Ontvangen 21 januari 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
Artikel 1:12 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: Onverminderd het derde lid en artikel 2:69a is deze wet, met uitzondering van dit deel, artikel 3:7 en de hoofdstukken 5.1, 5.3, 5.4 en 5.5, niet van toepassing op beleggingsinstellingen die rechten van deelneming aanbieden aan:.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onverminderd het derde lid en artikel 2:69a is deze wet, met uitzondering van dit deel, artikel 3:7 en de hoofdstukken 5.1, 5.3, 5.4 en 5.5, niet van toepassing op beheerders en bewaarders voor zover zij beleggingsinstellingen als bedoeld in het eerste lid beheren of belast zijn met de bewaring van de activa van die beleggingsinstellingen.
3. Onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot het vierde tot en met het zesde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien een verklaring van ondertoezichtstelling is verleend ingevolge artikel 2:69a, zijn op de desbetreffende beheerder, beleggingsinstelling en bewaarder de artikelen 3:53, eerste, derde en vijfde lid, 3:63, eerste, tweede en derde lid, 3:88, eerste, derde, vijfde en zesde lid, 4:9, eerste lid, 4:10, 4:11, eerste en vierde lid, 4:13, 4:14, eerste lid, 4:16, eerste lid, 4:25, eerste lid, 4:26 eerste en zesde lid, 4:42, aanhef en onderdeel a, 4:43, eerste lid, 4:44, eerste lid, 4:45, 4:50, eerste lid, 4:51, eerste lid, 4:52b, 4:55 en 4:55a van toepassing.
4. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De Autoriteit Financiële Markten stelt de wijze vast waarop de vermelding op grond van het vierde lid wordt gedaan.
Artikel I, onderdeel WW, komt te luiden:
Artikel 5:5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien aan een vrijstelling het voorschrift wordt verbonden dat ter zake van een aanbieding van effecten aan het publiek die niet uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers wordt gedaan, of ter zake van een toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt waarvoor geen prospectus algemeen verkrijgbaar behoeft te worden gesteld dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten, zulks wordt vermeld bij het aanbod, in reclame-uitingen en in documenten waarin een dergelijke aanbieding of toelating in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt deze vermelding gedaan op door de Autoriteit Financiële Markten vast te stellen wijze.
Artikel I, onderdeel XX, komt te luiden:
Aan artikel 5:20 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien ter zake van een aanbieding van effecten aan het publiek artikel 5:3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, c, d, e of f van toepassing is, vermeldt de aanbieder bij het aanbod, in reclame-uitingen en in documenten waarin het aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld:
a. dat geen prospectus algemeen verkrijgbaar wordt gesteld dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten; en
b. dat de aanbieding niet onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten.
De Autoriteit Financiële Markten stelt de wijze vast waarop de vermelding wordt gedaan.
In artikel IV, onderdeel B, wordt in het tweede en derde lid van artikel 212h de zinsnede «lidstaat van de Europese Unie» telkens vervangen door: lidstaat.
Na artikel VIIIe wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Stichting Autoriteit Financiële Markten trekt de door haar op grond van artikel 2:65, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het aanbieden van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten en artikel 2:80, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht voor het bemiddelen in verzekeringen verleende ontheffingen in. Artikel 1:104, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing.
De wijziging van artikel I, onderdeel A betreft de verwijdering van «en vijfde lid» in het zevende lid van artikel 1:12 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De wetswijziging heeft niet tot doel de ontwikkeling van een vormvoorschrift voor aanbiedingen gedaan aan uitsluitend gekwalificeerde beleggers, maar richt zich primair op consumentenbescherming.
De bevoegdheid in de wet van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) tot het vaststellen van de wijze waarop de vermelding wordt gedaan omvat zowel de vorm en inhoud, zoals vermeld in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 3). Hieruit volgt logischerwijs dat de AFM de vrijheid heeft bij de uitoefening van deze bevoegdheid om de door de wet voorgeschreven elementen niet letterlijk over te nemen, maar dat deze qua strekking wel moeten terugkeren in de vermelding.
In artikel I, onderdeel WW, worden twee zaken gewijzigd. De eerste aanpassing betreft de invoeging van de zinsnede «die niet uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers wordt gedaan». Deze toevoeging vindt plaats omdat de huidige formulering tot gevolg zou kunnen hebben dat in het geval dat een aanbieding uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers gedaan wordt een vrijstellingsvermelding verplicht is, dit terwijl het doel van de wetswijziging zich primair richt op consumentenbescherming. De formulering sluit op deze wijze aan bij artikel 5:3, eerste lid, onder a.
De tweede aanpassing is de toevoeging van «dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten». Deze toevoeging geeft aan dat het niet uitgesloten is dat een niet goedgekeurd prospectus ter beschikking kan worden gesteld. Hiermee wordt aangesloten bij de formulering van artikel 5:2.
De wijziging van artikel I, onderdeel XX, betreft drie aanpassingen. De eerste is het uitzonderen van de situatie genoemd in 5:3, eerste lid, onder a. Deze aanpassing vindt plaats omdat de huidige formulering tot gevolg zou kunnen hebben dat in het geval dat een aanbieding uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers gedaan wordt een vrijstellingsvermelding verplicht is, dit terwijl het doel van de wetswijziging zich primair richt op consumentenbescherming.
Ten tweede wordt in artikel I, onderdeel XX, de zinsnede «dat de aanbieding niet onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten» toegevoegd. De formulering sluit op deze wijze aan bij artikel 5:5, tweede lid, jo. artikel 53, derde lid, Vrijstellingsregeling Wft, dat net als artikel 5:20 een grondslag vormt voor de vrijstellingsvermelding.
Ten slotte wordt «dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten» toegevoegd. Deze toevoeging geeft aan dat het niet uitgesloten is dat een niet goedgekeurd prospectus ter beschikking kan worden gesteld. Hiermee wordt aangesloten bij de formulering van artikel 5:2.
In artikel 212g, eerste lid, onderdeel c, van de Faillissementswet (Fw) wordt het begrip «lidstaat» gedefinieerd als een lidstaat van de Europese Unie of een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is maar wel partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De toevoeging in artikel 212h, tweede en derde lid, Fw «van de Europese Unie» is dus overbodig. De tekst wordt aldus in overeenstemming gebracht met artikel 213 Fw.
Voor die gevallen waarin het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2010 de grondslagen voor het verlenen van een zogenaamde zware ontheffing op grond van de Wft beperkt (zie de onderdelen K, onder 2, en P, onder 2, van artikel I), wordt voorgesteld de AFM te verplichten om de op die grondslagen gebaseerde ontheffingen in te trekken. Het gaat om het aanbieden van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten en het bemiddelen in verzekeringen. Voor genoemde activiteiten wordt de grondslag voor de zware ontheffing in genoemd wetsvoorstel ingetrokken, omdat de vigerende Europese richtlijnen een dergelijke ontheffing niet toestaan. Om dezelfde reden wordt het ook wenselijk geacht dat de AFM reeds verleende ontheffingen voor deze activiteiten intrekt. Met het oog op bestaande relaties met cliënten of deelnemers wordt door van overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 1:104, derde lid, van de Wft geregeld dat de AFM bij het besluit tot intrekking van een ontheffing tevens kan bepalen dat de financiële onderneming binnen een bepaalde termijn het bedrijf geheel of gedeeltelijk afwikkelt. Van deze mogelijkheid kan gebruik gemaakt worden bij ondernemingen die op het moment van intrekking niet reeds over een vergunning beschikken.