Vastgesteld 2 oktober 2009
De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave | ||
1. | Algemeen | 1 |
2. | Artikelen | 1 |
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende voorstel van rijkswet. Zij hebben nog enkele vragen.
Deze leden willen graag weten wat de kosten van een attestatie de vita zijn en of er wat dit betreft verschillen tussen de lidstaten zijn.
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van rijkswet. Er blijven voor deze leden nog wel enkele vragen staande.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de toelichting op artikel 1 enerzijds wordt aangegeven dat het om praktische en juridische redenen onmogelijk is om de autoriteiten van de staat van de verblijfplaats van de betrokkene te vragen een onderzoek in te stellen naar de nationaliteit van de aanvrager als deze geen eigen onderdaan is. Anderzijds wordt in de toelichting op bijlage 1 aangegeven dat de autoriteit die gevraagd wordt de attestatie af te geven, geacht wordt een gedegen controle uit te voeren naar het in leven zijn en de identiteit van de betrokkene. Deze controle kan worden verricht door onderzoek van de identiteitskaart, het paspoort, de verblijfstitel, door raadpleging van de registers van de burgerlijke stand of van het bevolkingsregister en door elk ander middel waarin het interne recht van de autoriteit die de attestatie afgeeft voorziet. De leden van de CDA-fractie vragen waarom in het kader van die gedegen controle niet ook het nationaliteitsonderzoek kan worden meegenomen. Kan een toelichting worden gegeven op de aard van de praktische en juridische problemen inzake nationaliteitsonderzoek? Tot welk eventueel misbruik kan het niet verrichten van nationaliteitsonderzoek leiden?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het onmogelijk is aan de autoriteiten van de staat van de verblijfplaats van de betrokkene te vragen een onderzoek in te stellen naar de nationaliteit van de aanvrager als deze geen eigen onderdaan is. De leden van de VVD-fractie willen graag weten of het dan niet voor de aanvrager mogelijk is een bewijs van nationaliteit te overleggen.
De leden van de VVD-fractie vragen waarop de termijn van zes maanden is gebaseerd waarbinnen de attestatie na afgifte dient te worden aanvaard. Is dit gelijk aan andere landen die (naar verwachting) partij (zullen) zijn bij dit verdrag? Zijn er verschillen met andere landen? Zo ja, wat is in die landen dan de overweging geweest voor het hanteren van een andere termijn?
De leden van CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in het algemeen van de betrokkene wordt verlangd dat deze in persoon verschijnt bij de autoriteit die aangewezen is om te verklaren dat de betrokkene in leven is. Van deze algemene regel kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken, bijvoorbeeld in geval de betrokkene zich niet kan verplaatsen als gevolg van invaliditeit, ziekte of vanwege andere gegronde redenen. Deze leden vragen hoe in dergelijke gevallen wordt gehandeld. Gaat men die persoon dan bezoeken?
De leden van de VVD-fractie willen eveneens graag vernemen hoe de autoriteit, die aangewezen is om te verklaren dat de betrokkene in leven is, controleert dat de betrokkene daadwerkelijk in leven is, wanneer de betrokkene in bijzondere omstandigheden niet in persoon hoeft te verschijnen. Gaat een vertegenwoordiger van de autoriteit dan bijvoorbeeld zelf naar de betrokkene toe?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering aangeeft dat het voor staten mogelijk is om bijvoorbeeld notarissen toe te voegen aan de autoriteiten die bevoegd zijn om attestaties af te geven. Deze leden vragen of hier enige controle op is vanuit de overheid van het desbetreffende land om mogelijke fraude te voorkomen.
Samenstelling:
Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Vacature (CDA).
Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU) en Sterk (CDA).