Kamerstuk 32127-162

Verslag van een schriftelijk overleg inzake het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (vijfde tranche)

Dossier: Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)


Nr. 162 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 juli 2012

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 juni 2012 (Kamerstuk 32 127, nr. 161) inzake het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (vijfde tranche).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 juni 2012 aan de minister van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 6 juli 2012 zijn deze door haar beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Snijder-Hazelhoff

De adjunct-griffier van de commissie, Israel

Inhoudsopgave

 

Blz.

   

Inleiding

2

Algemeen

2

Nieuwe ontwikkelingsgebieden

3

Nieuwe innovatieve projecten

5

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet vijfde tranche, die de uitvoering van ruimtelijke projecten op een zorgvuldige manier versnelt. De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat er een aantal nieuwe ontwikkelingsgebieden en nieuwe innovatieve projecten is aangewezen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennis genomen van de stukken en hebben geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit, maar hebben wel enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met toenemende ergernis kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit. Deze leden zijn kritisch over het nut en de noodzaak van de Crisis- en herstelwet. Liever zien de leden van de D66-fractie bij grote projecten een gedragen oplossing, met een zorgvuldige inspraak- en procedure voor de milieueffectrapportage.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met teleurstelling kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de vijfde tranche alleen op verzoek van provincies en gemeenten innovatieprojecten zijn opgenomen en dat er geen projecten zijn opgenomen op verzoek van bedrijven. Uit de voortgangsrapportage 2011–2012 «Praktijkervaringen Crisis- en herstelwet. Voortgangsrapportage 2011–2012» (bijlage bij Kamerstuk 32 127, nr. 160) blijkt dat het aantal innovatieprojecten uit de markt klein is. Is de minister voornemens om in te zetten op de aanmelding van een groter aantal innovatieprojecten door bedrijven? Zo ja, op welke wijze is de minister voornemens dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen welke «hoge publieke kosten van vertraging» zouden optreden als dit besluit later zou worden vastgesteld.

De leden van de CDA-fractie zijn zeer te spreken over artikel 1, onderdeel D van het genoemde ontwerpbesluit, maar vragen zich af waarom dit niet in meer gemeenten zou kunnen. Deze leden vragen de minister daarom of dit artikel niet betrekking zou kunnen hebben op alle gemeenten.

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie de minister, waarom de strekking van de aangenomen motie van het lid Koopmans over mestverwerkingsinstallaties van minder dan 50 000 ton (d.d. 25 april 2012 met Kamerstuk 32 127, nr. 156), waarin de regering wordt verzocht om, in de volgende tranche van de Crisis- en herstelwet ook mestverwerkings- en mestbewerkingsinstallaties met een capaciteit van minder dan 50 000 ton onder het regime van de Crisis- en herstelwet te brengen, en mestverwerkings- en mestbewerkingsinstallaties die niet op een terrein met een industriële bestemming worden gerealiseerd daar ook onder te laten vallen, niet is opgenomen in het genoemde ontwerpbesluit?

De leden van de SP-fractie vragen waarom is besloten om af te wijken van het kabinetsbeleid met betrekking tot vaste verandermomenten en de invoeringstermijn van drie maanden, terwijl veel plannen al tien jaar op ontwikkeling wachten.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie op welke wijze gemeenten en provincies verzoeken indienen om projecten of ontwikkelingsgebieden onder de werkingssfeer van de Crisis- en herstelwet te laten vallen. Op welke wijze heeft de provincie Zuid-Holland dit bij dit ontwerpbesluit bijvoorbeeld gedaan? Weet de minister of dergelijke verzoeken bekend zijn bij de gemeenteraden of Provinciale Staten en of zij daarmee hebben ingestemd?

De leden van de D66-fractie vragen voor alle nieuwe projecten onder de artikelen I en II naar de motivering van het toevoegen van de genoemde projecten aan de werkingssfeer van de Crisis- en herstelwet. Kan de minister per project toelichten hoe het onder het regime van de Crisis- en herstelwet brengen van de projecten zal bijdragen aan de doelen van de Crisis- en herstelwet?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren keuren het sterk af dat de regering nog steeds doorgaat met de uitvoering van de Crisis- en herstelwet. Zelfs nu het kabinet demissionair is, gaat zij nog door met deze zeer controversiële wet, daarin gesteund door een zeer krappe meerderheid in de Kamer. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dit zeer teleurstellend. Zij hebben met afkeuring kennisgenomen van het genoemde wijzigingsvoorstel, waardoor nog meer projecten niet hoeven te voldoen aan de geldende milieu-, natuur en inspraakregels in ons land. Uit alles blijkt maar weer volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat de regering de Crisis- en herstelwet misbruikt om gelegenheidsplannetjes van boeren en projectontwikkelaars er doorheen te drukken, waarbij burgers, de natuur en het milieu buitenspel worden gezet. Zij vinden dit onverantwoord en vragen de regering de voorgestelde wijzigingen in te trekken. Graag een reactie.

