Gepubliceerd: 27 augustus 2009
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: bestuur burgerlijk recht organisatie en beleid recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32038-2.html
ID: 32038-2

32 038
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een aantal mededelingsplichten te vereenvoudigen en enkele andere lastenverlichtende maatregelen te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 314 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Elke te fuseren rechtspersoon legt ten kantore van het handelsregister neer of maakt langs elektronische weg bij het handelsregister openbaar:

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Tegelijkertijd legt het bestuur de stukken, met inbegrip van jaarrekeningen en jaarverslagen die niet ter openbare inzage hoeven te liggen, samen met de toelichtingen van de besturen op het voorstel neer ten kantore van de rechtspersoon of, bij gebreke van een kantoor, aan de woonplaats van een bestuurder, of maakt deze langs elektronische weg toegankelijk. De stukken liggen tot het tijdstip van de fusie, en op het adres van de verkrijgende rechtspersoon onderscheidenlijk van een bestuurder daarvan nog zes maanden nadien, ter inzage of zijn elektronisch toegankelijk, voor de leden of aandeelhouders en voor hen die een bijzonder recht jegens de rechtspersoon hebben, zoals een recht op een uitkering van winst of tot het nemen van aandelen. In dit tijdvak kunnen zij kosteloos een afschrift daarvan verkrijgen. Een afschrift mag elektronisch worden verstrekt als een lid of aandeelhouder daarmee heeft ingestemd. De rechtspersoon is niet gehouden om afschriften te verstrekken in het geval dat leden of aandeelhouders de mogelijkheid hebben om een elektronisch afschrift van de stukken op te slaan.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De te fuseren rechtspersonen kondigen in een landelijk verspreid dagblad aan dat de stukken zijn neergelegd of raadpleegbaar zijn, met opgave van de openbare registers waar zij liggen of elektronisch toegankelijk zijn en van het adres waar zij krachtens lid 2 ter inzage liggen of elektronisch toegankelijk zijn.

4. De laatste zin van het vierde lid komt te luiden: De tweede tot en met de vijfde zin van lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

B

1. In de artikelen 313, tweede lid, 316, tweede lid, 317, tweede lid, 318, eerste lid, en 330, tweede lid, wordt na «nederlegging» telkens ingevoegd: of openbaarmaking.

2. In artikel 333k, tweede lid, onderdeel a, wordt na «neerlegging» telkens ingevoegd: of openbaarmaking.

C

Artikel 334h wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Elke partij bij de splitsing legt ten kantore van het handelsregister neer of maakt langs elektronische weg bij het handelsregister openbaar:

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Tegelijkertijd legt het bestuur de stukken, met inbegrip van jaarrekeningen en jaarverslagen die niet ter openbare inzage hoeven te liggen, samen met de toelichtingen van de besturen op het voorstel neer ten kantore van de rechtspersoon of, bij gebreke van een kantoor, aan de woonplaats van een bestuurder, of maakt deze langs elektronische weg toegankelijk. De stukken liggen tot het tijdstip van de splitsing op het adres van elke verkrijgende rechtspersoon en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon, onderscheidenlijk op het adres van een bestuurder daarvan, nog zes maanden nadien, ter inzage of zijn elektronisch toegankelijk, voor de leden of aandeelhouders en voor hen die een bijzonder recht jegens de rechtspersoon hebben, zoals een recht op een uitkering van winst of tot het nemen van aandelen. In dit tijdvak kunnen zij kosteloos een afschrift daarvan verkrijgen. Een afschrift mag elektronisch worden verstrekt als een lid of aandeelhouder daarmee heeft ingestemd. De rechtspersoon is niet gehouden om afschriften te verstrekken in het geval dat leden of aandeelhouders de mogelijkheid hebben om een elektronisch afschrift van de stukken op te slaan.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De partijen bij de splitsing kondigen in een landelijk verspreid dagblad aan dat de stukken zijn neergelegd of raadpleegbaar zijn, met opgave van de openbare registers waar zij liggen of elektronisch toegankelijk zijn en van het adres waar zij krachtens lid 2 ter inzage liggen of elektronisch toegankelijk zijn.

4. De laatste zin van het vierde lid komt te luiden:

De tweede tot en met de vijfde zin van lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

D

In de artikelen 334g, tweede lid, 334l, eerste lid, 334m, tweede lid, 334n, eerste lid, en 334ee, tweede lid, wordt na «nederlegging» telkens ingevoegd: of openbaarmaking.

ARTIKEL II

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 626 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na het woord «schriftelijke» ingevoegd: of elektronische.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

3. De werkgever verstrekt de elektronische opgave op zodanige wijze dat deze door de werknemer kan worden opgeslagen en voor hem toegankelijk is ten behoeve van latere kennisneming.

