Vastgesteld 5 oktober 2009
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Hoeveel geeft het ministerie van Algemene Zaken uit aan kennis en innovatie?
De begroting van het ministerie van Algemene Zaken bevat een uitgavenpost die onder de noemer bevorderen kennis en innovatie kan worden geschaard, te weten de WRR. Het doel van de WRR is de regering te adviseren over toekomstige ontwikkelingen die van groot maatschappelijk belang zijn. De jaarlijkse programma- en apparaatsuitgaven van de WRR bedragen ca. € 4 mln. per jaar.
Welke concrete activiteiten en resultaten zijn in 2010 te verwachten op de terreinen van bijzondere aandacht, te weten (1) een concurrerende en ondernemende economie – mede gericht op innovatie en duurzaamheid – voor behoud, herstel en creatie van werkgelegenheid, (2) de Nederlandse positie in Europees en mondiaal verband, (3) respect en (4) duurzaamheid?
(1) De minister-president heeft bijzondere aandacht voor het behoud, herstel en creatie van werkgelegenheid, op korte en lange termijn in zijn rol als leider van het kabinet. De vele maatregelen die onderdeel zijn van het aanvullende beleidsakkoord, zijn daar de resultaten van. De directe betrokkenheid bij het proces van de heroverwegingen zal ook mede in dit teken staan.
Bijzondere vermelding verdient de Crisis- en Herstelwet die naar de Tweede Kamer wordt gezonden, met het oog op inwerkingtreding per 1-1-2010. Ook deze zal in 2010 effecten sorteren en betrokkenheid van de minister-president vragen.
Het Innovatieplatform zal in 2010 de derde KIA-foto (kennisinnovatieagenda) uitbrengen en werkt aan agenderende analyses, zoals op terrein van excellente wetenschap en de concurrentiekracht van Nederland. Zie de begrotingen van Financiën, OCW, EZ en SZW voor uitgebreidere toelichting.
(2) Een actieve internationale (Europese en mondiale) rol van Nederland is een hoofddoelstelling van dit kabinet. In een geglobaliseerde wereld hebben internationale ontwikkelingen een grote invloed op ons eigen wel en wee. De crisis heeft duidelijk gemaakt dat onze welvaart sterk verbonden is met wat er in het buitenland gebeurt. Als open exportland is een groot deel van de Nederlandse banen afhankelijk van de internationale conjunctuur.
Op internationaal vlak is de aanwezigheid bij de G20 van belang, net zoals de aandacht voor economische missies met het Nederlandse bedrijfsleven. De activiteiten zullen gericht zijn op de grote uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien, deze crisis, maar ook de klimaat- en energiecrisis, de voedsel- en de watercrisis, internationaal terrorisme, vrede en veiligheid, pandemieën en schrijnende armoede en ongelijkheid in de wereld. Deze zullen we samen met anderen het hoofd bieden in Europa, in de NAVO, in de G20, in de VN en in de internationale financiële instellingen. Voor informatie over de meer specifieke activiteiten en resultaten zij u verwezen naar de Staat van de Europese Unie 2010 en de begrotingen van de verschillende ministeries.
(3) In 2010 zal met name fors worden ingezet op het veiliger maken van de publieke taak. Geweld tegen publieke werknemers zal zoveel mogelijk via (super)snelrecht en themazittingen worden afgedaan. Daarbij geldt als uitgangspunt een verdubbeling van de strafeis en het verhalen van schade op de dader. In steeds meer gebieden zal het gebruik van camera’s op de ambulance en bij de politie gemeengoed worden, zodat agressieve gedragingen van het publiek worden geregistreerd. Camera’s kunnen echter niet dienen ter vervanging van het menselijk toezicht, zo blijkt ook herhaaldelijk uit onderzoek. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar het tegengaan van geweld in het openbaar vervoer. Zo zullen reis- en verblijfsverboden beter worden gehandhaafd en zullen bevoegdheden van buitengewoon opsporingsambtenaren worden versterkt. Voorts zal in 2010 de totstandkoming van gedragscodes op scholen en buurten verder worden bevorderd. Ook het aantal projecten buurtbemiddeling zal uitbreiden. Met een dergelijke aanpak moet escalatie van burenruzies zoveel mogelijk worden voorkomen. Verder zullen politie en OM in 2010 onverminderd blijven inzetten op het tegengaan van discriminatie. Zie de begrotingen van BZK en Justitie voor uitgebreidere toelichting.
