wanneer vernemen de Kamer meer over de toegezegde gedachtevorming over reparatie van het geconstateerde handhavingstekort? Kan de regering ten aanzien van het tweede aandachtspunt aangeven wat zij bedoelt met de stelling «het doortrekken daarvan naar de belastingplichtige zelf kan voor de hand liggen»? Is de regering voornemens tot doortrekking? En wat bedoelt zij met de stelling «het opleggen van een vergrijpboete zal echter altijd aan een termijn gebonden blijven, alleen al omdat een adequate handhaving ook een tijdige reactie vraagt»? Welke termijn heeft de regering hier voor ogen?

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering bij dit onderdeel een reactie te geven op hetgeen de NOB meldt in zijn brief van 1 oktober jl.

De herijking heeft grotendeels betrekking op de verzuimboetes. De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom de vergrijpboetes niet zijn meegenomen. Zijn deze boetes naar mening van de regering hoog genoeg? Zijn deze boetes al wel geïndexeerd? Kan de regering hierop reageren?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom dit voorstel in het Belastingplan 2010 is opgenomen. Zou het niet de voorkeur verdienen hierover een apart wetsvoorstel in dienen?

Verhoging verzuimboete bij niet-nakoming aangifteplicht

De leden van de fractie van het CDA hebben enige vragen over voorgestelde maatregelen op het gebied van het boetebeleid. De regering constateert dat het gelijke gewicht van de aangifteverplichting bij aanslagbelasting en de betalingsverplichting bij aanslag- en aangifteverplichting niet of niet voldoende wordt weerspiegeld in de maxima van de op te leggen verzuimboete bij het niet nakomen van die verplichtingen. Kan de regering aangeven waarom het in de huidige wet zo is dat de verzuimboete bij het niet nakomen van de aangifteverplichting bij aanslagbelastingen slechts een vierde bedraagt van de verzuimboete bij het niet nakomen van de betalingsverplichting? De regering stelt «De verplichting om tijdig, juist en volledig aangifte te doen weegt in het bijzonder zwaar bij de aanslagbelastingen, omdat de aangifte daar een voorname rol heeft bij de informatieverstrekking door de belastingplichtige aan de inspecteur. Bij aangiftebelastingen vervult de aangifte daarentegen nog steeds in hoofdzaak de functie van geleideformulier». Kan de regering nader uitleggen hoe waarom zij van mening is dat dit verschil tussen aangifte- en aanslagbelastingen niet meer in uitdrukking moet komen in de hoogte van de verzuimboetes? Kan de regering reageren op de stelling van De Blieck et al dat de (tijdige) betaling van het verschuldigde bedrag bij aangifte van veel groter belang is dan de (tijdige) indiening van de bijbehorende aangifte? Is zij niet van mening dat dit het geval is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe komt dit tot uitdrukking? En kan de regering reageren op de stelling van de redactie van Vakstudienieuws dat verzuimboeten bedoeld zijn als opvoedende sancties, en dat het element van leedtoevoeging, dat aan zwaardere sancties zoals vergrijpboeten eigen is, geen rol van betekenis zou moeten spelen bij verzuimboeten?

De leden van de fractie van het CDA verzoeken de regering in te gaan op het feit dat boete voor het eerste verzuim per 1 januari 2009 is verhoogd tot 50% van het wettelijk maximum van EUR 1 134 en dat de regering voorstelt om dit per 1 januari 2010 verder te verhogen naar 50% van een wettelijk maximum van EUR 4 950. Wat is de achtergrond hiervan?

De regering stelt dat verhoging van de verzuimboete bij niet-nakoming van de aangifteplicht bij aanslagbelastingen een belangrijke functie vervult in het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen om hun wettelijke verplichtingen na te komen? Hoe verhoudt deze doelstelling zich tot het feit dat structureel jaarlijkse opbrengsten van EUR 5 mln worden ingeboekt? In welke uitzonderlijke gevallen legt de inspecteur een verzuimboete tot het wettelijke maximum op?

De maximale boete voor verzuim wordt nu € 4 920,–. Voor een natuurlijk persoon zal dat in de regel een behoorlijke boete zijn. Voor grote bedrijven geldt dat minder. De leden van de SP-fractie vragen zich daarom af of het boetebeleid niet meer gedifferentieerd moet zijn naar bijvoorbeeld soort belasting of soort belastingplichtige. Hoe denkt de regering hierover?