4. Voor het verstrekken van een elektronische opgave is uitdrukkelijke instemming van de werknemer vereist.

B

Artikel 655 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt na het woord «schriftelijke» ingevoegd: of elektronische.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De werkgever verstrekt de opgave binnen een maand na de aanvang van de werkzaamheden of zo veel eerder als de overeenkomst eindigt. De gegevens, bedoeld in lid 1, onderdeel k, worden verstrekt voor het vertrek. De opgave wordt door de werkgever ondertekend. Indien de opgave elektronisch wordt verstrekt, is deze voorzien van een elektronische handtekening die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15a lid 2 van Boek 3. Wijziging in de gegevens wordt binnen een maand nadat de wijziging van kracht is geworden, aan de werknemer schriftelijk of elektronisch medegedeeld, tenzij deze voortvloeit uit wijziging van een wettelijk voorschrift, collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.

3. In het zevende lid vervalt het woord «schriftelijke».

4. Onder vernummering van het achtste lid tot tiende lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

8. De werkgever verstrekt de elektronische opgave op zodanige wijze dat deze door de werknemer kan worden opgeslagen en voor hem toegankelijk is ten behoeve van latere kennisneming.

9. Voor het verstrekken van een elektronische opgave is uitdrukkelijke instemming van de werknemer vereist.

C

Artikel 942 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede zin van het tweede lid komt te luiden: Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.

2. Het derde lid vervalt.

ARTIKEL III

In artikel 438, eerste lid, onder ten 2e, van het Wetboek van Strafrecht vervalt «beroep of betrekking,».

ARTIKEL IV

De Wet op de kansspelen wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 28 en 29 vervallen.

B

In de aanduiding van paragraaf 2, die boven artikel 30b staat vermeld, wordt «speelautomaten» vervangen door: kansspelautomaten.

C

Artikel 30b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «speelautomaten» vervangen door: kansspelautomaten.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op het aanwezig hebben van kansspelautomaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen, uitsluitend ten behoeve van het verkopen daarvan of van het krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 30h, eerste lid, in gebruik geven daarvan aan anderen ten behoeve van de uitoefening van hun bedrijf.

D

Artikel 30c, eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. De vergunning kan slechts worden verleend, indien zij betreft het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten:

a. in een hoogdrempelige inrichting;

b. in een inrichting, anders dan onder a, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van kansspelautomaten te beoefenen, indien het houden van een zodanige inrichting krachtens een vergunning van de burgemeester bij gemeentelijke verordening is toegestaan.

2. Bij gemeentelijke verordening wordt het aantal kansspelautomaten vastgesteld waarvoor per inrichting, als bedoeld in het eerste lid, vergunning wordt verleend, met dien verstande dat voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder a, het aantal kansspelautomaten waarvoor vergunning kan worden verleend, op twee wordt bepaald.

E

Artikel 30d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «speelautomaten» vervangen door: kansspelautomaten.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:

a. de eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag, waaraan de aanvrager van de vergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder a en b, en de bedrijfsleiders en beheerders van deze inrichtingen, dienen te voldoen;

b. de eis dat de bedrijfsleiders en beheerder van de in artikel 30c, eerste lid, onder a en b, bedoelde inrichtingen dienen te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van kansspelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van gokverslaving.

F

In artikel 30f, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «artikel 30c, eerste lid, onder a, b, en c,» vervangen door: artikel 30c, eerste lid, onder a en b,.

G

In artikel 30n, derde lid, wordt de zinsnede «artikel 30c, eerste lid, onder c,» vervangen door: artikel 30c, eerste lid, onder b,.

H

In artikel 30t, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 30b, tweede lid, onder a,» vervangen door: behendigheidsautomaten op kermissen.

I

Artikel 31, tweede lid, komt te luiden:

2. Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 1, onder b en d, 7, 7c, tweede lid, 13, 14, 27, 30d, eerste lid, eerste en derde volzin, 30g, eerste lid, 30i, eerste lid, onder b, 30j, eerste lid, eerste en derde volzin, 30q, derde lid, 30r, derde en vierde lid, 30u, eerste lid, 30x en 30zs, derde lid, zijn overtredingen.

ARTIKEL V

In artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten vervalt met betrekking tot de Wet op de kansspelen «28,».

ARTIKEL VI

Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f vervalt.

2. De onderdelen g tot en met j worden geletterd f tot en met i.

B

Artikel 9, tiende lid, vervalt.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2008 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot invoering van een procedure voor deelgeschillen ter bevordering van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade (Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade) (Kamerstukken II 2007–2008, 31 518) tot wet is verheven en in werking is getreden, komt artikel 942 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te luiden:

Artikel 942

1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.

2. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.

3. Bij verzekering tegen aansprakelijkheid wordt de verjaring in afwijking van lid 2, eerste zin, gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de tot uitkering gerechtigde of de benadeelde. In dat geval begint een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig aan degene met wie hij onderhandelt en, indien deze een ander is, aan de tot uitkering gerechtigde heeft medegedeeld dat hij de onderhandelingen afbreekt.

ARTIKEL VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,