Vastgesteld 29 september 2009
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 10 september 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitvoering van de motie Snijder-Hazelhoff en Mastwijk over kredieten uit het fonds «Garantie Ondernemingsfinancieringen» voor de agrarische sector (31 700 XIV, nr. 191).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Atsma
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Dortmans
Voorzitter: Schreijer-Pierik
Griffier: Dortmans
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Snijder-Hazelhoff, Mastwijk, Jacobi, Van der Vlies en Schreijer-Pierik en minister Verburg, vergezeld van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Ik open deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over glastuinbouw. Er is een uur voor dit overleg gereserveerd.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Op 2 juli, in de laatste week voor het reces, is de motie-Snijder-Hazelhoff/Mastwijk ingediend over kredieten uit het fonds Garantie Ondernemingsfinancieringen voor de agrarische sector. Er bestaat grote zorg over de liquiditeitspositie van de agrarische sector. In de motie is een verband gelegd met het beleid van dit kabinet voor mkb-bedrijven. Het heeft de VVD-fractie bevreemd dat het mkb-beleid niet één op één kon worden omgezet in beleid voor de agrarische sector, specifiek gericht op de glastuinbouw. Aangezien we wel stappen kunnen zetten voor het mkb, zou dat ook moeten kunnen voor de agrarische sector, specifiek voor de glastuinbouw. Het kabinet heeft zich bereid verklaard – waarvoor dank – om de motie toch uit te voeren. We gaan ervan uit dat het daartoe al stappen heeft ondernomen. Het heeft in dat traject besloten om de zaak voor te leggen aan Brussel om eventueel een toets op de staatssteun te doen. Die stap is gezet en die kunnen we ook niet terugnemen. Voor ons is het de vraag waarom die stap is gezet, afgezet tegen het beleid dat andere lidstaten voeren. Ik kan bijvoorbeeld opsommen wat Frankrijk en Duitsland doen. Waar zit de crux? Waarom moeten wij een verzoek om staatssteun voorleggen aan Brussel en hoeven andere lidstaten dat niet te doen? Graag krijgen we daar helderheid over.
Minister Verburg: Kan mevrouw Snijder de maatregelen in Duitsland en Frankrijk hier benoemen? Dat geeft mij de gelegenheid om daarop te reageren en de validiteit van die veronderstelling na te gaan.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij hebben begrepen dat Duitsland een budget van 17,5 mld. beschikbaar heeft voor landbouw en 1,1 mld. specifiek voor de agrarische sector. Dat is nogal wat. Dat richt zich bijvoorbeeld op goedkope vierjarige kredieten. Ook wij spreken in het verband van de liquiditeitspositie van de glastuinbouw over kredieten. Waarom kan dat in Duitsland wel en in Nederland niet? Liquiditeitsoverbruggingen lijken ons als VVD-fractie dan ook echt noodzakelijk. Uitstel kan eigenlijk niet. Hoe lang duurt het tot er goedkeuring is van Brussel? Gaat de minister daar echt op wachten of neemt zij al eerder stappen? Welke voorstellen heeft de minister in Brussel gedaan? Waar komt het kabinet uiteindelijk mee om ervoor te zorgen dat er een liquiditeitsoverbrugging komt?
De heer Mastwijk (CDA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Snijder. Het is vooral van belang om te bekijken wat mogelijk is, ook in relatie tot wat de andere lidstaten wel of niet doen. Daar kunnen we natuurlijk van leren.
De situatie in de glastuinbouw is op dit moment buitengewoon precair. Vandaag luistert Brussel mee, luisteren de tuinders mee en banken waarschijnlijk ook. Wat wij hier wisselen is buitengewoon belangrijk voor de toekomst van de glastuinbouw. Op het moment dat wij hier spreken vallen bedrijven om. Kunnen wij van de minister de garantie krijgen dat allen die nu meeluisteren, bijvoorbeeld een leverancier die zich afvraagt hoe hij moet omgaan met een leverancierskrediet, na afloop van dit algemeen overleg kunnen zeggen: we hebben er vertrouwen in; we kunnen waarschijnlijk over twee of drie weken door? Ik weet dat de minister op vele borden schaakt in Brussel. Dat moet ook, dat heeft zij ook toegezegd. De motie riep haar daar duidelijk toe op. Ik hoop dat zij ons vandaag iets meer kan vertellen, waardoor de sector in ieder geval het idee heeft dat er hard aan wordt gewerkt, dat deze minister er vol voor gaat en dat we het met zijn allen gaan redden. Dat signaal is buitengewoon belangrijk.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik sluit me volledig aan bij de woorden van de heer Mastwijk. De minister weet dat wij haar volop steunen in de onderhandelingen in Brussel. Wij moeten haar daar zeker niet in verstoren. Dat is een duidelijke zaak voor de tuinders.