Nieuwe ontwikkelingsgebieden

De leden van de PvdA-fractie vragen of de minister kan toelichten wat het precies inhoudt als de milieugebruiksruimte voor het haven- en industriecomplex van Rotterdam integraal verdeeld wordt. Indien sprake is van herverdeling van reeds eerder in individuele vergunningen toegedeelde milieuruimte aan derden, die nu niet benut wordt, wat betekent dit dan voor de oorspronkelijke vergunninghouder? Kan hij zich, op basis van de eerder toegedeelde milieuruimte, beroepen op de mogelijkheid deze alsnog te gaan gebruiken of vervalt dit recht? Welke netto toename is te verwachten op basis van het opvullen van ongebruikte milieuruimte als het gaat om geluid, fijnstof, gevaarlijke stoffen, externe veiligheid et cetera?

Wie beslist over de toekenning of afwijzing van nieuwe aanvragen? Hoe wordt gehandhaafd als ondanks alle inspanningen de normen toch overschreden blijken te worden? Het is nu immers een collectieve verantwoordelijkheid/een bovengemeentelijk beheerplan. Als mitigerende maatregelen (als de plaatsing van een geluidswal) alsnog noodzakelijk blijken vanwege overschrijdingen, wie betaalt deze dan? Op welke wijze kunnen omwonenden en aangrenzende gemeenten invloed uitoefenen op dit plan? Kunnen zij naderhand bij vermeende overschrijdingen om handhaving verzoeken? Zo ja, hoe en bij wie?

De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over het feit dat in artikel I, onderdeel A, gebiedsontwikkelingsplannen Bergambacht, woningbouw mogelijk wordt gemaakt via de Crisis- en herstelwet. Uit de bijgeleverde tekst wordt duidelijk dat twee fabrieken hun productie hebben gestaakt en dat een ontwikkelaar de terreinen heeft aangekocht. Naar de mening van de leden van de SP-fractie wordt uit de tekst onvoldoende duidelijk of de knelpunten bij de uitvoering van woningbouwplannen zijn gelegen in de twee fabrieken of dat de woningbouwbouwplannen niet van de grond komen doordat de ontwikkelaar niet langer voldoende financiële mogelijkheden heef tot ontwikkeling. De leden van de SP-fractie zouden hierover graag meer duidelijkheid verkrijgen. Wat als timmerfabriek MacDaniël zich bijvoorbeeld (her)ontwikkelt tot een bedrijf met meer activiteiten? Blijft de aanwezigheid in dit gebied met deze nieuwe plannen gewaarborgd? Dezelfde vraag geldt voor de meubelfabriek iets buiten het gebied. De leden van de SP-fractie zouden graag zien dat de Crisis- en herstelwet pas in stelling wordt gebracht wanneer er sprake is van een intentie- of een realisatieovereenkomst met de ontwikkelaar. Teveel plannen die reeds onder de eerdere tranches van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet vielen, komen nog steeds niet van de grond omdat de bouwwereld zich in een diepe crisis bevindt. Naar de mening van de leden van de SP-fractie is het ongewenst dat erop deze manier – via de Crisis en herstelwet- een stuwmeer aan plannen ontstaat.

Waarom wordt, vooruitlopend op de tracéwijziging van de A9, nu alvast mogelijk gemaakt dat er wellicht tussen 2013 en 2023 een gebiedsontwikkeling in Badhoevedorp plaats kan vinden? De A9 loopt nog tot 2017 over het oude tracé en naar de mening van de SP-fractie is het dus ook mogelijk om deze plannen pas in 2016 via de Crisis- en herstelwet mogelijk te maken. De leden van de SP-fractie vinden het onbegrijpelijk dat in de plannen het voornemen is opgenomen om te komen tot een kinderopvang. Het is ronduit onverstandig om het Besluit gevoelige bestemmingen (de normen luchtkwaliteit) op deze manier buitenspel te zetten. Op welke wijze verhoudt dit zich tot de aangenomen motie Jansen/Van Gent over aan de lokale luchtkwaliteit gerelateerde gezondheidseffecten (d.d. 27 maart 2012, Kamerstuk 30 175, nr. 136). Op welke manier is het voor belanghebbenden nog mogelijk om tegen deze wijze van plannenmakerij (bestemmingsplan met milieueffectrapportage in procedure) in het geweer te komen? Is het mogelijk dat de minister haar verantwoordelijkheid neemt en onderdelen van de aanvraag tot toevoeging aan het regime van de Crisis – en herstelwet afwijst? Zo ja, is de minister bereid de kinderopvang uit de plannen te weren? Zo nee, is de minister bereid dit plan te weren uit dit ontwerpbesluit?

