Gepubliceerd: 9 februari 2015
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32127-211.html
ID: 32127-211

Nr. 211 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2015

Tijdens het AO (2e termijn) van 17 december 2014 heb ik toegezegd aan de heer Smaling om een brief te sturen met een opzet van de evaluatie van de Crisis- en herstelwet. Voorliggende brief geeft hieraan invulling.

De heer Smaling wil nader inzicht in de volle breedte van de impact van de Crisis- en herstelwet. Hij wil een evaluatie die volledig, open, transparant en objectief is en met een nulmeting erbij. Ten slotte vraagt hij of er meer zaken bij de Raad van State terechtkomen dan voorheen.

De volle breedte van de Crisis- en herstelwet

Kort na het uitbreken van de mondiale financiële en economische crisis in 2008 heeft het kabinet gezocht naar middelen om de gevolgen daarvan in het ruimtelijke domein en in de bouwsector te beperken en te verzachten. In die context is de Crisis- en herstelwet tot stand gekomen en op 31 maart 2010 in werking getreden. De wet bestaat uit bestuursrechtelijke bepalingen (gericht op de vereenvoudiging en versnelling van de beroepsprocedure bij ruimtelijke besluiten en de verlichting van de milieueffectrapportage), bijzondere voorzieningen (om herontwikkeling te bevorderen en een impuls te geven aan duurzame innovaties) en permanente wijzigingen in bestaande wetten (waaronder de Onteigeningswet). Aan de Crisis- en herstelwet is in de loop van de jaren uitvoering gegeven met de aanwijzing van (categorieën) projecten. Dit gebeurt via de zogenaamde tranches van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Inmiddels is de 10e tranche bij uw Kamer voorgehangen. Bij wijziging van de Crisis- en herstelwet in 2013 is onder meer de werkingsduur voor onbepaalde tijd verlengd. Het ligt in de bedoeling om de Crisis- en herstelwet in te trekken, wanneer de Omgevingswet in werking treedt.

De bestuursrechtelijke bepalingen uit de Crisis- en herstelwet zijn ondermeer van toepassing op bestemmingsplannen vanaf twaalf woningen en hebben dus een breed bereik.

De toepassing van de bijzondere voorzieningen is gestegen tot meer dan 100 experimenten. Het parlement is uitvoerig en frequent geïnformeerd over de uitvoering van de wet en de impact in brede zin. Onderstaand wordt hiervan een kort overzicht gegeven.

Bovendien is het parlement via voorhang betrokken (geweest) bij alle achtereenvolgende tranches van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Evaluaties en voortgangsrapportages

De evaluaties en frequente rapportages kennen hun oorsprong in de Crisis- en herstelwet zelf en in afspraken met het parlement. De behoefte aan deze informatie komt voort uit de achterliggende vraag of de verandering, die de Crisis- en herstelwet aanbrengt in het omgevingsrecht, daadwerkelijk leidt tot de beoogde versnelling en verbeteringen zonder dat de rechtsbescherming en bestaande zekerheden onevenredig in het geding komen. De evaluaties en voortgangsrapportages zijn de afgelopen jaren benut bij het aanpassen van wet- en regelgeving (bijvoorbeeld, wet Bodembescherming, Bouwbesluit) en het bijsturen van de beoogde ontwikkelingen in het omgevingsrecht, zoals de Omgevingswet. De grondslag voor de informatiestroom is drieledig:

1) Wettelijke evaluatieverplichting bestuursprocesrecht

Artikel 5.9a van de Crisis- en herstelwet bevat de verplichting binnen twee jaar na inwerkingtreding van de wet de effecten van de bestuursrechtelijke bepalingen (Hoofdstuk 1) te evalueren. Aan deze verplichting is voldaan met het «Evaluatieonderzoek procesrechtelijke bepalingen Crisis- en herstelwet» van 30 maart 2012. Daar is twee jaar later een vervolg aan toegevoegd met het rapport:

«Crisis- en herstelwet: 2e evaluatie procesrechtelijke bepalingen» van 8 april 2014. Deze evaluaties zijn volledig, open, transparant en objectief. Ze zijn uitgevoerd door een wetenschappelijke instelling conform de daartoe geëigende werkwijze van het Ministerie van Veiligheid en Justitie bij wetgevingsevaluatie (Kamerstuk 32 127, nr. 160 en Kamerstuk 32 127, nr. 200). De evaluaties zijn vanzelfsprekend gerapporteerd aan het parlement.

2) Wettelijk voorgeschreven verslag over de innovatieve experimenten

De Crisis- en herstelwet bevatte aanvankelijk een evaluatieverplichting voor elk van de innovatieve experimenten op basis van artikel 2.4. Chw. De wetgever heeft dit «verslag over de doeltreffendheid» (artikel 2.4, vierde lid) bij het permanent maken van de Crisis- en herstelwet in 2013 laten vervallen. Ten gevolge hiervan worden geen afzonderlijke evaluaties van de innovatieve experimenten uitgevoerd.