Ik heb een vraag over een punt dat niet op de agenda staat, maar ik hoop dat ik de vrijheid krijg om die te stellen. Wat is de stand van zaken als het gaat om het alternatief van SDE om de onrendabele top eraf te halen?
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik hoef mijn collega’s niet te overtreffen in het uitputten in argumentatie om de urgentie van het probleem helder te krijgen. Die urgentie beseffen we allen. Dus dat doe ik niet. Ik sluit me aan bij alle feitelijke vragen die gesteld zijn. De opmerkingen over de omgevingsfactoren die de heer Mastwijk scherp neerzette, spraken mij erg aan. Ik voel me daar helemaal bij thuis en steun dat ook volstrekt. Nog één precisering op de voorbeelden die de minister vroeg over Frankrijk en Duitsland. Als ik goed ben geïnformeerd, is in Frankrijk een regeling van kracht die achteraf getoetst gaat worden. Dat is riskant, want dan moet je wel zeker zijn van bepaalde factoren, maar als dat daar kan waarom dan hier niet? Waarom zoeken? Waar we op hopen is duidelijkheid voor de sector, ook voor de bancaire sector als het gaat om investeringspatronen. We willen zekerheid voor de toekomst en we willen graag vaart in de gang van zaken. Laat ik het zo maar samenvatten. Dan gaat het inderdaad bijvoorbeeld om die overbruggingsregeling, om de SDE-regeling e.d. Alle zeilen moeten worden bijgezet, alle hens moet aan dek. Dus ik prikkel ook op mijn bescheiden wijze de minister, voor zover zij dat nodig heeft, om tot maximale actie te komen om hier snel bedrijfszekerheid te creëren.
De voorzitter: Dank u wel. Dit was de eerste ronde van de zijde van de Kamer. Ik heb begrepen dat de minister direct kan antwoorden.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de leden voor de inbreng in eerste termijn. Wij hebben op een van de laatste dagen voor het zomerreces met elkaar gesproken over de situatie in de glastuinbouw. Het was en is nog steeds nodig om daarover te spreken, omdat de situatie in de glastuinbouw op dit moment nog niet zo veel beter is en wij het toekomstperspectief in de gaten moeten houden.
Wat is er gebeurd na 2 juli? Ik heb toen al tegen de Kamer gezegd dat het belangrijk is dat de rijksoverheid doet wat zij kan om een aantal glastuinbouwbedrijven door de winter te helpen, om ze toekomstperspectief te bieden, om het ondernemerschap te steunen, enz. Ik heb op 1 juli en op 2 juli aangegeven dat de mkb-regelingen die door de minister van EZ worden uitgevoerd niet één op één van toepassing kunnen zijn. Ik heb toen de wens van de Kamer gehoord. Ik vind dat de Kamer recht heeft, evenals de sector waar de heer Mastwijk op wijst, op een reële voorlichting en op een eerlijk verwachtingspatroon.