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over de omvang en reikwijdte van de wijziging met betrekking tot het Rotterdamse havengebied. Deze leden staan in principe positief tegenover het op integrale wijze bekijken van de invulling van de milieugebruiksruimte. Immers, de milieugebruiksruimte van het ene bedrijf heeft effect op wat er mogelijk is voor het ander bedrijf. Kan de minister aangeven of dit artikel inderdaad duidt op koepelvergunningen of dat de werkingssfeer uitgebreider is? Kan de minister ook exact aangeven welke gebieden en welke havenactiviteiten wel en niet onder deze wijziging (gaan) vallen en hoe de vergunningsverlening zal worden vormgegeven? Waarom worden de milieuvergunningen van een ontwikkelingsgebied met een dergelijk grote milieu-impact onder de werkingssfeer van de Crisis- en herstelwet gevoegd? Is hier niet juist een zorgvuldige procedure van belang? Deze toevoeging werpt bovendien de vraag op in hoeverre er in dit kader nog sprake kan zijn van de juridische definitie/status van een «project» zoals bedoeld in de wet. In hoeverre is er nog een sluitende definitie en hoe verhoudt die zich tot andere juridische begrippen, zoals activiteiten die relevant zijn voor de vergunningverlening?

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie wie de verantwoordelijkheid voor de toezicht op- en handhaving van milieunormen voor zijn rekening zal nemen. Kan de minister aangeven op welke manier en door wie toezicht wordt gehouden op de invulling van de milieugebruiksruimte en in hoeverre dit voldoet aan nationale- en internationale milieuwetgeving? Wie is er verantwoordelijk bij eventuele overschrijdingen van de (deel)normen in het gebied?

Kan de minister voorts aangeven op welke wijze en door wie de milieugebruiksruimte zal worden ingedeeld en hoe wordt toegezien op een eerlijke verdeling?

Nieuwe innovatieve projecten

De leden van de CDA-fractie vragen de minister om de Duurzame Jachthaven van de Toekomst (Brouwersdam) op te nemen in de volgende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

De leden van de SP-fractie hebben met ontsteltenis kennisgenomen van de gang van zaken rond de Spoorzone Eindhoven. Deze leden constateren dat dit project bij de eerste tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet was aangewezen als experiment en dat in de derde tranche via toevoeging van een tweede lid aan artikel 6 voor het gebied Strijp S is geregeld dat de openbare voorbereidingprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op de omgevingsvergunningen waarbij tijdelijk wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Nu wordt via deze vijfde tranche de werkingsfeer van artikel 6 van Strijp S verruimd tot de gehele Spoorzone Eindhoven. De kwalificatie «salamitactiek» doemt hier naar mening van de leden van de SP-fractie op. Deze leden vragen of dit naar de mening van de minister een correct gebruik van de wet is, wanneer via zoveel stappen en via even zoveel tranches van datzelfde besluit een spoorzone tot ontwikkeling moet komen. De leden van de SP-fractie zien ook graag een toelichting op dit specifieke gebied.

Daarnaast wordt er in de laatste zinnen van de uitleg onder «Spoorzone Eindhoven» ook nog eens gesproken over «mogelijk nog andere nieuwe functies» binnen de spoorzone. Dit is naar mening van de leden een opmaat naar een noodzakelijke vierde wijziging van de plannen. Gebeurt dit ook weer via een nieuwe tranche? Wat zijn mogelijke andere nieuwe functies? Als de leden van de SP-fractie chargeren, kan hier dan sprake zijn van toekomstige ontwikkelingen van megastallen of kerncentrales? Of heeft de gemeente Eindhoven gewoon alle mogelijkheden opengelaten, waarbij het de minister dit blijkbaar toestaat. Hoe verhoudt deze handelswijze zich tot de behoefte van het kabinet Rutte-Verhagen om de bureaucratie te verminderen en onnodig werk te voorkomen?