(4) De minister-president heeft een verbindende rol als het gaat om de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling. In de kabinetsbrede aanpak staan 6 inhoudelijke beleidsthema’s en het thema Planet Me dat over duurzaam gedrag gaat alsmede het thema maatschappelijke duurzame dialoog. Ieder jaar doet het kabinet verslag aan de Tweede Kamer over de voortgang van deze kabinetsbrede aanpak op het gebied van duurzaamheid. Dat is gebeurd in 2009 en gebeurt eveneens in 2010. Verder is de minister-president voorzitter van de Ministeriële Stuurgroep Deltacommissie. Hij neemt hierbij de regie op het terrein van een klimaatbestendige inrichting van Nederland. De minister-president is tevens voorzitter van de Ministeriële Stuurgroep Klimaat die gericht is op een goede voorbereiding voor het verkrijgen van een klimaatakkoord als opvolging van het Kyoto protocol. Zie de begrotingen van VROM, VenW en LNV voor uitgebreidere toelichting.
Wat zijn de plannen als het gaat om het verder uitwerken van interdepartementale samenwerking rond de ministerraad en de onderraden?
Dit heeft betrekking op hetgeen hierover in de vorige begrotingen is opgenomen en betreft het bij het aantreden van het kabinet meer efficiënt ingerichte stelsel (pijlers) van ambtelijke voorportalen en onderraden in aansluiting bij de onderscheiden onderdelen van het beleidsprogramma.
Wanneer in 2010 zijn de resultaten van de producten die in het kader van Overheids-communicatie Nieuwe Stijl (ONS) in 2010 worden ontwikkeld, waarneembaar en bruikbaar voor het publiek? Welke besparing levert deze actie op voor de begroting van de departementen? Waarom is gekozen voor vijf herkenbare thema’s? Hoe past bijvoorbeeld voorlichting over de belastingaangifte hierin?
Het project Overheidscommunicatie Nieuwe Stijl (ONS) kent vijf «producten».
a. De website www.rijksoverheid.nl. Deze website zal eind 2010 volledig operationeel zijn, waardoor alle websites van de kerndepartementen, de programmaministeries en van Postbus 51 en www.regering.nl hierin opgaan en op zwart gaan. Voor een aantal daarvan zal dat al medio 2010 zijn en daarmee ook waarneembaar en bruikbaar voor het publiek. Alle kosten die met de genoemde websites gepaard gaan, komen uiterlijk per 31 december 2010 te vervallen. Daartegenover staat het budget voor de nieuwe website. Inclusief personeelskosten worden die geraamd op € 7,4 mln. Het besparingssaldo is bij de start van het project in 2007 becijferd op € 15 mln. structureel.
b. Het Rijksportaal. In het Rijksportaal worden alle intranetten van de kerndepartementen geïntegreerd. Dit projectonderdeel wordt ontwikkeld in samenwerking met het BZK-onderdeel DWR (Digitale Werkomgeving Rijk). Naar verwachting gaan in april 2010 de eerste vier departementen op Rijksportaal over. Het streven is erop gericht de andere departementen aan het eind van 2010 aangesloten te hebben. Rijksportaal zal alleen voor de medewerkers van de kerndepartementen waarneembaar en bruikbaar zijn. Geleidelijk aan kunnen ook bij de kerndepartementen aangesloten uitvoeringsdiensten gebruik maken van Rijksportaal. Uiteindelijk komen alle kosten die gemoeid zijn met het in stand houden van een departementaal intranet te vervallen.
c. Een pool van communicatiemedewerkers. Medio 2009 is de Communicatiepool van start gegaan. Na een aanbestedingsprocedure zijn 30 communicatiedeskundigen op zzp-basis toegetreden tot de Communicatiepool. Zij worden vanuit hun deskundigheid naar behoefte bij kerndepartementen gedetacheerd. De kosten voor de detachering zijn voor het departement. Winst is ondermeer te verwachten in termen van betere kwaliteit van het werk, betere behoeftestelling, grotere kennis van de markt en risicobeheersing.
