Vastgesteld 1 oktober 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet. Dit wetsvoorstel strekt ertoe de uitbetaling van een tegemoetkoming mogelijk te maken voor afnemers van elektriciteit die door invoering van het capaciteitstarief substantieel nadeel ondervinden. De leden van de CDA-fractie zien in het wetsvoorstel de vertaling van de afspraken die in eerdere debatten in de Kamer zijn gemaakt. Zij hebben nog een enkele vraag bij het wetsvoorstel. Deze betreffen in hoofdzaak de door de regering veronderstelde kosten en de afwenteling van deze kosten op alle afnemers.
Gesteld wordt dat circa 200 000 afnemers substantieel nadeel ondervinden en dat circa 170 000 afnemers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Betekent dit dat verwacht wordt dat 30 000 afnemers gebruik zullen maken van de coulanceregeling en de doorlaatwaarde van de aansluiting laten verlagen? Kan aan de hand van concrete cijfers worden aangegeven of dit ook daadwerkelijk in de afgelopen maanden is gebeurd? Op welke wijze zijn de afnemers die substantieel nadeel ondervinden geïnformeerd over de coulanceregeling en de mogelijke tegemoetkoming?
Gesteld wordt dat de netbeheerders verwachten een jaarlijkse besparing van 30 miljoen euro te realiseren als gevolg van invoering van het capaciteitstarief. Gesteld wordt verder dat deze slechts deels bij de netbeheerders worden behaald. De leden van de CDA-fractie willen graag een nadere toelichting op dit punt. Wie profiteert eventueel nog meer van de besparing? Waarom zou een verhoging van de tarieven voor alle afnemers aan de orde moeten zijn als een jaarlijkse besparing van 30 miljoen aan de orde is? Zelfs als deze niet onmiddellijk of volledig bij de netbeheerders zou neerslaan dan bestaat toch de mogelijkheid de compensatieregeling te dekken uit de besparing die over meerdere jaren wordt gerealiseerd? De leden van de CDA-fractie zijn vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak de tarieven te verhogen. Indien de regering dit oordeel deelt zou overwogen kunnen worden artikel 41ba uit het wetsvoorstel te laten vervallen.
Het wetsvoorstel beoogt afnemers die «substantieel nadeel» ondervinden van de introductie van het capaciteitstarief te compenseren. Wanneer is er volgens de regering sprake van «substantieel nadeel», hoe is dit begrip gedefinieerd? Waarom is er voor gekozen om aansluitingen kleiner of gelijk aan 3*25A niet te compenseren?
De leden van de CDA-fractie bereiken signalen dat vele kleine aansluitingen (onder 3*25A) wel substantieel nadeel ondervinden, maar geen compensatie krijgen. Hoe beoordeelt de regering die signalen en is er wel of geen sprake van substantieel nadeel? Ook wordt gesteld dat 1-fase aansluitingen kleiner of gelijk aan 1*25A hetzelfde tarief moeten betalen als aansluitingen van 3*25A. Is dat juist en zo ja, waarom heeft de regering er niet voor gekozen om een apart tarief, dat gebaseerd is op werkelijke kosten, in te voeren? De leden van de CDA-fractie zien graag een gemotiveerde reactie op dit voorstel tegemoet.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.
Is het juist dat de kosten voor de tegemoetkoming slechts in rekening worden gebracht bij afnemers in de zin van art. 95a, eerste lid, oftewel de kleinverbruikers? Waarom kiest de regering hiervoor? Waarom betalen de grootverbruikers niet mee?