De leden van de SP-fractie spreken hun verbazing uit dan in navolging van het experiment in Almere, nu blijkbaar ook Castricum en Den Haag worden toegevoegd aan het regime van de Crisis- en herstelwet. Waarom wordt er niet gewacht op de resultaten vanuit Almere wanneer het gaat om particulier opdrachtgeverschap? Indien deze mogelijkheid blijkbaar verder landelijk worden uitgerold, waarom wordt er dan niet gekozen voor een nette ontwikkeling via een aanpassing van het bouwbesluit 2012? Of waarom wordt niet, in het kader van het terugdringen van regels, gekozen voor een wijziging via andere reguliere wetgeving? Is de minister met de leden van de SP-fractie van mening dat de Crisis- en herstelwet, met de Besluiten uitvoering Crisis- en herstelwet, verwordt tot een vergaarbak van afwijkende regels, met als enige overeenkomst het categorisch buiten spel zetten van belanghebbenden? Bent u met de leden van de SP-fractie van mening dat dit een ongewenst signaal is?

De leden van de SP-fractie vragen daarnaast waarom het de gemeente Den Haag gegund wordt, de eigen experimenten te monitoren en te evalueren. Op welke wijze wordt voorkomen dat Den Haag zichzelf controleert? En wordt deze controle dan dualistisch geregeld? Met andere woorden: het College besluit en de raad controleert? Zo ja, op welke wijze dan? Is de minister bereid, indien wordt vastgehouden aan deze werkwijze, steekproefsgewijs controles uit te laten voeren? Zo nee, waarom niet?

II. ANTWOORD VAN DE MINISTER

Met de leden van de VVD-fractie ben ik blij dat er in de 5e tranche een aantal nieuwe ontwikkelingsgebieden en nieuwe innovatieve projecten wordt aangewezen.

Er zijn ook kamerleden die kritisch staan ten opzichte van de werking van de Chw. De leden van de D66-fractie vinden bijvoorbeeld dat bij grote projecten een gedragen oplossing, met een zorgvuldige inspraakprocedure en procedure voor de milieueffectrapportage moet worden gevolgd. Uit de Voortgangsrapportages Chw blijkt dat de zorgvuldigheid van inspraak en het gebruik van de mer niet in het geding is.

Algemeen

Ik ben het eens met de leden van de VVD-fractie dat het belangrijk is meer bedrijven te ondersteunen met de mogelijkheden die de innovatiebepaling van de Chw biedt.

Ik heb daartoe contact met de Kamers van Koophandel. Innovatieve bedrijven worden gericht geïnformeerd over de mogelijkheden van de Chw. Daarnaast is in het tijdschrift van Bouwend Nederland in samenwerking met het ministerie een artikel verschenen waarin de mogelijkheden die de Chw biedt worden beschreven en bedrijven worden opgeroepen zich te melden voor de experimenten van de Chw. Met het ministerie van ELenI wordt onderzocht op welke manier in de green deals kan worden aangehaakt op de mogelijkheden die de Chw biedt. De eco-iglo, de Dutch-rainmaker en de autarkische woning in Leeuwarden zijn overigens wel voorbeelden van ondernemers die via de gemeente de weg naar de toepassing van de Chw hebben gevonden.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke «hoge publieke kosten van vertraging» zouden optreden als dit besluit later zou worden vastgesteld. Voor de planning en realisatie van de projecten die zijn aangemeld als experiment voor de Chw is het van belang op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de vraag of het project daadwerkelijk gebruik kan gaan maken van de mogelijkheden die de Chw biedt.

De leden van de CDA-fractie zijn zeer te spreken over artikel 1, onderdeel D van het genoemde ontwerpbesluit, maar vragen zich af waarom dit niet in meer gemeenten zou kunnen. Deze leden vragen de minister daarom of dit artikel niet betrekking zou kunnen hebben op alle gemeenten.

Op basis van de regeling start bij zeven gemeenten een experiment waarbij een aantal – specifiek benoemde – eenvoudige bouwwerken niet meer preventief aan het Bouwbesluit 2012 wordt getoetst. Een aanvraag om omgevingsvergunning zal in die gemeenten voor de betreffende bouwwerken alleen nog getoetst worden aan de ruimtelijke regels en aan welstand. Indien de resultaten van dit experiment positief zijn ligt het in de rede om met landelijke invoering niet te wachten tot dat het experiment is afgerond. Bij landelijke invoering zullen de resultaten van de acht experimenten positief kunnen bijdragen aan het uitwerken van een zo effectief mogelijke regeling voor zowel het bevoegd gezag als voor de initiatienemer tot een bouwproject.

De door uw Kamer aangenomen motie van het lid Koopmans over mestverwerkingsinstallaties van minder dan 50 000 ton (d.d. 25 april 2012 met Kamerstuk 32 127, nr. 156), waarin de regering wordt verzocht om, in de volgende tranche van de Crisis- en herstelwet ook mestverwerkings- en mestbewerkingsinstallaties met een capaciteit van minder dan 50 000 ton onder het regime van de Crisis- en herstelwet te brengen, en mestverwerkings- en mestbewerkingsinstallaties die niet op een terrein met een industriële bestemming worden gerealiseerd daar ook onder te laten vallen, is al verwerkt in de AMvB 4e tranche die voor advies aan de Raad van State is gezonden.