Een belastingplichtige krijgt drie aanmaningen voordat een verzuimboete wordt opgelegd. Kan de regering aangeven hoeveel tijd er dan verstreken is tussen de uitnodiging tot aangifte en het opleggen van de boete?

De boete is in beginsel gefixeerd op 20% en in de vennootschapsbelasting op 50%. Gaat het hier om een percentage van de maximale boete, zo vragen de leden van de SP-fractie? Zo nee, wat is dan de basis voor dit percentage?

Invoering verzuimboete bij niet-nakoming betalingsverplichting

Kan de regering aangeven waarom er geen verzuimboete bij niet-nakoming van de betalingsverplichting bij aanslagbelasting heeft bestaan, zo vragen de leden van de fractie van het CDA. Kan de regering ingaan op de noodzakelijkheid hiervan, gezien het feit dat de ontvanger reeds diverse sanctiemogelijkheden heeft bij niet-nakoming van de betalingsverplichting, zoals het vorderen van invorderingsrente en het uitvoeren van diverse invorderingsmaatregelen en het uitoefenen van diverse dwangmiddelen? En kan de regering ingaan op het verschil in deze tussen aanslagbelasting en aangiftebelastingen? De Blieck et al wijzen er op dat het bij aangiftebelastingen gaat om belastingen waarbij de overheid als het ware de inning van deze belastinggelden ten dele heeft toevertrouwd aan degene die de aangifte moet doen. In hoeverre is de regering van mening dat dit verschil met aanslagbelastingen in de hoogte van de verzuimboete tot uitdrukking moeten komen?

Ten aanzien van niet-nakoming van de betalingsverplichting bij aanslagbelasting meldt de regering dat in 2008 bij de inkomstenbelasting niet minder dan 21% en bij de vennootschapsbelasting niet minder dan 35% de belastingaanslagen niet tijdig betaalde. Welk bedrag aan belastingen is hiermee gemoeid? Kan de regering voorts aangeven wanneer zij besluit of de beleidsregels bij het opleggen van de bestuurlijke boete worden gegeven in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst of in de Leidraad Invordering 2008? En wanneer worden deze beleidsregels bekend gemaakt?

De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom de maximale boete bij het verzuimen van de betalingverplichting een vast bedrag is en niet een percentage van de te betalen belasting?

Een aanzienlijk deel van de belastingaanslagen wordt te laat betaald; 20% bij de inkomstenbelasting en 35% bij de vennootschapsbelasting. Kan de regering aangeven hoe laat er gemiddeld betaalt wordt? Is dit een kwestie van weken, maanden of jaren? De leden van de SP-fractie vragen zich ook of de regering een verklaring kan geven voor het hogere percentage te late betalingen in de vennootschapsbelasting.

Overbrenging feiten strafrecht naar boeterecht

De leden van de fractie van het CDA merken op dat de regering het niet voldoen aan een aantal verplichtingen van het strafrecht naar het boeterecht wil overbrengen. Wat is de mening van de regering de voornaamste reden voor het niet door de regering gesignaleerde niet-handhaven via strafrecht: is dat het capaciteitsgebrek of het feit dat het OM de specifieke strafbare feiten als «te licht» beschouwt? Kan de regering nader toelichten in hoeverre de Belastingdienst is geëquipeerd om deze extra taken uit te voeren en dus de effectiviteit van de handhaving kan doen toenemen?

De regering wil het niet voldoen van fiscale verplichtingen overbrengen van het strafrecht naar het boeterecht, zo constateren de leden van de SP-fractie. Betekent dit dat fiscale fraude niet meer strafrechtelijk kan worden vervolgd? Zo ja, vindt de regering dit dan wenselijk?

Kan de regering bovendien verklaren waarom er aan de openbare berechting van de normschending geen behoefte meer is?

Indexatie verzuimboeten Algemene wet inzake rijksbelastingen

Kan de regering aangeven waarom de verzuimboeten in de Algemene wet inzake rijksbelastingen sinds 1998 niet zijn geïndexeerd? Worden ook buiten de fiscaliteit maximumsancties voor overtredingen per 1 januari aanstaande aangepast aan de prijsontwikkeling van de laatste vijf jaar?

Kan de regering ingaan op het artikel van Pechler in NTFR Beschouwingen 2009–33, «Over horen in de bezwaarfase» en dat met name op de opmerking dat de houding van bestuursorganen in de fiscale praktijk wel te wensen overlaten ten aanzien van het horen van belastingplichtigen?

