Ontvangen 16 december 2011
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na artikel 464 een artikel ingevoegd, luidende:
1. In gevallen waarin de Hoge Raad beslist op een herzieningsaanvraag die betrekking heeft op een uitspraak als bedoeld in artikel 457, eerste lid, waartegen beroep in cassatie als bedoeld in de Derde Titel van het Derde Boek is ingesteld, is hij samengesteld uit raadsheren die niet op het beroep in cassatie hebben beslist.
2. In gevallen waarin de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal of een advocaat-generaal met betrekking tot een uitspraak als bedoeld in artikel 457, eerste lid, eerder bevoegdheden heeft uitgeoefend die op grond van de Derde Titel van het Derde Boek aan de procureur-generaal zijn toegekend, worden de bevoegdheden die in deze Titel aan de procureur-generaal zijn toegekend bij voorkeur uitgeoefend door:
a. in geval het de procureur-generaal betreft: de plaatsvervangend procureur-generaal of een advocaat-generaal;
b. in geval het de plaatsvervangend procureur-generaal betreft: een advocaat-generaal;
c. in geval het een advocaat-generaal betreft – een andere advocaat-generaal.
Uitgangspunt is dat raadsheren van de Hoge Raad die een beslissing hebben genomen over het eerder ingestelde cassatieberoep, niet ook beslissen op een herzieningsaanvraag die later in dezelfde, inmiddels afgesloten, strafzaak wordt ingediend.
Naast dit uitgangspunt voorziet dit amendement tevens in het uitgangspunt dat de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal (inclusief de advocaten-generaal in buitengewone dienst) van de Hoge Raad die eerder bevoegdheden in het kader van beroep in cassatie hebben uitgeoefend over het eerder ingestelde cassatieberoep, niet ook bevoegdheden uitoefenen in verband met de herzieningsprocedure in dezelfde, inmiddels afgesloten, strafzaak.
Dit amendement heeft tot doel bovenstaande uitgangspunten in de wet neer te leggen.
Van der Steur
Van der Staaij
Recourt