Door de fractie van de SP is de vraag gesteld «waarom is besloten om af te wijken van het kabinetsbeleid met betrekking tot vaste verandermomenten en de invoeringstermijn van drie maanden, terwijl veel plannen al tien jaar op ontwikkeling wachten». Het is voor de voortgang van de experimenten van groot belang op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te krijgen over de vraag of het instrumentarium van de Chw kan worden ingezet voor het betreffende experiment. Uit de Voortgangsrapportage Chw blijkt juist dat de Chw werkt als een hefboom om projecten die al jaren niet van de grond komen een extra steun in de rug te geven.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie op welke wijze gemeenten en provincies verzoeken indienen om projecten of ontwikkelingsgebieden onder de werkingssfeer van de Crisis- en herstelwet te laten vallen. Gevraagd wordt op welke wijze de provincie Zuid-Holland dit bij dit ontwerpbesluit bijvoorbeeld gedaan heeft. Bovendien wordt gevraagd of ik weet of dergelijke verzoeken bekend zijn bij de gemeenteraden of Provinciale Staten en of zij daarmee hebben ingestemd?

Ik vraag het verantwoordelijke bestuur van gemeente of provincie een verzoek in te dienen voor toevoeging van het experiment aan de Crisis- en herstelwet. Het is aan het bestuur of zij dat voorlegt aan de gemeenteraad of provinciale staten. De provincie Zuid-Holland heeft geen verzoek gedaan in het kader van dit besluit.

De provincie is in het ruimtelijk beleid verantwoordelijk voor het bedrijventerreinenbeleid op haar grondgebied. Tegen deze achtergrond heb ik gevraagd of het bijlage II project Flevokust Lelystad aansluit op het beleid van de provincie Flevoland. Het antwoord hierop was postief.

De leden van de D66-fractie vragen voor alle nieuwe projecten onder de artikelen I en II naar de motivering van het toevoegen van de genoemde projecten aan de werkingssfeer van de Crisis- en herstelwet. Zij vraagt mij per project toe te lichten hoe het onder het regime van de Crisis- en herstelwet brengen van de projecten zal bijdragen aan de doelen van de Crisis- en herstelwet.

Het verantwoordelijke bestuur beslist of voor een bepaald gebied of project de experimenteerstatus van de Crisis- en herstelwet wordt aangevraagd. Over de mogelijkheden die de wet biedt in specifieke situaties is voorafgaand overleg met mijn medewerkers. Als de Chw mogelijkheden biedt om het betreffende gebied of project, passend binnen de doelstellingen van de Chw, te ondersteunen in de ontwikkeling sta ik daar in principe positief tegenover. De afweging of een ontwikkeling daadwerkelijk moet plaatsvinden is de verantwoordelijkheid van het betreffende bestuur.

De Chw is ontstaan uit de wens om een extra instrument te bieden om de economische crisis het hoofd te kunnen bieden. Het versnelt kunnen realiseren van ontwikkelingen in gebieden en projecten geeft hier invulling aan. Daarnaast wordt voor innovatieve duurzame projecten via de Chw de mogelijkheid geboden om op een andere manier oplossingen te zoeken waardoor niet bedoelde effecten van de geldende regelgeving niet van toepassing zijn op die projecten. Van ervaringen opgedaan in deze experimenten wordt gebruik gemaakt in toekomstige wet- en regelgeving.

Ik ben het niet eens met de Partij voor de Dieren dat de Crisis- en herstelwet wordt misbruikt om gelegenheidsplannetjes er doorheen te drukken. Van misbruik of onrechtmatige toepassing van de Chw zijn bij mij geen gevallen bekend.

Nieuwe ontwikkelingsgebieden

De leden van de PvdA-fractie vragen of de minister kan toelichten wat het precies inhoudt als de milieugebruiksruimte voor het haven- en industriecomplex van Rotterdam integraal verdeeld wordt. Indien sprake is van herverdeling van reeds eerder in individuele vergunningen toegedeelde milieuruimte aan derden, die nu niet benut wordt, wat betekent dit dan voor de oorspronkelijke vergunninghouder? Kan hij zich, op basis van de eerder toegedeelde milieuruimte, beroepen op de mogelijkheid deze alsnog te gaan gebruiken of vervalt dit recht? Welke netto toename is te verwachten op basis van het opvullen van ongebruikte milieuruimte als het gaat om geluid, fijnstof, gevaarlijke stoffen, externe veiligheid et cetera?