De verzuimboetes zijn sinds 1998 niet meer gecorrigeerd voor de inflatie. De inflatiecorrectie sinds 1998 bedraagt 26%. Het ligt daarom, naar mening van de leden van de SP-fractie, voor de hand om de boetes eerst met de factor te corrigeren om vervolgens wel periodiek de boetes aan te passen aan de inflatie. De regering vindt dit echter niet gepast. Kan de regering aangeven waarom het niet gepast is om eerst een inflatiecorrectie van 26% door te voeren?

Verlagen BTW-tarief digitale informatie op fysieke dragers

De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat, na in het verleden hier meermaals aandacht voor te hebben gevraagd, digitale educatieve informatie nu eindelijk onder het verlaagde BTW-tarief gaat vallen.

Wat is de reden dat luisterboekendownloads niet onder het verlaagde BTW-tarief vallen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Verlagen BTW-tarief tuktuks, motor- en fietstaxi’s

Zijn er nog andere vervoersmiddelen die onder het hoge tarief vallen, bijvoorbeeld de taxiboot? Zijn er plannen om deze ook te verlagen?

Aanpassen reikwijdte integratieheffing

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de regering voorstelt om de reikwijdte van de integratieheffing aan te passen, te weten door middel van intrekking van beleidsbesluit «mededeling nr. 26». De leden van de CDA-fractie vrezen dat met name woningcorporaties, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en pensioenfondsen hierdoor worden getroffen. Waarom is de Europese Commissie precies van mening dat zij de Nederlandse regering in gebreke heeft moeten stellen en waarom is de regering van mening dat dit terecht is? Kan de regering aangeven in hoeverre zij een andere oplossing hebben gezocht voor de Europeesrechtelijke problemen met «mededeling nr. 26»? Is bijvoorbeeld overwogen om de integratieheffing geheel niet (zoals bijvoorbeeld voorgesteld door Van der Wulp in btw-brief nr. 6/7 2009 en Koks en Van den Eisen in btw-bulletin nr. 7/8 2009) of slechts voor bepaalde sectoren in te voeren? Wat zouden van beide opties de gevolgen zijn? Kan de regering ingaan op het artikel van Nieuwenhuizen«De btw-integratieheffing onbegrijpelijk? Afschaffen dan maar!» in Belastingbrief 2008/08?

Kan de regering in gaan op de opmerking van de NOB dat de overgangsregeling niet met de Europese Commissie dient te worden afgesteld, gezien het een facultatieve regeling betreft?

De regering geeft aan dat bij beleidsbesluit «mededeling nr. 26» is goedgekeurd dat de integratieheffing voor bepaalde sectoren buiten toepassing kan blijven. Nederland heeft dit ingevuld door de betreffende sectoren een keuzerecht te geven om wel of niet te maken te hebben met de integratieheffing. Dit keuzerecht blijkt nu in strijd te zijn met de Europese BTW-richtlijn. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het ook mogelijk zou zijn bepaalde sectoren verplicht buiten de integratieheffing te houden?

Zo de intrekking van bovengenoemd besluit per 1 januari 2010 doorgaat, vragen deze leden wat de regering verstaat onder een redelijke overgangsregeling bij de integratieheffing?

Deze leden vragen de regering een reactie te geven op recente jurisprudentie van Hof Den Haag waaruit zou blijken dat juist de gehele integratieheffing in strijd zou zijn met de Europese BTW-richtlijn.

De leden van de VVD-fractie vragen of nader kan worden aangegeven wat de consequentie van deze maatregel is voor de bouwactiviteiten van corporaties. Welk prijseffect voor een doorsnee corporatiewoning zal als gevolg hiervan ontstaan, zo vragen die leden.

Uitbreiding banksparen

De regering stelt voor een bankspaarvariant te introduceren voor stamrechten – voor ontslagvergoedingen – en voor uitvaartproducten. Kan de regering aangeven in welke mate zij verwacht dat van beide mogelijkheden gebruik zal worden gemaakt, gezien het feit dat hiervoor structureel EUR 8 miljoen aan lastenverlichtingen inboekt? De regering geeft aan dat zij voor de arbeidsongeschiktheidslijfrente en voor de lijfrente voor het invalide (klein)kind geen bankspaarvariant wenst in te voeren. Zij er nog andere zaken waarvoor de regering op voorhand zegt dat zij geen bankspaarvariant wenst in te voeren? Hoe denkt de regering bijvoorbeeld over een bankspaarvariant voor alimentatieafkoopsommen?