We zijn daarom met de sector en de banken gaan kijken naar een faciliteit voor liquiditeitsoverbrugging. Ik heb toen al aangegeven dat ik mijn uiterste best zou doen. Ik heb ook gezegd dat we zorgvuldig tempo moeten maken, waarbij zorgvuldigheid en voortvarendheid aan elkaar zijn gekoppeld vanwege de hoge noodzaak. Maar ik heb vanaf dag één aangegeven dat ik wel naar Brussel zou moeten. Gevraagd is waarom ik naar Brussel ga. Ik zal zeggen waarom. De heer Mastwijk zei al dat ik in Brussel op verschillende tafels schaak in het belang van een aantal Nederlandse sectoren. Of het nu gaat om de veehouderij, om de tuinbouw of om de visserij, ik schaak op heel veel Brusselse tafels. Het is mijn ervaring dat het later heel veel frustratie en heel hoge boetes scheelt als je op voorhand dingen met Brussel probeert te regelen en af te spreken. Met dit in het achterhoofd ga ik in op de voorbeelden in Duitsland en Frankrijk die door mevrouw Snijder en de heer Van der Vlies naar voren zijn gebracht. De kredietfaciliteiten in Duitsland moeten Europees getoetst worden. Daar kan geen misverstand over bestaan. Het is maar goed ook dat die Europees getoetst worden. Het is een Europees kader en we zullen zorgzaam en waakzaam moeten zijn voor het gelijke speelveld. Als we daar niet aan vasthouden, zijn we bezig om de kracht van de Europese Unie en de kracht van het Europese samenwerkingskader in deze moeilijke tijd los te laten. Zie dat in betere tijden maar eens terug te dringen, want niets is zo blijvend als een tijdelijke maatregel. Mag ik de heer Van der Vlies erop wijzen dat Frankrijk nog niet zo lang geleden een boete heeft gekregen van de Europese Unie van meer dan 0,5 mld.? Mag ik aangeven wat dat zou kunnen betekenen? Stel dat we hadden gezegd: we nemen de gok, we gaan het wel regelen in Brussel en dan zien we het achteraf wel. Het risico zou dan geweest zijn dat a. de Europese Commissie geïrriteerd zou zijn omdat iedereen het op eigen houtje had gedaan en b. dat als we het niet zouden halen, we zouden belanden in de ellende van de terugvordering. Ga dan maar eens bij ondernemersgezinnen geld terughalen dat je met de beste bedoelingen aan ze hebt verstrekt. Dan moet je zeggen: we hebben de gok genomen, we hebben verloren en nu moeten we van Brussel terugvorderen. Ik wil dat drama niet meemaken. Dat is de reden waarom we hebben gezegd: we gaan voluit in Brussel. Ik heb in juli gezegd dat niet zondermeer geput kan worden uit het fonds Garantie Ondernemingsfinancieringen, de mkb-regeling. Dat heeft te maken met het feit dat de agrarische sector specifieke Brusselse kaders heeft die zijn doorvertaald in specifieke regelingen. Ik moest dus naar Brussel. Ik heb toen ook gezegd dat ik niet de garantie kan geven dat we het op 1 september weten. Ik kan echter wel melden dat aan de uitvoering van die motie hard is gewerkt en dat er nog steeds hard aan gewerkt wordt. Ik voer intensief overleg met de banken, met de sector en met Brussel over een garantiestelling bij liquiditeitsproblemen. Die besprekingen bevinden zich in een eindfase. Ze zijn nog niet afgerond. Ik zet in Brussel in op een maximale garantiestelling binnen de Brusselse kaders. Ik ben positief gestemd. Zoals men mij kent: ik ga ervoor, maar ik ga geen valse verwachtingen wekken. Ik verwacht echter dat deze garantiestelling tegemoet zal en kan komen aan de vraag van de sector op dit moment, maar het is nu nog niet geregeld.
Wanneer is het dan wel geregeld? Ik heb maandag in mijn brief aangegeven dat ik de Kamer half september informatie hoop te geven. Ik streef ernaar om de Kamer eind volgende week meer duidelijkheid te geven over de regeling en over de toestemming van Brussel.
Mevrouw Jacobi vraagt of ik de SDE-regeling mee kan nemen. Het is een vraag terzijde, maar dat merkte mevrouw Jacobi zelf ook al op. Met de collega van EZ is de afspraak gemaakt, ook naar aanleiding van ervaringen die vorig jaar zijn opgedaan, om de SDE-regeling voor dit jaar te herzien en dat daarbij wordt ingespeeld op de feiten die vorig jaar boven tafel kwamen: hoe bereken je de onrendabele top en hoe ga je daarmee om? Mocht er aanleiding zijn om de SDE-regeling bij te stellen, dan zullen we daarover met elkaar het gesprek aangaan. Dan moet wel evident zijn dat de huidige regeling voor een of meer categorieën niet werkt en dan moet ook evident zijn dat een nieuwe aanpak wel werkt. Je kunt niet zeggen: nu denken we dat het niet helemaal goed werkt, maar we weten het niet zeker, dus laten we maar vast iets anders gaan doen. Daar worden mensen, in het bijzonder ondernemers, in de praktijk niet wijzer van. Ze worden er zelfs af en toe gek van.