d. Knipselkranten/nieuwsvoorziening. Er komt een gezamenlijke digitale nieuwsvoorziening binnen Rijksportaal. Op basis daarvan kunnen rijksmedewerkers een selectie maken uit het nieuwsaanbod in tekst en beeld, dat aansluit op hun werkzaamheden. De gemeenschappelijk gedeelde nieuwsvoorziening loopt mee in de ontwikkeling van Rijksportaal. Met dit project kunnen de papieren knipselkranten worden opgeheven. De nieuwsvoorziening heeft geen externe functie, maar is uitsluitend voor gebruik binnen de rijksdienst.
e. Campagnes/co-producties. Op basis van een besluit van het kabinet wordt er sinds 1 augustus 2008 geen gebruik meer gemaakt van co-producties. Aanvankelijk was het de bedoeling om het aantal co-producties te halveren. Met deze besluitvorming is een besparing beoogd van € 5 mln. gemiddeld per jaar. Waarvan mogelijk een deel aan andere communicatiemiddelen wordt besteed. Het aantal campagnes is sinds 2009 teruggebracht van 30 naar 20. Om de herkenbaarheid en eenduidigheid van de communicatie-boodschappen van het concern Rijk te versterken is besloten de overblijvende campagnes in vijf themagroepen onder te verdelen. Een analyse van de Postbus 51-campagnes in de afgelopen 25 jaar heeft geleerd dat de campagnes zich laten onderverdelen in de thema’s Veiligheid, Welvaart, Maatschappelijke Samenhang, Duurzaamheid en Gezondheid. De eerste – Veiligheid – is in de zomer van dit jaar van start gegaan met de Cybercrime-campagne. De overige themagroepen zullen later dit jaar of begin volgend jaar van start gaan. De campagnes van de Belastingdienst gaan deel uit maken van de themagroep Welvaart.
Wanneer zal er sprake zijn van één rijkswebsite en één gedeelde nieuwsvoorziening?
Zie antwoord op vraag 4.
Waarom is de norm 2010 voor financieel voordeel collectieve inkoop van mediaruimte lager dan de realisatie in 2008?
Collectieve inkoop van mediaruimte leidt tot besparingen (bijv. omzetkortingen). DPC heeft echter geen invloed op het feitelijke inkoopvolume, dat van jaar tot jaar verschilt. En dus verschillen ook de besparingen van jaar tot jaar. Daarom is er voor gekozen het besparings- percentage dat DPC – bij een standaard inkoopvolume – denkt te kunnen realiseren, zichtbaar te maken. Dat is de vermelde norm. Indien het feitelijke inkoopvolume in enig jaar afwijkt van deze standaard, is dat ook van invloed op het besparingspercentage. In 2008 lag het inkoopvolume aanmerkelijk hoger dan de norm, waardoor ook het besparingspercentage hoger kon uitvallen. Hogere omzetten leiden namelijk ook tot hogere kortingspercentages. Voor 2010 – net als in 2009 – wordt weer de oorspronkelijke norm van 25% gehanteerd.
Waarom wordt voor 2010 uitgegaan van een lagere burgertevredenheid over Postbus 51 dan in 2008 is gerealiseerd? Waarom wordt er voor 2010 uitgegaan van een lagere klanttevredenheid van cursisten over de dienstverlening door de Academie voor Overheidscommunicatie dan in 2008 is gerealiseerd?
Aan de dienstverlening van DPC zijn door de opdrachtgevers kwaliteitseisen gesteld (de normen). Daar is ook het prijskaartje aan gekoppeld dat de opdrachtgevers betalen. Immers een hogere kwaliteitseis (sneller de telefoon opnemen bijv.) leidt doorgaans ook tot hogere kosten. Naar de mate waarin DPC aan de normen voldoet, kunnen de opdrachtgevers bepalen of zij «waar voor hun geld» krijgen respectievelijk of DPC voldoende presteert. In de praktijk zal de werkelijke prestatie vrijwel nooit exact gelijk zijn aan de norm. Een aanpassing van de norm is daarbij niet voor de hand liggend, juist omdat dat – zoals hiervoor betoogd – tot hogere kosten voor de opdrachtgevers kan leiden.
Welke verklaringen kunnen worden gegeven voor het feit dat de norm voor de snelle beantwoording van telefonie en email in het kader van de Postbus 51 Informatiedienst niet is gehaald in 2008?
