Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2009
Bijgaand doe ik u mijn antwoord toekomen op de vraag van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie over de woningtoewijzing van MBO-studenten in de gemeente Amersfoort.
Over dit onderwerp zijn eerder dit jaar al kamervragen gesteld door de heer Jansen. In mijn antwoord heb ik aangegeven dat er op dat moment geen signalen waren dat bepaalde groepen, in dit geval MBO-studenten, in de gemeente Amersfoort structureel niet voor woonruimte in aanmerking kwamen. Naar aanleiding van de notitie van ROOD die de commissie WWI mij heeft gestuurd is er opnieuw contact geweest met de gemeente Amersfoort. Bij de gemeente Amersfoort zijn op dit moment geen signalen van verdringing van MBO-studenten bekend. Het feit dat er meer MBO-studenten in Amersfoort studeren geeft nog niet aan hoe de huisvestingsvraag van deze groep is en of er sprake is van verdringing op de woningmarkt.
Uit cijfers van Woonkompas, de uitvoerder van de woonruimteverdeling in Amersfoort, blijkt dat van de ingeschrevenen (in totaal 2625 personen op 31-12-2008) 47,4% studeert of gaat studeren aan een HBO. Van de kamerzoekenden studeert 15% aan het MBO. Vergeleken met de aantallen studenten geeft dit al aan dat er een significant verschil zit in de huisvestingvraag tussen deze groepen. Dit heeft onder andere te maken met de leeftijd waarop aan een studie begonnen kan worden (MBO’ers starten vaak op de leeftijd van 16 jaar aan hun studie), de meer lokale aantrekkingskracht van het MBO en de over het algemeen langere reistijd van HBO-studenten.
In 2008 zijn een aantal kamers meerdere malen geadverteerd omdat er geen reacties binnen zijn gekomen. Dit geeft aan dat er op sommige momenten mogelijk een kwalitatieve vraag in plaats van een kwantitatieve vraag is. Van verdringing of kamernood is in dat geval niet te spreken.