Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2011
De Crisis- en herstelwet (Chw) is in werking sinds 31 maart 2010. In het afgelopen jaar zijn veel ervaringen opgedaan met de wet. Graag bied ik u, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, een tweetal rapportages aan waarin de Chw wordt geëvalueerd, zodat deze desgewenst kunnen worden betrokken bij de behandeling van het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht (32 450) en het binnenkort in te dienen wetsvoorstel inzake het permanent maken van de Chw.
De in mijn opdracht uitgevoerde «Rapportage praktijkervaringen Crisis- en herstelwet, evaluatie 2010–2011»1 geeft een kwalitatief beeld van de praktijkervaringen met de tijdelijke delen van de Chw. De conclusie uit deze rapportage is dat de Chw werkt, maar dat er nog meer gebruik van kan worden gemaakt en dat niet in alle gevallen de kansen volledig worden benut.
De «Tussenrapportage evaluatieonderzoek procesrechtelijke bepalingen Crisis- en herstelwet»1 is een tussentijdse rapportage in het kader van de op grond van artikel 5.9a Chw lopende evaluatie van de effecten van de in hoofdstuk 1 Chw opgenomen instrumenten op versnelling en op verbetering van de projecten waarop deze van toepassing zijn. In de rapportage is een tweetal bepalingen uit de Chw nader bezien. Het betreft de zesmaandentermijn voor de rechter (art. 1.6, vierde lid) en het relativiteitsvereiste (art. 1.9).
Op grond van het in het kader van de tussenrapportage uitgevoerde onderzoek valt naar het oordeel van de onderzoekers nog niet te zeggen in hoeverre de zesmaandentermijn en de relativiteitseis een bijdrage leveren aan de snelheid en kwaliteit van de realisatie van de Chw-projecten. Wel kan onder meer worden geconcludeerd dat de zesmaandentermijn voor bestemmingsplannen tot een aanzienlijke versnelling leidt ten opzichte van zaken waarop de Chw niet van toepassing is. Hoewel de termijn in 2/3 van de gevallen niet gehaald wordt, is de overschrijding gemiddeld slechts één maand. Wat het relativiteitsvereiste betreft zijn er op grond van dit onderzoek geen aanwijzingen dat de eis in een substantieel aantal beroepsprocedures als gevolg heeft dat de bestuursrechter besluiten in stand laat die anders zouden zijn vernietigd.
Tevens ontvangt u hierbij de publicatie «Eenvoudig Beter in de praktijk, Crisis- en herstelwet projecten in beeld1. In deze publicatie worden de in de 1e en 2e tranche van de AMvB Chw aangewezen projecten beschreven.
Het kabinet is voornemens de Crisis- en herstelwet een permanent karakter te geven. Over het daartoe strekkende wetsvoorstel is inmiddels advies uitgebracht door de Afdeling advisering van de Raad van State. Binnenkort zal het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer worden ingediend.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus