Ontvangen 15 februari 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 8, vijfde lid, vervangen door:
5. Bij regeling van Onze Minister worden de bewijsstukken aangewezen waaruit moet blijken dat is voldaan aan de eisen, bedoeld in het derde lid. Van deze bewijsstukken wordt door een door Onze Minister aan te wijzen instantie een register bijgehouden. Dit register kan worden geraadpleegd door:
a. de burgemeester, bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3, bij het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 35 en bij een melding als bedoeld in artikel 30a;
b. de ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
B
In artikel I, onderdeel M, wordt artikel 19a als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ontzegt» vervangen door «kan» en wordt na «bevoegdheid» ingevoegd: ontzeggen.
2. Het vierde lid vervalt.
C
Artikel I, onderdeel EE, vervalt.
D
In artikel I, onderdeel JJ, wordt in artikel 44a, eerste lid, «35, tweede en vierde lid, 38 of 40a, eerste en derde lid» vervangen door: 35, tweede en vierde lid, of 38.
E
In artikel I, onderdeel LL, wordt in artikel 45, eerste lid, «op de openbare weg» vervangen door: op voor het publiek toegankelijke plaatsen.
F
In artikel II wordt voor 38 ingevoegd «en» en vervalt «en 40a, eerste en derde lid».
G
Toegevoegd wordt Artikel V dat als volgt luidt:
ARTIKEL V
Tot twaalf maanden na inwerkintreding van artikel I, onderdeel FF, van deze wet, kan een burgemeester voor het toezicht op de naleving van artikel 20 en 45 van de Drank- en Horecawet in zijn gemeente naast de door hem aangewezen ambtenaren ook ambtenaren van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit inzetten.
Toelichting
Mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie stel ik voor de volgende wijzigingen aan te brengen in het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet.
A
Deze wijziging beoogt de administratieve lasten te verminderen voor het betrokken bedrijfsleven. Met de Examencommissie van Svh, de instantie die aangewezen is om verklaringen af te geven waaruit blijkt dat iemand beschikt over voldoende kennis en inzicht in sociale hygiëne, is afgesproken dat zij zorgdragen voor een landelijk, digitaal systeem met daarin persoonsgegevens van eenieder die beschikt over een dergelijk bewijsstuk. Dan kan een burgemeester of een toezichthouder meteen zien of een beoogd leidinggevende beschikt over een dergelijke verklaring. Het is dan niet meer nodig om de verklaring sociale hygiëne, of een gewaarmerkt afschrift daarvan, aan de gemeente of de toezichthouder af te geven. Dat wordt nu nog verlangd. Aangezien via dit register persoongegevens worden geraadpleegd, is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Die wet vereist een wettelijke grondslag voor het opslaan en ter inzage aanbieden van persoonsgegevens in een register. Hierin wordt voorzien door wijziging van het vijfde lid van artikel 8 van de Drank- en Horecawet.
Op grond van het bepaalde in artikel 51, tweede lid, van de Wet Bescherming Persoonsgegevens, is het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) verzocht advies uit te brengen over deze wijziging. Het advies van het CBP bevat opmerkingen over de wijze waarop een burgemeester of toezichthouder het landelijke register kan doorzoeken en over de wijze waarop betrokkene zal worden geïnformeerd over de opname van zijn persoonsgegevens in het landelijke register. In de toelichting behorende bij de regeling waarin de Svh door Onze Minister wordt aangewezen als de instantie die het landelijke register zal bijhouden, zal aandacht worden geschonken aan de opmerkingen van het CBP. Overeenkomstig het advies van het CBP zullen de geregistreerde persoonsgegevens beperkt blijven tot die gegevens die nodig zijn om persoonsverwisseling te voorkomen. Daarbij valt te denken aan naam, geboortedatum en de datum waarop de verklaring is afgegeven. Over de wijze waarop betrokkene zal worden geïnformeerd kan worden opgemerkt dat op het aanvraagformulier voor het examen zal worden vermeld dat de hierboven genoemde persoonsgegeven zullen worden opgenomen in het landelijke register. Het in dit artikel bedoelde landelijke register staat verder los van de ontwikkelingen rond een landelijk formulier voor het melden van nieuwe leidinggevenden, zoals voorgesteld in het reeds voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet.
B
In het nieuwe artikel 19a van de Drank- en Horecawet wordt een sanctie voor de detailhandel geïntroduceerd voor het drie maal binnen een jaar overtreden van artikel 20, eerste lid. De voorgestelde wijziging strekt ertoe om het verplichtende karakter van artikel 19a te wijzigen in een bevoegdheid van de burgemeester.