Voorzitter. Ik meen dat ik hiermee in hoofdzaak de vragen heb beantwoord.
De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik wil een aantal zaken nog wat toespitsen. De minister zegt, zoals zij eerder in haar antwoord op de motie al heeft gezegd, dat de agrarische sector niet kan putten uit het fonds Garantie Ondernemingsfinancieringen. Het verbaast ons dat die regels zo strak worden gehanteerd, zowel door het ministerie als door Brussel. De glastuinbouw is een heel specifiek deel van de agrarische sector. Als ik Het Financieele Dagblad mag geloven, is zelfs het fonds Garantie Ondernemingsfinancieringen verhoogd. Waar het eerst binnen al die miljarden ging om ruimte voor 50 mln., gaat het nu zelfs om 300 mln. per onderneming, wat eventueel mogelijk is voor de verbreding, niet alleen voor kredieten maar ook voor nieuwe investeringen. Dan hebben we het niet meer alleen over mkb-bedrijven. In die zin wil ik wel meedenken. De minister zegt ook dat we toekomstgericht moeten denken, maar als we toekomstgericht willen denken, kunnen we ons nu niet permitteren dat bedrijven omvallen. Die boodschap moet wel heel duidelijk in Brussel neerdalen. Ik ben er helemaal niet bang voor dat de minister dat niet doet, maar ik wil dat toch benadrukken. Ik hoop van ganser harte, als we nu geen ander antwoord krijgen, dat het volgende week duidelijk is. Daar gaan we dan maar van uit. Ik hoop dat er meer uitkomt dan alleen een verbreding van het borgstellingsfonds. Ik denk dat het nodig is om aan de sector en de banken het signaal te geven dat het verhaal breder moet zijn en dat er echt wordt gewerkt aan overbruggingskredieten. Laat dat duidelijk zijn en laat dat, ook van de kant van mijn fractie, een boodschap zijn richting Brussel.
De heer Mastwijk (CDA): Voorzitter. Ik ken deze minister als iemand met een enorm uithoudingsvermogen en doorzettingsvermogen, anders loop je namelijk geen marathons. Dus ik heb er alle vertrouwen in dat de missie waarmee zij op dit moment in Brussel bezig is, zal leiden tot een goed resultaat. Ik denk ook dat zij in staat zal zijn om, even refererend aan wat mevrouw Snijder zei, in Brussel helder te maken dat de glastuinbouw in Nederland wel een uitzonderlijke positie inneemt ten opzichte van de glastuinbouw in landen als Frankrijk en Duitsland. Je moet natuurlijk alles in verhouding zien. Het is goed om te weten dat er hopelijk volgende week groen licht komt. Ik dacht even aan de «paprika-stoplichten», dan zie je een rode, dan een oranje en dan een groene. In Duitsland wordt het eerst oranje en dan weer groen, dus laten we even die vergelijking maken. Het staat nu op oranje en het is bijna groen. Zoals men weet, ben ik optimistisch van aard, temeer omdat de gasprijzen op dit moment op een niveau zitten waarvan je zegt: nou, als ik tuinder was zou ik wel willen klikken, zoals dat zo mooi heet. Maar dan zegt die bank: wacht even, je gaat weer verplichtingen aan. Ik zeg dit omdat de banken, de telers en de leveranciers meeluisteren. Ik geef nog maar eens aan hoe nauw het luistert, ook op het gebied van de tuinbouw.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik heb een vraag in aanvulling op wat mijn collega’s hebben gezegd. Als eind volgende week die duidelijkheid komt – en daar gaan we nu even van uit – is dan per kerende post de regeling werkelijk opengesteld en van kracht? Heeft de minister dat zo kunnen voorbereiden dat de regeling rond 22 september van kracht is?