De publieksvoorlichting is in 2008 verder ontwikkeld. Eind 2008 is de uitbesteding van de eerstelijns vraagbeantwoording aan een marktpartij afgerond. Door de uitbesteding is tijdelijk een daling te zien in de serviceniveaus. Deze daling werd enerzijds veroorzaakt door de transitie en anderzijds doordat in bepaalde perioden sprake was van onverwachte pieken in het aantal maar ook de complexiteit van vragen. Naast de normale publieksvoorlichting heeft Postbus 51 de voorlichting verzorgd voor onder meer de Kredietcrisis (Financiën), de Inburgeringscampagne 2008 (VROM), Gratis Schoolboeken (OCW) en de Verandering in de zorg 2009 (VWS).
Waarom worden de activiteiten van de WRR onder de begroting van Algemene Zaken gebracht? Komt de voorziene reductie van het beschikbare budget ook tot uitdrukking in vermindering van de personele capaciteit? Is deze conclusie juist dat vooralsnog deze reductie niet ten koste gaat van de activiteiten zoals die zijn voorzien in de tabel op blz. 10?
De WRR is onder de begroting van AZ gebracht omdat het bureau van de WRR, dat de raad ondersteunt, organisatorisch onderdeel uitmaakt van het ministerie van AZ.
De voorziene reductie van het beschikbare budget komt mede tot uitdrukking in een vermindering van de personele capaciteit. De conclusie is juist, dat deze vermindering niet ten koste gaat van de activiteiten die in tabel 10 zijn opgenomen, aangezien bij de planning van die activiteiten al rekening is gehouden met het voorziene budget.
Welke verklaringen kunnen worden gegeven voor het feit dat in 2008 geen webpublicaties van de WRR zijn gerealiseerd, mede gezien het feit dat in 2007 23 webpublicaties zijn gerealiseerd en er wordt aangegeven dat de WRR actief bijdraagt aan het debat tussen wetenschap en beleid?
Aan het debat tussen wetenschap en beleid wordt op meerdere manieren bijgedragen, denk aan de jaarlijkse WRR-Lecture, alsook aan bijdragen aan – al dan niet door de WRR georganiseerde – symposia, lezingen van WRR-leden en -medewerkers en opinieartikelen. Webpublicaties daarentegen dienen vooral ter ontsluiting van (meestal) achtergrondstudies ten behoeve van rapporten, waarbij niet wordt gekozen om deze in gedrukte vorm uit te geven, maar waarvan de raad het wel belangrijk vindt dat deze openbaar worden gemaakt en dus toegankelijk zijn voor onderzoekers, beleidsmakers en andere geïnteresseerden. Reden om af te zien van verspreiding in drukvorm kan zijn dat het een specialistisch onderwerp betreft. In 2007, het laatste jaar van de 7e raadsperiode, is een meer dan gemiddeld aantal onderzoeken via webpublicaties ontsloten. Dit betreft met name achtergrondstudies bij de toen verschenen rapporten «Europa in Nederland» en «Infrastructures. Time to invest». In het eerste jaar van de 8e raadsperiode zijn geen onderzoeken afgerond die zich leenden voor verspreiding als webpublicatie.
Welke verklaringen kunnen worden gegeven voor het feit dat de personele kosten zullen stijgen in vergelijking met 2009, dit met het oog op de doelstellingen van het kabinet die staan in het programma Vernieuwing Rijksdienst en waarmee juist een afslanking van het aantal fte’s wordt beoogd en synchroon daaraan een daling van de personele kosten?
De opbouw van de post personele kosten bij DPC wordt bepaald door onder meer het aantal in dienst zijnde ambtenaren, de schaal en periodiek waarin deze ambtenaren zitten en de ontwikkeling van de loonkosten als gevolg van CAO-afspraken. Alhoewel het aantal ambtenaren – conform de afspraken in het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst – afneemt, leiden beide andere factoren ertoe dat per saldo de personele kosten toenemen.
Wat wordt bedoeld met de zin «De huisvesting van AZ maakt geen deel uit van het rijkshuisvestingsstelsel.»?