De reden voor deze wijziging is om, conform het advies van de Raad van State, de burgemeester de mogelijkheid te geven om rekening te houden met bijzondere omstandigheden.
C
Deze wijziging strekt ertoe het artikel, waardoor bij wijze van experiment een beperkt aantal gemeenten voor twee jaar toestemming krijgt de leeftijdsgrens van 16 jaar voor de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank te verhogen naar 18 jaar, te laten vervallen.
De reden om deze bepaling te schrappen is dat er naar verwachting alcoholtoerisme zal ontstaan naar gemeenten waar de lagere leeftijdsgrens geldt. Een verhoging van de leeftijd in één of enkele pilotgemeente(n), zal dan leiden tot problemen in naburige gemeenten die niet deelnemen aan het experiment. Een ander nadeel van experimenteren met leeftijdsgrenzen is dat gemeentelijke verschillen, met name als ze slechts tijdelijk van kracht zijn, moeilijk zijn uit te leggen aan toeristen en andere passanten.
D
Dit is een technische wijziging als gevolg van het schrappen van het experimenteerartikel.
E
Deze wijziging strekt ertoe de voorgestelde strafbepaling voor degene die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt en die «op de openbare weg» alcoholhoudende drank aanwezig dan wel voor consumptie gereed heeft, ruimer te formuleren.
De reden om deze bepaling ruimer te formuleren is dat de regering van oordeel is dat de jongere zelf verantwoordelijk moet worden gesteld voor het naleven van de wettelijke norm op alle plaatsen die openstaan voor het publiek, dus niet alleen de openbare weg, stationshallen, overdekte winkelcentra, plantsoenen, portieken, maar ook stadions, postkantoren, warenhuizen, gemeentehuizen, parkeergarages, supermarkten, horecabedrijven en slijterijen. Het verbod heeft in de nieuwe formulering betrekking op zowel de openbare weg (ruim opgevat) als op alle plaatsen die voor publiek toegankelijk zijn, zelfs als dat is tegen betaling of op bepaalde tijdstippen of voor een beperkt publiek.
Daarbij zal de geherformuleerde verbodsbepaling ook effect hebben op het doorgeven van alcoholhoudende drank aan jongeren onder de 16 jaar in de horeca en andere plaatsen waar alcoholhoudende dranken worden verstrekt. Het gaat om gevallen waarin een verkoper alcohol verstrekt aan een persoon die de wettelijk vereiste leeftijd heeft en deze persoon de alcohol doorgeeft aan een jongere onder de 16 jaar. Deze jongere kan als gevolg van de verruimde verbodsbepaling worden beboet voor het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank. Overigens kan de verkoper ook beboet worden, indien het duidelijk is dat de drank die hij verstrekte kennelijk bestemd was voor een jongere onder de geldende leeftijdsgrens.
Met deze bepaling wordt een extra instrument voor handhaving van de leeftijdsgrens voor de verstrekking van alcoholhoudende drank geïntroduceerd. De verwachting is dat van deze bepaling een preventieve werking uitgaat.
F
Dit is een technische wijziging als gevolg van het schrappen van het experimenteerartikel.
G
Deze overgangsbepaling strekt ertoe de burgemeester in staat te stellen om gedurende het eerste jaar na overdracht van het toezicht naar gemeenten, het toezicht op de leeftijdsgrenzen van de Drank- en Horecawet en het nieuwe – op jongeren onder de 16 jaar gerichte – verbod om op alle publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben, dan wel voor consumptie gereed te hebben (artikel 20 en 45 Drank- en Horecawet), ook ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit in te zetten.
Zonder deze bepaling zouden de burgemeesters de ambtenaren van de VWA die zich met leeftijdsgrenzentoezicht bezighouden telkens allemaal als gemeentelijke toezichthouder moeten aanwijzen. Telkens opnieuw moeten dan beschikkingen worden gemaakt, toezichthouderpasjes aangemaakt, mensen gecontroleerd en toezichthouders ingezworen. Door deze overgangsbepaling op te nemen is dat niet nodig, hetgeen de bestuurslasten beperkt. De toezichthouders van de VWA inspecteren gedurende dit overgangsjaar uitsluitend op verzoek van de burgemeester en handhaven uitsluitend in naam van de burgemeester: voor de ondernemers zal geen verwarring ontstaan.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. I. Schippers