Kan de regering aangeven in hoeverre zij het noodzakelijk acht de Faillissementswet, en dan met name art. 22a, aan te passen in die zin dat wordt geregeld dat bankspaarproducten op een gelijke wijze worden behandeld als verzekeringsproducten? En hoe denkt zij over het toestaan van het opnemen van een begunstigingsclausule bij bankspaarproducten (met name de SEW en de BEW)? Ziet de regering mogelijkheden om de duur van de levenslange lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht te laten aansluiten bij de methodiek die een verzekeraar volgt? Of het laten lopen van de uitkerende fase tot ten minste de 90-jarige leeftijd van de belastingplichtige (waarbij de minimale looptijd 5 jaar bedraagt)?

De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat de regering met dit voorstel uitvoering heeft gegeven aan de motie Remkes/Tang (Kamerstukken II 2008/2009, 31 704, nr. 61). Zo wordt er nog meer bijgedragen aan het «gelijke speelveld» tussen verzekeraars en banken.

Nu wordt een fiscaal gefaciliteerde bankspaarvariant voor de stamrechtvrijstelling voorgesteld. Klopt het, zo vragen deze leden, dat bij een dergelijk verzekeringsproduct restbegunstiging jegens nabestaanden niet is toegestaan en dat dit in de bankspaarvariant wel mogelijk is? Wat is de reden voor dit verschil?

Waarom is de uitbreiding van het banksparen opgenomen in het Belastingplan in plaats van een afzonderlijke behandeling? Uit welke noodzaak is deze uitbreiding voor stamrechten en uitvaartproducten geboren? Verwacht de regering een daling in de prijzen van overlijdensverzekeringen als gevolg van deze maatregel?

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het voorstel een bankspaarvariant te introduceren voor stamrechthebbenden, voor ontslagvergoedingen en voor uitvaartproducten. Aangegeven is dat daarmee ook uitvoering wordt gegeven aan de motie Remkes/Tang (Kamerstuk 31 704, nr. 61). Dat is gedeeltelijk het geval. In bedoelde motie wordt echter met name ook als voorbeeld genoemd banksparen mogelijk te maken voor de lijfrenteopbouw ten behoeve van een gehandicapt kind. Die leden zouden graag vernemen waarom dit nu niet wordt voorgesteld.

Successierechtschulden in box 3

Kan de regering aangeven hoe zij inmiddels aankijkt tegen het opnemen van alle belastingschulden als aftrekpost in box 3? Welke bezwaren zijn hier aan verbonden en welk budgettair beslag, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn niet overtuigd van de argumenten om geen aftrek toe te staan van inkomstenbelastingschulden die verband houden met bedrijfsopvolging en waarvoor in de Invorderingswet is voorzien in renteloze uitgestelde inning. Een belangrijk voorbeeld is de faciliteit van renteloos uitstel voor de inkomstenbelastingschuld ter zake van bij bedrijfsopvolging gerealiseerd aanmerkelijk belang-voordeel. Deze regeling wordt in het wetsvoorstel verder versoepeld en krijgt ook overigens meer betekenis door de nieuwe doorschuifregeling bij schenking van aanmerkelijk belang-aandelen. Aftrek van die belastingschulden waarvoor is voorzien in renteloze uitgestelde inning wordt geweigerd, omdat bij renteloos uitstel sprake zou zijn van «dubbel voordeel». Echter, renteloosheid brengt nog niet mee dat er ineens helemaal geen schuld meer is, maar heeft slechts invloed op de waardering van de schuld. Bij renteloos uitstel ligt een waardering van de toekomstige betalingstermijnen op contante waarde, naar marktrente, voor de hand. Door het geheel buiten aanmerking laten van de schuld wordt eigenlijk gedaan alsof het uit de bedrijfsopvolging voortgekomen vermogen geheel bruto ter beschikking staat. Dat is echter geenszins het geval: er zal in de toekomst over dat vermogen nog zonder meer belasting moeten worden betaald. En bovendien: het betreffende vermogen is bij de regeling voor aanmerkelijk belang-aandelen «slechts» belichaamd in een vordering op de overnemer van de aandelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben er eerder voor gepleit om daar waar de wet zelf uitdrukkelijk voorziet in een meerjarige uitstelfaciliteit, aftrek van de belastingschuld toe te laten, zodat belastingplichtigen slechts voor het zuivere vermogen wordt belast in box 3 en ook het zuivere voordeel van de renteloosheid kunnen genieten zonder dat dit «met de andere hand» weer deels wordt teruggenomen door het gemis van aftrek in box 3. Bij directe betaling van de belasting had deze immers ook uit het box 3-vermogen gevloeid. Ook het in de prakijk meer uit de verf laten komen van de uitstelfaciliteiten in de sfeer van bedrijfsopvolging (uitgestelde, renteloze inning) zou een reden moeten zijn om aftrek van meerjarige belastingschulden waarvoor uitstel wordt verleend, toe te staan. Deze leden vragen de regering in te gaan op bovenstaande argumenten.