Met een brief aan de TK (Kamerstuk 2004–2005, 25 449, nr. 11 dd. 4 juli 2005) is gemeld dat bij de start van het nieuwe huisvestingsstelsel een aantal organisatieonderdelen van de rijksoverheid om pragmatische redenen buiten dit stelsel is gehouden. Het betreft de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken, die conform het oorspronkelijke stelsel via inputfinanciering in hun huisvesting worden voorzien door de Rijksgebouwen-dienst, vooral omdat de panden van deze colleges en met ministerie van AZ historisch resp. rijksmonumenten zijn. Van deze situatie is momenteel nog steeds sprake.
Kan worden aangegeven wat de streeftermijn is waarbinnen vragen door de dienst Publiek en Communicatie beantwoord moeten zijn? Kan worden aangegeven of, dan wel in welke mate, dit doel wordt gehaald?
Postbus 51 beschikt over een 1e en 2e lijn die publieksvoorlichting verzorgen. Postbus 51 handelt daarmee zo’n 94 procent van de vragen die zijn gesteld zelfstandig af. Zo’n 6 procent wordt doorgezet naar de departementen. Voor de vraagbeantwoording binnen Postbus 51 is het streven om 80 procent van de email in de eerstelijn binnen 2 werkdagen na ontvangst behandeld te heben. Voor de tweede lijn geldt een beantwoordingstermijn van 80% binnen 3 werkdagen. Het streven is om 80 procent van de telefonische vragen in 40 seconden in behandeling te nemen.
In 2009 is de streeftermijn voor telefonische vragen tot en met augustus gerealiseerd. De normen voor e-mailvragen zullen naar verwachting in 2009 gerealiseerd worden behoudens de tweede lijn die met een verhoudingsgewijs groter aanbod van moeilijke vragen te maken heeft.
Hoe verhoudt de norm voor de aantallen e-mail shared service zich tot het totaal aantal e-mail bij alle departementen? Hoe groot is jaarlijks het aantal e-mail protestmail?
Alle 13 departementale websites verwijzen naar het contactformulier van Postbus 51. Bij de Postbus 51 Informatiedienst worden daarmee alle burgervragen per mail beantwoord met uitzondering van het ministerie van SZW. Daarnaast zijn er binnen de rijksoverheid specifieke loketten die geen deel uitmaken van de shared service Publieksvoorlichting zoals Antwoord voor Bedrijven en de Consuwijzer. Het aantal protestmails bij Postbus 51 verschilt sterk per jaar. In 2007 was het aantal 42 000, terwijl er in 2008 nauwelijks protestmail is geregistreerd. Ook voor 2009 is zoals het zich nu laat aanzien het aantal protestmail beperkt.
Is het waar dat de Commissie van Toezicht voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) op dit moment niet conform de Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten bestaat uit drie leden, maar slechts uit 2 leden?
Het is correct dat de commissie momenteel bestaat uit twee bij Koninklijk Besluit benoemde leden, waaronder de voorzitter. De voordracht van uw Kamer voor het derde lid wordt neergelegd in een Koninklijk Besluit, zodat de Commissie binnenkort weer volledig is, nadat de in het antwoord op vraag 17 verwoorde procedure doorlopen is.
Wat is de laatste stand van zaken ten aanzien van de benoeming van het derde lid van de CTIVD?
Naar de voorgedragen derde kandidaat wordt momenteel een Veiligheidsonderzoek verricht door de AIVD. Zodra de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) is ontvangen, kan deze kandidaat worden voorgedragen bij de Kroon voor benoeming.
Kunt u aangeven per welke datum de CTIVD weer voltallig zal zijn?
Voor het Veiligheidsonderzoek is acht weken nodig. Dit onderzoek is in de tweede week van september gestart. Naar verwachting wordt dit onderzoek in de tweede week van november afgerond en het streven is erop gericht de kandidaat met ingang van 1 december 2009 te laten benoemen door de Kroon.
Kunt u aangeven hoe de besluitvorming tot benoeming van de voorzitter van de commissie is verlopen en hoe die dient te verlopen in de toekomst? Is deze procedure in de Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en in het Reglement van Orde van de commissie helder, adequaat en transparant geregeld?
Nadat er tezelfdertijd twee vacatures waren, oordeelde het kabinet het dienstig om het zittende lid Van Delden uit het oogpunt van continuïteit tot voorzitter te benoemen. De minister-president heeft de Commissie BZK hierover melding gedaan in een besloten AO op 22 april jl.