Wie beslist over de toekenning of afwijzing van nieuwe aanvragen? Hoe wordt gehandhaafd als ondanks alle inspanningen de normen toch overschreden blijken te worden? Het is nu immers een collectieve verantwoordelijkheid/een bovengemeentelijk beheerplan. Als mitigerende maatregelen (als de plaatsing van een geluidswal) alsnog noodzakelijk blijken vanwege overschrijdingen, wie betaalt deze dan? Op welke wijze kunnen omwonenden en aangrenzende gemeenten invloed uitoefenen op dit plan? Kunnen zij naderhand bij vermeende overschrijdingen om handhaving verzoeken? Zo ja, hoe en bij wie?

Op dit moment is mij nog niet bekend op welke wijze voor het Rotterdamse haven- en industriecomplex (hic) invulling zal worden gegeven aan het gebruik van de aanwijzing als ontwikkelingsgebied. Dat is primair een verantwoordelijkheid van de gemeente Rotterdam. Uit de aanvraag blijkt wel dat de gemeente tot integraal gebiedsgericht beheer en exploitatie van de milieugebruiksruimte van het hic op planniveau wil komen. Deze toepassing van de aanwijzing wordt blijkens de aanvraag mede beïnvloed door de mogelijkheden zoals opgenomen in het wetsvoorstel permanent maken Crisis- en herstelwet en enkele quick wins (33 135) dat bij uw Kamer ligt. Ik wacht de uitwerking van de plannen af, die met gebruik van deze aanwijzing kunnen worden gemaakt.

De leden van de SP vragen of de knelpunten bij de uitvoering van de woningbouwplannen in Bergambacht zijn gelegen in de twee fabrieken of in de financiële situatie van de ontwikkelaar. Zoals in de nota van toelichting is opgenomen, komt de ontwikkeling van de woningbouwplannen in Bergambacht niet op gang doordat het bedrijf MacDaniël b.v. nog aanwezig is. Het lukt de gemeente tot op heden niet tot overeenstemming te komen met dit bedrijf.

De leden vragen zich voorts af wat er zou gebeuren als de timmerfabrief MacDaniël en/of de meubelfabrief zich (her)ontwikkelt tot een bedrijf met meer activiteiten.

Het gebiedsontwikkelingsplan geeft de gemeente een (extra) instrument in handen om te sturen op de ruimtelijke en economische ontwikkeling in dat gebied in samenhang met het totstandbrengen van een goede milieukwaliteit. Uit het gebiedsontwikkelingsplan moet blijken of er in deze gebiedsontwikkeling ruimte is voor een toename van activiteiten van de bedrijven.

De leden van de SP-fractie geven aan dat zij graag zouden zien dat de Chw pas in stelling wordt gebracht wanneer er sprake is van een intentie- of een realisatieovereenkomst met de ontwikkelaar. Het gebiedsontwikkelingsplan maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. Aan de vaststelling van het bestemmingsplan wordt de voorwaarde van een intentie- of realisatieovereenkomst niet gesteld. Het ligt niet in de rede om dat voor een gebiedsontwikkelingsplannen wel te doen.

De leden van de SP fractie vinden het ongepast om door toepassing van de Chw een stuwmeer aan plannen te laten ontstaan. Het is een feit dat er op dit moment relatief weinig plannen volledig tot uitvoering komen door de economische crisis waarin ons land zich bevindt. Ik vind het wel van belang dat gedurende deze crisis het denken over toekomstige ontwikkelingen niet wordt stopgezet. Integendeel, de Chw is bedoeld om ondanks de economische crisis projecten toch van de grond te krijgen.

De leden van de fractie van de SP vragen waarom gebiedsontwikkeling Badhoevedorp mogelijk wordt gemaakt vooruitlopend op de tracéwijziging van de A9.

Met de omlegging van de A9 wordt de leefbaarheid in Badhoevedorp sterk verbeterd. De aanwijzing als ontwikkelingsgebied biedt de gemeente de mogelijkheid om de uitvoering van deze ontwikkeling te faseren. Uiteraard is de gemeente hierbij gebonden aan Europese richtlijnen, zoals de normen voor luchtkwaliteit. De aanwijzing staat de uitvoering van de motie Jansen/Van Gent niet in de weg.

De leden vragen voorts op welke manier belanghebbenden in het geweer kunnen komen. Tegen gebiedsontwikkelingsplan staat de mogelijkheid open van bezwaar en beroep. Daarbij geldt dat de versnelde termijnen van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing zijn.

Ten slotte vragen de leden of de minister bereid is de kinderopvang uit de plannen of uit het ontwerpbesluit te weren. De precieze invulling van de gebiedsontwikkeling is een verantwoordelijkheid van de gemeente.