Waarom zijn de kosten van de tegemoetkomingsregeling (45 miljoen euro) zo hoog in vergelijking met de besparing (30 miljoen per jaar) die het transporttarief zou moeten opbrengen? Welk gedeelte van de 170 000 afnemers betreft de in de brief van 11 maart jl. genoemde bezitters van warmtepompen? Is er een verdere onderverdeling te maken naar lifteigenaren, pottenbakkers, etc.? Zijn de gegevens over het jaarverbruik, die nodig zijn voor de uitvoering van deze regeling, bij de netbeheerders aanwezig? Is het niet curieus dat nog één laatste maal gebruik gemaakt moet worden van de verbruiksgegevens, terwijl het doel van het capaciteitstarief juist is dat dit niet meer zal hoeven, zodat geen overbodige correspondentie tussen leveranciers en netbeheerders meer hoeft plaats te vinden? De netbeheerders hoeven geen kosten meer te maken voor facturering en inning van de tarieven. Met hoeveel zou de NMa als gevolg daarvan de transporttarieven kunnen verlagen?
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel inzake de uitbetaling van een tegemoetkoming over 2009 en 2010 voor invoering van het capaciteitsafhankelijk transport. Deze leden staan positief tegenover een tegemoetkoming voor een grote groep kleinverbruikers die een nadeel ondervindt als gevolg van de invoering van het capaciteitsafhankelijk transporttarief.
De regeling moet naar voorkeur van de leden van de SP-fractie zo worden vormgegeven dat deze het effect heeft dat uiteindelijk bij zoveel mogelijk afnemers de doorlaatwaarde van de aansluitingen zal verminderen. Afnemers die door het capaciteitstarief (veel) meer gaan betalen zouden actief benaderd moeten worden met het aanbod om een gratis advies te krijgen over de mogelijkheid om in hun concrete situatie de aansluitwaarde te verlagen. In veel gevallen bestaat de mogelijkheid om met betrekkelijk eenvoudige technische middelen de piekstroom van toestellen te verlagen, waardoor de aansluitwaarde ook omlaag kan. Het voordeel van deze aanpak is dat daarmee de aansluitkosten van die afnemers structureel verlaagd zullen worden, in plaats van gedurende twee jaar de financiële pijn te verzachten.
De leden van de SP maken zich zorgen over de nadelen die betrekking hebben op gebruikers die door technische beperkingen of veiligheidsvoorschriften niet in staat zijn om de capaciteit van de aansluiting op termijn terug te brengen tot minder dan 3*25A. De leden van de SP-fractie zien graag een mogelijkheid om deze groepen permanent te ontzien.
De leden van de SP-fractie zijn voor het kosteloos faciliteren van het verlagen van de aansluitwaarde bij kleinverbruikers. Overwegende dat de invoering van het capaciteitstarief zich richt op kostenbesparingen bij de netbeheerders, achten de leden van de SP-fractie het redelijk dat de kosten voor het verlagen van de aansluitwaarde volledig voor rekening van de netbeheerders komen.
De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat er bij de tegemoetkomingsregeling geen onderscheid wordt gemaakt tussen afnemers met of zonder verblijfsfunctie. Graag willen zij van de regering weten of zij in lijn met dit beleid ook het onderscheid bij de compensatie via de milieubelasting gaat wegnemen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Elektriciteitswet in verband met de tegemoetkoming voor invoering van het capaciteitstarief.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een nadere onderbouwing van de keuze om de compensatie alleen toe te kennen aan de groep kleinverbruikers met een doorlaatwaarde tussen 3*25A en 3*80A. Wat is de verklaring voor de keuze van deze doorlaatwaarden? Kunt u nader onderbouwen waarom afnemers met een aansluiting onder 3*25A geen substantieel nadeel ondervinden?
Een oplossing voor afnemers die een groot beslag leggen op de beschikbare capaciteit is het aanpassen van de installatie. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering deze tijdelijke regeling beoogt dat klanten aanpassingen doen aan de installatie. Is het voor iedereen mogelijk om tijdens de overgangsregeling aanpassingen te doen? Wat zijn de gevolgen na het aflopen van deze regeling voor appartementen zonder gasaansluiting?
Samenstelling:
Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA), Weekers (VVD).