Heffingsrente successierechtschulden en -vorderingen

Om welke reden wordt er heffingsrente ingevoerd voor de schulden en vorderingen bij successierechten, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is het de bedoeling om hiermee te bevorderen dat de aangifte erfbelasting eerder wordt gedaan?

De leden van de VVD-fractie kunnen, ook gelet op een eerder door die leden ingediend amendement, met deze voorstellen instemmen. Zij vragen nog wel of dit niet kan worden uitgebreid met de AB-schuld vanwege het vervallen van de doorschuifregeling bij overlijden. Ook vragen zij welke consequentie een recente uitspraak van de Hoge Raad heeft inzake het niet meer hoeven te betalen van extra heffingsrente indien de belastingaanslag langer dan drie maanden uitblijft. Zal de wet worden aangepast of zal vanaf nu de Belastingdienst de drie-maandennorm strikt handhaven, zo vragen die leden.

EU-aspecten

In hoeverre is de innovatiebox houdbaar in Europeesrechtelijke zin, aangezien binnenlandse S&O-activiteiten kunnen worden ingebracht in een innovatiebox, doch buitenlandse S&O-activiteiten die voor rekening en risico van een Nederlandse onderneming worden gedreven niet, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

Budgettaire aspecten

De leden van de CDA-fractie merken op dat er wederom uitstel plaatsvindt van de herijking van de BTW-vrijstelling voor medische diensten. Kan de regering een inkijkje geven in het verdere proces hieromtrent?

Wat zijn de verwachte effecten van het inzetten van de extra boete-ontvangsten voor de invulling van de boetetaakstelling uit het coalitieakkoord?

Tenslotte

De leden van de CDA fractie hebben bij het vorige Belastingplan een aantal moties ingediend. Op een aantal punten achten zij deze moties niet uitgevoerd en verzoeken de regering dat te repareren, zo mogelijk middels nota van wijziging

– Ouderschapsverlofkorting: hier doet zich nog immer het probleem voor dat de ouderschapsverlofkorting niet verzilverbaar is voor een zeer grote groep mensen. Kan de regering de reparatie waarom de motie Omtzigt/Timmer/Cramer vraagt zo spoedig mogelijk doorvoeren?

– Accijns historische vliegtuigen: op welke wijze wordt nu de motie Omtzigt/Weekers uitgevoerd voor een lagere accijns op historische vliegtuigen?

– De motie Omtzigt/Tang verzoekt de regering het voor buitenlandse belastingplichtigen mogelijk te maken om elektronisch aangifte te doen. Het is onacceptabel dat hier een balletje/balletje met BZK wordt uitgevoerd. Een motie over belastingaangifte dient dus niet als uitgevoerd beschouwd te worden door hem door te geleiden naar BZK, zoals in de begroting financiën vermeld staat. Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat op korte termijn iedereen in de gelegenheid gesteld wordt op elektronisch aangifte te doen?

Hoe denkt de regering op dit moment over het vrijstellen van vermogensbeheerdiensten van pensioenfondsen en over het vrijstellen van uitbestede diensten voor betalingsverkeer?

Kan de regering ingaan op de commentaren van redactie Vakstudienieuws, het Register Belastingadviseurs, en de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs voor zover deze nog niet in bovenstaande aan de orde zijn gekomen?

Tenslotte vragen de leden van de fractie van de PvdA om een reactie voor zover dat nog niet in het voorgaande aan de orde is geweest op de commentaren van de NOB (brief d.d. 1 oktober 2009), VNO/NCW (brief d.d. 2 oktober 2009), de Register Belasting Adviseurs (brief d.d. 6 oktober 2009) en van Vakstudie Nieuws (V-N 2009/46).

Onlangs heeft de staatssecretaris aangegeven een studiegroep aan het werk te zetten voor een algehele herziening van het belastingstelsel, aldus de leden van de SP-fractie.Wat bedoelt de staatssecretaris er mee dat de huidige crisis de vraag naar de stabiliteit van de opbrengsten en de ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten in verhouding tot die van het BBP weer actueel maakt? Bedoelt hij daarmee dat er vanwege de crisis minder belastinginkomsten zijn? Of heeft het betrekking op het terugbetalen van de staatsschuld die is opgelopen?

Hoe hoog is de macro-economische progressiefactor op dit moment? Kan er een overzicht worden gegeven van de macro-economische progressiefactor in de loop der tijd?

Wie worden er allemaal betrokken in de Studiecommissie belastingstelsel, die zich gaat bezig houden met de herziening van het belastingstelsel? Worden er ook maatschappelijke organisaties bij betrokken? Wordt er bij het aantrekken van de wetenschappers gekeken naar de mate van onafhankelijkheid van de wetenschappers die worden betrokken?

De leden van de VVD-fractie vragen te reageren op de door de NOB gemaakte opmerkingen, voor zover die niet in het verslag aan de orde komen.

Overige vragen van de leden van de VVD-fractie:

– Kan al nader worden aangegeven wat de opbrengsten over het belastingjaar 2008 zijn als gevolg van de invoering van de integrale VPB-plicht voor woningcorporaties? Kan nader inzicht worden gegeven of er bij de uitvoering van de maatschappelijke opdracht van corporaties knelpunten ontstaan als gevolg van deze maatregel? Op welke wijze is door de Belastingdienst ter zake uitvoering gegeven aan de motie Tang c.s.?

– Kan worden aangegeven waarom tot dusver nog geen uitvoering is gegeven aan de breed door de Kamer aangenomen motie van CDA en VVD inzake de historische luchtvaart, waarin gevraagd wordt: «verzoekt de regering voor de Miljoenennota 2010 met een voorstel te komen voor een tegemoetkomende regeling ter compensatie van het accijnsverschil tussen kerosine en lichte brandstoffen»?

– Kan worden aangegeven wat de stand van zaken is inzake de BTW-vrijstelling voor medische beroepen en het BIG-register?

– In de Voorjaarsnota 2009 viel te lezen: «De winst van Holland Casino wordt lager geraamd vanwege de verhoging van de kansspelbelasting en de economische recessie (– € 35 mln). In het Belastingplan 2008 werd een structurele opbrengst van de uitbreiding van de kansspelbelasting naar kansspelautomaten geraamd van € 200 mln. Kan worden aangegeven wat over het belastingjaar 2008 (v.a. 1 juli) de opbrengst van deze uitbreiding is geweest?

– Kan cijfermatig worden aangegeven hoeveel bedrijven in de prostitutiebranche de vaststellingsovereenkomst wel hebben getekend en hoeveel niet? Kan ook nader worden aangegeven welk bedrag gemoeid is in termen van gederfde belastinginkomsten als gevolg van fiscaal amnestiebeleid (streep onder verleden)?

– Zijn een aantal arresten inzake te stellen eisen aan bedrijfs/bestelauto’s in verband met de vrijstelling van BPM aanleiding om het beleid ter zake te herzien?

– De leden van de VVD-fractie krijgen ook graag nader kwantitatief antwoord op de volgende twee vragen:

1. Hoeveel belastingplichtigen hebben een belastbaar inkomen boven de Balkenendenorm (€ 180 000)?

2. Voor hoeveel woninghypotheken van € 1 mln of hoger wordt renteaftrek gegeven? Hoe hoog is de aftrek over het deel boven € 1 mln.?

Bij de leden van de fractie van GroenLinks is er nog onduidelijkheid over het al dan niet vrijstellen van btw van de volledige sector van complementaire en alternatieve geneeskunde? Wellicht kan de regering hier wat meer duidelijkheid over verschaffen?

De leden van de SGP-fractie maken van de gelegenheid gebruik een vraag te stellen over de fiscale bijtelling van een bedrijfsauto. Sinds 1 januari 2006 is de werkgever verantwoordelijk voor de verwerking van de bijtelling en eventuele correcties daarop op het uit te betalen loon. De bijtelling is niet nodig wanneer de werknemer een sluitende kilometeradministratie bijhoudt waaruit blijkt dat hij < 500 km per jaar privé met de auto rijdt en/of een «Verklaring géén privé gebruik auto» bij de werkgever heeft ingeleverd. Dit is een verklaring die de werknemer zelf bij de Belastingdienst dient aan te vragen en van de belastingdienst ontvangt. Er zijn dus twee mogelijkheden voor fiscale bijtelling: a) wel fiscale bijtelling, of b) geen fiscale bijtelling met Verklaring géén privégebruik.