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over de omvang en reikwijdte van de wijziging met betrekking tot het Rotterdamse havengebied. Deze leden staan in principe positief tegenover het op integrale wijze bekijken van de invulling van de milieugebruiksruimte. Immers, de milieugebruiksruimte van het ene bedrijf heeft effect op wat er mogelijk is voor het ander bedrijf. Kan de minister aangeven of dit artikel inderdaad duidt op koepelvergunningen of dat de werkingssfeer uitgebreider is? Kan de minister ook exact aangeven welke gebieden en welke havenactiviteiten wel en niet onder deze wijziging (gaan) vallen en hoe de vergunningsverlening zal worden vormgegeven? Waarom worden de milieuvergunningen van een ontwikkelingsgebied met een dergelijk grote milieu-impact onder de werkingssfeer van de Crisis- en herstelwet gevoegd? Is hier niet juist een zorgvuldige procedure van belang? Deze toevoeging werpt bovendien de vraag op in hoeverre er in dit kader nog sprake kan zijn van de juridische definitie/status van een «project» zoals bedoeld in de wet. In hoeverre is er nog een sluitende definitie en hoe verhoudt die zich tot andere juridische begrippen, zoals activiteiten die relevant zijn voor de vergunningverlening?

Aanwijzing van een gebied tot ontwikkelingsgebied is gericht op optimalisering van de milieugebruiksruimte in het gebied met het oog op het versterken van een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van dat gebied, in samenhang met het tot stand brengen van een goede milieukwaliteit. Die ambitie sluit aan bij gedachten die ten grondslag liggen aan eerdere ideeën omtrent koepelvergunningen voor dit gebied en geeft daar invulling aan op planniveau. De gebiedsbegrenzing is vastgelegd in bijlage 23 bij dit ontwerp-besluit. Toepassing van de Crisis- en herstelwet op het hic doet, evenals bij de andere ontwikkelingsgebieden onder de Crisis- en herstelwet, geen afbreuk aan de bestaande vergunningplicht voor bedrijven. Het tast evenmin de noodzaak en invulling van een zorgvuldige procedure voor de besluitvorming over de bestemmingsplannen en vergunningen aan.

Aan het projectbegrip wordt eveneens geen afbreuk gedaan, de vergunningverlening zal per (aanvraag voor een) project verlopen.

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie wie de verantwoordelijkheid voor het toezicht op- en de handhaving van milieunormen voor zijn rekening zal nemen. Kan de minister aangeven op welke manier en door wie toezicht wordt gehouden op de invulling van de milieugebruiksruimte en in hoeverre dit voldoet aan nationale- en internationale milieuwetgeving? Wie is er verantwoordelijk bij eventuele overschrijdingen van de (deel)normen in het gebied?

Kan de minister voorts aangeven op welke wijze en door wie de milieugebruiksruimte zal worden ingedeeld en hoe wordt toegezien op een eerlijke verdeling?

Er vindt geen verandering plaats in de verantwoordelijkheid voor het toezicht op en de handhaving van milieunormen. De gemeente Rotterdam is verantwoordelijk voor de invulling van de milieugebruiksruimte, op planniveau. Daarbij is het voldoen aan nationale en internationale milieuwetgeving een randvoorwaarde.

Nieuwe innovatieve projecten

De leden van de CDA-fractie vragen de minister om de Duurzame Jachthaven van de Toekomst (Brouwersdam) op te nemen in de volgende tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

De Duurzame Jachthaven van de Toekomst is uiteindelijk niet opgenomen in de 5e tranche van de Chw omdat datgene dat nodig is voor deze ontwikkeling kan worden bereikt via de wet tot wijziging van de Wet ruimtelijke ordening en enige andere wetten (voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels), kamerstukken 32 821. Dit wetsvoorstel is door de Eerste Kamer op 19 juni 2012 aangenomen. De wet zal naar de huidige planning op 1 oktober in werking treden. De wet regelt de mogelijkheid om een ontheffing te vragen van de regels in het Barro. Voor de Duurzame Jachthaven van de Toekomst kan men daar dan ook gebruik van maken.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de gang van zaken rond de aanwijzing van de Spoorzone Eindhoven als experiment in de 5e tranche van de Chw.

Eerder is het mogelijk gemaakt tijdelijk bestemmen beter toepasbaar te maken voor Strijp S. Dit houdt in dat een terrein langer tijdelijk mag worden bestemd voor een bepaalde functie en dat er een kortere procedure mogelijk is. De gemeente Eindhoven heeft mij verzocht dit voor de totale Spoorzone mogelijk te maken. Ik heb hiertegen geen bezwaar, temeer omdat in het wetsvoorstel permanent maken Crisis- en herstelwet dit onderdeel als quick win is opgenomen waarmee deze mogelijkheid generiek toepasbaar wordt.