3) Jaarlijks informatie aan het parlement

Bij de parlementaire behandeling van de Crisis- en herstelwet in 2009 en 2010 heeft het kabinet de toezegging gedaan om de vinger aan de pols te houden en jaarlijks aan het parlement te rapporteren over de voortgang van de uitvoering van de Crisis- en herstelwet. Aan deze toezegging is gevolg gegeven met de volgende rapportages aan het parlement:

  • Rapportage praktijkervaringen Crisis- en herstelwet, evaluatie 2010–2011 (oktober 2011) (Kamerstuk 32 127, nr. 148)

  • Rapportage praktijkervaringen Crisis- en herstelwet, Voortgangsrapportage 2011–2012 (mei 2012)(Kamerstuk 32 127, nr. 160)

  • Rapportage praktijkervaringen Crisis- en herstelwet, Voortgangsrapportage 2012–2013 (juli 2013) (Kamerstuk 32 127 nr. 170)

  • Rapportage praktijkervaringen Crisis- en herstelwet, Voortgangsrapportage 2013–2014 (juni 2014) (Kamerstuk 32 127, nr. 198)

Deze rapportages gaan over de volle breedte van de impact van de wet met als onderwerpen:

  • De uitwerking van de bestuursprocesrechtelijke bepalingen, gericht op de versnelling en vereenvoudiging inzake beroep bij ruimtelijke besluiten (deels overlappend, deels aanvullend met de eerder genoemde evaluaties).

  • De voortgang van bijzondere voorzieningen: de ontwikkelingsgebieden, de innovatieve experimenten, de versnelde uitvoering van bouwprojecten en de lokale en (boven)regionale projecten met nationale betekenis.

  • De rol en betekenis van kennis bij de invoering en het gebruik van de wet.

  • De hoofdlijn en ontwikkeling van de wet en de uitvoeringsbesluiten.

De rapportages geven jaarlijks een uitvoerig beeld over de ontwikkelingen rond de uitvoering van de Crisis- en herstelwet. Het bestuursrechtelijke deel is gebaseerd op onderzoek over de beroepszaken (jurisprudentie, aantallen zaken en doorlooptijden). De bijzondere voorzieningen worden gevolgd op basis van informatie van de betrokken projectleiders. Elk van de ruim 100 projecten is volgens een vast format beschreven. Deze informatie wordt in het voortgangsrapport kritisch beschouwd, waar nodig aangevuld uit andere bronnen, geanalyseerd en overzichtelijk geordend. Interessante projecten worden nader uitgelicht. Deze informatie wordt ook benut voor kennisuitwisseling tussen de projecten en voor belangstellenden, waaronder initiatiefnemers van nieuwe projecten.

De aanvullingen in de evaluatie 2015

Net als in de voorgaande jaren zal ik uw Kamer ook in 2015 uitgebreid informeren over de uitvoering van de Crisis- en herstelwet. De rapportage zal aansluiten bij de eerdere informatievoorziening, zodat een consistente reeks ontstaat die de ontwikkeling in de toepassing van de wet zichtbaar maakt. Naar aanleiding van de vraagstelling van de heer Smaling, zal ik de rapportage als volgt opzetten en aanvullen:

  • Een nadere analyse van de impact van de wet aan de hand van overzichten en analyses van de bestuursrechterlijke bepalingen.

  • Inhoudelijke en cijfermatige voortgangsinformatie over de bijzondere voorzieningen (experimenten).

  • Het uitlichten van enkele experimenten vanuit meerdere invalshoeken dan alleen de projectleider.

  • Ten behoeve van de objectiviteit zal ik een begeleidingscommissie oprichten waarin overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en wetenschap zijn vertegenwoordigd.

Nulmeting

De periode voorafgaand aan het van kracht worden van de Crisis- en herstelwet is te beschouwen als de nulsituatie. De procedure voor bijvoorbeeld een bestemmingsplan bij de bestuursrechter duurde destijds veelal meer dan een jaar. De bestuursrechterlijke bepalingen van de Crisis- en herstelwet hebben gezorgd voor een versnelling ten opzichte van de nulsituatie. Uit de evaluaties van het Ministerie van Veiligheid en Justitie blijkt dat zaken [idem] die onder de Crisis- en herstelwet vallen bij de Afdeling bestuursrechtspraak gemiddeld in 7,4 maanden worden afgedaan, dus zo’n 40% sneller dan de termijn waarbinnen vergelijkbare zaken bij de Afdeling worden afgedaan.

Voor de bijzondere voorzieningen geldt dat elk project en elk experiment zijn eigen nulmeting kent.

Zonder de bijzondere voorzieningen van de Crisis- en herstelwet zouden deze projecten en experimenten immers überhaupt niet van de grond komen.

Beroepszaken

Tot slot de vraag of het aantal beroepszaken voor besluiten onder de Wet ruimtelijke ordening is toegenomen sinds de Crisis- en herstelwet van kracht is. De overwegingen van belanghebbenden om beroep in te stellen tegen een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan, hangen af van de inhoud van het plan. Daarop heeft de Crisis- en herstelwet geen invloed. De Crisis- en herstelwet zorgt slechts voor procedurele versnellingen. Op het aantal beroepszaken heeft de Crisis- en herstelwet dus geen invloed. Overigens valt maar een klein deel van de besluitvorming binnen het omgevingsrecht onder de werking van de Crisis- en herstelwet. Voor bestemmingsplannen bijvoorbeeld is dat slechts 6 tot 8% volgens de Voortgangsrapportage 2012–2013).

De betekenis van de Crisis- en herstelwet in het licht van de stelselherziening omgevingsrecht

De Crisis- en herstelwet ondersteunt met het uitvoering geven aan experimenten de stelselherziening van het omgevingsrecht. De rapportages en evaluaties over de uitvoering van de Crisis- en herstelwet helpen om dit toekomstige stelsel vorm te geven en om de uitvoerende partijen vertrouwd te maken met de impact daarvan. In de eerste helft van 2015 zal ik met een nieuwe rapportage over de voortgang uw Kamer hieromtrent nader informeren.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus