Ontvangen 7 december 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, worden na artikel 462, vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. In geval de procureur-generaal het verzoek, bedoeld in artikel 461, eerste lid, afwijst, kan de gewezen gedachte zich daarover beklagen bij de Hoge Raad.
2. De gewezen verdachte kan het beklag slechts door zijn raadsman laten indienen bij de Hoge Raad. Het door de raadsman ondertekende beklag is schriftelijk en vermeldt de gronden waarop dit berust, met bijvoeging van het schriftelijke verzoek als bedoeld in artikel 461, eerste lid, een kopie van de uitspraak waarop dat verzoek betrekking heeft, alsmede de beslissing van de procureur-generaal als bedoeld in artikel 461, vierde lid.
1. De Hoge Raad stelt de raadsman van de klager in de gelegenheid de klacht, bedoeld in artikel 462a, toe te lichten alvorens te beslissen op de klacht.
2. De Hoge Raad verklaart de klager niet ontvankelijk indien het beklag niet voldoet aan de in artikel 462a gestelde voorwaarden of indien het kennelijk ongegrond is.
In het wetsvoorstel is het aan de procureur-generaal om te bepalen of er ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag wel of geen nader onderzoek wordt ingesteld naar de aanwezigheid van een novum. Voor een gewezen verdachte kan dit nader onderzoek cruciaal zijn om aan te kunnen tonen dat er gerede twijfel bestaat over de juistheid van een veroordeling en dat er een grond is voor herziening.
Dit amendement stelt beroep open tegen een beslissing van de procureur-generaal geen nader onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van een novum.
Gesthuizen