Wat wordt precies bedoeld met de zin «Om de interactie te bevorderen wordt in de voorbereiding van dit kanaal de suggestie betrokken om kijkers de mogelijkheid te geven vragen met een meer algemeen karakter te stellen»?
In eerste instantie zijn de inspanningen er op gericht geweest het YouTube-kanaal voor de Rijksoverheid op een goede werkbare manier in te richten. Dat is gelukt. Met Prinsjesdag is het kanaal online gegaan. Bij de opzet van het kanaal is de optie meegenomen om interactie met bezoekers mogelijk te maken. Het toevoegen van interactiefunctionaliteit is op zich technisch niet ingewikkeld, maar het goed laten werken zonder dat het programma vastloopt, is een tweede. Uit verkenningen in binnen- en buitenland blijkt bovendien dat de belangstelling voor een «algemeen» vraaggesprek relatief klein is. Daarmee is de opbrengst wat mager, afgezet tegen de inspanningen om het programma in te richten, aandacht te genereren en organisatorische maatregelen te treffen. Naar verwachting leveren direct contact, of interactie over een specifiek onderwerp op een plek op internet waar de desbetreffende mensen toch al samen komen (ontvangergericht in plaats van zendergericht), meer resultaat op. In het komende jaar wordt onder andere bekeken op welke manier sociale media hierin kunnen ondersteunen.
Gaat de minister-president in het wekelijks gesprek ook vragen van kijkers beantwoorden?
Neen.
Is het You Tube-kanaal dat door mensen gebruikt kan worden om vragen met een meer algemeen karakter te stellen al actief? Wordt hiervan al gebruik gemaakt? Op welke wijze wordt een antwoord gegeven op deze vragen?
Zie het antwoord op vraag 20.
Wat zijn vragen «met een meer algemeen karakter»?
Deze term vindt zijn oorsprong in het debat over de begroting van AZ 2009 d.d. 8 oktober 2008. Naar aanleiding van de suggestie van mevrouw Timmer (PvdA) over het stellen van vragen door burgers tijdens het wekelijkse gesprek met de minister-president, kwam aan de orde welk type vragen zich hiervoor zou lenen. Toen is gesteld dat dergelijke vragen zouden moeten gaan over «de algemene dingen die in Nederland leven».
Wat is het oordeel van de regering over de embargoregeling zoals die voor de begroting 2010 is ingesteld? Is de regering voornemens de embargoregeling voor komend jaar ongewijzigd te laten? Zo nee, welke regeling komt hiervoor dan in de plaats?
De regeling die dit jaar is gehanteerd – verspreiding van een beperkt aantal exemplaren onder de fracties met de belofte van geheimhouding op vrijdag en aan journalisten en overige geïnteresseerden op dinsdag zonder embargo – heeft voortijdige publiciteit niet voorkomen. Verschillende media hebben voor Prinsjesdag gepubliceerd en diverse Kamerleden hebben op de publicaties gereageerd.
De afgelopen jaren is gebleken dat een afspraak over een lang embargo met een toenemend aantal media niet meer te maken is. Het kabinet heeft dit jaar geprobeerd een regeling te treffen die zo veel mogelijk tegemoet komt aan de wensen van beide Kamers. Gebleken is echter dat ook dit op problemen stuit.
Een evaluatie van de regeling heeft nog niet plaatsgevonden. De weg die het minst vatbaar is voor problemen, is gelijktijdige verstrekking op de middag van Prinsjesdag na het overhandigen van het koffertje aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Vervolgens besluit de Kamer wanneer de Algemene Politieke Beschouwingen plaatsvinden. Dit komt neer op het scenario dat in 2006 is gehanteerd. Toen is geconstateerd dat late verspreiding zonder embargo lekkages voorkomt en leidt tot een evenwichtiger informatiestroom. Er is een duidelijke scheiding in tijd tussen datgene wat het kabinet presenteert en de reacties van politici, samenleving en media. Terugkijkend op de afgelopen jaren kan geconstateerd worden dat bij alle varianten problemen zijn opgetreden behalve bij de «variant 2006».
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).
Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GL), Van der Vlies (SGP), Joldersma (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).