De leden van de SGP-fractie hebben van ondernemers vernomen dat zij er bij deze regeling tegenaan lopen dat in de loop van het jaar hierin geen wijziging mogelijk is. De fiscus stelt zich volgens deze ondernemers op het standpunt dat de keuze voor fiscale bijtelling voor het hele jaar geldt. Dat kan nadelig uitpakken voor ondernemers, zoals de volgende casus aantoont. Een werknemer heeft per 1 januari 2010 voor zijn functie als monteur een auto van de zaak, een bestelbus, waarmee hij niet privé rijdt. Hij heeft hiervoor een «Verklaring géén privégebruik van de auto» ingeleverd. De fiscale bijtelling is derhalve «0». Maar stel dat de werknemer per 1 maart 2010 benoemd wordt als projectleider en daarbij de beschikking krijgt over een andere auto. Het betreft een personenauto, waarmee hij met zijn gezin ook privé kan rijden. De werknemer wil als gevolg daarvan zijn «Verklaring géén privégebruik van de auto» bij de fiscus intrekken. Nu blijkt bij de fiscus een wijziging in de loop van het jaar niet mogelijk. Wel per 1 januari 2011. Dit betekent dat er twee mogelijkheden zijn: òf het hele jaar geen fiscale bijtelling over bestelbus en personenauto, derhalve mag hij in de voor hem aangeschafte personenauto niet privé rijden. Of hele jaar wel fiscale bijtelling over bestelbus en personenauto, derhalve mag hij in de voor hem aangeschafte personenauto wel privé rijden, maar moet hij ook bijtelling betalen over de bestelbus (jan–feb) waarin hij niet privé heeft gereden.

De leden van de SGP-fractie vragen of het inderdaad zo is dat er in de loop van het jaar geen wijziging mogelijk is, en vragen in dat geval naar de reden daarvan. Wil de regering daar in dat geval verandering in brengen, bijvoorbeeld door het in de loop van het jaar mogelijk te maken om een tussentijdse wijziging door te geven, bijvoorbeeld bij toekenning van een andere auto?

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdeel L (artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

In dit onderdeel wordt artikel 3.76 uitgewerkt. In het kader van de opmerkingen van de leden van de SGP-fractie bij de bespreking over de beter te richten zelfstandigenaftrek, treffen zij bij deze wetswijziging een tegenstrijdigheid aan. Immers de zelfstandigenaftrek kan niet worden benut wanneer de winst niet voldoende hoog is. Wanneer de winst dan op nihil uit komt, komt men niet eens toe aan de MKB vrijstelling. Sterker nog, wanneer er sprake is van een verlies, dan beperkt de MKB winstvrijstelling volgens deze leden het verlies omdat bij verliezen deze vrijstelling wordt afgetrokken van het verlies. Is hier daarom geen sprake van een zelfstandigenaftrek, maar wel een negatieve vrijstelling, zo vragen de leden van de SGP-fractie?

Artikel VII, onderdeel D (artikel 20 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering antwoord te geven op de volgende vraag uit de Vakstudienieuws: «het is denkbaar dat het verlies van 2008 zo groot was, dat dit verlies niet geheel kon worden verrekend met de winst van 2007, zodat er sprake is van een voorwaarts verrekenbaar verlies over 2008, terwijl er wordt gekozen voor verrekening van het verlies over 2009 met de winst van 2006. In dat geval komt de vraag op of, wanneer de belastingplichtige bij de aangifte van het verlies 2009 kiest voor de verlengde achterwaartse verliesverrekening, de beperking van de voorwaartse verliesverrekening ook zal zien op het nog onverrekende restantverlies 2008». Kan de regering één en ander met een voorbeeld toelichten? En kan de keuze voor verlengde achterwaarts verliesverrekening per jaar worden gemaakt? Kan de regering een voorbeeld geven van de uitwerking in geval van een fiscale eenheid met voorvoegingswinst in de jaren waarnaar kan worden teruggewenteld?

Artikel XXV, onderdeel F (artikelen 67ca en 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)

Kan de regering aangeven in hoeverre het de bedoeling is dat het voorgestelde artikel 67ca AWR het mogelijk maakt dat verzuimen gepleegd voor 1 januari 2010 waarvoor geen strafvervolging is ingesteld noch het onderzoek ter zitting is aangeven beboet worden, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

BIJLAGE

Bijlage 1 bij het Belastingplan 2010; (vervolg)notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap

Voor dit jaar en volgend jaar heeft het kabinet extra maatregelen getroffen voor de ondernemers, merken de leden van de PVV-fractie op. Eén van de maatregelen is uitstel voor de BTW-afdracht en dus ook de BTW-aangifte. De mogelijkheid tot het doen van kwartaalaangifte is een goede zaak met minder administratieve lastendruk en meer liquiditeit tot gevolg.

Een veel gehoorde klacht uit de praktijk is wel dat ondernemers nog steeds overspoeld worden met vragenlijsten van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), die wel maandelijks moeten worden ingevuld. De winst in administratieve lasten gaat hierdoor gedeeltelijk verloren. Kan de regering ervoor zorgen dat de informatie opvraag van het CBS synchroon loopt met de BTW aangifte?

Ook kan worden bewerkstelligd dat CBS maximaal gegevens krijgt aangereikt door de Belastingdienst (en UWV), zodat ondernemers niet nodeloos worden lastiggevallen.

De regering geeft aan dat de ondernemers extra worden ondersteund in crisistijd door de uitbreiding van de borgstellingsregeling voor het MKB (BBMKB) en de introductie van de Garantie Ondernemingsfinanciering. De leden van de PVV-fractie vragen zich af of de uitbreiding van faciliteiten en het introduceren van nieuwe regelingen wel het gewenste effect hebben. Uit de antwoorden op de feitelijke vragen van de miljoenennota 2010 blijkt dat er veel verschillende regelingen zijn, maar dat het gebruik hiervan minimaal is. De BBMKB wordt voor 45,9% gebruikt, bij de borgstellingregeling scheepsbouw wordt 0% van de beschikbare één miljard gebruikt, de groeifinancieringsfaciliteit wordt voor 0,6% gebruikt, de garantie ondernemingsfinanciering wordt ook maar voor 0,6% benut en de garantie FOM voor 32,6%. Dan hebben deze leden het nog niet eens over de garantie en kredietfaciliteiten bij het ministerie van LNV, waarvan zover bekend in totaal maar 3,2% wordt gebruikt Hierbij is ook nog geen rekeninggehouden met de budgetten en regelingen die beschikbaar zijn gesteld door gemeenten en provincies. De leden van de PVV-fractie vragen zich af waarom er niet gekozen wordt voor één duidelijke regeling op Rijksniveau, waardoor de bekendheid bij banken, ondernemers en adviseurs snel wordt behaald, en is het inzichtelijker welk risico de rijksoverheid loopt, zal de deelname groter zijn en zal het gewenst effect sneller worden behaald.

Welk risico loopt de Nederlandse Staat nu met alle garanties?

Kan de Nederlandse Staat niet overgaan op een eigen overbruggingskredietfaciliteit, teneinde te voorkomen dat gezonde bedrijven failliet doordat debiteuren te traag zijn met hun betalingen? Kunnen we de boetes niet opvoeren bij te late betalingen en/of de maximaal toegestane betalingstermijn wettelijk maximeren?

Ontslagvergoeding inzetten voor start onderneming

De regering stelt dat er reeds fiscale mogelijkheden zijn om een ontslagvergoeding in te zetten voor de start van de eigen onderneming, zo constateren de leden van de ChristenUnie. Hierbij wijst de regering op de oprichting van een stamrecht BV. Maar erkent de regering, zo vragen deze leden, dat het oprichten van deze BV pas interessant is wanneer de ontslagvergoeding ruim boven de € 40 000,– euro ligt? Hiernaast stelt de regering dat de ontslagvergoeding fiscaal gunstig kan worden ingezet voor de aanschaf van bedrijfsmiddelen. Erkent de regering, zo vragen deze leden voorts, dat een onderneming met beperkte bedrijfsmiddelen kan worden opgezet?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat het budgettair beslag is, wanneer de ontslagvergoeding wel als FOR op de balans van de nieuwe onderneming opgenomen kan worden? En heeft er een consultatie plaatsgevonden met het veld over deze motie, zo vragen zij voorts?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Heerts (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).