Minister Verburg: Voorzitter. Alle Kamerleden hebben aangegeven hoe hoog de nood is en hoe groot de urgentie. Daar hoeft niemand mij van te overtuigen. We overleggen heel veel met de sector. We zien wat er aan de hand is. We hebben een tuinbouwsector, inclusief de glastuinbouwsector, waar we trots op zijn en waarvan we ook in de toekomst plezier willen blijven houden in de ontwikkeling naar netto-energieleverancier en in de voorhoedepositie die de hele glastuinbouwsector speelt als het gaat om de verduurzaming. Innovatie en verduurzaming zijn woorden die daar met een hoofdletter worden geschreven. Het blijft wel een economische sector. Dus ondernemerschap moet daar ook met een hoofdletter worden geschreven. Ik vind dat we in ons land een prachtige sector hebben, die het nu verschrikkelijk moeilijk heeft. We moeten er als overheid en als banken alles aan doen om die sector een toekomstperspectief te bieden. Daar ben ik mee bezig vanaf juli tot nu toe, ook in Brussel. Dus die overtuiging is er. Die inzet is er ook bij mij en bij mijn mensen, zowel hier in Den Haag als in Brussel. Er wordt snoeihard aan gewerkt, maar het moet wel zorgvuldig.
Mevrouw Snijder maakt melding van een bericht in Het Financieele Dagblad. We hebben eerder al het bereik en de mogelijkheden van het borgstellingsfonds verruimd. Dat hebben we ook aan de Kamer meegedeeld. Dat is al in werking getreden. Dus dat is een belangrijke bijdrage voor de glastuinbouwsector, overigens niet alleen voor deze sector. Ook breder is het borgstellingsfonds verruimd, er zijn meer mogelijkheden onder gekomen. Dat biedt veel ondernemers perspectief. Nu gaat het om de liquiditeitsoverbrugging. Dat is de specifieke kwestie die nu in Brussel voorligt. Dan gaat het om een combinatie: de verbreding van het borgstellingsfonds en de regeling voor de liquiditeitsoverbrugging. Ik ben het met de heer Mastwijk eens dat de vraag zich voor kan doen: wanneer koop ik mijn gasvoorraad in en voor hoeveel jaar doe ik dat. Wanneer waag ik die sprong en kan ik die sprong wagen? Het nieuwe teeltseizoen staat natuurlijk ook voor de deur. Er moet uitgangsmateriaal worden ingekocht, er moet een teeltplan gemaakt worden, enz. Dat is allemaal aan de orde. Wij zitten er volop in. Ik hoop dat wij de Kamer eind volgende week hierover kunnen berichten.
De heer Van der Vlies vraagt of die regeling per direct van kracht is. Daarover wordt in Brussel nog nagedacht. Ik zeg toe dat de regeling zo snel mogelijk van kracht wordt nadat we daar formeel zwart op wit toestemming voor hebben van Brussel. Men moet zich wel realiseren dat we nog een paar dingetjes moeten aftikken met de banken. Die hebben natuurlijk ook een rol te spelen, maar ook met de banken hebben we hierover permanent overleg. Ten spoedigste dus, en dan zullen we er in Brussel op aandringen dat, mocht op enig moment daar een officiële mededeling over komen of een wijziging van de verordening of iets tijdelijks, dit met terugwerkende kracht wordt ingezet. We mogen het momentum niet laten verlopen.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik zit alleen nog met dat bericht in Het Financieele Dagblad. Naar mijn gevoel is dat iets anders dan het verbreden van het borgstellingsfonds.
De voorzitter: Minister, hebt u Het Financieele Dagblad gelezen?
Minister Verburg: Voorzitter. Ik heb er principieel iets op tegen om te gaan concurreren met kranten. Ik ben geen journalist, ik ben verantwoordelijk minister. Nu is de vraag natuurlijk voor mevrouw Snijder-Hazelhoff op wie ze af wil gaan. Gaat zij af op een krant? Blijkbaar wel, maar morgen wordt de vis er weer in verpakt. Mevrouw Snijder en ik kennen elkaar lang genoeg. Zij kan erop vertrouwen dat de informatie die ik geef over het algemeen deugt. Zij kan mij daar later op aanspreken. Zij kan Het Financieele Dagblad benaderen met een ingezonden brief, maar dan moet zij nog maar afwachten of die geplaatst wordt. Zij weet dat als zij mij vraagt een vraag te beantwoorden, ik dat pleeg te doen.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Slotvraag: krijgen wij bericht zo gauw iets bekend is van Brussel?
De voorzitter: Dat is het tweede punt van de toezeggingen.
– De minister zal de Kamer uiterlijk 18 september 2009 informeren over een mogelijke regeling ter uitvoering van de motie Snijder-Hazelhoff/Mastwijk (31 700 XIV, nr. 163) en de toestemming van de Europese Commissie hierop. Zodra de Commissie akkoord zal zijn met de regeling, zal de regeling van kracht worden.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).