Grootschalige, gecompliceerde ontwikkelingsprojecten zijn op dit moment niet meer mogelijk, omdat er geen initiatiefnemers voor zijn. De gemeente staat mede daarom een organische ontwikkeling van het gebied voor waarbij flexibel kan worden ingespeeld op maatschappelijke- en marktontwikkelingen. Dit betekent dat er gedurende de ontwikkeling tegen bepaalde «problemen» wordt aangelopen waarvoor de Chw een oplossing kan bieden. De Spoorzone omvat het gebied van 300 meter aan beide zijden van het spoor vanaf het Wasven via het Stationsdistrict, het Stationskwartier, Strijp S en Strijp T. Het gaat hierbij om het transformeren en herstructureren van o.a. de stationspassage en (kantoor)gebouwen in dit gebied.

Daarnaast wordt er in de laatste zinnen van de uitleg onder «Spoorzone Eindhoven» ook nog eens gesproken over «mogelijk nog andere nieuwe functies» binnen de spoorzone. Dit is naar mening van de leden een opmaat naar een noodzakelijke vierde wijziging van de plannen. Gebeurt dit ook weer via een nieuwe tranche? Wat zijn mogelijke andere nieuwe functies? De leden van de SP-fractie chargeren en vragen of hier sprake kan zijn van toekomstige ontwikkeling van megastallen of kerncentrales.

Het gaat in deze aanvraag om het transformeren en herstructureren van onder andere de stationspassage en (kantoor)gebouwen in dit gebied, waarbij binnen het bestemmingsplankader nieuwe functies denkbaar zijn. Die zullen veelal kleinschalig en in voorkomende gevallen bovendien tijdelijk zijn. Indien ingrijpende wijzigingen gewenst zijn, kan herziening van het bestemmingsplan en de daarbij geldende randvoorwaarden noodzakelijk zijn. Die beleidsmatige wens staat als zodanig los van de Chw.

De leden van de SP-fractie spreken hun verbazing uit dat in navolging van het experiment in Almere, nu ook Castricum en Den Haag worden toegevoegd aan het regime van de Crisis- en herstelwet. Gevraagd wordt waarom niet gewacht wordt op de resultaten vanuit Almere wanneer het gaat om particulier opdrachtgeverschap? Indien deze mogelijkheid blijkbaar verder landelijk worden uitgerold, waarom wordt er dan niet gekozen voor een nette ontwikkeling via een aanpassing van het bouwbesluit 2012? Of waarom wordt niet, in het kader van het terugdringen van regels, gekozen voor een wijziging via andere reguliere wetgeving?

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat via deze experimenten ten aanzien van particulier opdrachtgeverschap regels landelijk worden ingevoerd. Gezien de omvang dan de bouwproductie wordt het echter zinvol geacht om het in april 2012 in Almere gestarte experiment op beperkte schaal uit te breiden. Om die reden is er ook voor gekozen om de experimenten in de gemeenten Den Haag en Castricum tegelijk met het experiment in Almere te laten eindigen. Na afronding van de drie projecten zal de ervaring worden gebruikt om te zien in hoeverre de versoepeling van de voorschriften heeft geleid tot de beoogde keuzevrijheid voor de eigenaar-bewoner.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de Crisis- en herstelwet, met de Besluiten uitvoering Crisis- en herstelwet, verwordt tot een vergaarbak van afwijkende regels, met als enige overeenkomst het categorisch buiten spel zetten van belanghebbenden?

Het is mijns inziens niet aan de orde dat bij de toepassing van de Crisis- en herstelwet belanghebbenden categorisch buiten spel worden gezet. Hier zijn geen aanwijzingen voor. Het relativiteitsvereiste wordt toegepast op een manier die ik als wetgever bedoeld heb.

De SP-fractie maakt zich zorgen over de voorgenomen evaluatie door de gemeente Den Haag van het experiment voor particulier opdrachtgeverschap.

De gemeente heeft aangegeven dat zij bij het toezicht op de realisatie van de betreffende woningen zal gaan letten op een aantal aspecten die betrekking hebben op de voor deze woningen vervallen nieuwbouweisen om zodoende te kunnen rapporteren welke van de geschrapte aspecten alsnog en in welke mate worden meegenomen bij de bouw van de eigen woning. Gezien het experimentele karakter van het project zie ik de meerwaarde daarvan in en heb ik vooralsnog geen reden om te veronderstellen dat dit niet doeltreffend of efficiënt zal gebeuren. Daarnaast informeer ik u in de Voortgangsrapportages Chw.

Ik hoop u op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd.